3.1Artikel 8, eerste lid, van de WAZ bepaalt dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt berekend naar de grondslag.
Op grond van artikel 8, tweede lid, van de WAZ is voor de verzekerde, bedoeld in artikel 4 de grondslag:
a. hetgeen hij in het boekjaar, onmiddellijk voorafgaande aan het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid als zelfstandige gemiddeld per dag aan winst heeft genoten; of, indien dit leidt tot een hoger bedrag,
b. hetgeen hij in de vijf boekjaren, onmiddellijk voorafgaande aan het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid als zelfstandige gemiddeld per dag aan winst heeft genoten.
Op grond van artikel 2 , tweede lid, van het Inkomensbesluit WAZ worden onder winst niet verstaan de bestanddelen van de winst, bedoeld in artikel 3.78, derde lid, onderdelen a, b en c, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Blijkens artikel 3.78, derde lid, Wet inkomstenbelasting 2001 wordt voor de toepassing van dit artikel onder winst verstaan het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit ondernemingen waarin de partner zonder enige vergoeding arbeid verricht, verminderd met:
b. winst behaald met of bij het staken van een onderneming of een gedeelte van een onderneming, daaronder mede verstaan staking door overlijden als bedoeld in artikel 3.58 en
c. winst als gevolg van de overbrenging van vermogensbestanddelen naar het buitenland of als gevolg van eindafrekening bedoeld in artikel 3.60 respectievelijk 3.61.
3.2Enkel in geschil is of de verkoop van de 500 varkensrechten is te kenmerken als stakingswinst zoals bedoeld in artikel 3.78, derde lid, onder b, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
3.3Volgens vaste jurisprudentie, waaronder de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 28 september 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AU4360, dient voor de vaststelling van het inkomen uit arbeid voor de toepassing van artikel 58 van de WAZ in beginsel te worden uitgegaan van de door de fiscus geaccepteerde winst. De rechtbank overweegt dat verweerder niet in zijn betoog ter zitting kan worden gevolgd dat thans geen sprake is van een stakingswinst omdat hier een deel van een onderneming deels is gestaakt. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Van een gedeeltelijke staking is sprake indien een zelfstandig gedeelte van de onderneming of een als zelfstandig gedeelte aan te merken deel van de onderneming wordt gestaakt. Daarbij is niet vereist dat de onderneming als geheel bezien wordt ingekrompen. De onderneming mag echter niet, economisch gezien, dezelfde blijven, bijvoorbeeld doordat in onmiddellijke samenhang met de staking zodanige activiteiten zijn gestart, dat de onderneming feitelijk niet is veranderd. Tenslotte kan van gedeeltelijke staking worden gesproken indien de onderneming binnen korte tijd duurzaam en in belangrijke mate is ingekrompen. De rechtbank verwijst hierbij naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem van 24 mei 2007, ECLI:NL:GHARN:2007:BA6396. Dat eiser eerder in 2006 reeds andere, als zelfstandig te beschouwen, delen van zijn onderneming heeft gestaakt doet er niet aan af dat de thans restenreden onderneming door de verkoop van de varkensrechten duurzaam en in belangrijke mate is ingekrompen
.Voorts blijkt uit het procesdossier dat de herinvesteringsreserve vrij is komen te vallen omdat bij eiser niet langer het voornemen bestaat tot investering. In 2011 is nogmaals 500 van de varkensrechten verkocht, waarna nog 500 varkensrechten resteren. De rechten zijn dan ook gehalveerd.
Verweerder had gelet op het voorgaande ingevolge artikel 2, tweede lid, van het Inkomensbesluit WAZ in samenhang met artikel 3.78, derde lid, aanhef en onder b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 de met de verkoop van de varkensrechten behaalde winst als stakingswinst moeten aanmerken.