ECLI:NL:RBOVE:2014:431

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 februari 2014
Publicatiedatum
3 februari 2014
Zaaknummer
08/996010-09
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude met Persoonsgebonden Budgetten in de Thuiszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 3 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij fraude met gelden van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) in relatie tot het persoonsgebonden budget (PGB). De verdachte, geboren in 1961 en woonachtig in Turkije, heeft samen met een medeverdachte valselijk verantwoordingsformulieren voor het PGB opgemaakt en ingediend. De zorg waarvoor het geld werd verstrekt, werd niet of slechts gedeeltelijk verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft voldaan aan de verplichting om tijdig gegevens aan het zorgkantoor te verstrekken, en dat de betaalde PGB-voorschotten door de verdachte zijn verduisterd. Na het faillissement van de thuiszorgorganisatie heeft de verdachte ook geld aan de boedel onttrokken en inventaris om niet aan de nieuwe eigenaar gegeven.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan vier feiten: valsheid in geschrift, verduistering, bedrieglijke bankbreuk en het medeplegen van deze misdrijven. De officier van justitie had een gevangenisstraf van tien maanden geëist, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, het stelselmatige karakter van de fraude en het feit dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van tien maanden opgelegd, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/996010-09
Datum vonnis: 3 februari 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1961 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats] (Turkije),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 oktober 2013 en 20 januari 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.H.J. Bollen en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. T. Geerdink, advocaat te Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 februari 2008 tot en met 1 augustus 2009 te Enschede samen met een ander verantwoordigingsformulieren Persoons Gebonden Budget Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (PGB-ABWZ) valselijk heeft opgemaakt of heeft doen opmaken;
feit 2:in de periode van 1 mei 2009 tot en met 1 juli 2009 samen met een ander te Enschede een tweetal facturen valselijk heeft opgemaakt;
feit 3:in de periode van 1 februari 2008 tot en met 18 augustus 2009 samen met een ander te Enschede meerdere geldbedragen heeft verduisterd;
feit 4:in de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 april 2009 te Enschede samen met een ander bedrieglijke bankbreuk heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari
2008 tot en met 1 augustus 2009 te Enschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een andere rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke
perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) één of meer verantwoordingsformulier(en) Persoons Gebonden Budget -
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (PGB-AWBZ), in gebruik bij de Stichting
Zorgkantoor Menzis,
en/of
één of meer verantwoordingsformulier(en) Persoons Gebonden Budget - Wet
Maatschappelijke Ondersteuning (PGB-Wmo), in gebruik bij de Gemeente Enschede
en/of Menzis Zorg en Inkomen,
waaronder:
a)een verantwoordingsformulier PGB- AWBZ (2009) inhoudende (zakelijk
weergegeven) dat door of namens budgethouder [slachtoffer 1] over de periode
01-01-2009 tot en met 27-05-2009 voor een bedrag van EUR 3169,53 aan [thuiszorgorganisatie 1]
was betaald;
(dossierpagina 88/89)
en/of
b)een verantwoordingsformulier PGB WMO HH inhoudende (zakelijk weergegeven)
dat door of namens budgethouder [slachtoffer 2] over de periode 08-12-2008 tot
en met 31-12-2008 voor een bedrag van EUR 140,20 aan [thuiszorgorganisatie 1] Thuiszorganisatie
was betaald;
(dossierpagina 243/244)
en/of
c)een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ inhoudende (zakelijk weergegeven) dat
door of namens budgethouder [slachtoffer 2] over de periode 31-10-2008 tot en
met 31-12-2008 voor een bedrag van EUR 1945,15 aan [thuiszorgorganisatie 1]
was betaald;
(dossierpagina 245/246)
en/of
d)een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ inhoudende (zakelijk weergegeven) dat
door of namens budgethouder [slachtoffer 7] over de periode 01-07-2008 tot en
met 31-12-2008 voor een bedrag van EUR 7156,82 aan [thuiszorgorganisatie 1]
was betaald;
(dossierpagina 382/383)
en/of
e)een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ inhoudende (zakelijk weergegeven) dat
door of namens budgethouder [slachtoffer 4] over de periode 05-03-2008 tot en met
04-06-2008 voor een bedrag van EUR 2894,16 aan [thuiszorgorganisatie 1] was
betaald;
(Dossierpagina 584/585)
en/of
f)een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ inhoudende (zakelijk weergegeven) dat
door of namens budgethouder [slachtoffer 5] over de periode 01-07-2008 tot
en met 31-12-2008 voor een bedrag van EUR 7512,33 aan [thuiszorgorganisatie 1]
was betaald;
(dossierpagina 655/656)
en/of
g)een verantwoordingsformulier PGB WMO HH inhoudende (zakelijk weergegeven)
dat door of namens budgethouder [slachtoffer 5] over de periode 01-01-2009
tot en met 31-03-2009 voor een bedrag van EUR 4782,34 aan [thuiszorgorganisatie 1]
was betaald;
(dossierpagina 661/662)
(elk) zijnde een geschrift bestemd om te dienen tot bewijs van het daarin
gestelde, althans van enig feit,
(telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of heeft doen of laten opmaken en/of vervalsen met het oogmerk om dat/die formulier(en) als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken,
hebbende bedoeld valselijk opmaken (telkens) hierin bestaan, dat op die/dat
formulier(en)
- ( een) ander(e) bedrag(en) was/waren vermeld dan waarvoor in werkelijkheid
zorg was verleend; en/of
- ( een) ander(e) zorgvorm(en) was/waren vermeld en/of aangekruist dan in
werkelijkheid was verleend; en/of
- ( een) valse en/of vervalste handtekening(en) was/waren gezet en/of
geplaatst, althans een ondertekening(en) was/waren geplaatst die door moesten
gaan voor die van de budgethouder(s);
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2009
tot en met 1 juli 2009, te Enschede, en/of elders in Nederland, tezamen en in
vereniging met een andere rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke
perso(o)n(en), althans alleen
(telkens) een of meer factu(u)r(en) waaronder:
-een factuur inhoudende (zakelijk weergegeven) dat over de maand mei 2009,
aan mevrouw [slachtoffer 6], per week 3 uur huishoudelijke hulp en/of 3 uur
persoonlijke verzorging (door [thuiszorgorganisatie 1]) was verleend;
(Z-2-7-2-1, p. 161) en/of
- een factuur inhoudende (zakelijk weergegeven) dat over de maand juni 2009,
aan mevrouw [slachtoffer 6], per week 3 uur huishoudelijke hulp en/of 3 uur
persoonlijke verzorging (door [thuiszorgorganisatie 1]) was verleend;
(Z-2-7-2-2-, p. 162)
(elk) zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van het op die/dat
geschrift(en) vermelde, althans om tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/of heeft doen of laten opmaken en/of vervalsen,
met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken,
hebbende bedoeld valselijk opmaken en/of vervalsen (telkens) hierin bestaan,
dat
-op die/dat factu(u)r(en) een hoger aantal uren aan verleende zorg/hulp was
vermeld, dan in werkelijkheid was verleend;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
Zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari
2008 tot en met 18 augustus 2009 in de gemeente Enschede, en/of elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een andere rechtsperso(o)n(en) en/of
natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk één of meerdere geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van
(tenminste) Euro 80.766,- of daaromtrent), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende(n) aan één of meerder budgethouder(s) van PGB-AWBZ en/of
PGB-WMO gelden (waaronder: [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 5]) en/of (stichting) Zorgkantoor (Menzis) en/of Menzis
Zorg en Inkomen en/of de gemeente Enschede
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s)
en welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) als een voorschot
(afkomstig van een PGB-AWBZ budget en/of een PGB-WMO budget) en/of als
gemachtigde en/of beheerder en/of vertegenwoordiger en/of budgethouder onder
zich had(den)in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den),
(telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2009 tot en met 8 april 2009 in de gemeente Enschede, en/of elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtsperso(o)n(en) en/of
natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
terwijl [medeverdachte], bij vonnis van de
arrondissementsrechtbank Almelo van 8 april 2009 in staat van faillissement
is/was verklaard,
(telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers van [medeverdachte]
a. enig goed, te weten één of meer geldgedrag(en) (o.a. huurbetalingen ten
behoeve van [verdachte] voor ongeveer EUR 3000) aan de boedel had onttrokken
en/of
b. enig goed, te weten goodwill en/of inventaris en/of een handelsnaam en/of
een klantenbestand van [thuiszorgorganisatie 1] aan de boedel had
onttrokken en/of hetzij om niet, hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde had
vervreemd;
art 341 ahf/ond a ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een
gevangenisstraf van tien maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat, op grond van de in het strafdossier opgenomen bewijsmiddelen, de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte voor de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Algemeen
Het Persoonsgebonden Budget (PGB) is een regeling die valt onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De AWBZ is in Nederland een verplichte, collectieve ziektekostenverzekering voor niet individueel verzekerbare ziektekostenrisico's. Verzekerd voor de AWBZ zijn alle ingezetenen van Nederland en niet-ingezetenen van Nederland die bepaalde inkomsten in Nederland genieten. De AWBZ is één van de zogenoemde volksverzekeringen.
De AWBZ kent in het kader van het PGB zogenoemde functiegerichte aanspraken namelijk;
• Huishoudelijke verzorging;
• Persoonlijke verzorging;
• Verpleging;
• Ondersteunende begeleiding;
• Activerende begeleiding;
• Behandeling en
• (kortdurend) verblijf.
Op 1 januari 2007 werd de zorgfunctie huishoudelijke verzorging ondergebracht in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en vanaf die datum beslissen de gemeenten over deze vorm van zorg.
De cliënt, in het kader van het PGB budgethouder genoemd, dient een aanvraag in bij het Centrum voor Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het CIZ oordeelt of de cliënt de aangevraagde zorg nodig heeft en in welke mate. Hierbij specificeert het CIZ welke typen zorg er nodig zijn, de klasse en het aantal uren. De cliënt ontvangt de indicatiestelling in de vorm van een schriftelijk besluit en elektronisch wordt het (Regionale) Zorgkantoor op de hoogte gesteld van dit besluit.
Aan de hand van de indicatiestelling wordt door het Zorgkantoor vastgesteld wat het bruto PGB is waar de cliënt recht op heeft. Hierop wordt de verschuldigde eigen bijdrage in mindering gebracht. Het zo berekende netto PGB wordt door het Zorgkantoor uitbetaald aan de cliënt. De eigen bijdrage wordt vastgesteld door het Centraal Administratie Kantoor bijzondere ziektekosten (CAK). Het CAK doet dit op basis van de geïndiceerde zorg en de inkomensgegevens van de cliënt. Het CAK heeft daarvoor toegang tot de gegevens van de Belastingdienst.
De cliënt/budgethouder sluit overeenkomsten af met mensen en/of instellingen die de zorg gaan leveren en betaalt hen vanuit het PGB. Periodiek moet de cliënt verantwoording afleggen over de besteding van het PGB.
Wanneer iemand een indicatie heeft, kan het toegekende PGB, in plaats van de soort van zorg waarvoor dat budget is toegekend, ook voor andere vormen van zorg worden ingezet. Dit betekent dat iemand die bijvoorbeeld een indicatie voor ondersteunende begeleiding heeft zijn budget desgewenst ook kan inzetten voor persoonlijke verzorging. Door de budgethouder dient echter steeds de daadwerkelijk genoten zorg verantwoord te worden.
Valsheid in geschrift (feit 1)
Verdachte was in de tenlastegelegde periode werkzaam in de eenmanszaak “[thuiszorgorganisatie 1]”. Van deze onderneming was de medeverdachte [medeverdachte] volgens de Kamer van Koophandel vanaf 11 februari 2008 tot en met 8 april 2009
(datum faillissement) de eigenaar of de bestuurder. Vanaf 1 april 2009 is de thuiszorgorganisatie voortgezet op naam van de zoon van verdachte [betrokkene 1], tot aan 1 augustus 2009. Na het faillissement op 8 april 2009 was alleen verdachte als feitelijk leidinggevende nog actief. [betrokkene 1] verrichte feitelijk geen werkzaamheden binnen de onder zijn naam voortgezette onderneming.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken nu zij alleen bemiddelend heeft opgetreden en zich niet heeft bemoeid met het verwerken van de administratieve gegevens.
Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 3 december 1974 (NJ 1975, 229) kunnen als bestuurders van bedrijven ook worden aangemerkt degenen die zich zodanig hebben gedragen dat zij feitelijk in de hoedanigheid van bestuurder zijn opgetreden.
De rechtbank is van oordeel dat uit verklaringen van werknemers en cliënten van de thuiszorgorganisatie [thuiszorgorganisatie 1] blijkt dat verdachte en haar medeverdachte de leiding hadden in deze onderneming, waarbij verdachte als leidinggevende over de zorgverlening en dagelijkse gang van zaken werd gezien en medeverdachte [medeverdachte] bedrijfsmatig de PGB’s beheerde en administreerde.
Uit het dossier leidt de rechtbank voorts af dat de bedrijfsadministratie – voor wat betreft het invullen van de verantwoordingsformulieren – in de ten laste gelegde periode grotendeels door medewerkers van thuiszorgorganisatie [thuiszorgorganisatie 1] werd uitgevoerd. Zij deden dit evenwel op aanwijzing van verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. Soms werden onderdelen van de verantwoordingsformulieren echter ook door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ingevuld.
Uit het dossier blijkt tevens dat 32 mensen uit Enschede, na aanvraag en toekenning van een PGB, enige vorm van zorg kregen van [thuiszorgorganisatie 1]. Deze cliënten hadden overwegend een Turkse achtergrond en waren de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig.
Door het verlenen/ondertekenen van volmachten droegen cliënten het beheer en de beschikking over het PGB over aan [thuiszorgorganisatie 1]; het PGB werd gestort op de bedrijfsrekening van de thuiszorgorganisatie. Tevens werd, door het opgeven van het bedrijfsadres van [thuiszorgorganisatie 1] aan het Zorgkantoor en/of de gemeente Enschede, alle correspondentie naar dat adres verstuurd.
Door deze werkwijze werd naast het PGB tevens alle correspondentie met betrekking tot het PGB buiten het zicht van de cliënt gehouden. De cliënt had daardoor geen goed inzicht in het recht op en/of de hoogte van het PGB.
De rechtbank leidt uit de verklaringen van de in de tenlastelegging genoemde cliënten en uit de in de administratie van [thuiszorgorganisatie 1] aangetroffen cliëntenrapportages en urenlijsten af dat de verantwoordingsformulieren die in de tenlastelegging onder feit 1 zijn opgenomen onjuist zijn ingevuld. Op die verantwoordingsformulieren werd telkens het bedrag aan zorg verantwoord dat door het Zorgkantoor als voorschot voor de betreffende cliënt was overgemaakt terwijl in werkelijkheid niet voor dat bedrag aan zorg was verleend, of er werden andere (duurdere) zorgvormen vermeld dan in werkelijkheid waren verleend.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier dat verdachte de medewerkers van [thuiszorgorganisatie 1] geïnstrueerd heeft om de verantwoordingsformulieren op deze wijze in te vullen. Een aantal formulieren heeft zij (deels) zelf ingevuld.
De rechtbank overweegt in dit verband voorts dat het de verantwoordelijkheid was van verdachte, als feitelijk leidinggevende van [thuiszorgorganisatie 1], dat de voor de cliënten ingevulde verantwoordingsformulieren werden gebaseerd op de juiste onderliggende gegevens. Dit betekent dat zij, naast medeverdachte [medeverdachte], verantwoordelijk was voor de inhoud van die formulieren. Dit houdt onder meer in dat de budgethouder moet kunnen beschikken over ondertekende facturen van de verleende zorg. Daarin moeten onder meer zijn opgenomen het aantal gewerkte- en betaalde uren, de tijden waarop is gewerkt, het uurtarief, de naam en het adres van de zorgverlener. De basis voor die facturen vormt de zorgovereenkomst waarin staat welke zorg op welke dagen voor hoeveel uur tegen welk tarief verricht wordt. In de onderhavige zaak zijn vrijwel geen zorgovereenkomsten aangetroffen en als deze al werden aangetroffen, waren ze onvolledig. De rechtbank houdt verdachte hiervoor mede verantwoordelijk.
De onder feit 1 tenlastegelegde valsheid in geschrifte is wettig en overtuigend bewezen.
Valsheid in geschrift (feit 2)
Uit de verklaring van mevr. [slachtoffer 6] en uit de in de administratie van [thuiszorgorganisatie 1] aangetroffen urenlijsten leidt de rechtbank af dat de in tenlastelegging genoemde facturen onjuist zijn. De op die facturen in rekening gebrachte zorg is feitelijk niet verleend: er is wekelijks drie uren persoonlijke verzorging in rekening gebracht terwijl geen zorg in de vorm van persoonlijke verzorging verleend is.
Verdachte heeft bekend dat zij de facturen aan mevr. [slachtoffer 6] door een medewerker heeft laten invullen en vervolgens twee ervan zelf heeft ondertekend. Tevens heeft verdachte verklaard dat cliënt [slachtoffer 6] geen zorg in de vorm van persoonlijke verzorging is verleend, doch uitsluitend huishoudelijke hulp.
Daarmee heeft verdachte zich naar het oordeel schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte.
Verduistering (feit 3)
Van verduistering is sprake indien een persoon zonder daartoe gemachtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort. Van zodanig beschikken kan
– afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval – onder meer sprake zijn indien aan een ander dan verdachte toebehorende gelden aan verdachte zijn overgemaakt met een bepaald, al dan niet contractueel vastgelegd doel en verdachte deze gelden tegen de afspraken in beheert of voor andere doeleinden heeft aangewend, dan wel indien teruggave van die gelden door verdachte onmogelijk is gemaakt of aanmerkelijk is bemoeilijkt.
In het onderhavig geval is minder (of goedkopere) zorg verleend aan cliënten dan waar die cliënten recht op hadden en waarvoor – ten behoeve van die cliënten – voorschotten aan [thuiszorgorganisatie 1] waren overgemaakt. Die voorschotten zijn niet (geheel) gebruikt voor het financieren van de zorg waar de cliënten recht op hadden. Verdachte en haar medeverdachte [medeverdachte] hebben eigenmachtig over deze voorschotten beschikt door er andere zaken en diensten van te betalen. Aldus hebben verdachte en haar medeverdachte de gelden tegen de afspraken in beheerd en voor andere doeleinden aangewend, waardoor er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van verduistering van die geldbedragen.
Bedrieglijke bankbreuk (feit 4)
Ten aanzien van dit feit merkt de rechtbank op dat de in art. 341 Sr gebezigde bewoordingen ‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers’ tot uitdrukking brengen dat de verdachte opzet moet hebben gehad op de verkorting van de rechten van de schuldeisers, dat voorwaardelijk opzet in dat verband voldoende is en dat derhalve voor het bewijs van het opzet ten minste vereist is dat de handeling van de verdachte de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van de schuldeisers heeft doen ontstaan.
Uit het dossier blijkt dat curator mr. R.J. Joustra op 10 juli 2009 aangifte heeft gedaan van faillissementsfraude in het faillissement van medeverdachte [medeverdachte]. Dit faillissement werd uitgesproken door de rechtbank Almelo op 8 april 2009.
De exploitatie van [thuiszorgorganisatie 1] is door medeverdachte [medeverdachte] op 1 april 2009 gestaakt. In overleg met verdachte zijn per diezelfde datum de activiteiten voortgezet in de gelijknamige eenmanszaak [thuiszorgorganisatie 1], gedreven voor rekening van [betrokkene 1], zijnde de zoon van verdachte en de zwager van medeverdachte [medeverdachte]. Voor de door [betrokkene 1] overgenomen activa, te weten de inventaris, de handelsnaam en het klantenbestand heeft [betrokkene 1] echter niets betaald aan medeverdachte [medeverdachte]. Hierdoor zijn naar het oordeel van de rechtbank in het zicht van het faillissement van de medeverdachte, goederen om niet vervreemd.
Voorts blijkt uit het dossier dat verdachte met goedkeuring van medeverdachte [medeverdachte] een bedrag van € 3.000,--, afkomstig van [thuiszorgorganisatie 1], heeft gebruikt om de huur te betalen van het appartement waarin zij woonde. Aldus is dit geldbedrag naar het oordeel van de rechtbank aan de boedel onttrokken.
Door deze handelwijzen hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de aanmerkelijke kans aanvaard dat de rechten van de schuldeisers zouden worden verkort.
De tenlastegelegde bedrieglijke bankbreuk wordt derhalve bewezen verklaard.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 1 februari 2008 tot en met 1 augustus 2009 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
verantwoordingsformulieren Persoons Gebonden Budget - Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (PGB-AWBZ), in gebruik bij de Stichting Zorgkantoor Menzis,
en
verantwoordingsformulieren Persoons Gebonden Budget – Wet Maatschappelijke Ondersteuning (PGB-Wmo), in gebruik bij de Gemeente Enschede en/of Menzis Zorg en Inkomen,
waaronder:
a. a) een verantwoordingsformulier PGB- AWBZ (2009) inhoudende (zakelijk
weergegeven) dat door of namens budgethouder [slachtoffer 1] over de periode
01-01-2009 tot en met 27-05-2009 voor een bedrag van EUR 3169,53 aan [thuiszorgorganisatie 1]
was betaald;
en
b) een verantwoordingsformulier PGB WMO HH inhoudende (zakelijk weergegeven)
dat door of namens budgethouder [slachtoffer 2] over de periode 08-12-2008 tot
en met 31-12-2008 voor een bedrag van EUR 140,20 aan [thuiszorgorganisatie 1]
was betaald;
en
c) een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ inhoudende (zakelijk weergegeven) dat
door of namens budgethouder [slachtoffer 2] over de periode 31-10-2008 tot en
met 31-12-2008 voor een bedrag van EUR 1945,15 aan [thuiszorgorganisatie 1]
was betaald;
en
d) een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ inhoudende (zakelijk weergegeven) dat
door of namens budgethouder [slachtoffer 7] over de periode 01-07-2008 tot en
met 31-12-2008 voor een bedrag van EUR 7156,82 aan [thuiszorgorganisatie 1]
was betaald;
en
e) een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ inhoudende (zakelijk weergegeven) dat
door of namens budgethouder [slachtoffer 4] over de periode 05-03-2008 tot en met
04-06-2008 voor een bedrag van EUR 2894,16 aan [thuiszorgorganisatie 1] was
betaald;
en
f) een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ inhoudende (zakelijk weergegeven) dat
door of namens budgethouder [slachtoffer 5] over de periode 01-07-2008 tot
en met 31-12-2008 voor een bedrag van EUR 7512,33 aan [thuiszorgorganisatie 1] was betaald;
en
g) een verantwoordingsformulier PGB WMO HH inhoudende (zakelijk weergegeven) dat door of namens budgethouder [slachtoffer 5] over de periode 01-01-2009 tot en met 31-03-2009 voor een bedrag van EUR 4782,34 aan [thuiszorgorganisatie 1] was betaald;
elk zijnde een geschrift bestemd om te dienen tot bewijs van het daarin gestelde, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die formulieren als echt en onvervalst te gebruiken,
hebbende bedoeld valselijk opmaken hierin bestaan, dat op die formulieren
- andere bedragen waren vermeld dan waarvoor in werkelijkheid zorg was verleend; en
- andere zorgvormen waren vermeld en/of aangekruist dan in werkelijkheid was verleend;
2.
zij in de periode van 1 mei 2009 tot en met 1 juli 2009 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, facturen waaronder:
- een factuur inhoudende (zakelijk weergegeven) dat over de maand mei 2009 aan mevrouw [slachtoffer 6] per week 3 uur huishoudelijke hulp en/of 3 uur persoonlijke verzorging (door [thuiszorgorganisatie 1]) was verleend;
en
- een factuur inhoudende (zakelijk weergegeven) dat over de maand juni 2009 aan mevrouw [slachtoffer 6] per week 3 uur huishoudelijke hulp en/of 3 uur persoonlijke verzorging (door [thuiszorgorganisatie 1]) was verleend;
elk zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van het op die geschriften vermelde,
telkens valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken,
hebbende bedoeld valselijk opmaken en/of vervalsen hierin bestaan dat op die facturen een hoger aantal uren aan verleende zorg/hulp was vermeld, dan in werkelijkheid was verleend;
3.
zij zich in de periode van 1 februari 2008 tot en met 18 augustus 2009 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk geldbedragen toebehorende aan één of meerder budgethouders van PGB-AWBZ en/of PGB-WMO gelden (waaronder: [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 5])
en welke goederen verdachte en haar mededader als een voorschot (afkomstig van een PGB-AWBZ budget en/of een PGB-WMO budget) en/of als gemachtigde en/of beheerder en/of vertegenwoordiger onder zich hadden, telkens wederrechtelijk heeft toegeëigend;
4.
zij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 april 2009 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een andere natuurlijke persoon,
terwijl [medeverdachte] bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Almelo van 8 april 2009 in staat van faillissement is verklaard,
telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers van [medeverdachte]
a. enige goederen, te weten geldbedragen (huurbetalingen ten behoeve van [verdachte] voor ongeveer EUR 3000) aan de boedel had onttrokken
en
b. enig goed, te weten inventaris en een handelsnaam en een klantenbestand van [thuiszorgorganisatie 1] aan de boedel om niet had vervreemd.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 225 lid 1, 321 en 341 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: medeplegen van bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft met behulp van haar medeverdachte [medeverdachte] bijna anderhalf jaar lang vormen van zorg en geldbedragen op verantwoordingsformulieren ingevuld en in laten vullen die in werkelijkheid niet verleend en aan zorg besteed waren. Deze gelden heeft zij vervolgens verduisterd. Daarnaast heeft zij zich schuldig gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk. Door zo te handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van zorgafhankelijke mensen die vertrouwen hadden in haar en haar thuiszorginstelling. Deze personen hebben niet de zorg ontvangen waarop zij volgens de indicatiestelling recht hadden en die ze klaarblijkelijk ook nodig hadden. Daarnaast zijn zij ook blootgesteld aan een financieel risico, omdat de budgetverlener het geld dat niet is besteed aan daadwerkelijke zorg, in beginsel van hen kan terugvorderen. Voorts is er sprake van misbruik van gemeenschapsgeld waarbij verdachten geen oog hebben gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de regeling van de PGB’s en de mensen die met behulp daarvan juist op een adequate manier in hun zorgbehoefte kunnen voorzien. Fraude met sociale voorzieningen kan uiteindelijk gevolgen hebben voor het op hetzelfde niveau voorbestaan van dergelijke voorzieningen.
