ECLI:NL:RBOVE:2014:4599

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 september 2014
Publicatiedatum
1 september 2014
Zaaknummer
08.955723-13 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met letsel als gevolg

Op 1 september 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man die op 29 juni 2013 een verkeersongeval veroorzaakte terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. De verdachte reed met een alcoholpromillage van 1,15 milligram per milliliter bloed en verloor de controle over zijn voertuig, een Volvo, in een scherpe bocht op de Rembrandtkade in Deventer. Hierdoor raakte de auto van de weg, sloeg over de kop en kwam in de uiterwaarden tot stilstand. Een inzittende van de auto, [slachtoffer], raakte hierbij gewond, met een rugblessure als gevolg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend had gedragen, wat leidde tot het ongeval. De officier van justitie had een werkstraf van 160 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden geëist. De rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 160 uur op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 14 maanden en een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten waren begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. De uitspraak benadrukt de ernst van rijden onder invloed en de gevolgen daarvan voor zowel de bestuurder als de inzittenden.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.955723-13 (P)
Datum vonnis: 1 september 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 augustus 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.T. Brouwer en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr.
A.C. Huisman, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
als bestuurder van een motorrijtuig zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat daardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden en iemand zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen dan wel dat gevaar op de weg is veroorzaakt;
feit 2:
als beginnend bestuurder met te veel alcohol op een motorrijtuig heeft bestuurd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.

hij op of omstreeks 29 juni 2013 in de gemeente Deventer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volvo met kenteken [kenteken]), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft verdachte met dat motorrijtuig roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam, onder invloed van alcoholhoudende drank, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank, gereden op de weg, de Rembrandtkade en gaande in de richting van de Roland Holstlaan, hierin bestaande dat verdachte

- terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd, en/of - heeft verdachte (daarbij) niet, althans onvoldoende, gelet op de weg vóór hem, en/of
- heeft verdachte (daarbij) dat door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle gehad, en/of
- is verdachte (daarbij) niet voortdurend in staat geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist, en/of
- heeft verdachte bij het naderen van een bocht, welke bocht was voorzien van zogenaamde bochtschilden aangevende: gevaarlijke bocht, zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate verminderd en/of aangepast, en/of
- is verdachte (vervolgens) in een naar rechts verlopende bocht met zeer hoge snelheid, in elk geval met een, gezien de omstandigheden ter plaatse, (veel) te hoge snelheid met dat motorijtuig (nagenoeg) rechtdoor gereden, en/of
- heeft verdachte (vervolgens) met dat motorrijtuig een trottoirband geraakt en/of is verdachte (vervolgens) met dat motorrijtuig in een slip geraakt en/of is verdachte (vervolgens) met dat motorrijtuig (meermalen) omgeslagen,

en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (de mede-inzittende van zijn personenauto genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;

althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 29 juni 2013 in de gemeente Deventer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volvo met kenteken [kenteken]), onder invloed van alcoholhoudende drank, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank, daarmee gereden op de weg, de Rembrandtkade en gaande in de richting van de Roland Holstlaan,
- terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd, en/of - heeft verdachte (daarbij) niet, althans onvoldoende, gelet op de weg vóór hem, en/of
- heeft verdachte (daarbij) dat door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle gehad, en/of
- is verdachte (daarbij) niet voortdurend in staat geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist, en/of
- heeft verdachte bij het naderen van een bocht, welke bocht was voorzien van zogenaamde bochtschilden aangevende: gevaarlijke bocht, zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate verminderd en/of aangepast, en/of
- is verdachte (vervolgens) in een naar rechts verlopende bocht met zeer hoge snelheid, in elk geval met een, gezien de omstandigheden ter plaatse, (veel) te hoge snelheid met dat motorijtuig (nagenoeg) rechtdoor gereden, en/of
- heeft verdachte (vervolgens) met dat motorrijtuig een trottoirband geraakt en/of is verdachte (vervolgens) met dat motorrijtuig in een slip geraakt en/of is verdachte (vervolgens) met dat motorrijtuig (meermalen) omgeslagen,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

