ECLI:NL:RBOVE:2014:4558

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 augustus 2014
Publicatiedatum
28 augustus 2014
Zaaknummer
Awb 14/888
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen na verkoop van varkensrechten

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 augustus 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een zelfstandig agrariër, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De eiser had bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) over de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011. De herziening was gebaseerd op de verkoop van 500 varkensrechten, waarvan de winst door het UWV niet als stakingswinst werd aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in 1990 arbeidsongeschikt was geraakt en sindsdien een uitkering ontving. De rechtbank oordeelde dat de verkoop van de varkensrechten wel degelijk als stakingswinst moest worden aangemerkt, omdat de eiser zijn onderneming geleidelijk aan aan het staken was. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van de eiser. Tevens is het UWV veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn begroot op € 974,--. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste kwalificatie van winst bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en de toepassing van de WAZ.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Almelo
Registratienummer: Awb 14/888

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser]

wonende te Langeveen, eiser,
gemachtigde: J. ter Welle AA/FB,
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,
gevestigd te Amsterdam, verweerder.
14/888
Procesverloop
Bij besluit van 18 september 2013 heeft verweerder eiser meegedeeld de aan hem toegekende uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna :WAZ) te herzien over de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011, waarbij aan eiser een lagere uitkering is toegekend.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 25 maart 2014 ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 12 juni 2014 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.G. Wachtmeester.