De rechtbank heeft bij de strafmaatbepaling verder rekening gehouden met:
- de oriëntatiepunten voor straftoemeting, zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, die in geval van een benadelingsbedrag dat ligt tussen € 70.000,-- en
€ 125.000,-- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vermelden van vijf tot negen maanden dan wel een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf;
- de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de grove wijze waarop het noodzakelijk vertrouwen in het handelsverkeer in het algemeen door verdachte is geschaad;
- het stelselmatige karakter van de bewezenverklaarde feiten;
- het feit dat verdachte in het verleden eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld is.
Echter, de rechtbank houdt bij de bepaling van de strafmaat ook rekening met het tijdsverloop in deze zaak. Op 18 juli 2009 hebben diverse doorzoekingen plaatsgevonden. Op die datum heeft verdachte’s vervolging een aanvang genomen. De zaak is op 6 juni 2011 voor de eerste keer ter terechtzitting behandeld. De volgende zitting heeft op 8 oktober 2012 plaatsgevonden. Op beide zittingen is verdachte niet verschenen en zijn er op verzoek van de advocaat van de medeverdachte getuigen gehoord bij de rechter-commissaris. Hierna is op 7 oktober 2013 de zaak wederom behandeld. Op die datum is de zaak – op verzoek van de verdediging – wederom verwezen naar de rechter-commissaris in verband met het verhoor van getuigen. De inhoudelijke behandeling heeft op 20 januari 2014 plaatsgevonden en er wordt op 3 februari 2014 uitspraak gedaan. De totale tijdsduur van deze zaak bedraagt daarmee ruim vier jaren en zes maanden en de overschrijding van de redelijke termijn (van twee jaren) bedraagt ruim twee jaren en zes maanden. Een deel van deze overschrijding is toe te schrijven aan de omstandigheid dat op verzoek van de verdediging getuigen gehoord moesten worden door de rechter-commissaris (ook in de zaak van de medeverdachte), maar dat laat naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat sprake is van een overschrijding van die termijn, die voor ongeveer anderhalf jaar voor rekening van het openbaar ministerie komt. De rechtbank zal, rekening houdend met die overschrijding, een strafvermindering toepassen.
Gelet hierop en gelet op de omvang van het fraudebedrag is een vrijheidsstraf, zoals die is gevorderd door de officier van justitie in beginsel op zijn plaats.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
De heer J.C.R. van Straaten, als gemachtigde optredende voor de gemeente Enschede, gevestigd te 7500 AA Enschede, Postbus 20, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De gestelde schade is door de benadeelde partij niet, althans niet deugdelijk, onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stelling alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 1] wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De gestelde schade is door de benadeelde partij niet onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stelling alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 5] wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De gestelde schade is door de benadeelde partij niet, althans niet deugdelijk, onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stelling alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter
[slachtoffer 7], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 5.361,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten sub 1 en sub 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 5.361,25, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de vordering opeisbaar is geworden en dat is in casu de datum waarop het bedrag door de benadeelde partij is geretourneerd aan het Zorgkantoor. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis, tot op heden begroot op nihil.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit sub 1 is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c 36f en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: medeplegen van bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de overige benadeelde partijen zijnde [slachtoffer 1], [slachtoffer 5] en de gemeente Enschede in het geheel niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, en dat zij hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. A.A.J. Lemain, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2014.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Sociale Inlichtingen- en opsporingsdienst
, nr. 66402009000252tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.A.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte
[verdachte]d.d. 14 december 2009 (pag. 744 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn roepnaam is [verdachte] en ik sta bij de Turkse gemeenschap onder de naam [verdachte] bekend.
Ik heb [medeverdachte] geholpen bij het werven van cliënten voor haar [thuiszorgorganisatie 1].
Ik werkte ongeveer 10 uur per week voor [thuiszorgorganisatie 1]. Ik stond niet op de loonlijst. De huur van mijn woning werd wel door [thuiszorgorganisatie 1] geregeld en betaald. [medeverdachte] was hiervan op de hoogte. Nadat [medeverdachte] met haar bedrijf [thuiszorgorganisatie 1] begon heb ik mij met de administratie van haar bedrijf niet mee bezig gehouden. Dat deed [medeverdachte] zelf. Ook een boekhouderkantoor hielp haar daarbij. Ik heb mij dan ook totaal niet bemoeid met deze administratie en heb daar ook geen weet van. Tot 1 april 2009. Na die datum, toen [medeverdachte] met haar bedrijf failliet ging, heb ik dit bedrijf onder mijn leiding voortgezet. Ik heb hiervoor een vriendin van mij, [betrokkene 2] aangetrokken voor het doen van de administratie. Mijn zoon [betrokkene 1] heeft het bedrijf onder de naam [thuiszorgorganisatie 1] op naam voortgezet. [betrokkene 1] bemoeide zich verder met dit bedrijf helemaal niks. Hij had er dan ook niks mee te maken. [thuiszorgorganisatie 1] werd vanaf 1 april 2009 door mij, [betrokkene 2] en [betrokkene 3] voortgezet.
1.B.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte
[verdachte]d.d. 14 december 2009 (pag. 747 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraag: Waaruit bestaan/bestonden de activiteiten van [thuiszorgorganisatie 1] precies?
Antwoord:
De werkzaamheden bestonden uit het verlenen van Persoonlijke Verzorging en Huishoudelijke Hulp.
Vraag: Wat kunt u ons vertellen over eenmanszaak [thuiszorgorganisatie 1] tot 01 april 2009 en op naam van [medeverdachte]?
Antwoord:
Ik hielp [medeverdachte] bij het verlenen van zorg aan cliënten van haar. Ik verleende aan deze cliënten Persoonlijk Verzorging. Deze verzorging bestond uit het wassen van deze cliënten, het verstrekken van medicatie, vertaalwerk en ik ging af en toe met de cliënten op stap om boodschappen te doen. Voor wat het vertaalwerk betreft, kan ik u verklaren dat ik de Turkse taal goed beheers. Dit voor wat betreft het spreken met mensen alsmede bij geschrift. Turks is voor mij, naast het Nederlands, de tweede taal.
Vraag: Wat kunt u ons vertellen over eenmanszaak [thuiszorgorganisatie 1] vanaf 01 april 2009 op naam van uw zoon [betrokkene 1]?
Antwoord:
Toen [betrokkene 1] de zaak van [medeverdachte] overnam, was het bedrijf van [thuiszorgorganisatie 1] in feite al kapot. Het personeel was al weg en er waren een aantal cliënten overgebleven en van deze cliënten kwamen PGB-gelden binnen. Ik vond dat deze mensen er recht op hadden dat aan deze mensen zorg moest worden verleend. Het is op mijn aanraden geweest om [thuiszorgorganisatie 1] voort te zetten. Ik had met de cliënten te doen en wilde dit voortzetten.
Vraag: Hoe verliep de overgang van [thuiszorgorganisatie 1] op naam van [medeverdachte] naar [thuiszorgorganisatie 1] op uw naam van [betrokkene 1], voor wat betreft activiteiten, cliënten, medewerkers, contracten enzovoort? Antwoord:
Nadat [medeverdachte] failliet was verklaard hebben wij, [medeverdachte], [betrokkene 1] en ik, met elkaar besproken hoe verder te gaan. Met elkaar kwam wij overeen dat [betrokkene 1] het bedrijf [thuiszorgorganisatie 1] op naam moest zetten en dat ik de bedrijfsvoering zou voort zetten. Met z'n drieën zijn wij naar het kantoor van de Kamer van Koophandel, gelegen aan de Hengelosestraat te Enschede gegaan om een KvK af te sluiten. Dit uittreksel werd dus op naam gesteld van mijn zoon [betrokkene 1]. Na dit op naam zetten, op naam van [betrokkene 1], is er in feite niets veranderd aan de bedrijfsvoering van [thuiszorgorganisatie 1]. Alleen het door ons gevoerde rekeningnummer hebben wij veranderd. Ik weet zo niet meer welk rekeningnummer dit betreft. Het oude nummer betreft [rekeningnummer 1]. Als u zegt dat het nummer van [betrokkene 1], [rekeningnummer 2] van de [bank] betreft, kan ik u verklaren dat ik dat niet weet. Dat zal
dan wel kloppen.
Met betrekking tot de verandering na 1 april 2009, kan ik u verklaren dat wij nog maar zes (6) cliënten over hadden. De andere cliënten van [thuiszorgorganisatie 1] waren voor
1 april 2009 al gestopt.
De zes overgebleven cliënten werden allemaal mondeling door mij van deze veranderingen in kennis gesteld. Deze zes cliënten waren het er mee eens dat ik zorg aan hun bleef verlenen. De contracten van de overgebleven zes cliënten werden aangepast en dit ging in per 1 april 2009.
Voor 1 april 2009 heb ik nog wel een bedrag aan achterstallige huur, van de door mij gehuurde woning, met geld van [thuiszorgorganisatie 1] betaald. Dit betrof een bedrag van € 3.000,00. Dit geld was dus afkomstig uit de pot van [thuiszorgorganisatie 1] en ik wilde dat ik betaald werd van de door mij gewerkte uren, aangezien [medeverdachte] mij geen loon had uitbetaald.
Vraag: Wie werken of werkten voor [thuiszorgorganisatie 1] vanaf 11 februari 2008 tot en met heden en waaruit bestaan of bestonden hun werkzaamheden precies.
Antwoord:
Dit betroffen de volgende personen:
mevrouw [betrokkene 4], zij deed ondersteunende begeleiding;
mevrouw [betrokkene 5], zij deed ondersteunende begeleiding;
[betrokkene 6], zij deed ondersteunende begeleiding;
[betrokkene 7], zij deed ondersteunende begeleiding;
[betrokkene 8], achternaam weet ik niet, zij deed huishoudelijke hulp;
[betrokkene 9], zij deed huishoudelijke hulp;
[betrokkene 10], zij deed huishoudelijke hulp;
[betrokkene 3], zij deed huishoudelijke hulp;
[betrokkene 2], zij was administratief medewerkster, vanaf 1 april 2009;
[betrokkene 11], zij was verpleegkundige en was op afroep beschikbaar;
[medeverdachte], zij deed de administratie en was tot 1 april directeur van [thuiszorgorganisatie 1] en ik werkte als persoonlijk begeleidster en voerde gesprekken met nieuwe klanten. Ik was in feite het manusje van alles.
In feite was [medeverdachte] de enige die op kantoor werkte. U vraagt aan mij of ik weet dat [betrokkene 5] ook af
en toe op kantoor werkzaamheden verrichtte. Het klopt dat [betrokkene 5] ook een tijdje op kantoor heeft gezeten. [medeverdachte] zat bijna elke dag ook op kantoor en wel van 10:00 uur tot 14:00 uur.
Toen op een gegeven moment [medeverdachte] in de gaten kreeg dat het niet meer goed ging met het bedrijf, gooide zij er met de pet naar. Dat heb ik haar ook in het gezicht gezet. Zij heeft boven haar stand geleefd. U zegt dat mijn gehuurde woning in feite ook boven mijn stand was, aangezien ik van een uitkering rond moest komen. Ik vond dat ik mij voor de 100% heb ingezet en dat ik hiervoor wel voor mocht worden beloond.
Vraag: Waaruit bestonden de werkzaamheden van [medeverdachte] binnen [thuiszorgorganisatie 1]? Antwoord:
[medeverdachte] deed in feite alleen maar de administratie en ging wel eens met mij mee naar de cliënten. Zij had weinig met de cliënten, aangezien zij de taal ook niet sprak. Na 1 april deed [medeverdachte] niks meer en zat thuis.
Vraag: Wie had de feitelijke leiding binnen [thuiszorgorganisatie 1] vóór 01 april 2009 en daarna en waaruit blijkt dat?
Antwoord:
Voor 1 april 2009 had in feite [medeverdachte] de leiding en na 1 april 2009 heb ik dat overgenomen.
Voor 1 april 2009 nam [medeverdachte] de eindbeslissingen. Wanneer er problemen waren, was ik de eerste die daarover door de cliënten aangesproken werd. Ik besprak dit later dan wel met [medeverdachte] en ik gaf dan ook aan dat het anders moest. Na het nemen van de beslissing die daarop volgde, koppelde ik dat weer terug met de desbetreffende cliënt. Ik was namelijk degene die de Turkse taal sprak. Bij het invullen van de formulieren tussen de cliënten en [thuiszorgorganisatie 1] was ik er in feite altijd bij. Ik maakte de cliënten tijdens deze gesprekken altijd duidelijk waarvoor zij moesten tekenen. Deze documenten werden door de cliënten en door mij ondertekend. Het kwam ook wel eens voor dat volmachten blanco door [medeverdachte] werden ondertekend en dat ik deze later, samen met de desbetreffende cliënt, invulde en door de cliënt ondertekenen. Wanneer [medeverdachte] deze documenten niet had ondertekend, ondertekende ik deze documenten voor [medeverdachte].
Vraag: Wie heeft en had het beheer over de kas en de bank bij [thuiszorgorganisatie 1]?
Antwoord:
Dat had alleen [medeverdachte]. Na 1 april 2009 had ik wel een pasje om geld op te nemen. Ik kan niet internet bankieren en weet daar ook niet mee om te gaan.
Vraag: Wie hadden een bankpasje van dan wel toegang tot bankrekeningen van [thuiszorgorganisatie 1] of wie waren geautoriseerd tot het doen van overboekingen en opnames van bankrekeningen van [thuiszorgorganisatie 1]?
Antwoord:
Buiten [medeverdachte] om kon er tot 1 april 2009 niemand bij komen. Na 1 april 2009 kon alleen ik en mijn zoon [betrokkene 1] er bij. Dat was het rekeningnummer dat op naam stond van [betrokkene 1].
Vraag: Is er binnen [thuiszorgorganisatie 1] sprake geweest van kasbetalingen en/of - ontvangsten en is er gewerkt met een kasboek?
Antwoord:
Bij mijn weten hadden wij geen kasboek. Wanneer er geld langs werd gebracht werd hiervan een kwitantie opgemaakt en door de desbetreffende cliënt ondertekend. Ook ik heb wel eens geld voor [thuiszorgorganisatie 1] in ontvangst genomen en ondertekend. Dat was zowel voor als na 1 april 2009.
Vraag: Wie voerde de administratie van alles met betrekking tot de Persoonsgebonden Budgetten van cliënten van [thuiszorgorganisatie 1]?
Antwoord:
Dat deed [medeverdachte] en verder niemand.
1.C.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte
[verdachte]d.d. 15 december 2009 (pag. 754 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraag: Kunt u de gang van zaken beschrijven, vanaf het eerste contact met een cliënt tot en met het moment dat de eerste zorg wordt verleend aan deze cliënt, door [thuiszorgorganisatie 1]. Antwoord:
Het lag er aan op de cliënt mobiel was en dan kwam deze naar het kantoor voor een gesprek. Wanneer het een cliënt betrof die om zorg vroeg dan hield ik dat gesprek met deze cliënt. lk spreek namelijk Turks. Ook kwam het wel eens voor dat [betrokkene 5] en of [betrokkene 7] dit gesprek met de desbetreffende cliënt hield. Vanaf het begin ging het dan ook wel eens fout. Dat had te maken de daarop volgende aanvraag en dat liet wel eens op zich wachten. Wanneer de cliënt er op stond dat hij of zij gelijk zorg wilde hebben begonnen wij dan ook meteen met het verlenen van zorg, zonder dat de benodigde toekenning al binnen was. Zo kan ik u verklaren dat het, kort voordat ik naar Turkije ging, van een cliënt, [cliënt 1] genaamd,
€ 300 ontvangen, zonder dat hiervoor een toekenning was afgegeven. Wij, van [thuiszorgorganisatie 1], hadden al wel vast zorg aan mevrouw [cliënt 1] verleend. Die
€ 300 kwam mij goed uit en kan dit goed gebruiken voor mijn reis naar Turkije. U zegt tegen mij dat ik deze € 300 aan de curator had moeten afgeven, aangezien er een faillissement op lag.
Met betrekking tot het eerste contact waren er ook wel medewerkers van ons welke cliënten binnen brachten en het eerste gesprek met deze mensen deden. Wanneer er dan nieuwe mensen waren om zorg aan te worden verleend, deden wij de aanvraag voor deze toekomstige cliënten.
Door de desbetreffende cliënt lieten wij dan een aanvraagformulier voor het CIZ invullen en gelijk een volmacht ondertekenen. De volmacht was er voor, wanneer de indicatie binnen kwam, dat het volledige toegekende voorschot op de rekening van [thuiszorgorganisatie 1] zou worden gestort. Wanneer de indicatie binnen was namen de cliënten met ons op en maakten zij kennis met de desbetreffende medewerkster die aan hun zorg zou verlenen. Wanneer er dan zorg op volgde werden elke week de werkbriefjes ingeleverd. Dat gebeurde in mijn opdracht en maakte dit tijdens de gehouden vergaderingen ook aan de medewerkers duidelijk. U zegt dat de personeelsleden aan u verklaarden dat zij allen aan mij de briefjes inleverden en dat ik deze verwerkte. Dat deden [medeverdachte] en of [betrokkene 5]. Ik kan dat niet en liet dat dus over aan anderen. Dat gebeurde in opdracht van de hele organisatie van [thuiszorgorganisatie 1] en dat was, zoals ik al eerder verklaarde, tijdens de vergaderingen aan alle medewerkers duidelijk gemaakt.
Van [medeverdachte] en mij kregen de medewerksters te horen hoeveel uur zorg er aan de desbetreffende cliënt moest worden verleend en welke soort zorg deze moesten krijgen.
Vraag: Welke contracten, machtigingen, volmachten, overeenkomsten en of andere bescheiden worden bij aanvang of later ondertekend door cliënten van Thuiszorgorganisatie?
Antwoord:
Alleen de volmacht en de zorgovereenkomst, tussen ons [thuiszorgorganisatie 1] en de cliënt, werd ondertekend.
Vraag: Hoe zag het administratieve traject bij [thuiszorgorganisatie 1] er uit, vanaf het moment dat de thuiszorg werd verleend tot en met de verantwoording daarvan?
Antwoord:
De urenbriefjes werden op kantoor door de medewerksters afgegeven en verwerkt. Ik zelf maakte geen urenbriefjes op. Ik was een manusje van alles en verantwoorde niet de door mij gewerkte uren aan zorg voor de cliënten. Ik heb voor mij zelf nooit wat ingevuld. Ik hier geen bewuste reden voor. Dat had wel gemoeten en kan u verklaren dat er bij [thuiszorgorganisatie 1] heel veel anders had gemoeten. Ergens in de maand januari 2009 kreeg ik, over het bijhouden van de administratie [thuiszorgorganisatie 1], ruzie en of woorden met mijn schoondochter [medeverdachte]. Ik zag dat het niet goed ging met de zaak en ik heb haar toen duidelijk gemaakt dat het zo niet verder kon. Ik heb haar gezegd dat wanneer zij de zaak gezond wilde houden zij meer op kantoor aanwezig moest zijn. Zij kwam wel bijna elke dag doch dat werd steeds minder. Nadat ik aan [medeverdachte] duidelijk had gemaakt dat het op kantoor anders moest, werd [betrokkene 5] vanuit de ondersteunende begeleiding op kantoor geplaatst. Vanaf dat moment hielp [betrokkene 5] dus mee om de administratie op orde te brengen. Dat is niet gelukt en ging ons bedrijf alsnog failliet.
Vraag: Welke urenregistraties werden bijgehouden door (medewerkers van) [thuiszorgorganisatie 1]?
Antwoord:
Volgens mij werden al de gewerkte uren bijgehouden. Wanneer de medewerkster de urenbriefjes niet inleverden werd er ook geen salaris aan hun uitbetaald. Door [medeverdachte] werden de ingeleverde urenlijsten gecontroleerd.
1.D.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte
[verdachte]d.d. 16 december 2009 (pag. 782 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U vraagt aan mij, wie er sinds de oprichting van [thuiszorgorganisatie 1], in feite leiding gaf aan de bedoelde onderneming.
lk heb vanaf de oprichting tot 1 april 2009, niet de leiding over deze onderneming gehad. lk heb alleen [medeverdachte] en op wiens naam deze onderneming stond, voortdurend ondersteund. Hiermee bedoel ik dat ik haar overal mee geholpen heb. Op het laatst was het wel zo dat ik steeds meer de verantwoording van [thuiszorgorganisatie 1] op mij heb genomen. lk trok in feite de kar en [medeverdachte] deed weinig. Op administratief gebied had ik geen weet van en liet dit over aan anderen. Toen [medeverdachte] afhaakte trok ik dus de kar. Dat was in feite vanaf
1 januari 2009 tot de dag dat de onderneming failliet ging, 1 april 2009. Toen het dus failliet ging heb ik, op naam van mijn zoon [betrokkene 1], de onderneming van [thuiszorgorganisatie 1] voortgezet.
lk zie nu wel in dat ik [betrokkene 1] hiermee in de problemen heb gebracht. lk heb dit puur uit concurrentie beding op naam van [betrokkene 1] laten zetten, omdat ik eerder bij [thuiszorgorganisatie 2] had gewerkt en wilde hierdoor niet in de problemen komen. lk deed dit niet, omdat ik op dat moment en nu nog steeds, een uitkering genoot en of geniet.
