Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 29 januari 2014,
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie,
- de brief van 3 juli 2014 met productie van de vrouw,
- het proces-verbaal van comparitie van 8 juli 2014.
2.De feiten
3.Het geschil
In conventie
€ 91.391,61 en daarbij te bepalen dat dit bedrag verrekend zal kunnen worden met een mogelijke vordering van de man op de vrouw, zulks primair met veroordeling van de man in de proceskosten, althans subsidiair de proceskosten te compenseren in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.
4.De beoordeling
in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
€ 127.500,-- (haar aandeel in de overwaarde) toebedeeld gekregen. Hij heeft weliswaar van de vrouw een bedrag van € 127.500,-- (minus een korting van € 15.000,--) ontvangen voor de overdracht van zijn aandeel in de woning aan de vrouw, doch daar staat tegenover dat hij rechtstreeks een bedrag van € 240.503,-- aan de vrouw heeft betaald. Effectief staat het saldo van hem op € 113.000,-- negatief, terwijl de vrouw een bedrag van € 368.000,-- heeft ontvangen. De vrouw heeft € 481.000,-- meer gehad dan hij, terwijl zij recht had op
€ 240.503,--. De fout is ontstaan bij de rechtstreekse betalingen van de man van
€ 240.503,-- aan de vrouw. Hij verkeerde in de veronderstelling dat hij een schuld had aan de vrouw van € 240.503,--, terwijl niet dit zo was. De vrouw had een vordering op de beperkte gemeenschap. In dit verband wordt gewezen op artikel 10 van de partnerschapsvoorwaarden. De man stelt zich dan ook op het standpunt dat er sprake is van dwaling. Bij een juiste voorstelling van zaken had hij nimmer het bedrag van € 240.503,-- aan de vrouw betaald, had hij de vaststellingsovereenkomst niet gesloten en had hij evenmin ingestemd met de beëindigingsovereenkomst. De man doet een beroep op de artikelen 3:196 en 3:198 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Hij wenst dat de verdeling van de beperkte gemeenschap wordt gewijzigd, althans dat de vaststellingsovereenkomst en de beëindigingsovereenkomst worden vernietigd in die zin dat de vrouw uiteindelijk hetgeen zij teveel heeft ontvangen, zijnde een bedrag van € 111.000,--, betaalt aan de man.
€ 240.503,--. Het verschil, een bedrag van 22.689,-- zou door de man worden geïnvesteerd in de woning. Nu de man de vaststellingsovereenkomst wenst te vernietigen, dient ook de door de man voorgestelde verrekenpost van € 22.689,-- opnieuw te worden bekeken. De vrouw betwist de gestelde investeringen. Uitgaande van een door de man betaald bedrag van € 217.814,-- zou de totale vordering van de man, zo mocht die al bestaan, maximaal
€ 105.314,-- bedragen.