Uitspraak
Rechtbank Overijssel
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
hij op of omstreeks 29 juni 2013 in de gemeente Deventer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volvo met kenteken [kenteken]), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft verdachte met dat motorrijtuig roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam, onder invloed van alcoholhoudende drank, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank, gereden op de weg, de Rembrandtkade en gaande in de richting van de Roland Holstlaan, hierin bestaande dat verdachte
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (de mede-inzittende van zijn personenauto genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
3.De vordering van de officier van justitie
4.De voorvragen
5.De beoordeling van het bewijs
6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
7.De strafbaarheid van de verdachte
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
- ontzegtveroordeelde de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de tijd van
18 (achttien) maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijkmet een
proeftijd van drie jaren; - bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip waarop de bijkomende straf ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die straf geheel in mindering wordt gebracht.
mr. L.J. Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2014.