Over mijn schoondochter [medeverdachte] kan ik u verklaren dat nadat [thuiszorgorganisatie 1] een paar maanden draaide, werden er ineens vier auto's door [medeverdachte] geleased bij het autobedrijf [autobedrijf] te Enschede. Dat betroffen twee Renault, type Clio voor de zorgmedewerkers. Daarnaast een Renault stationcar, type Laguna. In deze auto reed vanaf dat moment mijn zoon [betrokkene 15] in. De vierde auto, het nieuwste model van Renault en daarvan was er nog maar één van in Enschede, reed [medeverdachte]. lk reed in één van deze Clio's Er werd veel geld uitgegeven door [betrokkene 15] en [medeverdachte]. Beiden hebben daar goed van geleefd. Dat was blijkbaar nog niet genoeg. Ze hebben met z'n tweeën zoveel geld uitgegeven, waardoor zij het personeel niet meer konden betalen. Het enigste voordeel wat ik heb genoten is dat ik in die mooie woning aan de [adres] te Enschede, voor nog geen jaar heb mogen wonen. Aangezien [medeverdachte] op een gegeven moment de huur niet betaalde moest ik er uit. Zelfs de ontvangen bekeuringen, die er van de gehuurde lease auto's binnen kwamen en op naam van [thuiszorgorganisatie 1] stonden, werden niet betaald. Hierdoor moet ik op dit moment, voor een bedrag van bijna € 1500 aan bekeuringen betalen. Ik heb nagenoeg niet kunnen meegenieten van de inkomsten uit de PGB-gelden. Ik moest altijd aan [medeverdachte] vragen om geld, aangezien zij het beheer hier over had
2.A.
Het proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte
[medeverdachte]d.d. 8 december 2009 (pag. 813 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraag: Wie werken of werkten (gedeeltelijk) op kantoor en waaruit bestaan hun werkzaamheden precies?
Antwoord:
Mevrouw [betrokkene 5], [betrokkene 5]. [betrokkene 5] is de bijnaam. Daarnaast was ik zelf werkzaam op het kantoor.
De werkzaamheden van mevrouw [betrokkene 5] was het opmaken van de verantwoordingsformulieren, het maken van roosters en het invoeren van gegevens. De verantwoordingsformulieren werden altijd op mijn naam opgemaakt. Ik tekende altijd de verantwoordingsformulieren.
Ik controleerde de gewerkte uren met de toekenningsbeschikking. Ik zag toen veel afwijkingen. Er waren personeelsleden die teveel uren opschreven.
U vraagt mij of mijn schoonmoeder [verdachte] bij mij op loonlijst stond. Mijn schoonmoeder hielp mij alleen. Zij was niet in loondienst bij mij. Ze kreeg geen salaris. Af en toe kreeg ze een vergoeding.
Ik was de baas binnen [thuiszorgorganisatie 1]. Ik nam het personeel aan en voerde de arbeidsvoorwaardengesprekken. Ik bepaalde ook waar het personeel moest gaan werken.
Het personeel werd door mij aangenomen.
Vraag: Wie maakte de declaratieformulieren PGB en verantwoordingsformulieren op, wie ondertekende(n) deze, en waarvoor werden deze gebruikt?
Antwoord:
lk vulde de bedragen en persoonsgegevens in op de verantwoordingsformulieren. Aan de achterzijde vulde ik de zorgverlener met het kamer van koophandel nummer in. Ook vermelde ik het totaalbedrag van de zorg die wij hadden verleend in. Ook vermelde ik de verleende zorg. lk deed dit ook wel samen met mevrouw [betrokkene 5]. De verantwoordingsformulieren dienen voor de verantwoording van de door [thuiszorgorganisatie 1] verrichtte zorguren. De ingevulde formulieren werden door de cliënt ondertekend en verzonden aan het zorgkantoor. De verantwoordingsformulieren voor de huishoudelijke hulp gaan naar het zorgkantoor van de gemeente.
Vraag: Wie heeft en had het beheer over de kas en de bank bij [thuiszorgorganisatie 1]? Antwoord:
Er was één bankpasje van de bedrijfsrekening. Dat was een rekening van de [bank] bank. Via internet bankieren kon zowel ik als mijn schoonmoeder [verdachte] handelingen verrichten. Mijn schoonmoeder had ook kennis van de inlogcode.
Vraag: Wie hebben er allemaal een bankpasje, toegang, zijn geautoriseerd tot het doen van overboekingen en opnames van de bankrekeningnummers:
Antwoord: Zoals ik net al had aangegeven kon ik en mijn schoonmoeder overboekingen en opnames verrichtten van de zakelijke rekening
Vraag: Welke bankrekeningen hebt u nog meer in uw bezit en van welke bankrekeningnummers maakt u geen gebruik meer van?
Antwoord:
[rekeningnummer 1] t.n.v. [thuiszorgorganisatie 1]: Dit is de zakelijke rekening die ik vanaf het begin had geopend. Op deze rekening werden de voorschotten van de PGB budgetten gestort.
[rekeningnummer 2] t.n.v. [medeverdachte]: Volgens mij is dit de zakelijke rekening die ik geopend heb als tussenrekening. Het was de bedoeling dat op deze rekening na 1 januari 2009 de voorschotten zouden worden gestort.
Vraag: Werd er door cliënten van u ook contant afgerekend voor verleende zorg?
Antwoord:
Er werd door een aantal cliënten, volgens mij waren het er drie, contant geld overgemaakt of op kantoor gebracht. Als het geld op het kantoor werd gebracht werd er een kwitantie voor opgemaakt. lk weet zeker dat dit altijd is gebeurd.
Vraag: Houdt u een kasboek bij?
Antwoord:
Op kantoor had ik geen kasboek. De boekhouder hield een kasboek bij.
2.B.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte
[medeverdachte]d.d. 8 december 2009 (pag. 818 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraag: Kunt u de gang van zaken beschrijven, vanaf het eerste contact met een cliënt tot en met het moment dat de eerste zorg wordt verleend aan deze cliënt, door [thuiszorgorganisatie 1]. Antwoord:
Het eerste contact met de cliënt was een intake gesprek op kantoor of bij de cliënt thuis. Als de cliënt wilde overstappen dan vroeg ik naar hun dossier, als ze een indicatie hadden. Als de cliënt geen dossier thuis had vroeg ik de gegevens op bij het zorgkantoor. Als alle gegevens binnen waren werden er afspraken gemaakt met de cliënt over de te verlenen zorg. Deze afspraken worden later in een zorgovereenkomst vast gelegd. Er werd een volmacht door de cliënt getekend. Deze volmacht gebruikten wij om te kunnen beschikken over de voorschotten van de PGB gelden van de cliënt. Als dat allemaal is geregeld wordt er een personeelslid aan deze cliënt gekoppeld. In het begin gebeurde het nog wel eens dat er door de vorige zorgverlener al een volmacht naar het zorgkantoor te Groningen was gestuurd. Ik viste dan weer achter het net met het voorschotbedrag. Als dat gebeurde nam ik contact op met de betreffende zorgverlener om het bedrag op onze rekening te storten. Soms kreeg ik dan het geld op de rekening gestort. Het gebeurde ook wel eens dat het niet werd overgemaakt.
Vraag: Welke contracten, machtigingen, volmachten, overeenkomsten en of andere bescheiden worden bij aanvang of later ondertekend door cliënten van [thuiszorgorganisatie 1]? Antwoord:
Dat is een volmacht en een zorgovereenkomst.
Vraag: Komt het voor dat er blanco contracten, machtigingen, volmachten, overeenkomsten en/of andere bescheiden worden ondertekend door cliënten, dit wil zeggen zonder dat op deze bescheiden zaken als datum, persoonsgegevens en andere gegevens zijn ingevuld?
Antwoord:
Ik heb persoonlijk nooit cliënten blanco documenten laten ondertekenen. Mocht u een document hebben gevonden dan is dat zeker niet door mij gedaan.
Vraag: Hoe en door wie werd [thuiszorgorganisatie 1] betaald voor de verleende thuiszorg? Antwoord:
Dit gebeurde door de PGB gelden die we rechtstreeks kregen gestort op de rekening van [thuiszorgorganisatie 1].
Vraag: Hoe kunnen wij nagaan dan wel controleren wie er zorg verleend hebben aan cliënten namens [thuiszorgorganisatie 1]?
Antwoord:
U kunt aan de hand van de urenregistratie die door het personeel wordt bijgehouden controleren waar zij werkzaam zijn geweest. Op die lijsten wordt bijgehouden hoeveel uren en welke zorg er verleend was bij de cliënten.
Vraag: Hoe zag het administratieve traject er bij [thuiszorgorganisatie 1] uit vanaf het moment dat de thuiszorg werd verleend tot en met de declaratie daarvan?
Antwoord:
De werknemer vult een door ons aangeleverde urenlijst in met de verleende zorguren. Er was bij de cliënt ook een lijst die ingevuld moest worden. Aan het einde van de maand moesten beide lijsten door het personeel worden ingeleverd bij mij. Globaal werden dan de uren gecontroleerd. Als er verantwoording moest worden gedaan, werden de opgemaakte urenlijsten er bijgehaald.
Er werd dan gekeken of het voorschot van die cliënt was overgemaakt op de bankrekening. Ik controleerde of over die periode de juiste aantal zorguren verleend waren.
Vraag: Zijn de uren die staan vermeld op de door de cliënt ondertekende formulieren "Cliënten Rapportage" de uren die daadwerkelijk aan zorg zijn verleend aan die betreffende cliënt? Antwoord:
Volgen mij wel. lk weet dit niet zeker.
Vraag: Zijn de uren die staan vermeld op de formulieren "Urenregistratie" de uren op basis waarvan de betreffende medewerkers worden uitbetaald?
Antwoord:
De uren die op de urenregistratie zijn vermeld is de basis waarop de medewerkers worden uitbetaald. Ik gaf de gewerkte uren door aan de boekhouder.
Vraag: Wie controleerde bij [thuiszorgorganisatie 1] al de gewerkte uren van uw werknemers en waarop is dat gebaseerd?
Antwoord:
Ik controleerde de gewerkte uren aan de hand van de urenlijsten.
Vraag: Wat deed u met de aan de cliënten toegekende vrij besteedbare bedragen aan PGB? Antwoord:
Het vrij besteedbare bedrag ging in de pot mee. Ik betaalde het bedrag niet aan de cliënten. Ik ben mij er nu van bewust dat dit fout is.
2.C.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte
[medeverdachte]d.d. 9 december 2009 (pag. 825 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Terug komende op uw vraag wie er in feite de baas was van [thuiszorgorganisatie 1] was, kan ik u verklaren dat mijn schoonmoeder vanaf het begin een steeds grote rol speelde en in feite de baas binnen het bedrijf betrof. Ik wist op een gegeven moment niet meer wat zij deed en hoeveel uur zij voor het bedrijf werkte. Ik voelde mij steeds meer overbodig en dat zij de baas was. Zij regelde alles en ik hoorde nadien wat er door haar afgesproken was of niet. Ik had geen gezag meer en vroeg mij af of ik er wel bij hoorde. De grotere beslissingen moest ik wel nemen.
Op uw vraag of ik volledig zicht had op de zakelijke bankrekening van [thuiszorgorganisatie 1], kan ik u verklaren dat ik hierop voldoende zicht had. Ik keek regelmatig of er PGB-gelden waren binnengekomen.
U vraagt mij naar de verantwoordingsformulieren en u wilt van mij weten op welke wijze de bedragen hierop, door mij werden ingevuld. Wanneer het desbetreffende formulier van de cliënt was binnengekomen keek ik samen met [betrokkene 5] of het PGB-geld over de verantwoordingsperiode, van de desbetreffende cliënt, op onze rekening was gestort. Het totaal bedrag wat was gestort werd overgenomen en op het verantwoordingsformulier gezet. Af en toe controleerde ik de gewerkte uren bij de desbetreffende cliënt.
Tot slot kan ik u verklaren dat ik aan u duidelijk wil maken, dat ik op papier de eigenaresse van [thuiszorgorganisatie 1] was, maar dat mijn schoonmoeder hierin een sterke rol vervulde en in feite deed voorkomen dat zij de baas was.
2.D.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte
[medeverdachte]d.d. 10 december 2009 (pag. 847 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In aanvulling op mijn eerdere verklaring wil ik u mededelen dat mijn aanwezigheid op mijn bedrijf [thuiszorgorganisatie 1] bijna nihil is geweest. Ik was beperkt aanwezig in elk geval was ik niet elke dag op het kantoor aanwezig. Bij het begin van de onderneming waren de intenties goed echter
is alles mij ontglipt. Mijn schoonmoeder zou mij ondersteunen, maar nu begrijp ik dat ze mij niet echt geholpen heeft maar eerder de grond ingeboord. Hierdoor zijn binnen mijn bedrijf veel dingen mis gelopen. Doordat ik niet zoveel aanwezig was op het bedrijf heb ik dit ook niet allemaal mis zien gaan. Mijn schoonmoeder wist het altijd zo te brengen dat alles goed ging. Als er klachten waren dan werd dat altijd door mijn schoonmoeder schoon gepraat.
Ik dacht dat ik de leiding had over de onderneming, maar nu denk ik er anders over. Er werden beslissingen genomen achter mijn rug om. Zoals ik het nu zie heeft mijn schoonmoeder de leiding over het bedrijf. Ze heeft gewoon de leiding van mij overgenomen zonder dat ik het in de gaten had.
Over het invullen van de verantwoordingsformulieren kan ik u verklaren dat ik deze niet allemaal zelf heb ingevuld. Ik heb er wel een aantal ingevuld. Ik heb in zaak drie al verklaard dat ik daar een verantwoordingsformulier heb ingevuld. Volgens mij heeft [betrokkene 5] ook veel verantwoordings-formulieren ingevuld waarschijnlijk in opdracht van mijn schoonmoeder.
De rol van mijn schoonmoeder was dat zij eigenlijk de leiding over het bedrijf had. Zij deed alle werkzaamheden van de intake tot verantwoording. Mijn schoonmoeder was wel dagelijks aan het werk voor [thuiszorgorganisatie 1]. Ze heeft er bij mij altijd op aangedrongen dat ze niet aangemeld mocht worden met een dienstverband. Zij vertelde mij altijd dat zij via de psychiater van het UWV wel mocht ondersteunen bij mijn werkzaamheden.
Op het moment dat mijn bedrijf failliet ging, vond mijn schoonmoeder het zonde dat het bedrijf zou ophouden met bestaan. Ik had er genoeg van en wilde dus ook niet verder met het bedrijf. Ik kreeg later te horen dat [betrokkene 1] de zaak zou overnemen. Na 1 april 2009 dacht ik dat alles over was, maar ik werd bijna dagelijks nog gebeld door cliënten. Die cliënten wilden verhaal bij mij halen. Ook personeelsleden belden mij regelmatig om verhaal te halen.
Tot slot kan ik u verklaren dat ik wel een grote fout heb gemaakt om op het verantwoordingsformulier het totaalbedrag van de binnengekomen voorschotten PGB te verantwoorden bij het zorgkantoor zonder mij er van te vergewissen dat de zorg ook daadwerkelijk was verricht. Ik was mij er niet van bewust dat ik mij hierdoor schuldig heb gemaakt aan valsheid in geschrifte. Ik heb mij er dus niet bewust schuldig aan gemaakt.
Ook het niet terug betalen van de wel ontvangen voorschotten PGB die niet verantwoord waren, heb ik niet bewust gedaan. Achteraf is het mij nu duidelijk dat ik dat wel had moeten doen. Ik heb dat nagelaten. Ik begrijp dat ik mij schuldig heb gemaakt aan verduistering van PGB gelden. Ik heb dit onbewust gedaan.
Ik heb spijt dat ik deze dingen heb gedaan en daar heel veel cliënten en personeelsleden mee heb benadeeld.
3.A.
Het proces-verbaal van verhoor van werknemer
[betrokkene 5]d.d. 16 december 2009 (pag. 894 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben in juni 2008 begonnen bij [thuiszorgorganisatie 1] en ik heb daar gewerkt tot 06 maart 2009. Vanaf het begin tot aan oktober 2008 heb ik uitsluitend gewerkt als ondersteunend begeleider met cliënten. Daarna kreeg ik minder cliënten en ben ik ook gaan werken op kantoor van [thuiszorgorganisatie 1].
Ik ben op verzoek [verdachte] kantoorwerkzaamheden gaan verrichten omdat ik de Turkse taal beheers en de meeste cliënten van [thuiszorgorganisatie 1] van Turkse afkomst zijn. [medeverdachte] kan geen Turks. lk was van maandag tot en met vrijdag werkzaam van 09:00 uur tot 16:00 uur. Dan was ik op kantoor. Tussentijds verleende ik de ondersteunende begeleiding aan twee of drie cliënten van [thuiszorgorganisatie 1].
Mijn werkzaamheden op kantoor bestonden uit het begeleiden van cliënten op dinsdag of op woensdag. Dan moest ik de cliënten ophalen en terugbrengen. Tijdens deze dagactiviteiten zorgde ik voor koffie en thee en dergelijke. Daarnaast hield ik mij bezig met de papieren van de cliënten. Dit wil zeggen een dossier maken en archiveren van cliëntgegevens, zoals gegevens van de huisarts, uitvaartverzekeringen en de administratie van de PersoonsGebonden Budgetten (PGB) van cliënten. Dit laatste hield in dat ik bijhield wanneer de indicatie van cliënt afliep en wanneer deze weer aangevraagd moest worden. Verder hield ik in de computer van alle medewerkers bij een overzicht met hun NAW-gegevens en welk soort hulp zij verleende aan cliënten.
Ik had een nul-urencontract, ik werkte op oproepbasis. Vanaf oktober werkte ik ongeveer 30 á 40 uren per week bij [thuiszorgorganisatie 1], waarbij ik zo'n zes a zeven uren per week besteedde aan cliënten en de overige uren waren kantoorwerkzaamheden.
Vraag: Hield u zich bezig met de urenlijsten die door medewerkers van [thuiszorgorganisatie 1] werden bijgehouden? Antwoord:
De werknemers van [thuiszorgorganisatie 1] hielden de door hen gewerkte uren bij op maandelijkse urenlijsten. Deze urenlijsten werden aan het einde van de maand door de werknemers ingeleverd bij [medeverdachte]. Als [medeverdachte] er niet was, dan leverden zij deze briefjes bij mij in en dan verzamelde ik deze urenlijsten en deed deze in een enveloppe en deze gaf ik dan aan [medeverdachte]. [medeverdachte] gaf deze urenlijsten vervolgens aan de boekhouder. Verder deed ik niets met deze urenlijsten. Ik en [betrokkene 6] leverden onze urenlijsten ook wel eens per mail aan [medeverdachte] aan. Voor zover ik weet waren wij de enigen die dat wel eens per mail deden. [medeverdachte] heeft mij verteld dat de boekhouder er vervolgens voor zorgde dat wij op basis van de door haar aangeleverde urenlijsten werden uitbetaald.
De meeste cliënten van [thuiszorgorganisatie 1] waren oud-cliënten die [verdachte] had meegenomen van haar vorige werkgever [thuiszorgorganisatie 2].
Ik ken geen urenlijsten die zijn afgetekend door de cliënten, die heb ik in ieder geval nooit gezien. Die cliënten waarbij ik zelf ondersteunende begeleiding verzorgde, die wilden geen urenbriefjes ondertekenen, van mijn eigen cliënten heb ik dus ook geen door de cliënt ondertekende urenbriefjes. Ik ken alleen urenlijsten die door medewerkers zelf werden bijgehouden.
lk heb ook nooit een aansluiting gemaakt tussen de werknemers urenlijsten en de door de cliënt ondertekende urenlijsten. De loonkosten die van de boekouder afkwamen, die heb ik ook nooit gecontroleerd. Wel heb ik samen met enkele collega's de uren gecontroleerd. Dit was echter niet mijn taak.
Vraag: Wie geeft/gaf u de opdrachten binnen de onderneming?
Antwoord:
[medeverdachte] en [verdachte] waren de bazen van [thuiszorgorganisatie 1], zij namen de beslissingen. [verdachte] vertelde in het werkoverleg dat als wij vragen hadden over geldzaken dan moesten wij bij [medeverdachte] zijn en als het om zorginhoudelijke zaken ging, dan moesten wij bij [verdachte] zijn. Maar omdat [medeverdachte] maar heel weinig op kantoor was, gingen alle medewerkers naar [verdachte] met vragen of om een beslissing te vragen.
Vraag: Wie zijn er werkzaam op kantoor en wie doet wat?
Antwoord:
In de periode van oktober 2008 tot en met maart 2009 waren ikzelf, [verdachte] en [medeverdachte] de enigen die werkten op kantoor. [medeverdachte] was in die periode bijna dagelijks aanwezig, zo'n vijf of zes uren. [medeverdachte] had geen eigen vaste cliënten, maar in geval een medewerker ziek was, dan viel zij voor die medewerker in. Maar dat wisselde per week, soms was zij er een week niet. [verdachte] was ook dagelijks op kantoor in die periode. Zij was elke dag wel een uur of 2 tot 4 bezig met cliënten, zorgverlening aan cliënten buiten de deur, de rest van de tijd was zij bezig met kantoorwerkzaamheden. [verdachte] had geen vaste werktijden.
Vraag: Wat doet [verdachte] binnen de onderneming?
Antwoord:
[verdachte] hield zich bezig met de indicaties van cliënten, bellen naar CIZ, ze onderhield zich bezig met het zorgkantoor en ze nam soms brieven van cliënten mee naar kantoor en behandelde deze. Zij hield zich bezig met cliënt inhoudelijke zaken en met de zaken rondom de PGB van cliënten. Als de budgetten van cliënten nog niet was overgemaakt voor cliënten, dan belde zij daarover met het zorgkantoor. [medeverdachte] hield zich met dit laatste ook bezig, of de budgetten waren overgemaakt. Ikzelf hield me niet bezig met de budgetten, ik had ook geen toegang of overzicht tot de bankrekeningen van [thuiszorgorganisatie 1].
Vraag: Wat doet [medeverdachte] binnen de onderneming?
Antwoord:
[medeverdachte] hield zich ook bezig met het PGB van cliënten, of het geld al was binnengekomen. Dat kon [medeverdachte] ook doen, want de bankrekening stond op haar naam. Volgens mij had zij twee rekeningnummers, deze rekeningnummers ken ik niet uit mijn hoofd. Als dat niet zo was, nam zij contact op met het zorgkantoor. Verder hield [medeverdachte] zich bezig met de aanvraag van PGB 's voor cliënten en hiervoor ging zij met de cliënten zelf naar het zorgkantoor. Heel af en toe bezocht [medeverdachte] ook cliënten. Verder onderhield zij de contacten met de boekhouder, dit verliep altijd via [medeverdachte]. [medeverdachte] had geen vaste werktijden.
Vraag: Wie hield zich bezig met de administratie met betrekking tot PersoonsGebonden Budgetten (PGB)?
Antwoord:
[verdachte] hield zich hier dus mee bezig, maar voornamelijk [medeverdachte]. Ik hield mij daar niet specifiek mee bezig.
Vraag: Hoe wist de zorgverleners waar zij moesten werken en voor hoeveel uren?
Antwoord:
[medeverdachte] en [verdachte] vertelden de zorgverleners bij welke cliënten zij moesten gaan werken.
Vraag: Wie hield zich bezig met de verantwoording van PGB-gelden?
Antwoord:
Ik heb zelf een aantal verantwoordingsformulieren ingevuld, ik denk een stuk of drie á vier. Verder weet ik dat [verdachte] zich bezig hield met deze verantwoordingsformulieren, in ieder geval toen ik bij [thuiszorgorganisatie 1] kwam werken in juni 2008. Ik wist in het begin niet hoe het werkte en toen heeft [verdachte] het verantwoordingsformulier voor mijn cliënt, mevrouw [slachtoffer 4], ingevuld. [verdachte] heef ons tijdens het werkoverleg uitgelegd hoe wij deze verantwoordingsformulieren moesten invullen.
