ECLI:NL:RBOVE:2014:4350

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juli 2014
Publicatiedatum
18 augustus 2014
Zaaknummer
C/08/159998 / KG RK 14-2715
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter na uitspraak in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.H. Hillen, op 18 juli 2014 een verzoek tot wraking ingediend van mr. R.J. van Lochem, bestuursrechter bij de Rechtbank Overijssel. Dit verzoek volgde nadat mr. Van Lochem op 17 juli 2014 het onderzoek in de hoofdzaak had gesloten en een einduitspraak had gedaan. De hoofdzaak betrof een beroep tegen het voortduren van de bewaring, met een verzoek om schadevergoeding. De griffier had op 18 juli 2014 aan mr. Hillen medegedeeld dat er geen zitting zou plaatsvinden en dat de uitspraak per post zou worden verzonden. Mr. Hillen vond deze beslissing onvoorstelbaar en verzocht de voorzitter zich te verschonen, wat leidde tot het wrakingsverzoek.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek beoordeeld en vastgesteld dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om wraking te verzoeken van een rechter die al een einduitspraak heeft gedaan. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot wraking niet meer kon worden ingewilligd, aangezien mr. Van Lochem al had besloten over de hoofdzaak voordat het wrakingsverzoek was ingediend. De snelheid van de uitspraak en de timing van het wrakingsverzoek leidden tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek tot wraking.

De rechtbank heeft op 25 juli 2014 in het openbaar uitspraak gedaan en verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE, NEVENZITTINGSPLAATS ZWOLLE

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/08/159998 / KG RK 14-2715
Beslissing van 25 juli 2014
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. P.H. Hillen te Tilburg.

1.De procedure

1.1.
Op 18 juli 2014 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van mr. R.J. van Lochem, bestuursrechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd als AWB 14/16003 (hierna: de hoofdzaak). De hoofdzaak betreft een beroep tegen het voortduren van de bewaring tevens inhoudende een verzoek om toekenning van schadevergoeding.

2.De beoordeling

2.1.
In de hoofdzaak heeft de griffier van deze rechtbank bij fax van 18 juli 2014 te 11:06 uur het volgende aan mr. Hillen bericht:
“Bij deze deel ik u mede dat de rechtbank het onderzoek in deze zaak heeft gesloten op17-07-14 om middernacht (24.00 uur). Het onderzoek ter zitting blijft in deze zaak dan ook achterwege.
De uitspraak op het beroep wordt u per gewone post toegezonden.”
2.2.
Vervolgens heeft mr. Hillen op 18 juli 2014 te 12:15 uur het volgende faxbericht, voor zover van belang, aan de rechtbank verzonden:
“Zo-even ontving ik van uw griffie bericht dat uw rechtbank voornemens is om geen onderzoek ter zitting te houden.
Ik acht een dergelijke processuele beslissing in deze principiële zaak dermate onvoorstelbaar dat dit naar mijn mening duidt op vooringenomenheid bij de Voorzitter van de enkelvoudige kamer.
Uw rechtbank stelt zich op het standpunt stelt dat de zaak niet meer op de zitting van 23 juli 2014 behandeld kan worden.
Dit standpunt lijkt mij onjuist, in ieder geval indien de Voorzitter zich verschoont.
Beleefd verzoek ik u dan ook te willen bezien of de Voorzitter in het procesverloop aanleiding ziet zich te verschonen.
(…)
Mocht de Voorzitter zich niet verschonen dan verneem ik gaarne op welke datum en welk tijdstip er uitspraak gedaan zal worden zodat ik voordien (eventueel) een verzoek tot wraking in zal dienen.”
2.3.
Op 18 juli 2014 te 13:28 uur heeft de griffier van de rechtbank de uitspraak in de hoofdzaak van dezelfde datum per fax (tevens per post) aan mr. Hillen verzonden. De griffier heeft daarbij het volgende, voor zover van belang, bericht:
“Over het beroep met zaaknummer 14 / 16003 VRONTN CU1 deel ik u in reactie op uw brief van 18 juli mee dat de rechtbank uitspraak heeft gedaan.”
2.4.
Bij fax van 18 juli 2014 te 13:32 uur is bij deze rechtbank het verzoek tot wraking ontvangen.
2.5.
Vaste jurisprudentie (zie onder meer: HR 18 december 1998, NJ 1999, 271) is dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze uitspraak heeft gedaan. Een verzoek tot wraking strekt er immers toe te beletten dat de gewraakte rechter van de zaak kennis neemt en daarop beslist en dit doel kan niet meer worden bereikt ten aanzien van de rechter die inmiddels de uitspraak heeft gedaan. Uit bovenvermeld verloop van de procedure in de hoofdzaak – welk verloop zich in een zeer kort tijdsbestek heeft afgespeeld – volgt dat mr. Van Lochem reeds het onderzoek in deze zaak had gesloten en zelfs einduitspraak had gedaan voordat het wrakingsverzoek door mr. Hillen werd ingediend. De snelheid waarmee de uitspraak is gedaan in samenhang met het door mr. Hillen aan de rechtbank kenbaar gemaakte voornemen om een verzoek tot wraking te doen, heeft kennelijk bij hem tot onvrede geleid.
2.6.
Verzoeker dient gezien het vorenstaande niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.A.O.M. van Aerde, mr. M.H.S. Lebens-de Mug en mr. J.H. Keuzenkamp en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2014.