2.
hij op of omstreeks 29 juni 2013 in de gemeente Deventer, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) voor het besturen waarvan een rijbewijs was vereist, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,15 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl nog geen zeven jaren waren
verstreken sinds de eerste afgifte aan verdachte van een rijbewijs en verdachte op het ogenblik van die afgifte nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het ten laste gelegde onder 1 primair en 2 tot een werkstraf voor de duur van 160 uren, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden en een geldboete van 600 euro.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de inhoud van het dossier van Regiopolitie IJsselland, Team Deventer-Centrum, met als registratienummer PL04DC 2013053208, van 2 augustus 2013, en hetgeen besproken is op de terechtzitting.
5.1
De feiten die niet ter discussie staan
De rechtbank stelt vast dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Op zaterdag 29 juni 2013, omstreeks 04.30 uur, bestuurde verdachte, terwijl zijn bloed 1,15 milligram alcohol per milliliter bevatte, een personenauto, te weten een Volvo XC90 met kenteken [kenteken], in Deventer over de Rembrandtkade in de richting van de Roland Holstlaan, alwaar de toegestane maximumsnelheid 50 kilometer per uur bedraagt. Als passagiers in de auto waren aanwezig [slachtoffer], rechts naast verdachte, en [naam], rechts op de achterbank. In de scherpe bocht net voor de Roland Holstlaan, reed verdachte met een (veel) hogere snelheid dan de maximaal toegestane, nagenoeg rechtdoor in plaats van met de bocht mee naar rechts. Nadat de banden van de auto de linker trottoirband raakten en de linkerzijkant van de auto een in de linker berm staand verkeersbord schampte, begon de auto om zijn lengte-as linksom te roteren. Na een in de linker berm staande bank geraakt te hebben roteerde de auto verder en kwam onderaan het talud van de Rembrandtkade op het dak terecht. De auto gleed door en werd door het talud van een weg weer opgeworpen. Achter dit talud kwam de auto in het grasland terecht en uiteindelijk kwam de auto in de uiterwaarden van de IJssel tot stilstand. De totaal afgelegde weg van de personenauto na het eerste contact met de trottoirband en de eindpositie bedroeg 90,50 meter. De auto verkeerde in een voldoende verkeerstechnische staat van onderhoud en vertoonde geen gebreken.
Alle drie inzittenden zijn ter plaatse door ambulancepersoneel geholpen aan hun verwondingen. [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat hij door het verkeersongeval zijn rug op twee plaatsen heeft gebroken. Het herstel zou ongeveer zes weken duren. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] hem heeft gezegd dat hij niet zijn rug had gebroken maar twee scheurtjes in zijn ruggenwervels had en dat hij al snel hersteld was en weer kon werken.
Verder heeft verdachte verklaard dat op zijn rijbewijs als datum van eerste afgifte 15 januari 2009 staat vermeld. Verdachte was toen zestien jaar.
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie is van oordeel dat gelet op de verklaringen van verdachte en zijn passagiers en het proces-verbaal van de VerkeersOngevalsAnalyse (hierna: VOA) wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden door onder invloed van alcohol in een scherpe bocht rechtuit te rijden. Ten aanzien van het letsel heeft de officier van justitie gesteld dat het gaat om lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De raadsman van de verdachte heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde, omdat het enkel missen van een bocht onvoldoende is om schuld aan te nemen in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat met betrekking tot het lichamelijk letsel van [slachtoffer] hooguit sprake kan zijn van een tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 1 subsidiair en feit 2.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van het onder feit 1 primair tenlastegelegde
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 moet worden vastgesteld dat de verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is gedood, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat. Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van de Wegenverkeerswet 1994 houdt in dat voor strafbaarheid minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen. Wanneer sprake is van gedragingen met een hogere graad van verwijtbaarheid, kan dit worden gekwalificeerd als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend handelen en in zeer ernstige gevallen als roekeloos rijgedrag. Bij die beoordeling gaat het om het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank stelt vast dat verdachte als bestuurder van een auto in de nacht van 29 juni 2013 omstreeks 4:30 uur onder invloed van alcohol in een scherpe bocht naar rechts een ernstige stuurfout heeft gemaakt en daardoor met die auto nagenoeg rechtdoor is gereden waarbij een linker trottoirband, een in de linker berm staand verkeersbord (te weten een bochtschild) en een bank heeft geraakt. De auto is meerdere malen geroteerd, op het dak onderaan het talud terechtgekomen, wederom omgeslagen en na 3 of 4 grondcontacten op 90,50 meter in de uiterwaarden tot stilstand gekomen. Het alcoholpromillage bij verdachte bedroeg 1,15 milligram per milliliter bloed, hetgeen voor hem ruim vijfenhalf keer de wettelijk toegestane hoeveelheid betreft om een auto te mogen besturen. Daarnaast heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij veel te hard reed. De inzittende [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat hij de snelheid waarmee verdachte reed op ongeveer 80 à 90 kilometer per uur schat. Verdachte – die door eigen toedoen onder invloed van alcohol verkeerde – is aldus met een te hoge snelheid de scherpe bocht naar rechts genaderd en – terwijl hij bekend was met de situatie ter plaatse – daarbij de controle over de auto volledig kwijtgeraakt. Dat verdachte – zoals hij zelf heeft verklaard – mogelijk in slaap is gevallen achter het stuur kan hem naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze disculperen.