In de tijd dat ik werkte bij [thuiszorgorganisatie 1], werd ik benaderd door collega's en die vroegen aan mij hoe zij de verantwoordingsformulieren voor hun cliënten moesten invullen. Ik heb aan deze collega's een beschrijving gegeven waarin staat hoe je het verantwoordingsformulier moest invullen. Deze beschrijving werd gelijk met het verantwoordingsformulier toegezonden door het zorgkantoor. Ik heb deze collega's vervolgens ook uitgelegd dat zij het bedrag dat op het verantwoordingsformulier moest worden ingevuld, terug te vinden is in de toekenningsbeschikking. Ik heb ze verteld dat ze het bedrag dat op de toekenningsbeschikking, dat betrekking had over de periode waarover verantwoording moest worden afgelegd, moesten overnemen op het verantwoordingsformulier.
Ik heb in ieder geval de verantwoordingsformulieren voor mijn eigen cliënten ingevuld en deze verantwoordingsformulieren liet ik dan ondertekenen door de cliënt zelf.
Ik weet dat [verdachte] bij het opmaken van verantwoordingsformulieren van mijn eerste cliënt, mevrouw [slachtoffer 4], een stempel van [thuiszorgorganisatie 1] op het verantwoordingsformulier heeft gezet. Ik weet niet waarom zij deze stempel op het verantwoordingsformulier zette.
Vraag: Wie was gemachtigd tot telebankieren dan wel het doen van opnames en overboekingen van bankrekeningen van [thuiszorgorganisatie 1] en wie hadden er beschikking over de betreffende bankpasjes? Antwoord:
[medeverdachte]. U vraagt mij of [verdachte] ook toegang had tot de bankrekeningen van [thuiszorgorganisatie 1], maar dat weet ik niet.
Vraag: Was er bij [thuiszorgorganisatie 1] sprake van contante ontvangsten en uitgaven en werd er gewerkt met een kasboek?
Antwoord:
Ja, van cliënten [slachtoffer 5] en [cliënt 2] heeft [thuiszorgorganisatie 1] contant geld ontvangen vanuit de PGB. Dat had te maken met het feit dat de PGB-gelden vanaf 01 januari 2009 op rekening van de cliënt gestort moesten worden. Toen heeft de cliënt het geld van de PGB contant overhandigd aan [verdachte]. Hiervan hebben de cliënten een betalingsbewijs ontvangen.
Vraag: Heeft u verantwoordingsformulieren opgemaakt waarvan u wist dat het daarop vermelde bedrag niet overeenkwam met de zorg die feitelijke aan betreffende cliënten van [thuiszorgorganisatie 1] was verleend? Antwoord:
De verantwoordingsformulieren van mijn eigen cliënten heb ik juist ingevuld.
Ik heb ook verantwoordingsformulieren opgemaakt voor andere cliënten. Bij deze cliënten weet ik niet of het daarop vermelde bedrag staat voor het aantal zorguren dat feitelijk verleend is. Bij deze formulieren heb ik in opdracht van [verdachte] namelijk het bedrag van de betreffende toekenningsbeschikkingen overgenomen op de verantwoordingsformulieren.
3.B.
Het proces-verbaal van verhoor van werknemer
[betrokkene 5]d.d. 5 februari 2010 (pag. 901 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen de verdachte navolgende verantwoordingsformulieren:
-op naam [slachtoffer 1], periode 01-01-2009 t/m 27-05-2009, ondertekend op 09-06-2009 (code Z-1-4-1)
- op naam [slachtoffer 2], periode 08-12-2008 t/m 31-12-2008, ongedateerd (Z-3-4-2)
- op naam [slachtoffer 2], periode 31-10-2008 t/m 31-12-2008, gedateerd 30-03-2009 (Z-3-4-3)
- op naam [slachtoffer 7], periode 01-07-2008 t/m 31-12-2008, gedateerd 12-01-2009 (Z-4-4-1)
- op naam [slachtoffer 4], periode 05-03-2008 t/m 04-06-2008, ongedateerd (Z-5-4-0)
- op naam [slachtoffer 5], periode 01-07-2008 t/m 31-12-2008, gedateerd 31-01-2009 (Z-6-4-1)
-op naam [slachtoffer 5], periode 01-01-2009 t/m 30-06-2009, gedateerd 20-07-2009 (Z-6-4-2)
- op naam [slachtoffer 5], periode 15-03-2008 t/m 31-12-2008, gedateerd 13-01-2009 (Z-6-4-3)
- op naam [slachtoffer 5], periode 01-01-2009 t/m 31-03-2009, gedateerd 13-04-2009
(Z-6-4-4).
Vraag verbalisanten: Door wie zijn deze verantwoordingsformulieren ingevuld, ondertekend en ingezonden naar het zorgkantoor dan wel de gemeente Enschede?
Antwoord:
- formulier met code Z-1-4-1 is niet door mij ingevuld. Ik herken het handschrift niet.
- formulier met code Z-3-4-2 is gedeeltelijk door mij ingevuld. Ik heb het bedrag ingevuld. [verdachte] heeft mij gezegd dat ik dat bedrag moest invullen. De achterzijde heb ik ook ingevuld. Ik herken mijn handschrift.
- formulier met code Z-3-4-3 is niet door mij ingevuld. Ik herken het handschrift niet.
- formulier met code Z-4-4-1 (periode 01-07-2008 — 31-12-2008). Ik heb op dit formulier het bedrag ingevuld. De naamsgegevens heb ik niet ingevuld. De achterzijde heb ik ook ingevuld.
- formulier met code Z-5-4-0 heb ik ingevuld. Ook de achterzijde heb ik ingevuld. De gele post-it op de kopie heb ik niet ingevuld. Ik herken daarin het handschrift van [verdachte].
- formulier met code Z-6-4-1 heb ik ingevuld. De naamsgegevens heb ik niet ingevuld. De achterzijde heb ik wel ingevuld.
- formulier met code Z-6-4-2 is niet mijn handschrift. Ik herken het handschrift niet.
- formulier met code Z-6-4-3 heb ik ingevuld. De naamsgegevens heb ik niet ingevuld. De achterzijde heb ik wel ingevuld.
- formulier met code Z-6-4-4 is niet mijn handschrift. Ik herken het handschrift niet.
Vraag: Op basis van welke gegevens/bescheiden heeft u deze verantwoordingsformulieren ingevuld? Antwoord:
De bedragen werden ingevuld aan de hand van de bedragen die over die periode vermeld staan op de toekenningsbeschikking. Ik bedoel hiermee dat dus het totale bedrag wat was toegekend over die periode werd verantwoord. Op welke wijze ik de verantwoordingsformulieren moest invullen werd mij verteld tijdens de vergadering. Dit werd verteld door [verdachte]. De verantwoordingsformulieren die ik ingevuld heb zijn allemaal op dezelfde wijze ingevuld.
Vraag: Zijn de verantwoordingsformulieren die door u zijn ingevuld, naar waarheid ingevuld? Komt het verantwoorde bedrag overeen met de zorg die feitelijk aan de betreffende cliënt is verleend en hoe weet u dat?
Antwoord:
De verantwoordingsformulieren die vanaf juni 2008 van mijn eigen twee cliënten zijn ingevuld zijn ook naar waarheid ingevuld. Van de andere ingevulde verantwoordingsformulieren weet ik dit niet. Ik heb geen urenlijsten gecontroleerd. Ik heb zoals ik al eerder verklaarde daar het totaal toegekende PGB budget voor die periode ingevuld. Het was ook niet mijn verantwoording om die uren te controleren. Zoals ik al eerder verklaarde moest ik van [verdachte] de totaal bedragen invullen op het verantwoordingsformulier. Er is door mij nooit gecontroleerd of de uren daadwerkelijk aan zorg zijn verleend. Er is mij nooit opgedragen om de uren te controleren.
Niet alle medewerkers hielden urenlijsten bij, zodoende was het niet te controleren.
Vraag verbalisanten: Tijdens uw vorige verhoor op 16 december 2009 heeft u verklaard dat [thuiszorgorganisatie 1] van een aantal cliënten contante bedragen vanuit de PGB heeft ontvangen. Wat kunt u ons vertellen over contante betalingen aan [thuiszorgorganisatie 1]? Hoe vaak kwam dit voor, om hoeveel geld ging dit en wie handelde deze contante betalingen namens [thuiszorgorganisatie 1] af?
Antwoord:
Ik weet niet zeker of er in 2008 cliënten contante betalingen hebben gedaan. In 2009 gebeurde het regelmatig dat er contante betalingen werden gedaan door cliënten. Ik weet dat de volgende cliënten contante betalingen hebben gedaan toen ik op kantoor was. Dat waren (…) [slachtoffer 5] een bedrag van € 4780,00 en [slachtoffer 7].
Deze bedragen werden niet in een kasboek verwerkt. Er was helemaal geen kasboek. Meestal werd er wel een kwitantie afgegeven. Ik denk dat er wel cliënten zijn die contante betalingen hebben gedaan waar geen kwitantie voor is afgegeven. Tegen de cliënten waar ik van weet dat ze contante betalingen hebben gedaan heb ik altijd gezegd dat ze om een kwitantie moesten vragen.
Vraag verbalisanten: U hebt op de administratie van [thuiszorgorganisatie 1] gewerkt. Kunt u ons vertellen hoe wij kunnen nagaan welke bedragen aan PGB geld contant van cliënten zijn ontvangen door [thuiszorgorganisatie 1]?
Antwoord:
Dat is niet in de administratie na te gaan.
Een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2009 over de periode 1 januari 2009 t/m 27 mei 2009 op naam van [slachtoffer 1], [adres] te [woonplaats], onder meer inhoudende dat in de genoemde periode voor een bedrag van € 3.169,53 aan huishoudelijke hulp is uitbetaald (pag. 87-88).
4.2
Een ongedateerde schriftelijke volmacht, onder meer inhoudende:
- dat [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats] aan de [adres], volmacht geeft aan alle medewerkers van [thuiszorgorganisatie 1], gevestigd en kantoorhoudend te Enschede om het haar toegekende PGB te ontvangen en beheren en om verantwoording af te leggen over het ontvangen PGB en het beheer daarvan aan het Zorgkantoor, en
- dat voornoemde [slachtoffer 1] als volmachtgever toestemming geeft om het aan haar toegekende PGB te betalen op rekeningnummer [rekeningnummer 1] van gevolmachtigde [medeverdachte] bij de [bank] (pag. 78, bijlage Z-1-3-1).
4.3
Een schematisch overzicht m.b.t. de gegevens PGB van [slachtoffer 1], onder meer inhoudende dat
op de door [slachtoffer 1] getekende urenlijsten over de weken 1 t/m 22 van 2009 in totaal 22 uren aan huishoudelijke hulp staan vermeld en 10 uren aan ondersteunende begeleiding (pag. 35).
4.4
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige
[slachtoffer 1](pag. 126 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb alleen maar huishoudelijke hulp en ondersteunende begeleiding gekregen van [thuiszorgorganisatie 1]
Thuiszorg. Volgens mij had ik recht op vier uren huishoudelijke hulp. Ik kreeg maar 3 tot 3 ½ uur huishoudelijke hulp. U zegt mij dat ik recht had persoonlijke verzorging vanaf 01-01-2008 tot 27 mei 2009 voor 4-6,9 uur. Ik heb nooit persoonlijke verzorging gehad.
Vraag: Heeft u de uren die aan u zijn verleend door [thuiszorgorganisatie 1] afgetekend op een urenbriefje (Cliënten Rapportage)?
Antwoord:
Ik heb urenbriefjes ondertekend voor de schoonmaak. Ik heb dat niet gelijk vanaf het begin gedaan. Dat gebeurde pas na een paar maanden. Dit heb ik gedaan tot de laatste keer dat ze bij mij zijn geweest.
Vraag: Ik, verbalisant, toon de getuige urenbriefjes (Cliënten Rapportages) over de perioden april en mei 2009, gecodeerd Z-1-5.2.
Zijn de parafen in de kolom handtekening op deze registratieformulieren van u?
Antwoord:
Het formulier dat u mij toont herken ik als het urenbriefje van de gewerkte uren. Ik heb dit formulier inderdaad afgetekend. Dat is mijn handtekening.
Opmerking verbalisant:
Ik toon de getuige een verantwoordingsformulier, code Z-1-4.1 over de periode: 01-01-2009 t/m 27-05-2009 alsmede een brief afkomstig van het zorgkantoor waarin voornoemd
verantwoordingsformulier niet wordt geaccepteerd vanwege gedeclareerde huishoudelijk hulp.
Vraag: Door wie is dit verantwoordingsformulier opgemaakt en ondertekend?
Antwoord:
Ik herken dit formulier niet. U zegt mij dat mijn naam onder het formulier staat. Ik kan niet schrijven dus dat heb ik niet ingevuld. Ik herken mijn handtekening niet.
Vraag: Is er in voornoemde perioden daadwerkelijk voor een bedrag van € 3.169,53 aan
Huishoudelijke Hulp aan u verleend door [thuiszorgorganisatie 1]?
Antwoord:
Volgens mij heb ik niet zoveel huishoudelijke hulp gekregen.
4.5
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige
[betrokkene 9](pag. 1051 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 30 juli 2008 begonnen bij [thuiszorgorganisatie 1] als huishoudelijke hulp.
Ik hield de gewerkte uren tot december bij op eigen gemaakte briefjes. Vanaf december moesten wij de uren bijhouden op lijsten van [thuiszorgorganisatie 1]. Ook hield ik cliënten rapportage bij. Die lijsten werden door de cliënten afgetekend.
De cliënten rapportage heb ik pas opgemaakt vanaf december. Ik weet dat niet helemaal zeker meer. De eigen uren heb ik vanaf begin opgemaakt.
Vanaf het moment dat de cliënten rapportage werd ingevoerd werden deze lijsten ook afgetekend door de cliënt. Zoals ik al eerder verklaarde werden deze lijsten rond december 2008 ingevoerd.
4.6
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige
[betrokkene 2](pag. 929 e.v.) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraag: Wat kunt u ons vertellen over de verplichtingen die zijn verbonden aan Persoonsgebonden Budgetten (PGB)?
Antwoord:
Ik weet niet welke regels en verplichtingen verbonden zijn aan persoonsgebonden budgetten. Mij is door mevrouw [verdachte] wel verteld hoe de procedure van aanvragen van een PGB verliep, maar verder weet ik daar niets van. Tussen neus en lippen door werd mij door [verdachte] wel eens iets verteld over zaken met betrekking tot PGB’s.
Ik weet wel dat ik een aantal verantwoordingsformulieren heb ingevuld, maar ik weet niet op welke cliënten deze verantwoordingsformulieren betrekking hadden. Ik weet ook niet precies hoeveel verantwoordingsformulieren ik heb opgemaakt. Ik heb die formulieren niet zelfstandig ingevuld. Als ik die formulieren moest invullen in opdracht van [verdachte], dan vroeg ik aan haar wat ik precies moest invullen, want dat wist ik niet en dan vertelde zij mij wat ik precies moest invullen.
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen de verdachte navolgende verantwoordingsformulieren:
- op naam [slachtoffer 1], periode 01-01-2009 t/m 27-05-2009, ondertekend op 09-06-2009 (code Z-1-4-1).
Vraag verbalisanten: Door wie zijn deze verantwoordingsformulieren ingevuld, ondertekend en ingezonden naar het zorgkantoor dan wel de gemeente Enschede?
Antwoord:
Formulier met code Z-1-4-1 is niet door mij ondertekend. Het bedrag ad € 3169,53 is wel door mij ingevuld. De naam datum, plaats bij ondertekening zijn niet door mij ingevuld. Het is ook niet mijn handtekening. De gegevens op het tweede blad zijn ook niet door mij ingevuld, behalve het bedrag ad € 3169,53, dat is wel door mij ingevuld. Als ik bedragen op verantwoordingsformulieren moest invullen, dan vroeg ik aan [verdachte] welk bedrag ik moest invullen en dat vertelde zij mij dan en dan overhandigde zij mij een formulier waarop stond op hoeveel PGB-geld die betreffende cliënt recht had.
4.7
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte
[verdachte](pag. 760-761) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraag: Op 9 februari 2009 is een bedrag van € 1940,53 en op 3 april 2009 een bedrag van
€ 1229,00 overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer 1] t.n.v. [thuiszorgorganisatie 1]. Dit geld had betrekking op de voorschotbedragen voor persoonlijke verzorging en verpleging over de periode 01-01-2009 tot en met 30-04-2009. Dit bedrag is op 09-06-2009 verantwoord aan het zorgkantoor als zijnde verleende zorg in de vorm van huishoudelijke hulp. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord:
Blad 2 van deze formulieren heb ik gedeeltelijk ingevuld. De bedragen op dit formulier heeft ingevuld, moet [medeverdachte], [betrokkene 5] of [betrokkene 2] zijn geweest. Ik weet dat niet. Natuurlijk ken ik deze formulieren. Op uw vraag waarom ik HH (huishoudelijke hulp) heb ingevuld weet ik niet. Ik begrijp uit uw woorden dat dit niet naar het Zorgkantoor had mogen worden gezonden maar naar het WMO te Enschede. Waarom ik dat op deze wijze heb ingevuld, kan ik geen antwoord geven. Ik hoor van u de datum 9 juni 2009 noemen en dat op die datum dit formulier is binnengekomen. Op dat moment zat [betrokkene 2] op kantoor en ik neem dan ook aan dat [betrokkene 2] de bedragen, op mijn verzoek heeft ingevuld.
Opmerking verbalisant:
Wij tonen een volmacht ondertekend door mevrouw [slachtoffer 1] en verdachte [medeverdachte]. Gecodeerd Z-1.3.1. Vraag: Kunt u ons verklaren waar deze volmacht voor wordt gebruikt?
Antwoord:
Deze volmacht werd door mij, blanco, ingevuld en door [medeverdachte] vooraf al ondertekend. Op uw vraag waarom wij dit vooraf deden, kan ik geen antwoord geven. Dat deden wij standaard. Vervolgens werd dit formulier door cliënt [slachtoffer 1] ondertekend. Mevrouw [slachtoffer 1] kan niet lezen en schrijven en ik heb haar vooraf voldoende in het Turks ingelicht, wat er op deze volmacht stond vermeld en wat dit betekende. Dat begreep zij.
5.1
Een verantwoordingsformulier PGB-WMO-HH over de periode 8 december 2008 t/m 31 december 2008 op naam van [slachtoffer 2], [adres] te [woonplaats], onder meer inhoudende dat in de genoemde periode voor een bedrag van € 140,20 aan huishoudelijke hulp is betaald (pag. 243 en 244).
5.2
Een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ over de periode 31 oktober 2008 t/m 31 december 2008 op naam van [slachtoffer 2], [adres] te [woonplaats], onder meer inhoudende dat in de genoemde periode voor een bedrag van € 1.945,15 aan persoonlijke verzorging, verpleging en ondersteunende begeleiding is betaald (pag. 245 en 246).
5.3
Een schriftelijke volmacht d.d. 10 maart 2008, onder meer inhoudende:
- dat [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats] aan de [adres], volmacht geeft aan alle medewerkers van [thuiszorgorganisatie 1], gevestigd en kantoorhoudend te Enschede om het hem toegekende PGB te ontvangen en beheren en om verantwoording af te leggen over het ontvangen PGB en het beheer daarvan aan het Zorgkantoor, en
- dat voornoemde [slachtoffer 2] als volmachtgever toestemming geeft om het aan hem toegekende PGB te betalen op rekeningnummer [rekeningnummer 1] van gevolmachtigde [medeverdachte] bij de [bank] (pag. 231, bijlage Z-3.3.0).
5.4
Een schematisch overzicht m.b.t. de gegevens PGB van [slachtoffer 2], onder meer inhoudende dat op de door [slachtoffer 2] getekende urenlijsten over de weken 45 t/m 52 van 2008 drie uren aan huishoudelijke hulp en géén uren aan persoonlijke verzorging, ondersteunende begeleiding en verpleging staan vermeld (pag. 180).
5.5
Het proces-verbaal van verhoor van de aangever
[betrokkene 6](pag. 302 e.v.):
voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik wens, namens benadeelde [slachtoffer 2], oud 79 jaar en wonende aan de [adres] te [woonplaats], aangifte te doen van fraude. Bedoelde fraude werd in de periode van 01-01-2006 en 01-05-2009 gepleegd door [verdachte] en of haar schoondochter [medeverdachte] van het zorgbureau [thuiszorgorganisatie 1], gelegen aan de [adres] te Enschede. De heer [slachtoffer 2] betreft een invalide man en beheerst de Nederlandse taal nagenoeg niet.
Benadeelde [slachtoffer 2], werd door middel van een samenweefsel van verdichtsels door verdachte [verdachte] van het Zorgbureau [thuiszorgorganisatie 1] bewogen om voor haar een bankrekening te openen en eigende zich het verkregen ABN-bankpasje toe. Op deze geopende rekening werden vervolgens de ontvangen PGB-gelden van benadeelde gestort en door verdachte [verdachte] zich geheel of gedeeltelijk wederrechtelijk toegeëigend.
Ik ben als ex-medewerkster van het zorgbureau [thuiszorgorganisatie 1] en waarvan [verdachte] de werkgeefster is, er achter gekomen dat de heer [slachtoffer 2] door [verdachte] middels van een samenweefsel van verdichtsels werd bewogen om bij de ABN-bank te Enschede een bankrekening te openen en dat zij later de PGB-gelden zich toe eigende.
In opdracht van [verdachte] moest ik namelijk met de heer [slachtoffer 2] mee naar de ABN-bank om bedoelde rekening te openen. Op 1 januari is er namelijk een nieuwe wet tot stand gekomen en waarin staat vermeld dat de PGB-gelden op het rekeningnummer van de cliënt zelf moeten worden gestort en waarvan de cliënt dan de budgethouder is. Begin januari 2009 kreeg vervolgens de heer [slachtoffer 2] het ABN-bankpasje thuis gestuurd. Nadat de heer [slachtoffer 2] het ABN-bankpasje in ontvangst had genomen werd dit nadien door [verdachte] in haar bezit genomen. Voor die tijd ben ik nog samen met mevrouw [slachtoffer 2] naar de ABN-bank gegaan om bedoeld bankpasje te activeren. Dat moest ik in opdracht van [verdachte]. Door mevrouw [slachtoffer 2] werd ter plekke een pincode bedacht. Bedoeld bankpasje met pincode werd later door mevrouw [slachtoffer 2] aan [verdachte] verstrekt. Ik hoorde van mevrouw [slachtoffer 2] dat [verdachte] hierom had gevraagd en dat [verdachte] anders geen zorg aan haar man kon verlenen. Omdat haar man dringend zorg nodig had is zij er toe overgegaan om haar het ABN-bankpasje met pincode te overhandigen. [verdachte] heeft toen nog aan mevrouw [slachtoffer 2] gezegd dat zij het pasje die zelfde dag nog terug zou brengen. Dat hoorde ik later van mevrouw [slachtoffer 2]. Dat deed [verdachte] dus niet en behield dit pasje met pincode in haar bezit.
Vervolgens werd met het ontvangen bankpasje, met pincode en op naam van de heer [slachtoffer 2], door [verdachte] in haar bezit genomen en kon zij onbeperkt het beheer voeren over de op deze rekening ontvangen PGB-gelden, ook wel het Persoons Gebonden Budget genoemd.
De heer [slachtoffer 2] wist dan ook niet wat er met de ontvangen PGB-gelden, die door het Zorgkantoor op zijn bankrekeningnummer werden gestort, gebeurde.