Overwegingen

1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is op 1 juli 1990 uitgevallen voor zijn werk als zelfstandig agrariër als gevolg van rugklachten. Verweerder heeft eiser in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de WAZ. Eisers arbeidsongeschiktheidsklasse is 80 tot 100 %.
Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden zoals weergegeven in de rubriek procesverloop van deze uitspraak.
2.1
Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte de verkoop van 500 varkensrechten in 2011 niet heeft aangeduid als stakingswinst. Op grond van artikel 58 van de WAZ dient deze winst buiten beschouwing te worden gelaten bij het vaststellen van de winst.
Ter onderbouwing wijst eiser op het volgende. Hij is zijn onderneming geleidelijk aan het staken, namelijk via de weg van langlopende liquidatie. Hij wijst er op dat hij een geheel quotum overdraagt. Oorspronkelijk bestond zijn bedrijf uit drie onderdelen; een pluimveebedrijf, een mestvarkensbedrijf en een melkveebedrijf. De melkquota en de pluimveerechten zijn in de afgelopen jaren reeds verkocht. In 2011 heeft eiser de helft van zijn varkensrechten verkocht, namelijk 500 varkensrechten. Deze verkoopwinst bedroeg
€ 60.615. Voor de bij de verkopen behaalde winst werd een fiscale herinvesteringsreserve gevormd. Die reserve viel in 2010 vrijten gunste van de winst omdat vanwege de staking niet langer aan de handhavingsvoorwaarde voor de reserve werd voldaan. De reserve kan slechts in stand blijven zolang er sprake is van een vervangingsvoornemen.
Eiser wijst voorts op het Besluit van 13 oktober 2012 van het Ministerie van Financiën (hierna: het Besluit). Hierin wordt vermeldt dat:”(…)
Gelet op deze uitleg van de Hoge Raad is het niet bezwaarlijk als een geheel quotum wordt overgedragen, de overdracht aan te merken als een staking van een deel van de onderneming”.
2.2
Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat ingevolge artikel 58 van de WAZ, de belastbare winst uit onderneming over 2011 terecht op € 10.253,-- is vastgesteld. Derhalve bedraagt het verlies aan verdienvermogen ruim 49%, zodat voor de uitbetaling van de WAZ de uitbetaling gedaan moet worden als ware eiser voor 45 tot 55 % arbeidsongeschikt. Ter onderbouwing verwijst verweerder naar het advies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 24 maart 2014. In dit advies wordt aangegeven dat in beginsel doorslaggevende betekenis wordt toegekend aan de door de zelfstandige in het kader van de fiscale wetgeving gemaakte keuzes. Er is thans geen sprake van het staken van een onderneming, noch van een staking van een deel van de onderneming. De verkoop van productierechten is hiervoor onvoldoende aangezien deze verkoop valt onder de gebruikelijke ondernemersactiviteiten. Eiser heeft immers in 2006 ook al 1000 varkensrechten verkocht. Er wordt voorts onder meer erop gewezen dat eiser nog immer 500 varkensrechten bezit en 5.212 pluimveerechten. Het Besluit is niet op eiser van toepassing omdat dit alleen ziet op zogenaamde geruisloze doorschuiving en niet op de toepassing van de WAZ.
3.
De rechtbank overweegt.
3.1
Artikel 8, eerste lid, van de WAZ bepaalt dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt berekend naar de grondslag.
Op grond van artikel 8, tweede lid, van de WAZ is voor de verzekerde, bedoeld in artikel 4 de grondslag:
a. hetgeen hij in het boekjaar, onmiddellijk voorafgaande aan het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid als zelfstandige gemiddeld per dag aan winst heeft genoten; of, indien dit leidt tot een hoger bedrag,
b. hetgeen hij in de vijf boekjaren, onmiddellijk voorafgaande aan het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid als zelfstandige gemiddeld per dag aan winst heeft genoten.
Op grond van artikel 2 , tweede lid, van het Inkomensbesluit WAZ worden onder winst niet verstaan de bestanddelen van de winst, bedoeld in artikel 3.78, derde lid, onderdelen a, b en c, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Blijkens artikel 3.78, derde lid, Wet inkomstenbelasting 2001 wordt voor de toepassing van dit artikel onder winst verstaan het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit ondernemingen waarin de partner zonder enige vergoeding arbeid verricht, verminderd met:
b. winst behaald met of bij het staken van een onderneming of een gedeelte van een onderneming, daaronder mede verstaan staking door overlijden als bedoeld in artikel 3.58 en
c. winst als gevolg van de overbrenging van vermogensbestanddelen naar het buitenland of als gevolg van eindafrekening bedoeld in artikel 3.60 respectievelijk 3.61.
3.2
Enkel in geschil is of de verkoop van de 500 varkensrechten is te kenmerken als stakingswinst zoals bedoeld in artikel 3.78, derde lid, onder b, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
3.3
Volgens vaste jurisprudentie, waaronder de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 28 september 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AU4360, dient voor de vaststelling van het inkomen uit arbeid voor de toepassing van artikel 58 van de WAZ in beginsel te worden uitgegaan van de door de fiscus geaccepteerde winst.
De rechtbank overweegt dat verweerder niet in zijn betoog ter zitting kan worden gevolgd dat thans geen sprake is van een stakingswinst omdat hier een deel van een onderneming deels is gestaakt. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Van een gedeeltelijke staking is sprake indien een zelfstandig gedeelte van de onderneming of een als zelfstandig gedeelte aan te merken deel van de onderneming wordt gestaakt. Daarbij is niet vereist dat de onderneming als geheel bezien wordt ingekrompen. De onderneming mag echter niet, economisch gezien, dezelfde blijven, bijvoorbeeld doordat in onmiddellijke samenhang met de staking zodanige activiteiten zijn gestart, dat de onderneming feitelijk niet is veranderd. Tenslotte kan van gedeeltelijke staking worden gesproken indien de onderneming binnen korte tijd duurzaam en in belangrijke mate is ingekrompen. De rechtbank verwijst hierbij naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem van 24 mei 2007, ECLI:NL:GHARN:2007:BA6396.
Dat eiser eerder in 2006 reeds andere, als zelfstandig te beschouwen, delen van zijn onderneming heeft gestaakt doet er niet aan af dat de thans restenreden onderneming door de verkoop van de varkensrechten duurzaam en in belangrijke mate is ingekrompen
.Voorts blijkt uit het procesdossier dat de herinvesteringsreserve vrij is komen te vallen omdat bij eiser niet langer het voornemen bestaat tot investering. In 2011 is nogmaals 500 van de varkensrechten verkocht, waarna nog 500 varkensrechten resteren. De rechten zijn dan ook gehalveerd.
Verweerder had gelet op het voorgaande ingevolge artikel 2, tweede lid, van het Inkomensbesluit WAZ in samenhang met artikel 3.78, derde lid, aanhef en onder b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 de met de verkoop van de varkensrechten behaalde winst als stakingswinst moeten aanmerken.
4.
Het voorgaande betekent dat het beroep van eiser gegrond wordt verklaard en het bestreden besluit wordt vernietigd vanwege een onjuiste rechtstoepassing. De rechtbank ziet geen mogelijkheid het geding finaal te beslechten nu zij niet over alle relevante informatie beschikt om de hoogte van de WAZ-uitkering te kunnen bepalen. Verweerder dient opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
5.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten welke eiser in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op € 974,--(1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.)

Beslissing

De rechtbank verklaart
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt aan verweer op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 974,-- te voldoen aan eiser;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht ad € 45,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, rechter, en door hemen mr. E.G.M. ten Kate-van Holsteijn als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.