Het geheel aan gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden overziende, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld en dat het omschreven ongeval aan zijn schuld, in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te wijten is.
Voor roekeloosheid in de zin van die wet gelden in de jurisprudentie zeer strenge eisen. Voor dat verwijt is er in deze zaak onvoldoende bewijs. Voor het tenlastegelegde zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer] bestaat naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende bewijs.
Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde
Net als de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan. De raadsman heeft zich op dit punt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Als bewijsmiddelen gelden:
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 augustus 2014, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering;
2. het proces-verbaal van misdrijf, opgemaakt op 26 juli 2013 door [verbalisant], hoofdagent, proces-verbaalnummer PL04DC 2013053208-13;
3. het rapport Alcohol in het verkeer, opgemaakt op 9 juli 2013 door dr. B.E. Smink, apotheker-toxicoloog, met zaaknummer 2013.07.08.018.
5.4
De bewezenverklaring
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 juni 2013 in de gemeente Deventer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volvo met kenteken [kenteken]), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft verdachte met dat motorrijtuig zeer onvoorzichtig en onoplettend, onder invloed van alcoholhoudende drank, gereden op de Rembrandtkade en gaande in de richting van de Roland Holstlaan, hierin bestaande dat verdachte
- terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd
- daarbij niet, althans onvoldoende heeft gelet op de weg vóór hem, en
- daarbij dat door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, en
- daarbij niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist, en
- bij het naderen van een bocht, welke bocht was voorzien van zogenaamde bochtschilden aangevende: gevaarlijke bocht, zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast, en
- vervolgens in een naar rechts verlopende bocht met een, gezien de omstandigheden ter plaatse, (veel) te hoge snelheid met dat motorijtuig nagenoeg rechtdoor is gereden, en
- vervolgens met dat motorrijtuig een trottoirband heeft geraakt en vervolgens met dat motorrijtuig in een slip is geraakt en vervolgens met dat motorrijtuig (meermalen) is omgeslagen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (de mede-inzittende van zijn personenauto genaamd [slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
2.
hij op 29 juni 2013 in de gemeente Deventer, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) voor het besturen waarvan een rijbewijs was vereist, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,15 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl nog geen zeven jaren waren verstreken sinds de eerste afgifte aan verdachte van een rijbewijs en verdachte op het ogenblik van die afgifte nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 175 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2
het misdrijf:
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft door zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag op 29 juni 2013 in de bocht van de Rembrandtkade richting de Roland Holstlaan te Deventer met een personenauto, een verkeersongeval veroorzaakt door in die bocht rechtdoor te rijden en vervolgens van het talud af te rijden, over de kop te slaan om uiteindelijk in de uiterwaarden tot stilstand te komen. Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer] zodanig letsel opgelopen dat hij tijdelijk verhinderd was zijn normale bezigheden uit te oefenen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij sprake is van een grove verkeersfout, alcoholgebruik van minder dan 570 Ugl en het slachtoffer lichamelijk letsel dan wel een tijdelijke ziekte heeft bekomen, een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 18 maanden.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 juli 2014, blijkt dat verdachte wel eerder met justitie in aanraking is gekomen, maar niet voor een soortgelijk feit als het bewezenverklaarde.
Verdachte heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij de les van zijn leven heeft geleerd en zich nu bewust is van de gevaren van het rijden met alcohol op. Hij heeft verklaard nog steeds een goed contact te hebben met de beide inzittenden. Ook heeft hij de schade aan de auto van € 10.000,- aan zijn vader moeten betalen, waarvan een groot deel inmiddels is voldaan.
Verder heeft verdachte verklaard voor zijn werk afhankelijk te zijn van zijn rijbewijs. Momenteel werkt hij als verkoper voor Nuon waarvoor hij bij de mensen thuis komt en waarbij hij een gebied bestrijkt van ongeveer honderd kilometer rondom Zwolle. In september gaat hij aan een nieuwe baan op Malta beginnen. Omdat hij dan op ongeveer een uur van zijn werk zal wonen heeft hij ook daar zijn rijbewijs nodig.
Gelet op de houding die verdachte op zitting heeft laten zien, zijn goede contact met de slachtoffers en het feit dat hij de schade aan de auto heeft vergoed, zal de rechtbank verdachte wel een rijontzegging opleggen, maar dan wel -mede gelet op het belang van verdachte bij behoud van zijn rijbewijs- voor het grootste deel voorwaardelijk.
Om de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking te brengen, zal de rechtbank daarnaast, anders dan de raadsman heeft voorgesteld, aan de verdachte de door de officier van justitie gevorderde werkstraf opleggen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • ontzegtveroordeelde de
    bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de tijd van
    18 (achttien) maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijkmet een
    proeftijd van drie jaren;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip waarop de bijkomende straf ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die straf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Bruggen, voorzitter, mr. R.P. van Eerde en
mr. L.J. Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2014.