Door deze handelswijze kon [verdachte] dan ook heer een meester spelen met de ontvangen PGB-gelden. In 2008 bedroeg, zoals ik zag uit de stukken van de heer [slachtoffer 2], het PGB-budget voor de heer [slachtoffer 2] een bedrag van 23.162 euro. Voor het jaar 2009 werd een bedrag van 16.914 euro door het Zorgkantoor vastgesteld en toegekend.
Van deze 16.814 euro werd op 19 januari 2009 door het Zorgkantoor een bedrag van 4.092,82 euro op het rekeningnummer van der heer [slachtoffer 2] of op het rekeningnummer van het Zorgbureau [thuiszorgorganisatie 1] werd gestort.
Op 6 mei 2009 ontving de heer [slachtoffer 2] van het Zorgkantoor Twente een rekening waarop stond vermeld dat er door de heer [slachtoffer 2] een bedrag van 8.652,26 euro aan ontvangen PGB-gelden over het jaar 2008 aan het Zorgkantoor moet worden terug betaald. Hierop staat een ander ABN bankrekeningnummer [rekeningnummer 3] en op naam van de heer [slachtoffer 2] vermeld.
Door het Zorgbureau [thuiszorgorganisatie 1] werd over het bedrag van 22.847,71 maar een bedrag van 13.852,73 euro verantwoord. Ik kan u verklaren dat ik per maand aan inkomsten van het Zorgbureau [thuiszorgorganisatie 1] een bedrag van ongeveer 500 netto ontving. Aangezien ik sinds juni 2008 tot en met 13 februari 2009 bij voor [thuiszorgorganisatie 1] bij de [slachtoffer 2] heb gewerkt kan dat nooit kloppen. Over de maanden januari en februari heb ik nooit het loon van [thuiszorgorganisatie 1] ontvangen. Dat komt dus overeen met ongeveer 3.500 euro. Ik was de enigste die namens [thuiszorgorganisatie 1] bij de familie [slachtoffer 2] werkte.
5.6
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige
[slachtoffer 2](pag. 318 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Opmerking verbalisanten:
Op 14 mei 2009 is er aangifte gedaan terzake oplichting door [thuiszorgorganisatie 1]/[verdachte] ten nadele van u, door [betrokkene 6], een ex-medewerkster van [thuiszorgorganisatie 1]. U en/of uw vrouw zou door [verdachte] zijn bewogen tot afgifte van uw bankpasje en bijbehorende pincode en de op deze rekening ontvangen PGB gelden zouden door haar geheel of gedeeltelijk wederrechtelijk zijn toegeëigend. Over 2008 is € 22.847,71 aan PGB geld ontvangen, maar door [thuiszorgorganisatie 1] is slechts € 13.852,73 verantwoord. Als gevolg hiervan moet u € 8.652,26 terugbetalen aan het zorgkantoor.
Vraag: Klopt dit en wat kunt u hier nog over vertellen?
Antwoord:
Ja, dat wat u mij net vertelde, wat er in de aangifte staat, dat klopt.
Vraag: Hoe verliep de zorgverlening aan u via [thuiszorgorganisatie 1]?
Antwoord:
Op een gegeven moment ging het mis. De zorgverlening via [thuiszorgorganisatie 1] werd in eerste instantie verleend door [verdachte] zelf en vanaf juni 2008 door een vrouw genaamd [betrokkene 6]. [betrokkene 6] vertelde op een gegeven moment, ik denk eind 2008, namelijk dat zij geen salaris meer ontving van [verdachte]/ [thuiszorgorganisatie 1] en dat zij dus geen zorg meer kon verlenen aan mij. Toen ging [betrokkene 6] weg om voor een ander zorgbureau te gaan werken. Daarna kwam namens [thuiszorgorganisatie 1] een vrouw genaamd [betrokkene 12], gedurende een aantal weken. Daarna heb ik gedurende zo'n zes weken geen zorg ontvangen via [thuiszorgorganisatie 1]. Dat was begin 2009. Na zes weken heeft [betrokkene 6] de zorgverlening aan mij weer opgepakt, maar dat verliep toen via een ander zorgbureau. De naam van dit zorgbureau weet ik niet.
U zegt mij dat [betrokkene 6] heeft verklaard dat zij op 13 februari 2009 is gestopt met de zorgverlening aan mij omdat ze geen salaris meer ontving. Als u mij vraagt of de zorgverlening via [thuiszorgorganisatie 1] dan heeft plaatsgevonden vanaf januari 2008 tot mei 2009, dan kan dat wel kloppen.
De hulp, de begeleiding, aan mij en mijn vrouw bestond uit het eens per week sorteren van de medicijnen, de post openen en doornemen en eens in de zoveel tijd ging er iemand mee om mij te begeleiden naar het zieken huis. Er is hier in al die tijd geen huishoudelijk hulp verleend, er zijn hier geen huishoudelijke taken verricht.
Dit gaat al zo vanaf het moment dat ik de eerste zorgverlening kreeg in 2006, tot het moment dat [betrokkene 6] voor zichzelf begon in mei 2009. Toen [verdachte] de zorg aan mij verleende, vanaf 2006 tot juni 2008, kwam [verdachte] hulpverlenen. Zij kwam dan eenmaal per week en dan bleef zij een half uur, soms driekwartier en heel soms een uur. Op het moment dat [betrokkene 6] in dienst kwam van [verdachte] bij [thuiszorgorganisatie 1] in juni 2008, vanaf dat moment kwam [verdachte] alleen nog maar bij ons om de medicijnen te sorteren, eenmaal per week. Daarnaast kwam [betrokkene 6] wekelijks bij ons thuis om de post door te nemen en mij te begeleiden naar het ziekenhuis als dat nodig was. Dat ging zo door totdat [betrokkene 6] stopte in februari 2009. Op de donderdag kwam [verdachte] om de medicijnen te sorteren en dat duurde dan zo'n kwartier. [betrokkene 6] kwam wekelijks zo'n half uur tot een uur om de post door te nemen. [betrokkene 6] kwam eenmaal per week, zij kwam niet op een vaste dag.
Daarnaast begeleidde [betrokkene 6] mij naar het ziekenhuis, dat kwam zo eenmaal per drie maanden of eenmaal per zes maanden.
Opmerking verbalisant:
lk toon u een volmacht, code Z-3-3.1 en een zorgovereenkomst, code Z-3-3.3.
Vraag: Wat kunt u over hierover verklaren?
Antwoord:
De beide documenten die u mij zojuist toonde, zijn door mij ondertekend. Ik herken mijn handtekening, maar ik weet niet waar de documenten over gaan.
U zegt mij dat op het document met code Z-3-3.3 staat dat er hulp in de huishouding voor mij is aangevraagd en u vraagt mij of ik deze hulp heb ontvangen. Nee, ik heb nooit hulp in de huishouding ontvangen, dat heb ik al verklaard.
5.7
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte
[verdachte](pag. 766 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Opmerking verbalisant:
Wij tonen verdachte een volmacht op naam van de heer [slachtoffer 2] door ons gecodeerd
Z-3.3.0 Vraag: Wat kunt u ons over de getoonde volmacht verklaren?
Antwoord:
Deze volmacht ken ik en werd door [medeverdachte] ondertekend. Ik heb dit formulier verder ingevuld en door cliënt [slachtoffer 2] laten ondertekenen.
Op uw vraag of deze cliënt wel heeft begrepen waarvoor hij tekende en hoeveel uren zorg aan hem was toebedeeld, kan ik u verklaren dat wij hem dat wel hebben verteld.
Opmerking verbalisant:
Wij tonen verdachte een verantwoordingsformulier WMO over de periode 08-12-2008 tot 31-12-2008 door ons gecodeerd Z-3.4.2 en verantwoording zorgkantoor over de periode 31-10-2008 t/m 31-12-2008 door ons gecodeerd Z-3.4.3.
Vraag: Wat kunt u ons over de getoonde verantwoordingsformulieren verklaren?
Antwoord:
Z-3.4.2 hierover kan ik u verklaren dat het eerste blad een gedeelte door mij werd ingevuld. Ik weet niet wie de rest heeft ingevuld. Ik heb deze wel door de heer [slachtoffer 2] laten ondertekenen.
Z-3.4.3 hierover kan ik u verklaren dat dit formulier niet door mij werd ingevuld en ik weet dan ook niet wie dit gedaan heeft.
Vraag: Door [thuiszorgorganisatie 1] is verpleegkundige hulp gedeclareerd en verantwoord bij het zorgkantoor met betrekking tot de cliënt [slachtoffer 2]. Wat kunt u daarover verklaren?
Antwoord:
Ik kan u verklaren dat wij geen verpleging aan de heer [slachtoffer 2] hebben verleend. Hij had dat niet nodig.
Ik wil hierbij opmerken dat wij de indicatie verpleging in feite niet hadden mogen declareren en verantwoorden. Wij, van [thuiszorgorganisatie 1], hebben ons hierdoor dan ook schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte en verduistering van PGB-gelden. Dit is idem dito van toepassing op de opgegeven en gedeclareerde indicatie Persoonlijke Verzorging. Ook de indicatie Persoonlijke Verzorging werd niet door ons, [thuiszorgorganisatie 1], verleend. Er is alleen door ons een aantal uren Ondersteunende Begeleiding en Huishoudelijk hulp verleend. Voor hoeveel uur er daadwerkelijk werd verleend, weet ik niet.
Op uw vraag of er urenbriefjes van de heer [slachtoffer 2] werden opgemaakt en ingeleverd, kan ik u verklaren dat dit bijna niet gebeurde. Er werden dus maar weinig urenbriefjes opgemaakt.
Ik ben nagenoeg elke week bij de heer [slachtoffer 2] op bezoek geweest om de medicijnen uit te zetten en meer deed ik niet.
Ik ontken dat ik ooit geld van de rekening van de [slachtoffer 2] heb opgenomen.
Vraag: Volgens de toekenningsbeschikking had de heer [slachtoffer 2] in de periode van 01-01-2008 tot en met 31-12-2009 recht op:
2 - 3,9 uren Ondersteunende begeleiding per week van 01-01-2008 t/m 29-10-2008 ad
€ 4.391,77
7 - 9,9 uren Persoonlijke Verzorging per week van 01-01-2008 t/m 29-10-2008 ad € 9.961,77
10 - 12,9 uren Persoonlijke Verzorging per week van 31-10-2008 t/m 31-12-2008 ad
€ 2.757,67
10 -12,9 uren Persoonlijke Verzorging per week van 01-01-2009 t/m 31-12-2009 ad
€ 16.914,10
2 -3,9 uren Verpleging per week van 01-01-2008 t/m 30-10-2008 ad € 6.051,77
2 - 3,9 uren Huishoudelijke Hulp per week van 01-01-2008 t/m 31-07-2008 ad € 1.574,07
2 - 3,9 uren Huishoudelijke Hulp per week van 08-12-2008 t/m 31-12-2008 ad € 144,65
0 - 1,0 uren Huishoudelijke Hulp per week van 01-01-2009 t/m 31-12-2009 ad € 2.271,86.
Volgens uw verklaring is er nooit verpleging door [thuiszorgorganisatie 1] verricht. Wat kunt u daarover verklaren?
Antwoord:
Zoals ik al eerder verklaarde is er geen Verpleging en Persoonlijke Verzorging aan zorg verleend. Door ons werd dus alleen huishoudelijke hulp en begeleiding aan zorg verleend. Maar niet het aantal uren dat daar daadwerkelijk voor stond. Ik kan niet precies aangeven hoeveel uur wij daadwerkelijk aan zorg voor de heer [slachtoffer 2] hebben verleend.
Tot slot kan ik u verklaren dat wij, van [thuiszorgorganisatie 1], ons schuldig hebben gemaakt aan valsheid in geschrifte en verduistering van PGB-gelden, aangezien wij niet de indicaties Verpleging en Persoonlijke Verzorging hebben verleend maar wel gedeclareerd en verantwoord hebben bij het Zorgkantoor.
5.8
Het proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte
[medeverdachte]voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Opmerking verbalisant:
Wij tonen verdachte een volmacht op naam van de heer [slachtoffer 2] door ons gecodeerd
Z-3.3.0
Vraag: Wat kunt u ons over getoonde volmacht verklaren?
Antwoord:
Deze volmacht is niet door mij ingevuld. Ik herken het handschrift als die van mijn schoonmoeder [verdachte]. Deze volmacht is op 10 maart 2008 ondertekend door de heer [slachtoffer 2]. Bij gevolmachtigde staat mijn naam en handtekening.
Ik herken dat gedeelte als mijn handschrift en handtekening. Vermoedelijk heb ik dit formulier pas ondertekend nadat het formulier volledig was ingevuld. Ik kan mij dat niet meer precies herinneren.
Opmerking verbalisant:
Wij tonen verdachte een verantwoordingsformulier WMO over de periode 08-12-2008 tot 31-12-2008 door ons gecodeerd Z-3.4.2 en een verantwoording zorgkantoor over de periode 31-10-2008 t/m 31-12-2008 door ons gecodeerd Z-3.4.3.
Vraag: Wat kunt u ons over de getoonde verantwoordingsformulieren verklaren?
Antwoord:
Z-3.4.2 hierover kan ik u verklaren dat ik dat formulier niet heb opgemaakt. Ik herken het handschrift niet. De handtekening herken ik ook niet.
Z-3.4.3 hierover kan ik u verklaren dat ik het handschrift herken als die van mij. Ik heb de ondertekening ingevuld met de naam van de cliënt. Ik herken de handtekening niet.
Vraag: Welke werkzaamheden werden door [verdachte] verricht bij de familie [slachtoffer 2]?
Antwoord: [verdachte] zorgde één keer in de week dat de medicatie werd klaar gelegd voor de heer [slachtoffer 2]. Ook kwam ze op afroep bij de familie.
Vraag: Door [thuiszorgorganisatie 1] is verpleegkundige hulp gedeclareerd en verantwoord bij het zorgkantoor met betrekking tot de cliënt [slachtoffer 2]. Wat kunt u daarover verklaren?
Antwoord:
Wat ik weet is dat er alleen medicatie is uitgezet. Er is nooit wondverzorging of iets dergelijks geweest. Dat heeft de heer [slachtoffer 2] ook nooit nodig gehad. Met betrekking tot de buikwand breuk kan ik verklaren dat daar een huisarts regelmatig voor langs kwam om ook een spuit te geven voor vocht in de knie.
Vraag: In het persoonsgebonden budget is ook een deel aan vrij besteedbaar bedrag. Is dit vrij besteedbare bedrag uitgekeerd aan de heer [slachtoffer 2]?
Antwoord:
Volgens mij is dat bedrag in het totaalbedrag verleende zorg meegegaan. Er is geen contant geld uitbetaald of geld via de bank overgemaakt aan de heer [slachtoffer 2].
Vraag: Volgens de toekenningsbeschikking had de heer [slachtoffer 2] in de periode van 01-01-2008 tot en met 31-12-2009 recht op:
2 - 3,9 uren Ondersteunende begeleiding per week van 01-01-2008 t/m 29-10-2008 ad
€ 4.391,77
7 - 9,9 uren Persoonlijke Verzorging per week van 01-01-2008 t/m 29-10-2008 ad € 9.961,77
10 - 12,9 uren Persoonlijke Verzorging per week van 31-10-2008 t/m 31-12-2008 ad 2.757,67 10 - 12,9 uren Persoonlijke Verzorging per week van 01-01-2009 t/m 31-12-2009 ad
€ 16.914,10
2 - 3,9 uren Verpleging per week van 01-01-2008 t/m 30-10-2008 ad € 6.051,77
2 - 3,9 uren Huishoudelijke Hulp per week van 01-01-2008 t/m 31-07-2008 ad € 1.574,07
2 - 3,9 uren Huishoudelijke Hulp per week van 08-12-2008 t/m 31-12-2008 ad € 144,65
0 - 1,0 uren Huishoudelijke Hulp per week van 01-01-2009 t/m 31-12-2009 ad € 2.271,86.
Volgens uw verklaring is er nooit verpleging door [thuiszorgorganisatie 1] verricht. Wat kunt u daarover verklaren?
Antwoord:
Er zijn door [thuiszorgorganisatie 1] alle toegekende uren verantwoord bij het zorgkantoor. Ik heb zoals ik al verklaard heb deze verantwoordingsformulieren niet opgemaakt. Omdat zoals ik al verklaarde de heer [slachtoffer 2] geen verpleging wilde is er totaal geen hulp in de vorm van verpleging uitgevoerd door [thuiszorgorganisatie 1]. Ook zijn er een aantal uren ondersteunende begeleiding, zoals ik ook al verklaarde, besteed aan uren om met mevrouw [slachtoffer 2] naar de dokter te gaan. Ik begrijp dat dit niet goed is en dat deze uren niet hadden mogen verantwoord worden aan het zorgkantoor. lk begrijp nu dat ik eigenlijk deze uren niet had mogen verantwoorden omdat ze niet verleend zijn. lk begrijp dat er dus een deel van het geld niet terecht is uitgekeerd.
6.1
Een verantwoordingsformulier PGB-WMO-HH over de periode 1 juli 2008 t/m 31 december 2008 op naam van [slachtoffer 7], onder meer inhoudende dat in de genoemde periode voor een bedrag van € 7156,82 aan [thuiszorgorganisatie 1] is betaald (pag. 382 en 383).
6.2
Een schriftelijke volmacht d.d. 10 maart 2008, onder meer inhoudende:
- dat [slachtoffer 3], wonende te [woonplaats], [adres] volmacht geeft aan alle medewerkers van [thuiszorgorganisatie 1], gevestigd en kantoorhoudend te Enschede om het hem toegekende PGB te ontvangen en beheren en om verantwoording af te leggen over het ontvangen PGB en het beheer daarvan aan het Zorgkantoor, en
- dat voornoemde [slachtoffer 7] als volmachtgever toestemming geeft om het aan hem toegekende PGB te betalen op rekeningnummer [rekeningnummer 1] van gevolmachtigde [medeverdachte] bij de [bank] (pag. 375, bijlage Z-4.3.1).
6.3
Een schematisch overzicht m.b.t. de gegevens PGB van [slachtoffer 3], onder meer inhoudende dat op de door [slachtoffer 3] getekende urenlijsten over de weken 22 t/m 52 van 2008 géén uren aan huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging, ondersteunende begeleiding en verpleging staan vermeld en over de weken 1 t/m 9 van 2009 drie uren aan huishoudelijke hulp en géén uren aan persoonlijke verzorging, ondersteunende begeleiding en verpleging staan vermeld (pag. 334).
6.4
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige
[slachtoffer 7](pag. 526 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraag: Verstaat en spreekt u de Nederlandse taal?
Antwoord:
"Ik kan de Nederlandse taal helemaal niet verstaan, spreken, lezen en schrijven."
Vraag: Wat kunt u vertellen over uw persoonlijke omstandigheden?
Antwoord:
"Ik heb heel veel lichamelijke klachten, ik heb last van mijn knieën, mijn schouders en ik heb vermoeidheidsklachten. Ik heb nog meer lichamelijke klachten. lk lig eigenlijk de gehele dag op het bed beneden waar mijn inmiddels overleden man verpleegd is.
U vraagt mij of ik in 2008 en/of in 2009 op vakantie ben geweest. lk ben van 03 augustus 2008 tot en met ongeveer 29 september 2008 samen met mijn man op vakantie geweest in Turkije. Nadat mijn man op 19 april 2009 is overleden, ben ik 14 dagen naar Turkije geweest om de begrafenis van mijn man te regelen."
Vraag: Weet u wat een PGB-Budget (Persoonsgebonden Budget) is en wat kunt u hierover vertellen? Antwoord:
"Ik weet helemaal niets over PGB-budget. Mijn dochter heeft wel het een en ander voor ons uitgezocht omdat wij hulp nodig hadden omdat mijn man heel erg ziek was. Op die manier zijn wij in eerste instantie bij zorg bureau [thuiszorgorganisatie 2] terechtgekomen. Wij zijn ongeveer vier jaar geleden bij zorgbureau [thuiszorgorganisatie 2] terechtgekomen omdat wij hulp nodig hadden bij bijvoorbeeld de post doornemen. Bij [thuiszorgorganisatie 2] werkte een Nederlandse mevrouw die zich [verdachte] noemde. Deze [verdachte] is toen voor zichzelf begonnen met zorgbureau [thuiszorgorganisatie 1]. Toen [verdachte] voor zichzelf begon zijn wij overgestapt van [thuiszorgorganisatie 2] naar [thuiszorgorganisatie 1], dat zal zo'n twee jaar gelden zijn.
De zorg voor mijn man werd verricht door [betrokkene 7] namens [thuiszorgorganisatie 1]. Toen mijn dochter had uitgezocht hoe wij hulp konden krijgen bij het doornemen van de post, zo'n vier jaar geleden, kregen zowel ikzelf als mijn overleden man een PGB-Budget. Mevrouw [naam] was en is de directeur van [thuiszorgorganisatie 2] en zij heeft de aanvraag geregeld voor het PGB-budget van zowel mij als mijn man. Mevrouw [naam] vertelde ons dat wij de post die wij ontvingen in verband met onze PGB-budgetten niet moesten openen. Die post werd door mevrouw [naam] opgehaald, wat daar mee gedaan werd, dat weet ik niet want ik heb daar nooit meer iets van gehoord. Later ging dit met de post op precies dezelfde wijze bij [thuiszorgorganisatie 1]. "
Vraag: Heeft u en/of uw overleden man contracten en/of overeenkomsten/machtigingen ondertekend met [thuiszorgorganisatie 2] en [thuiszorgorganisatie 1]? Zo ja, welke en heeft u die in bezit?
Antwoord:
"Ik kan u verklaren dat ik en mijn man diverse documenten hebben moeten ondertekenen, zowel bij [thuiszorgorganisatie 2] als bij [thuiszorgorganisatie 1], maar wij wisten beiden niet wat wij nu precies tekenden. Zowel [thuiszorgorganisatie 2] als [thuiszorgorganisatie 1] vertelden ons dat zij ons hulp konden bieden als wij deze documenten ondertekenden. Als wij deze documenten niet zouden ondertekenen, konden zij ons niet vertegenwoordigen en niet helpen."
Opmerking verbalisant:
Wij tonen de getuige een twee volmachten, code Z-4-3.1 met betrekking tot getuige en met betrekking tot haar overleden man.
Ik herken de documenten die u mij zojuist toonde. lk herken de handtekeningen op deze twee documenten. Op het ene document staat mijn eigen handtekening, de handtekening op het andere document herken ik als die van mijn overleden man. Deze documenten zijn door mij en mijn overleden man ondertekend in het bijzijn van [verdachte].
U zegt mij dat deze documenten ook zijn ondertekend door [medeverdachte]. [medeverdachte] was er niet bij toen wij deze documenten ondertekenden. Later hoorde ik dat het zorgbureau [thuiszorgorganisatie 1] op naam stond van [medeverdachte], maar dat [verdachte] eigenlijk de baas was."
Opmerking verbalisant:
Vraag: Hoeveel uren hulp, begeleiding en zorg ontving u doorgaans per week van [thuiszorgorganisatie 1] in de periode van begin 2008 tot en met februari 2009?
Antwoord:
"In de periode dat [thuiszorgorganisatie 2] de zorg aan ons verleende, kregen mijn man en ik samen tweeënhalf uur huishoudelijke hulp per week. Daarnaast kwam men van [thuiszorgorganisatie 2] af en toe langs om de post door te nemen of om ons te begeleiden naar bijvoorbeeld het ziekenhuis. Men kwam hiervoor niet wekelijks langs, dat kon ook wel eens in de twee weken zijn.
Wij kregen samen dus Huishoudelijke Hulp en Ondersteunende Begeleiding van [thuiszorgorganisatie 2]. De uren die wij aan zorg kregen van [thuiszorgorganisatie 2] is altijd gelijk gebleven, dus vanaf het begin totdat wij overgingen naar [thuiszorgorganisatie 1].
Toen wij waren overgestapt naar [thuiszorgorganisatie 1] begin 2008, kregen wij samen in het begin drieënhalf of vier uren huishoudelijke hulp per week, later werd dit minder, toen kregen wij tweeënhalf tot drie uren huishoudelijk hulp per week van [thuiszorgorganisatie 1]. Naast deze huishoudelijke hulp kregen wij ook ondersteunende begeleiding bij [thuiszorgorganisatie 1], bijvoorbeeld voor het doornemen van de post. Wij kregen dan eens per week of eens in de twee weken ondersteunende begeleiding van [thuiszorgorganisatie 1]. Toen mijn man op het laatst veel naar het ziekenhuis moest, kregen wij vaker ondersteunende begeleiding, maar ik kan niet zeggen hoeveel precies.
Mijn man en ik zijn van 03 augustus 2008 tot en met 29 september 2008 op vakantie geweest. Toen wij terugkwamen van vakantie, kregen wij een maand lang geen enkele zorg. Na een maand kregen wij weer Huishoudelijke Hulp van [thuiszorgorganisatie 1], alleen toen was dat minder uren dan voor de vakantie, zo tweeënhalf tot drie uren per week.
Mijn man en ik kregen van [thuiszorgorganisatie 1] dus zorg in de vorm van Huishoudelijke Hulp en Ondersteunende begeleiding. De ondersteunende begeleiding werd verricht door [betrokkene 7].
Vraag: Hebben u en/of uw overleden mand de uren die aan u zijn verleend door [thuiszorgorganisatie 1] afgetekend op een urenbriefje (`Cliënten Rapportage')?
Antwoord:
"In het begin gebeurde dat niet, maar later werden wel uren op een urenbriefje ingevuld door medewerkers van [thuiszorgorganisatie 1]. Deze urenbriefjes werden dan meestal door mij afgetekend. Wij wisten niet waarvoor ik tekende, dus ik weet ook niet of de uren die stonden vermeld op deze urenbriefjes klopten."
Vraag: Weet u op hoeveel uren zorg u wekelijks recht heeft/had of wat het aan u toegekende PGB-budget is in de periode 01-01-2008 tot en met 31-12-2008?
Antwoord:
Antwoord:
"U toonde mij zojuist een toekenningsbeschikking waarop staat dat ik recht had op Persoonlijke Verzorging, maar Persoonlijke Verzorging heb ik nooit gehad. lk heb alleen maar huishoudelijke hulp gehad en af en toe ondersteunende begeleiding."
Vraag: Uw overleden man had in 2008 volgens de toestemmingsbeschikking recht op € 29.100,01 aan zorg. Teweten:
In de periode van 01-01-2008 tot 08-02-2008 had uw man recht op ongeveer 9 uur zorg per week. In de periode van 09-02-2008 tot 31-12-2008 had uw man recht op ongeveer 22 uur aan zorg per week. Deze zorg bestond uit ondersteunende begeleiding in uren en in dagdelen met vervoer, persoonlijke verzorging en verpleging.
Wat is uw reactie hierop?
Antwoord:
'Ik schrik hier van en kan u verklaren dat ik en mijn man in die periode niet meer zorg in uren hebben gehad dan die uren welke ik u eerder noemde.
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen de getuige een kopie-'verantwoordingsformulieren', over de 01-07-2008 t/m 31-12-2008 ad € 7.156,82, gedateerd 12-01-2009, op naam van getuige (waarbij zorg is verleend door [thuiszorgorganisatie 1]) en
over de periode 01-01-2008 t/m 31-12-2008, gedateerd 12-01-2009, op naam van getuige (betreft huishoudelijke hulp).
Vraag: Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord:
"Ik herken deze formulieren niet en ik weet ook niet waarvoor deze bestemd zijn. De handtekeningen op het formulier over de perioden 01-07-2008 t/m 31-12-2008 en 01-01-2008 t/m 31-12-2008 herken ik als mijn eigen handtekening. Mogelijk heb ik deze formulieren zelf ondertekend, maar dan weet ik niet waarvoor ik heb getekend. Het kan ook zijn dat men mijn handtekening heeft nagemaakt, ik heb een hele makkelijke handtekening."
Vraag: Wie betaalt [thuiszorgorganisatie 1] voor de verleende hulp, begeleiding en zorg? Hoe wordt dit betaald? Antwoord:
"Dat weet ik niet."
Vraag: Ontvangt u nota's van [thuiszorgorganisatie 1] voor de hulp die aan u is verleend?
Antwoord:
"Nee, ik heb nooit een nota ontvangen van [thuiszorgorganisatie 1] voor de hulp/zorg die zij aan mij en mijn man hebben verleend."
Vraag: U heeft verklaard dat u van 03-08-2008 t/m 29-9-2008 op vakantie bent geweest in Turkije. Hoe ging het toen met de hulp, begeleiding en zorg van u en uw man, liep deze door?
Antwoord:
"Nee, tijdens deze vakantie hebben wij geen hulp en zorg ontvangen."
Vraag: heeft u contant geld ontvangen van [verdachte] en of [medeverdachte], of betaalde één van beiden bepaalde kosten/nota's voor u.
Antwoord:
"Noch van [verdachte], noch van [medeverdachte] hebben ik en mijn man ooit geld ontvangen. [verdachte] of [medeverdachte] hebben ook nooit nota's voor ons betaald."
Vraag: Weet u wat het begrip `vrij besteedbaar bedrag' inhoudt in het kader van het PGB-Budget? Antwoord:
"Later heb ik via mijn dochter begrepen wat een vrij besteedbaar bedrag is, maar zo'n bedrag heb ik nooit ontvangen van [thuiszorgorganisatie 1]."
Vraag: Wilt u nog iets toevoegen aan deze verklaring?
Antwoord:
"Eind 2008, kort voordat mijn man is overleden, heeft mijn man, in opdracht van [verdachte], [thuiszorgorganisatie 2] moeten bewegen om PGB-geld terug te laten storten op zijn bankrekening. [thuiszorgorganisatie 2] had namelijk geen recht op dit geld. Nadat dit geld door [thuiszorgorganisatie 2] was overgeboekt, heeft mijn man dit geld opgenomen van zijn rekening en heeft hij dit bedrag op zijn scootmobiel naar [thuiszorgorganisatie 1] moeten brengen. Hij heeft dit geld toen afgegeven aan [verdachte]. lk kreeg hier ruzie over met mijn man omdat hij geen kwitantie van [verdachte] had gekregen. Het ging om een bedrag tussen de zeven- en negenduizend euro.
Ik wil nog opmerken dat ik een navordering kreeg van het zorgkantoor van ongeveer drieduizend euro. Dit had te maken met verleende zorg door [thuiszorgorganisatie 2]. Dit bedrag zou ik aanvankelijk zelf moeten terugbetalen, maar mijn dochter heeft geregeld dat dit bedrag rechtstreeks door [thuiszorgorganisatie 2] is terugbetaald aan het zorgkantoor."
6.5
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige
[betrokkene 7](blz. 976 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraag: Gedurende welke periode heeft u werkzaamheden verricht bij [thuiszorgorganisatie 1]? Antwoord:
"Ik ben op 11 juni 2008 begonnen met mijn werkzaamheden voor [thuiszorgorganisatie 1]. Volgens mijn arbeidscontract met [thuiszorgorganisatie 1] zouden mijn werkzaamheden stoppen op 10 december 2008, maar ik heb daarna nog doorgewerkt tot 31 januari 2009."
Vraag: Hoe bent u in contact gekomen met [thuiszorgorganisatie 1]?
Antwoord:
"Toen ik nog voor [thuiszorgorganisatie 3] werkte, begeleidde ik een cliënt naar een bijeenkomst, een ontbijtdag. Dat was begin juni 2008. Op deze bijeenkomst kwam ik [medeverdachte] en haar schoonmoeder, [verdachte], tegen. Toen vroeg [verdachte] aan mij of ik voor [thuiszorgorganisatie 1] wilde komen werken en toen ben ik dus gaan werken voor [thuiszorgorganisatie 1].
Vraag: Wie heeft u aangenomen en met wie heeft u afspraken gemaakt omtrent loon en andere arbeidsvoorwaarden?
Antwoord:
"Ik ben aangenomen door [verdachte]. Met haar heb ik ook de afspraken gemaakt over mijn salaris, vakantiedagen en de andere arbeidsvoorwaarden. Ik dacht ook dat [verdachte] de baas was van [thuiszorgorganisatie 1]. Ze zei ook steeds dat zij de baas was en dat zij bepaalde wat er gebeurde van binnen [thuiszorgorganisatie 1] en dat zei het laatste woord had. Dat zei ze heel vaak. Als er problemen waren, of als ik vragen had of als er ergens een beslissing over genomen moest worden, dan ging ik altijd naar [verdachte]. lk ging daarvoor nooit naar [medeverdachte]. Later, in de laatste maand dat ik daar werkte, hoorde ik dat [thuiszorgorganisatie 1] op naam stond van [medeverdachte], dat wist ik niet. Dat hoorde ik toen van [verdachte]."
Vraag: Wat doet [verdachte] binnen de onderneming?
Antwoord:
"[verdachte] was de baas van [thuiszorgorganisatie 1] en was altijd op kantoor aanwezig. [verdachte] was ook degene die bijvoorbeeld problemen met cliënten oploste, ze nam de beslissingen die genomen moesten worden en ze regelde de dagopvang van cliënten.
Verder is het zo dat [verdachte] wel eens naar cliënten toe ging. lk had één cliënt, mevrouw [cliënt 3], en daar moest insuline gespoten worden. Als ik daar niet aan toe kwam vanwege mijn drukke werkzaamheden, dan ging [verdachte] daar naar toe. Bij mijn weten had [verdachte] geen eigen cliënten waarvoor zij de verzorging op zich had genomen."
Vraag: Wat doet [medeverdachte] binnen de onderneming?
Antwoord:
"Ik weet niet wat precies de werkzaamheden en taken van [medeverdachte] waren binnen [thuiszorgorganisatie 1]. . Verder is het zo dat zij wel aanwezig was bij werkoverleggen. Tijdens deze werkoverleggen voerden zij of [verdachte] het woord, en [medeverdachte] zorgde tijdens deze overleggen dan vaak voor de koffie en zo.
Vraag: Bij welke klanten van [thuiszorgorganisatie 1] heeft u gewerkt?
Antwoord:
"Ik heb gewerkt bij mevrouw [cliënt 3], meneer en mevrouw [slachtoffer 7], bij mevrouw [slachtoffer 5], bij de familie [cliënt 4], bij mevrouw [cliënt 5], bij moeder en dochter [slachtoffer 4], bij meneer [cliënt 6] en bij [cliënt 7]. U vraagt mij of ik ook gewerkt heb bij [cliënt 8], dat kan zijn, maar dat staat mij zo niet meer bij."
Vraag: Hoe wist u wanneer en waar u moest werken?
Antwoord:
"[verdachte] had mij de namen van de clienten gegeven waar ik zorg aan moest gaan verlenen. Toen ben ik naar deze clienten toegegaan om kennis te maken en vervolgens heb ik met de clienten afspraken gemaakt over wanneer ik zou langskomen om zorg te verlenen. Dat regelde ik dus zelf."
Vraag: Hoe hield u de gewerkte uren bij?
Antwoord:
"[verdachte] gaf aan mij door hoeveel uren zorg ik wekelijks aan welke cliént moest/kon besteden. lk maakte zelf elke maand een overzicht op waarop ik schreef welke tijden ik gewerkt had voor welke cliënt. Deze overzichten leverde ik aan het einde van de maand in bij [verdachte]. De laatste maand dat ik daar werkte deed ik dat bij [betrokkene 5]. Aan de hand van deze lijsten werd ik ook uitbetaald. De uren op de loonstrook kwam nooit overeen met de urenstaat die ik maandelijks inleverde. Ook het loonbedrag klopte nooit.
Vraag: Heeft u gedurende u gehele dienstverband deze urenlijst opgemaakt?
Antwoord:
"Ik hield twee soorten urenlijsten voor [thuiszorgorganisatie 1] bij gedurende de tijd dat ik daar werkte. De lijst met door mij gewerkte uren heb ik u zojuist al beschreven. Daarnaast hield ik een urenlijst bij bestemd voor de cliënt. Deze laatste urenlijst moest ook door de cliënt worden ondertekend. Deze laatste urenlijst kopieerde ik en het kopie was dan bestemd voor de cliënt en het origineel leverde ik ook aan het einde van de maand in bij [verdachte].
6.6.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige
[betrokkene 7]afgelegd bij de rechter-commissaris op 7 november 2013 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb ook meneer [slachtoffer 7] verzorgd. Bij hem ging het echt heel verkeerd. Hij moest heel veel geld terugbetalen aan het zorgkantoor. Volgens mij loopt die zaak nog steeds. Zijn dochter is een rechtszaak begonnen. Meneer [slachtoffer 7] is inmiddels overleden. Ik weet dat het PGB-geld op zijn eigen rekening is gestort en ik heb 2 keer gezien dat hij € 5.000,- aan [verdachte] betaalde. Hij bracht dat contant met zijn scootmobiel. [thuiszorgorganisatie 1] had de verantwoordingsformulieren niet goed, of helemaal niet, ingevuld en daarom moet het geld worden terugbetaald. Ik kwam volgens mij 4 uur per week bij hem en als er iets bijzonders was schreef ik meer uren. Dat vond [verdachte] geen probleem. Volgens mij had deze man recht op meer uur want haar dochter was daar mee bezig, maar ik weet het niet zeker. Ik heb het niet aan haar gevraagd.
Alle cliënten die ik verzorgde waren analfabeet of konden niet Nederlands lezen.
Ik herinner mij niet of ik een arbeidsovereenkomst heb ondertekend met [thuiszorgorganisatie 1]. Ik denk dat ik in het begin bij het sollicitatiegesprek wel iets heb ondertekend. Mevrouw [medeverdachte] was ook bij het sollicitatiegesprek. [verdachte] was altijd aanwezig op kantoor. Zij regelde alles. Zij gaf de opdrachten.
6.7
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige
[betrokkene 3]( blz 1116 e.v.) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraag: Wat kunt u ons vertellen over [thuiszorgorganisatie 1]:
Antwoord:
"Ik heb gewerkt van 15 juni 2008 tot en met de eerste week van juli 2009. In deze periode heb ik gewerkt bij verschillende cliënten en ik werkte tussen de twintig en vijfentwintig uren per week. lk werkte in principe alleen als huishoudelijke hulp voor [thuiszorgorganisatie 1]. Vraag: Bij welke cliënten van [thuiszorgorganisatie 1] heeft u verzorging verleend?
Antwoord:
"Ik heb gewerkt bij [cliënt 9], haar moeder [cliënt 10], bij [cliënt 3], bij [slachtoffer 7], bij [cliënt 11], bij [cliënt 8], bij [cliënt 3] en bij [cliënt 1]. Verder heb ik nog korte tijd gewerkt bij mevrouw [slachtoffer 5]. Dit zijn de cliénten bij wie ik namens [thuiszorgorganisatie 1] heb gewerkt. lk heb bij al deze personen huishoudelijke hulp verleend.
Vraag: Kunt u ons vertellen hoeveel uren zorg u per week aan deze cliénten verleende? Antwoord:
[slachtoffer 7], bij haar heb ik gewerkt vanaf juni 2008 tot en met december 2008. Ik werkte ongeveer drie uren per week bij haar, dit betrof huishoudelijke hulp.
Vraag: Wie heeft u aangenomen en met wie heeft u afspraken gemaakt omtrent loon en andere arbeidsvoorwaarden?
Antwoord: lk ben door [verdachte] aangenomen en zou bruto € 15,63 en netto € 9,00 per uur gaan verdienen. Dat gebeurde dan ook. Er werd door [verdachte] geen vaste afspraak gemaakt over het aantal te werken uren. lk werd dan ook uitbetaald naar de door mij gewerkte uren.
Vraag: Wie gaf u de opdrachten binnen de onderneming?
Antwoord:
"[verdachte], [verdachte], was de baas van [thuiszorgorganisatie 1]. Op papier was [medeverdachte] de baas van [thuiszorgorganisatie 1], maar in de praktijk was dat [verdachte]. [verdachte] was bijvoorbeeld degene die mij vertelde waar ik moest werken. [verdachte] was voor mij de baas tot het laatst toe, toen ik stopte bij [thuiszorgorganisatie 1].
6.8
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige
[betrokkene 3]afgelegd bij de rechter-commissaris op 7 november 2013 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik werkte bij [thuiszorgorganisatie 1]. Ik heb bij de FIOD de namen genoemd van de cliënten waar ik voor werkte. U vraagt mij of ik mij nog kan herinneren of ik voor [cliënt 8], [slachtoffer 7] en mevrouw [slachtoffer 5] heb gewerkt. De andere herinner ik mij wel. Ik weet niet meer precies wanneer ik voor [thuiszorgorganisatie 1] werkte. Ik heb nooit verantwoordingsformulieren gezien. Ik heb ook nooit andere papieren gezien. Ik weet niet op hoeveel uur hulp mijn cliënten recht hadden. Ik werkte het aantal dat [verdachte] mij op gaf. [verdachte] noem ik [verdachte]. Ik hield wel bij op een papiertje hoeveel uur ik had gewerkt. Dat papiertje leverde ik in. Ik heb mijn cliënten nooit ergens een handtekening op laten zetten. Ik hoorde wel dat zij handtekeningen moesten plaatsen, maar het fijne weet ik daar niet van. Ik zag dat nooit. Ik hoorde wel dat cliënten klaagden dat zij recht hadden op meer hulp en dat zij alleen huishoudelijke hulp ontvingen.
Ik weet dus ook niet of die verantwoordingsformulieren al ingevuld waren als ze die tekenden of dat de cliënten die tekenden voordat ze werden ingevuld. Ik kwam daar om mijn werk te doen en ging weer weg. Ik had niet heel veel persoonlijk contacten met de mensen met wie ik werkte. In het begin waren er niet zo veel klachten. Die kwamen pas later. Toen werd ook mijn loon niet meer uitbetaald. U vraagt mij wat ik bedoelde toen ik aan de FIOD vertelde dat cliënten van [thuiszorgorganisatie 1] PGB-geld achterhielden en gebruikten voor privéaankopen (pagina 1118). Ik heb 1 keer gezien dat een echtpaar een groot bedrag op een bankafschrift had staan. Ik denk dat dat bedrag PGB-geld was. Het echtpaar liet mij dat zien omdat we spraken over het al dan niet betaald zijn van rekeningen. Ze vertelden toen dat zij vonden dat [thuiszorgorganisatie 1] geen recht had op zo’n groot bedrag omdat er onvoldoende hulp werd gegeven. Er werd wel gemopperd, maar het is niet helemaal duidelijk geworden of zij dat geld aan privéaankopen zouden besteden of aan vakanties. Ik heb daar verder niet naar gevraagd. Ik weet wel dat zij ontevreden waren over [thuiszorgorganisatie 1] en dat geld niet aan [thuiszorgorganisatie 1] wilden betalen.
6.9
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte
[verdachte](pag. 772 e.v.) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraag: in de aangifte wordt verklaard dat over het jaar 2008 een schuld open stond van € 7.400,00. Dit bedrag is contant door de heer [slachtoffer 7] op het kantoor betaald. Mevrouw [verdachte] had de heer [slachtoffer 7] zo onder druk gezet dat hij, ondanks zijn zieke toestand, in de kou naar het kantoor van [thuiszorgorganisatie 1] is gegaan om te betalen. Wat is uw reactie hierop?
Antwoord:
Ik ontken dat ik de heer [slachtoffer 7] onder druk heb gezet. De heer [slachtoffer 7] was voor mij een heel correct mannetje en onder druk zetten was helemaal niet nodig. Ik hoor nu het bedrag van € 7.400 noemen. Hij heeft geen € 7.400 betaald. Ik dacht dat het minder was.
Opmerking verbalisanten:
Aan verdachte werd een rekening, code Z-4a.7.1 getoond.
U toonde mij zojuist een rekening waarop staat vermeld dat de heer [slachtoffer 7] aan [thuiszorgorganisatie 1] op 31-10-2008 een bedrag van € 7.400 heeft betaald. Ik zie hierop een handtekening staan. Volgens mij is dat niet mijn handtekening.
Als [medeverdachte] zegt dat ik dat ik deze rekening zou hebben ondertekend, dan komt mij dat vreemd over. Ik kan mij niet indenken dat ik dat heb ondertekend. Nu ik deze rekening nader bekeken heb, denk ik dat ik toch deze rekening heb ondertekend. Ik ben er bij geweest, ik heb het gesprek met hem gehad en ik heb de € 7.400 in ontvangst genomen en ondertekend. Ik heb de heer [slachtoffer 7] nooit onder druk gezet.
Op uw vraag wat er nadien met de € 7.400 is gebeurd, kan ik u verklaren dat ik deze € 7.400 aan [medeverdachte] heb overhandigd, ik neem aan dat van dit geld nadien een en ander is betaald. Wat hiermee werd betaald, weet ik zo niet.
Vraag: Op 25 november 2009 is mevrouw [slachtoffer 7] nader gehoord. Mevrouw [slachtoffer 7] verklaart hierin dat [thuiszorgorganisatie 1] vanaf februari 2008 de zorg van [thuiszorgorganisatie 2] heeft overgenomen. Verder verklaart zij dat op dat moment er formulieren, waaronder volmachten, zijn ondertekend door haar en haar man in het bijzijn van [verdachte]. Wat is hierop uw reactie?
Antwoord:
Het klopt dat ik de volmachten van de heer en mevrouw [slachtoffer 7] heb laten ondertekenen. Ik denk dat ik deze volmachten ook heb ondertekend, maar weet dat niet zeker. Het kan ook zijn dat deze door [medeverdachte] zijn ondertekend. Ik heb deze volmachten wel zelf geschreven.
Vraag: Mevrouw [slachtoffer 7] verklaart dat zij vanaf het begin dat [thuiszorgorganisatie 1] de zorg had overgenomen huishoudelijke hulp kreeg van drieënhalf tot vier uur per week en ondersteunende begeleiding voor doornemen van post. Tussen 3 augustus 2008 en 29 september 2008 is de heer en mevrouw [slachtoffer 7] op vakantie geweest. Mevrouw [slachtoffer 7] verklaart dat zij na de vakantie zeker een maand geen zorg hebben ontvangen en na die maand maar tweeënhalf tot drie uur huishoudelijke hulp.
Wat is hierop uw reactie?
Antwoord:
Daar kan ik wel wat over vertellen. Voordat de familie [slachtoffer 7] op vakantie ging heeft mevrouw [slachtoffer 7] ruzie gemaakt met een medewerkster van ons. Volgens mij betrof dit [betrokkene 8]. Mevrouw [slachtoffer 7] liet [betrokkene 8] dingen doen die zij van mij eigenlijk niet mochten doen. Dat betrof onder anderen het wassen van vloerkleden. Daar kreeg ik later een telefoontje van en mevrouw [slachtoffer 7] vertelde aan mij dat [betrokkene 8] dat niet wilde doen en dat zij haar niet weer wilde zien. Ik heb tegen mevrouw [slachtoffer 7] gezegd dat ik dan
wel een andere hulp voor haar zou regelen als ze terug kwam van vakantie. Nadat de familie [slachtoffer 7] terug was gekomen vertelde ik dat ik een en ander voor haar had. Dat wilde zij niet en toen naar drie á vier weken later belde zij weer op en dat er toch iemand anders mocht komen. Alleen de ondersteunende begeleidster heeft in de 4 weken na de vakantie van de familie [slachtoffer 7] bij hun zorg verleend. Met mevrouw [slachtoffer 7] heb ik afgesproken dat [betrokkene 7] na de vakantie meer uren zorg aan haar zou verlenen. Dat gebeurde dan ook. Na de vakantie kwam een nieuwe hulp namens [thuiszorgorganisatie 1] bij hun aan het werk. Dat betrof [betrokkene 3]. Ook zij heeft extra uren gedraaid. Volgens mij ging [betrokkene 3] daar twee maal drie (3 )uur per week naar toe. De werkzaamheden die [betrokkene 3] voor mevrouw [slachtoffer 7] moest verrichten had weinig meer te maken met het verlenen van zorg. Zij moest meehelpen de diepvries te vallen met allerlei gerechten. [betrokkene 3] kwam een keer huilend op kantoor en vertelde dat zij daar niet meer naartoe wilde. Mevrouw [slachtoffer 7] was met [betrokkene 3] aan het snauwen en bekken geweest en zij kon daar niet meer tegen. Wie er daarna naar toe is geweest weet ik niet. Ook weet ik niet of er naast [betrokkene 7] nog iemand anders naar toe is geweest.
Opmerking verbalisant:
Wij tonen verdachte een volmacht op naam van [slachtoffer 7], door ons gecodeerd Z-4.3.1.
Vraag: De aan u getoonde volmacht is ondertekend door [medeverdachte]. Wat kunt u hierover verklaren? Antwoord:
Het klopt inderdaad dat ik deze volmacht heb ingevuld en dat deze door [medeverdachte] is ondertekend. Dat gebeurde op dezelfde manier als bij andere cliënten. [medeverdachte] had deze voordien al blanco ondertekend.
Opmerking verbalisant:
Opmerking verbalisant:
Wij tonen de verdachte een kopie-'verantwoordingsformulieren', code Z-4-4.1 op naam gesteld van [slachtoffer 3] over de periode 01-07-2008 t/m 31-12-2008 ad € 7.156,82, gedateerd 12-01-2009, (waarbij zorg is verleend door [thuiszorgorganisatie 1]) en over de periode 01-01-2008 t/m 31-12-2008, gedateerd 12-01-2009, (betreft huishoudelijke hulp) en over de periode 01-01-2009 t/m 30-06-2009
Vraag: Wat kunt u verklaren over de aan u getoonde verantwoordingsformulieren?
Antwoord:
Het verantwoordingsformulier Zorgkantoor, van 01-07-2008 t/m 31-12-2008, is niet door mij ingevuld en ondertekend. Ik weet niet wie dit ingevuld en ondertekend heeft.
Het verantwoordingsformulier Menzis, van 01-01-2008 t/m 31-12-2008, is niet door mij ingevuld en ondertekend. Ik weet ook niet door wie ingevuld en ondertekend;
Het verantwoordingsformulier Zorgkantoor, van 01-01-2009 t/m 30-06-2009, is eveneens niet door mij ingevuld en ondertekend.
Ik hoor van u dat er dus door [thuiszorgorganisatie 1] en waarvan [medeverdachte] en ik deel uit
maakten, van mevrouw [slachtoffer 7] een bedrag van € 4.192,73 en van de heer [slachtoffer 7] een bedrag van
€ 17.756,75 niet werd verantwoord.
Vraag: Waar is dat geld gebleven?
Antwoord: Voor wat dat geld betreft, een totaal bedrag van € 21.9494,48 en waar dat geld is gebleven, kan ik u verklaren dat u daarvoor u bij [medeverdachte] moet zijn.
Ik leidde de zaak [thuiszorgorganisatie 1] en [medeverdachte] speelde mooi weer met de ontvangen PGB-gelden. Ik heb de [thuiszorgorganisatie 1] bankpas nooit in handen gehad en ik heb daar dan ook geen inlogcode van
in mijn bezit gehad, welke gebruikt werd bij het internetbankieren. Ik heb nooit gepind met het pasje
van [thuiszorgorganisatie 1].
6.1
Het proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte
[medeverdachte](pag. 839 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Opmerking verbalisant:
Wij tonen verdachte een volmacht op naam van [slachtoffer 7], door ons gecodeerd Z-4.3.1.
Vraag: De aan u getoonde volmacht is ondertekend door u. Wat kunt u hierover verklaren? Antwoord:
Deze volmacht is niet door mij ingevuld. Ik herken het handschrift als die van [verdachte]. De ondertekening en mijn naam heb ik wel geschreven en ondertekend. Ik heb dit achteraf ondertekend.
Opmerking verbalisant:
Wij tonen de verdachte een kopie-'verantwoordingsformulier', code Z-4-4.1 op naam gesteld van [slachtoffer 3] over de periode 01-07-2008 t/m 31-12-2008 ad € 7.156,82, gedateerd 12-01-2009, (waarbij zorg is verleend door [thuiszorgorganisatie 1]) en over de periode 01-01-2008 t/m 31-12-2008, gedateerd 12-01-2009, (betreft huishoudelijke hulp) en over de periode 01-01-2009 t/m 30-06-2009.
Vraag: Wat kunt u verklaren over de aan u getoonde verantwoordingsformulieren?
Antwoord:
Hierover kan ik u verklaren dat ik deze verantwoordingsformulieren niet heb geschreven. Het is niet mijn handschrift. Ik herken het handschrift niet.
[betrokkene 5], die op kantoor werkzaam was, vulde ook vaak de verantwoordingsformulieren in.
7.1
Een verantwoordingsformulier PGB-WMO-HH over de periode 5 maart 2008 t/m 4 juni 2008 op naam van [slachtoffer 4], onder meer inhoudende dat in de genoemde periode voor een bedrag van € 2894,16 aan [thuiszorgorganisatie 1] is betaald (pag. 584 en 585).
7.2
Een schriftelijke volmacht d.d. 31 maart 2008, onder meer inhoudende:
- dat [slachtoffer 4], wonende te Enschede, volmacht geeft aan alle medewerkers van [thuiszorgorganisatie 1], gevestigd en kantoorhoudend te Enschede om het hem toegekende PGB te ontvangen en beheren en om verantwoording af te leggen over het ontvangen PGB en het beheer daarvan aan het Zorgkantoor, en
- dat voornoemde [slachtoffer 4] als volmachtgever toestemming geeft om het aan hem toegekende PGB te betalen op rekeningnummer [rekeningnummer 1] van gevolmachtigde [medeverdachte] bij de [bank] (pag. 572 .ev., bijlage Z-5.3.1).
7.3
Een schematisch overzicht m.b.t. de gegevens PGB van [slachtoffer 4], onder meer inhoudende dat op de door hem getekende urenlijsten over de weken 10 t/m 52 van 2008 15 uren aan ondersteunende begeleiding en géén uren aan huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging, en verpleging staan vermeld (pag. 531).
7.4
Het proces-verbaal van verhoor van de
[slachtoffer 4](pag. 606 e.v.) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraag: Verstaat en spreekt u de Nederlandse taal?
Antwoord:
"Ik kan de Nederlandse taal heel slecht verstaan en spreken. lk kan de Nederlandse taal niet lezen of schrijven."
Vraag: Hoe bent u in contact gekomen met [thuiszorgorganisatie 1] en wanneer was dat?
Antwoord:
"Ik had voorheen thuiszorg via zorgbureau [thuiszorgorganisatie 2]. Daar kreeg ik dezelfde zorg als ik later van [thuiszorgorganisatie 1] kreeg. Daar werkte [verdachte] ([verdachte]).
Vraag: Is er in het kader van Persoons Gebonden Budgetten (PGB) zorg aan u verleend door [thuiszorgorganisatie 1]? Zo ja, door wie?
Antwoord:
Gelijk toen [verdachte] met [thuiszorgorganisatie 1] begon, ben ik cliént geworden van [thuiszorgorganisatie 1]. Dat zal zo vanaf begin 2008 zijn. [thuiszorgorganisatie 1] heeft zorg bij mij verleend totdat [verdachte] vertrok naar Turkije. lk weet niet precies wanneer [verdachte] naar Turkije is vertrokken. [verdachte] zei, voordat zij vertrok, tegen ons dat de zorg gewoon zou doorgaan, maar wij hebben sinds haar vertrek geen zorg meer ontvangen van [thuiszorgorganisatie 1].
In eerste instantie verleende [betrokkene 5] zorg bij mij, zo'n zes tot acht maanden vanaf het begin. Daarna kwam [betrokkene 13] bij mij om zorg te verlenen. Dit zijn de enige twee mensen die namens [thuiszorgorganisatie 1] zorg hebben verleend aan mij. U vraagt mij of [verdachte] ook zorg bij mij heeft verleend, maar dat kan ik me niet herinneren.
Ik had alleen maar ondersteunende begeleiding aangevraagd voor hulp bij het lezen van brieven. In de praktijk is het zo gegaan dat [betrokkene 5] en/of [betrokkene 13] alleen bij mij thuis kwamen om de post op te halen, dat duurde dan maar maximaal vijf minuten. Zij kwamen soms eens per week of eens per twee weken om de post op te halen, dat lag aan de hoeveelheid post. Zij kwamen ook nooit post terugbrengen. Die namen zij dan mee naar hun kantoor en verder hoorde ik daar niets meer van. Als er gebeld moest worden, bijvoorbeeld om te bellen naar de woningbouwvereniging omdat de geiser kapot was, dan bleven zij wachten totdat de monteur kwam en het gerepareerd was. In de periode dat [thuiszorgorganisatie 1] voor mij werkte, zijn zulke zaken maar één of twee keer voorgekomen. [betrokkene 5] en/of [betrokkene 13] hebben verder nooit zorg bij mij thuis verleend."
Vraag: Heeft u contracten en/of overeenkomsten/machtigingen ondertekend met [thuiszorgorganisatie 1]? Zo ja, welke en heeft u die in bezit?
Antwoord:
Wij hebben wel wat getekend toen ik overging van zorgbureau [thuiszorgorganisatie 2] naar [thuiszorgorganisatie 1], maar ik weet niet meer precies wat ik getekend heb."
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen u een volmacht, code Z-5-3.1 en een zorgovereenkomst, code Z-5-3.3.
Vraag: Wat kunt u over hierover verklaren?
Antwoord:
"Het document met code Z-5-3-1 dat u mij nu toont herken en deze is door mij ondertekend. U zegt mij dat dit een volmacht is, maar dat wist ik niet. Toen [verdachte] bij mij thuis kwam heeft zij deze volmacht aan mij overhandigd en zei dat ik deze moest ondertekenen omdat ik ben overgegaan naar [thuiszorgorganisatie 1].
[betrokkene 5] vertelde mij dat ik dit document moest tekenen en dat dit om een schuld van mij ging en dat zij, [thuiszorgorganisatie 1], dit verder gingen regelen voor. Toen heb ik dit document ondertekend. U zegt mij dat onder punt 4 De werkzaamheden' staat aangekruist: 'Hulp bij het huishouden' en 'ondersteunende begeleiding'. Hulp in de huishouding heb ik sowieso niet gehad en over de ondersteunende begeleiding heb ik al verteld."
Vraag: Heeft u de uren die aan u zijn verleend door [thuiszorgorganisatie 1] afgetekend op een urenbriefje (`Cliénten Rapportage')?
Antwoord:
"Ik heb nooit een urenbriefje gezien of ondertekend."
Vraag: Weet u op hoeveel uren ondersteuning u wekelijks recht heeft of wat het aan u toegekende PGB-budget is?
Antwoord:
"Dat weet ik niet, daar weet ik niets van af. Het ging mij erom dat ik hulp bij het doornemen, doorlezen van de post."
Vraag: Volgens het toekenningsbeschikking had u in de periode van 01-01-2008 tot en met 04-04- 2008 recht op wekelijks 7 — 9,9 uren ondersteunende begeleiding voor een bedrag van € 3.901,52 en in de periode 05-03-2008 tot en met 04-06-2008 op wekelijks 4 — 6,9 uren ondersteunende begeleiding € 1.621,03. Wat is hierop uw reactie?
Antwoord:
"Ik weet hier niets van, ik schrik hier van. Ze, [thuiszorgorganisatie 1], kwamen nog niet eens een uur in de week, ze kwam hooguit vijf of tien minuten. Even naar binnen om de post op te halen en dan gingen ze weer. Ik heb eens een keer geld op mijn rekening gestort gekregen, op rekeningnummer [rekeningnummer 4]. Dat was geld dat in eerste instantie op rekening van [thuiszorgorganisatie 2] was binnengekomen, maar dat was eigenlijk bestemd voor [thuiszorgorganisatie 1]. Toen heb ik een bedrag van ongeveer drieduizend euro opgenomen, dat was volgens mij in juni 2009. Dit heb ik in bijzijn van [betrokkene 13] gedaan en vervolgens heb ik dit geld overhandigd aan [betrokkene 13] van [thuiszorgorganisatie 1]. [betrokkene 13] heeft dit geld vervolgens overhandigd aan [verdachte]. lk heb later gehoord dat [verdachte] heel blij was met dit geld. Hiervan heb ik geen ontvangstbewijs ontvangen."
Vraag: Aan wie en op welke (bank)rekening worden de gelden van uw PGB-budget uitbetaald? Antwoord:
"Ik weet niet op welke bankrekening(nummer) mijn PGB geld binnenkomt. U vraagt mij of ik dan geen PGB gelden krijg gestort op mijn ABN-AMR0 rekening [rekeningnummer 4], maar dat is niet het geval. lk weet niet op welke bankrekening mijn PGB-gelden worden gestort."
Opmerking verbalisant:
Ik toon de getuige een kopie-Verantwoordingsformulier', code Z-5-4.1 op naam gesteld van getuige over de periode 05-03-2008 t/m 04-06-2008 ad €2.894,16 gedateerd 01-12-2008 .
Vraag: Door wie is dit verantwoordingsformulier opgemaakt en ondertekend?
Antwoord:
"Ik herken dit formulier niet. Als ik namelijk papieren kreeg, gaf ik die zonder te bekijken door aan [thuiszorgorganisatie 1]. De handtekening op dit formulier is wel van mij. Het ging zo dat [betrokkene 5] of [betrokkene 13] wel eens met een papier bij mij kwamen dat ik moest ondertekenen en dan zeiden zij dat het om een schuld ging en dat zij dat zouden regelen en dan ondertekende ik zo'n formulier. lk tekende gewoon alles Zo heb ik dit formulier denk ik ook ondertekend. lk weet ook niet waarvoor dit formulier bestemd is. U zegt mij dat dit formulier bedoeld is om te verantwoorden wat er met de ontvangen PGB gelden is gebeurd."
Vraag: Is er daadwerkelijk voor een bedrag van € € 2.894,16 aan Ondersteunende Begeleiding aan u verleend in de periode 05-03-2008 tot en met 04-06-2008 door [thuiszorgorganisatie 1]?
Ik heb zeker geen zorg, Ondersteunende Begeleiding, ontvangen ter grootte van dit bedrag. lk heb al verklaard dat ik hooguit vijf tot tien minuten aan wekelijkse zorg heb ontvangen van [thuiszorgorganisatie 1]."
7.5
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte
[verdachte](pag. 777 e.v.) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen aan u een CIZ formulier, code Z-5.1.1, en op naam [slachtoffer 4].
Antwoord:
Dit betreft dus [slachtoffer 4]. Vermoedelijk is [slachtoffer 4] bij de aanvraag foutief en met een [letter] geschreven. Dat stond namelijk later in meerder formulieren zo vermeld. De aantekeningen die voor op het CIZ formulier met de pen staat beschreven, heb ik gedaan. Ik schreef hier onder anderen het bedrag
€ 2.894,16 op. Dat bedrag was op rekening van het Zorgbureau [thuiszorgorganisatie 2] gekomen en zij durfde dat niet op te halen en aan ons te overhandigen. Volgens mij is later, medewerkster [betrokkene 13], daar naar toe geweest en het geld opgehaald en op kantoor aan mij afgedragen. Als u zegt dat [slachtoffer 4] dit geld op 30 juni 2009 aan medewerkster [betrokkene 13] heeft overhandigd en later door [betrokkene 13] aan mij werd gegeven, dan klopt dat. Dat bovengenoemde bedrag heb ik gebruikt om [betrokkene 9] te betalen, een bedrag van € 370, [betrokkene 2] een bedrag van € 500 te betalen, en het restbedrag naar garagebedrijf [autobedrijf], voor het leasen van de auto's. Dat betrof een bedrag van € 1.000. Mogelijk heb ik van bedoeld bedrag ook nog een deel aan enkele andere personeelsleden uitbetaald. Het ligt mij ook nog bij dat ik de huur van pand aan de [adres], een bedrag van € 750 hiervan heb betaald. Ik weet dat niet helemaal zeker.
Het verantwoordingsformulier met de code Z-5.4.1 werd door [thuiszorgorganisatie 1] gezonden naar het Zorgkantoor.
Opmerking verbalisant:
Wij tonen verdachte de eindafrekening op naam van [slachtoffer 4] over de periode 01-01-2008 tot en met 04-06-2008, door ons gecodeerd Z-5.7.0.
Vraag: Over de periode vernoemd in de aan u getoonde eindafrekening is er € 5.522,55 overgemaakt aan PGB gelden en € 5.306,00 aan zorg verantwoord. Is het resterende bedrag bestaande uit
€ 106,56 (vrij besteedbaar bedrag) en € 109,99 overgemaakt aan het zorgkantoor of aan de mevrouw [slachtoffer 4]?
Antwoord:
Ik weet dat niet. Ik heb het niet overgemaakt. Ik weet niet waar dat geld gebleven is.
Tot slot begrijp ik, dat wij van [thuiszorgorganisatie 1], ons schuldig hebben gemaakt aan valsheid in geschrifte en of verduistering van de PGB-gelden dat aan [slachtoffer 4] werd uitgekeerd en door ons gedeclareerd. De door ons opgemaakte en ingezonden verantwoordingsformulier is dus niet op de juiste wijze opgemaakt. Wij, van [thuiszorgorganisatie 1], en waarvan ik deel uitmaakte, hadden alleen die uren, aan echt door ons verleende zorg moeten declareren en verantwoorden. Dus niet het totale bedrag aan toegekend en ontvangen PGB van [slachtoffer 4].
7.6
Het proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte
[medeverdachte](pag. 842 e.v.)
voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen aan u een volmacht, code Z-5-3.1
Vraag: Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord:
Deze volmacht heb ik ingevuld. Ik herken mijn handschrift. U wijst mij er op dat het rekeningnummer door middel van witsel is weggehaald. lk heb dat niet gedaan. Ik weet ook niet wie dat gedaan heeft.
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen aan u de verantwoordingsformulieren onder de code Z-5.4.0 en Z-5.4.1 periode 05-03-2008 t/m 04-6-2008.
Vraag: Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord:
Deze verantwoordingsformulieren heb ik niet opgemaakt. Ik herken het handschrift niet.
Vraag: Uw cliënt verklaarde dat zij eens een keer geld op haar rekening gestort heeft gekregen en wel op rekeningnummer [rekeningnummer 4]. Dat was geld, dat in eerste instantie op rekening van [thuiszorgorganisatie 2] was binnengekomen was eigenlijk bestemd voor [thuiszorgorganisatie 1]. Toen heeft zij een bedrag van ongeveer drieduizend euro opgenomen, dat was volgens haar in juni 2009. Dit heeft zij in bijzijn van [betrokkene 13] gedaan en vervolgens heeft zij dit geld overhandigd aan [betrokkene 13] van [thuiszorgorganisatie 1]. [betrokkene 13] heeft dit geld vervolgens overhandigd aan [verdachte]. Zij had later gehoord dat [verdachte] heel blij was met dit geld. Zij had hier geen ontvangstbewijs van ontvangen. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord:
Ik kan hier niets over verklaren. Ik weet ook niet of wij recht hadden op dat geld.
Opmerking verbalisant:
Wij tonen verdachte de eindafrekening op naam van [slachtoffer 4] over de periode 01-01-2008 tot en met 04-06-2008, door ons gecodeerd Z-5.7.0.
Vraag: Over de periode vernoemd in de aan u getoonde eindafrekening is er € 5.522,55 overgemaakt aan PGB gelden en € 5.306,00 aan zorg verantwoord. Is het resterende bedrag bestaande uit € 106,56 (vrij besteedbaar bedrag) en € 109,99 overgemaakt aan het zorgkantoor of aan de mevrouw [slachtoffer 4]?
Antwoord:
Ik denk niet dat dit geld is terug gestort naar het zorgkantoor of naar de cliënt. Het vrij besteedbare bedrag is ook niet naar de cliënt terug gestort. Dit zal wel in het hele bedrag zijn meegenomen.
8.1
Een verantwoordingsformulier PGB-WMO-HH over de periode 1 juli 2008 t/m 31-12-2008 op naam van [slachtoffer 5], onder meer inhoudende dat in de genoemde periode voor een bedrag van € 7512,33 aan [thuiszorgorganisatie 1] is betaald (pag. 655 en 656).
8.2
Een verantwoordingsformulier PGB-WMO-HH over de periode 1 januari 2009 t/m 31 maart 2008 op naam van [slachtoffer 5], onder meer inhoudende dat in de genoemde periode voor een bedrag van € 4782,34 aan [thuiszorgorganisatie 1] is betaald (pag. 661 en 662).
8.3
Een schriftelijke volmacht d.d. 12 januari 2008, onder meer inhoudende:
- dat [slachtoffer 5] , wonende te [woonplaats], volmacht geeft aan alle medewerkers van [thuiszorgorganisatie 1], gevestigd en kantoorhoudend te Enschede om het hem toegekende PGB te ontvangen en beheren en om verantwoording af te leggen over het ontvangen PGB en het beheer daarvan aan het Zorgkantoor, en
- dat voornoemde [slachtoffer 5] als volmachtgever toestemming geeft om het aan hem toegekende PGB te betalen op rekeningnummer [rekeningnummer 1] van gevolmachtigde [medeverdachte] bij de [bank] (pag. 654 .ev., bijlage Z-6.3.1).
8.4
Een schematisch overzicht m.b.t. de gegevens PGB van [slachtoffer 5], onder meer inhoudende dat op de door hem getekende urenlijsten over de weken 27 t/m 52 van 2008 en de weken 1 t/m 9 van 2009 16 uren aan huishoudelijke hulp en géén uren aan ondersteunende begeleiding , persoonlijke verzorging, en verpleging staan vermeld (pag.620).
8.5
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige
[betrokkene 7]afgelegd bij de rechter- commissaris belast met de behandeling van strafzaken voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik werkte ook voor mevrouw [slachtoffer 5]. Ik mocht van [verdachte] 2 á 3 uren per week bij haar werken. Als er iets bijzonders was, bijvoorbeeld een ziekenhuisbezoek, mocht ik wel meer uren noteren. Ik heb toen met de kinderen van deze mevrouw besproken dat zij meer uren zou moeten krijgen. Ik heb ze geadviseerd om contact op te nemen met hun zorgverzekeraar. Toen bleek dat mevrouw [slachtoffer 5] ook, volgens de indicatiestelling, recht had op veel meer uren. Ze kreeg die dus niet.
8.6
Het proces-verbaal van verhoor van de aangever
[slachtoffer 5](pag. 687 e.v.) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraag: Verstaat en spreekt u de Nederlandse taal? Antwoord:
lk kan een beetje Nederlands verstaan. lk kan het niet spreken. lk kan geen Nederlands lezen en schrijven.
Vraag: Vanaf wanneer wordt er in het kader van Persoons Gebonden Budgetten (PGB) zorg aan u verleend door [thuiszorgorganisatie 1]?
Antwoord:
lk heb vanaf juni 2008 zorg van [thuiszorgorganisatie 1]. We hebben zes maanden hulp gekregen van [thuiszorgorganisatie 1]. Hiervoor had ik hulp van [thuiszorgorganisatie 3].
lk krijg ondersteunende begeleiding voor 1 uur en soms ook voor 2 uur. Het gebeurde ook wel dat ik een week geen ondersteunende begeleiding kreeg. Ook heb ik huishoudelijke hulp gekregen van 2 uur in de week. Deze hulp heb ik wekelijks gehad.
Vraag: Heeft u contracten en/of overeenkomsten/machtigingen ondertekend met [thuiszorgorganisatie 1]? Zo ja, welke en heeft u die in bezit?
Antwoord:
Toen ik overgegaan ben naar [thuiszorgorganisatie 1] heb ik daar op kantoor een overeenkomst en een machtiging ondertekend. lk heb die formulieren niet mee gekregen naar huis.
Vraag: heeft iemand u hierbij geholpen? Antwoord:
[betrokkene 7] heeft mij daarbij geholpen.
Vraag: lk verbalisant toon u een volmacht door u afgegeven aan [thuiszorgorganisatie 1] door ons gecodeerd Z-6-3.1. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord:
lk heb het formulier wat u mij laat zien ondertekend. lk weet niet wat er op dit formulier staat vermeld en ik weet ook niet wat het betekend. Er is mij bij de ondertekening ook niet verteld wat het formulier inhield.
Vraag: Heeft u correspondentie, officiële stukken en andere papieren ontvangen op uw huisadres in verband met uw PGB-budget.
Antwoord:
lk heb nooit post ontvangen van het zorgkantoor of Menzis.
Vraag: Hoeveel uren zorg en door wie is deze aan u verleend door [thuiszorgorganisatie 1] vanaf 01-08- 2008 ?
Antwoord:
Voor de ondersteunende begeleiding is [betrokkene 7] en [betrokkene 8] geweest. Dat was altijd voor ongeveer één a twee uur per week
Voor de huishoudelijke hulp is bij mij geweest [betrokkene 3], [betrokkene 8] en [betrokkene 14]. De achternaam weet ik niet. Dat was voor 2 uur in de week.
Vraag: Weet u op hoeveel uren ondersteuning u wekelijks recht heeft of wat het aan u toegekende PGB-budget is?
Antwoord:
lk weet niet op hoeveel uren zorg ik recht heb. lk weet dat ik ondersteunde begeleiding heb. lk ben ook 2 of 3 keer opgehaald om een activiteit te gaan doen. Ik ging dan met ongeveer 10 mensen praten en koffiedrinken op het kantoor van [thuiszorgorganisatie 1]. lk ben één keer met [thuiszorgorganisatie 1] naar het museum geweest. Ook één keer uit eten geweest met nog twee andere dames.
U vertelt mij dat ik recht had op ondersteunende begeleiding met dagdelen en vervoer voor 13 tot 15,9 uur. Ik heb hooguit 1 a 2 uur begeleiding gehad voor de papieren en ik ben hooguit drie keer op kantoor geweest voor de dagbesteding voor 2 uur.
U zegt mij dat ik ook recht had op persoonlijke verzorging voor 2 tot 3,9 uur. Ik heb nooit persoonlijke verzorging gekregen van [thuiszorgorganisatie 1].
U zegt mij dat ik ook recht had op huishoudelijke hulp voor 4 tot 6,9 uur. Ik heb hooguit 2 uur per week huishoudelijke hulp gekregen.
Vraag: Aan wie en op welke (bank)rekening worden de gelden van uw PGB-budget uitbetaald? Antwoord:
Er is twee keer geld op mijn bankrekening gestort. Dat was een bedrag van € 5000,00. Dat was van het zorgkantoor. Dat was vanaf juni 2008. Ik heb dat geld naar het kantoor van [thuiszorgorganisatie 1] gebracht. lk heb dat geld contant aan [verdachte]. Ik weet de achternaam niet. Ik heb een kwitantie gekregen voor de betaling. Deze kwitantie heb ik thuis. U kunt een kopie van die kwitantie van mij krijgen.
Vraag: lk verbalisant toon u een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ door ons gecodeerd Z-6-4-1 over de periode 01-07-2008 t/m 31-12-2008 en Z-6-4.2 over de periode 01-01-2009 t/m 30-06-2009. Ook toon ik u en een verantwoordingsformulier PGB WMO-HH door ons gecodeerd Z-6-4-3 over de periode 15-03-2008 t/m 31-12-2008 en Z-6-4.4 over de periode 01-01-2009 t/m 31-03-2009.
Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord:
Het formulier Z-6-4-1 herken ik niet. De handtekening op dat formulier is mijn handtekening. lk kan mij niet herinneren of het formulier was ingevuld toen ik het ondertekende. Op het formulier staat PV aangekruist. lk heb in die periode geen persoonlijke verzorging gekregen
Het formulier Z-6-4.2 herken ik niet. De handtekening op dat formulier is mijn handtekening. Ik kan mij niet herinneren of het formulier was ingevuld toen ik het ondertekende. Op het formulier staat PV aangekruist. lk heb in die periode geen persoonlijke verzorging gekregen. Ook staat er OB op vermeld. Dit heb ik maar gekregen tot 01 maart 2009. Verder staat er op het formulier de naam [slachtoffer 5] vermeld. lk kan u verklaren dat dit mijn schoondochter is. Achter haar naam staat een bedrag vermeld dat verantwoord zou zijn aan hulp van € 4869,00. Zij heeft dat geld niet zelf ontvangen. Zij heeft mij wel persoonlijke verzorging in de vorm van wassen gegeven. Zij help mij ook met de papieren.
Het formulier Z-6-4.3 herken ik niet. lk herken er niet mijn handtekening in. lk heb ook nooit zoveel formulieren ondertekenen.
Het formulier Z-6-4.4 herken ik niet, lk herken er niet mijn handtekening in. lk heb ook nooit zoveel formulieren ondertekenen.
Vraag: Worden de uren die u aan hulp, begeleiding en zorg ontvangt ergens vastgelegd? Zo ja, door wie en hoe gebeurt dit?
Antwoord:
De uren werden op een briefje geschreven. Dat briefje tekende ik dan af.
Vraag: lk, verbalisant, toon de getuige urenbriefjes (Cliënten Rapportages) over de perioden november 2008 en februari 2009, gecodeerd Z-6-5.2.
8.7
Het proces-verbaal van verhoor van de aangever
[verdachte](pag. 780 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraag: Op 20 november 2009 is mevrouw [slachtoffer 5] gehoord. Zij verklaarde, dat zij zorg ontvangt van [thuiszorgorganisatie 1] vanaf juni 2008. Verder verklaart zij dat ze ondersteunende begeleiding krijgt voor één en soms twee uur per week. Verder verklaart zij, dat ze huishoudelijke hulp ontvangt van twee uur per week. Volgens de indicatie heeft mevrouw [slachtoffer 5] recht op ondersteunende begeleiding in dagdelen met vervoer klasse 6 en persoonlijke verzorging voor 2 tot 3,9 uur en huishoudelijke hulp voor 4 tot 6,9 uur. Wat is uw reactie hierop?
Antwoord:
Ik wist niet dat er aan [slachtoffer 5] zoveel uren aan zorg moest worden verleend. [betrokkene 7] en [medeverdachte] regelden dat. Ik heb dit eerder wel gezien maar er verder niet meer opgelet. [slachtoffer 5] komt weg bij het zorgbureau [thuiszorgorganisatie 3] en is later naar ons, [thuiszorgorganisatie 1] Zorgorganisatie, over gestapt. lk ben het met u eens dat ik had moeten geweten dat er zoveel uren zorg aan haar had moeten worden verleend. Dagopvang hebben wij tot 1 januari 2009 dan ook nooit verleend. lk begrijp dan ook wel dat wij hierin, van [thuiszorgorganisatie 1], fout in zijn geweest.
Opmerking verbalisant:
Wij tonen de verdachte een kopie-`verantwoordingsformulieren', code Z-6-4.1 op naam gesteld van [slachtoffer 5] over de periode 01-07-2008 t/m 31-12-2008, gedateerd 13-01-2009,
over de periode 01-01-2009 t/m 30-06-2009 code Z-6.4.2.
over de periode 15-03-2008 t/m 31-12-2008, gedateerd 13-01-2009 code Z-6.4.3,
over de periode 01-10-2009 t/m 31-03-2009 gedateerd 13-04-2009 code Z-6.4.4. (betreft huishoudelijke hulp).
Vraag: Wat kunt u verklaren over de aan u getoonde verantwoordingsformulieren?
Antwoord:
Z-6.4.1 hierover kan ik verklaren dat ik deze niet heb opgemaakt.
Z-6.4.2 hierover kan ik verklaren dat ik deze niet heb opgemaakt.
Z-6.4.3 hierover kan ik verklaren dat ik deze niet heb opgemaakt, en
Z-6.4.4 hierover kan ik verklaren dat ik het eerste deel hiervan wel heb opgemaakt en dat iemand van kantoor de rest heeft ingevuld. Dat moet [medeverdachte] of [betrokkene 5] zijn geweest.
Tot slot kan ik u verklaren dat wij, van [thuiszorgorganisatie 1] en waarvan ik deel uitmaakte, ons schuldig hebben gemaakt aan valsheid in geschrifte en verduistering van PGB-gelden en welke eerder aan [slachtoffer 5] waren toegekend en uitbetaald aan [thuiszorgorganisatie 1]. Dit doordat [thuiszorgorganisatie 1] het gehele toegewezen en uitgekeerde bedragen in zijn geheel aan het Zorgkantoor en WMO van de gemeente Enschede verantwoorde en declareerde, zonder dat hiervoor de daadwerkelijker uren aan zorg werd besteed.
8.8
Het proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte
[medeverdachte](pag. 845 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Opmerking verbalisant:
Wij tonen verdachte een volmacht op naam van [slachtoffer 5], door ons gecodeerd Z-6.3.1.
Vraag: De aan u getoonde volmacht is ondertekend door u. Wat kunt u hierover verklaren? Antwoord:
Ik heb dit formulier volledig ingevuld, ik herken mijn handschrift en handtekening.
Opmerking verbalisant:
Wij tonen de verdachte een kopie-`verantwoordingsformulieren', code Z-6-4.1 op naam gesteld van [slachtoffer 5] over de periode 01-07-2008 t/m 31-12-2008, gedateerd 13-01-2009, en over de periode 01-01-2009 t/m 30-06-2009 code Z-6.4.2. en over de periode 15-03-2008 t/m 31-12-2008, gedateerd 13-01-2009 code Z-6.4.3, en over de periode 01-10-2009 t/m 31-03-2009 gedateerd 13-04- 2009 code Z-6.4.4. (betreft huishoudelijke hulp).
Vraag: Wat kunt u verklaren over de aan u getoonde verantwoordingsformulieren?
Antwoord:
Z-6.4.1 hierover kan ik verklaren dat ik dit formulier niet heb ingevuld. Ik herken het handschrift niet. Z-6.4.2 hierover kan ik verklaren dat ik dit formulier niet heb ingevuld. Ik herken het handschrift niet. Z-6.4.3 hierover kan ik verklaren dat ik dit formulier niet heb ingevuld. Ik herken het handschrift niet. Z-6.4.4 hierover kan ik verklaren dat ik dit formulier niet heb ingevuld. Ik herken het handschrift als die van [verdachte].
9.1
Een factuur van [thuiszorgorganisatie 1] d.d. 11 juni 2009, gericht aan mevr. [slachtoffer 6], waarin over de maand mei 2009 een bedrag van € 311,38 wegens 3 uur persoonlijke verzorging per week in rekening wordt gebracht (pag. 161, Z-2-7-2-1).
9.2
Een factuur van [thuiszorgorganisatie 1] d.d. 11 juni 2009, gericht aan mevr. [slachtoffer 6], waarin over de maand juni 2009 een bedrag van € 311,38 wegens 3 uur persoonlijke verzorging per week in rekening wordt gebracht (pag. 162, Z-2-7-2-2).
9.3
Het proces-verbaal van verhoor van
[slachtoffer 6](pag. 168 t/m 175) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 19 februari 2009 ben ik een overkomst aangegaan met Thuiszorginstelling [thuiszorgorganisatie 1]. Het bedrijf [thuiszorgorganisatie 1] zou mij zorgdiensten leveren tegen betaling.
Ik krijg van de overheid twee Persoons Gebonden Budgetten. Het ene budget is voor huishoudelijk hulp. Het andere budget is persoonlijke verzorging.
Ik ben in het begin met [thuiszorgorganisatie 1] Zorginstelling een contract aangegaan voor 6,9 uur per week huishoudelijk hulp. Later zou ik een contract krijgen voor mijn persoonlijke verzorging, dit contract zou ik ook afsluiten bij [thuiszorgorganisatie 1]. Ik heb dit contract nooit ontvangen maar ik heb wel geld over moeten maken. Dit geld heb ik over gemaakt maar ik heb nooit geen "contract persoonlijk verzorging" en de persoonlijke verzorging zelf ontvangen.
Vraag: Is er in het kader van Persoons Gebonden Budgetten (PGB) zorg aan u verleend door [thuiszorgorganisatie 1]? Zo ja, door wie?
Antwoord:
[thuiszorgorganisatie 1] heeft zorg bij mij geleverd in de periode vanaf begin maart 2009 tot en met 01 juli 2009. De afspraak was dat [thuiszorgorganisatie 1] Huishoudelijke Hulp aan mij zou verlenen en Persoonlijke Verzorging, maar deze Persoonlijke Verzorging heb ik nooit ontvangen van [thuiszorgorganisatie 1].
Persoonlijke verzorging heb ik helemaal niet ontvangen van [thuiszorgorganisatie 1] in de periode van maart tot en met juni 2009.
9.4
Het proces-verbaal van verhoor van de aangever
[verdachte](pag. 763) ,voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Opmerking verbalisanten:
Wij toonden aan verdachte [verdachte] drie rekeningen, met de code: Z-2.7.2
Vraag: Wat kunt u ons over deze rekeningen verklaren?
Hierover kan ik u verklaren dat [betrokkene 2] deze rekeningen heeft opgemaakt en dat ik twee (2) van deze rekeningen zelf heb ondertekend.
Op uw vraag waarom ik heb aangegeven dat er Persoonlijke Verzorging op dit formulier door [betrokkene 2] heb laten invullen, kan ik u verklaren dat [betrokkene 2] dit deed in mijn opdracht. Wij hebben alleen maar huishoudelijke hulp verleend en geen Persoonlijk Verzorging. Ik zit te denken hoe zij dat toen wilde hebben. Ik begrijp nu dan ook wel dat ik dat op deze wijze niet had mogen doen. Ik begrijp dan ook dat ik mij hierdoor schuldig maakte aan valsheid in geschrifte en verduistering van PGB-gelden. Ik had dat niet mogen doen.
10.1
Een document (D-031), zijnde een Nadeelberekening [thuiszorgorganisatie 1] (pag. 1378 e.v.)
waaruit blijkt dat het wederrechtelijk verkregen voordeel door het valselijk opmaken en (het niet) indienen van verantwoordingsformulieren over de periode 11 februari 2008 tot en met 18 augustus 2009 is berekend op € 80.766 (40,32% van het totaal aan ontvangen voorschotbedragen PGB). Dit nadeel is berekend door het verschil te bepalen tussen het aantal uren zorg dat op grond van de ontvangen voorschotbedragen PGB verleend had moeten worden (9.536) en het aantal uren zorg dat feitelijk is verleend (5.825) en dit verschil (3.711) vervolgens te vermenigvuldigen met het gewogen uurtarief (€ 21,76).
11.1
Een geschrift als bedoeld in art. 344 lid 1 onder 1º Sv, te weten een afschrift van een vonnis van de rechtbank Almelo gedateerd 8 april 2009 (Bijlage 2 dossier 1), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, dat [thuiszorgorganisatie 1] in staat van faillissement is verklaard, met aanstelling van mr. R.J. Joustra tot curator.
11.2
Een proces-verbaal van aangifte met bijlage van
R.J. Joustra, curator in het faillissement van [thuiszorgorganisatie 1], (bijlage 2 dossier 1), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mevrouw [medeverdachte] handelde tot 1 april 2009, 7 dagen voor het faillissement onder de naam [thuiszorgorganisatie 1]. Volgens informatie uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel heeft mevrouw [medeverdachte] de exploitatie van de thuiszorgorganisatie met ingang van 1 april 2009 gestaakt. Per dezelfde datum wordt de eenmanszaak [thuiszorgorganisatie 1] voortaan voor rekening van de zwager van mevrouw [medeverdachte], de heer [betrokkene 1], oud 23 jaar, gedreven. De heer [betrokkene 1] heeft niets betaald voor de overgenomen activa. Het gaat hierbij om inventaris, goodwill, handelsnaam, mogelijk een klantenbestand (het klantenbestand is niet in mijn bezit). Volgens de moeder van de heer [betrokkene 1], mevrouw [verdachte], is er sprake van inbetalinggeving. De heer [betrokkene 1] zou een vordering hebben gehad op mevrouw [medeverdachte]. 'In ruil daarvoor' heeft mevrouw [medeverdachte] de activa aan hem overgedragen. Een dergelijke 'verrekening' is paulianeus te noemen. Inmiddels heb ik de actio pauliana ingeroepen en de activa teruggevorderd. Hieraan heeft de heer [betrokkene 1] echter geen gevolg gegeven. Nu er goederen aan het faillissement zijn onttrokken zonder dat daarvoor een vergoeding is betaald, zijn de schuldeisers van mevrouw [medeverdachte] benadeeld.
Daarnaast zouden de inkomsten van [thuiszorgorganisatie 1] in grote mate gebruikt zijn voor de betaling van de schulden van mevrouw [verdachte] (uit enkele bankafschriften blijkt bijvoorbeeld dat vanaf de bankrekening van [thuiszorgorganisatie 1] de door mevrouw [verdachte] verschuldigde huursommen van haar privé-woning zijn voldaan) en mogelijk aan andere zaken (er werden geregeld forse contante geldsommen variërend van € 1.000,00 tot € 7.000,00 opgenomen, onbekend waaraan dit is besteed). Ook werden privé-schulden van mevrouw [medeverdachte] vanaf deze rekening voldaan.
11.3
Een geschrift als bedoeld in art. 344 lid 1 onder 1º Sv, te weten het faillissementsverslag van de R.J. Joustra gedateerd 9 december 2009 (Bijlage 3 dossier 1) waaruit blijkt dat:
De onderneming [thuiszorgorganisatie 1] is op 1 april 2009 gestaakt. De onderneming beschikte op dat
moment over enige inventaris, computers, etc. Op dezelfde datum is de onderneming (inclusief inventaris) voortgezet door de heer [betrokkene 1] (zwager van [medeverdachte]). Er is echter niets voor betaald.
Op naam van [medeverdachte] stond tot 1 april 2009, derhalve één week vóór faillissement, de onderneming [thuiszorgorganisatie 1]. Op genoemde datum heeft haar zwager [betrokkene 1] de onderneming overgenomen. Het gaat om inventaris, een klantenbestand, werknemers etc. Voor de overname is niets betaald.
11.4
Het proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte
[medeverdachte](bijlage 7 van dossier 1) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraag: Wanneer kreeg u het gevoel dat [thuiszorgorganisatie 1] failliet zou gaan? Antwoord:
Toen de regels met betrekking tot het PGB met ingang van januari 2009 zo werden veranderd dat de PGB-gelden niet meer rechtstreeks bij ons mochten binnenkomen maar door het zorgkantoor rechtstreeks op de bankrekening van de cliënten werd overgemaakt, toen zakte de moed bij mij in de schoenen. Dat betekende dat ik achter de cliënten moest aanbellen om te vragen of zij de PGB budgetten al hadden ontvangen en of zij dan geld naar [thuiszorgorganisatie 1] konden overmaken zodat wij de zorg konden voortzetten. Dat was een hele klus en toen bleek dat heel veel cliënten het geld niet meer naar ons overmaakten omdat zij bijvoorbeeld andere dingen hadden gekocht van dit PGB-geld. Toen deze nieuwe regels van kracht werden in januari 2009, kwam bij mij voor het eerst het de gedachte op dat [thuiszorgorganisatie 1] het niet zou gaan redden. lk heb toen nog wel gesprekken gehad met personeel om af spraken te maken over betaling van hun salaris en dan dacht ik weer even dat het goed zou komen. Deze gesprekken had ik op een woensdag in maart 2009, de exacte datum weet ik niet meer. De donderdag daarop kreeg ik van de advocaat van vier medewerkers een brief waarin werd gesteld dat wanneer zij hun salaris niet zouden ontvangen, dat zij dan het faillissement van [thuiszorgorganisatie 1] zouden gaan aanvragen.
Vraag: Waarom heeft u zich in april 2009 failliet laten verklaren?
Antwoord:
Uiteindelijk heb ik zelf mijn eigen faillissement aangevraagd, ik dacht dat dat was op 8 april 2009. lk kwam toen namelijk thuis en toen zag ik een grote gele sticker op de voordeur zitten waarop stond dat de deurwaarder mijn spullen zou verkopen middels een executieverkoop. Toen ik dat zag heb ik mijn papieren gepakt en ben ik samen met mijn man naar de rechtbank te Almelo gegaan om mijn eigen faillissement aan te vragen. Diezelfde dag werd ons faillissement nog uitgesproken door de rechtbank. Wij kregen een briefje waarop stond dat de curator de volgende dag nog contact met ons zou opnemen.
Vraag: Hoe is het faillissement verlopen?
Antwoord:
De volgende dag kwam de curator inderdaad voor een intake. De curator vertelde dat ik een overzicht moest maken van alle schuldeisers/openstaande schulden met het onderscheid of dit een privé of een zakelijke schuld betrof. Ik heb daar alle papieren bij gezocht. De curator vertelde ons verder dat alle bankrekeningen zouden worden geblokkeerd en wat het vrij te laten bedrag zou worden waarvan wij vanaf dat moment van moesten leven. Daarna heb ik de curator nog maar nauwelijks gesproken, wij hadden voornamelijk contact met zijn secretaresse.
Vraag: Was [betrokkene 1] ook één van uw schuldeisers?
Antwoord:
Nee, [betrokkene 1] was geen schuldeiser van mij of van [thuiszorgorganisatie 1].
Vraag: Weet u dat zeker?
Antwoord:
Nee, ik weet het niet zeker. Ik wil daar daarom verder ook geen antwoord op geven.
Vraag: Wat is er gebeurd met [thuiszorgorganisatie 1] na de faillissement?
Antwoord:
[thuiszorgorganisatie 1] is toen overgegaan naar mijn schoonmoeder, [verdachte] en mijn zwager, [betrokkene 1].
Vraag: Hoe is dat verlopen?
Antwoord:
Toen ik het niet meer zag zitten met [thuiszorgorganisatie 1], in de periode vanaf januari 2009, heb ik dat een aantal keren gezegd tegen mijn schoonmoeder, [verdachte]. Die zei dan steeds dat het wel goed zou komen en dat het zonde was om het er bij te laten zitten. Tijdens één van deze gesprekken, ik denk ergens in februari 2009, stelden [verdachte] en [betrokkene 1] beiden aan mij voor om [thuiszorgorganisatie 1] over te nemen. Toen dacht ik, als jullie er wat in zien, succes ermee. Ik was er klaar mee.
Vraag: Wanneer is dat overeengekomen/besloten, wie waren daarbij aanwezig en wie nam het initiatief hiertoe?
Antwoord:
Ik heb al gezegd dat ik daar samen met [verdachte] gesprekken over had gesproken en [betrokkene 1] was daar ook regelmatig bij aanwezig. Toen kreeg ik die brief kreeg van de advocaat van de werknemers die voornemens waren mijn faillissement aan te vragen, ergens in maart 2009. Vanaf dat moment was ik er klaar mee en heb ik mijn handen afgetrokken van [thuiszorgorganisatie 1] en vanaf dat moment zijn [verdachte] en [betrokkene 1] actief aan het werk gegaan om de zaak daadwerkelijk over te nemen. [verdachte] en [betrokkene 1] zijn vanaf dat moment de administratie gaan voeren, klantenbestanden enzovoort. Het is dus niet zo dat wij bijeen zijn gekomen om dit te bespreken, over hoe dit zou moeten gaan. Er is ook niet een overeenkomst ondertekend of zo waarin de overdracht van [thuiszorgorganisatie 1] aan [verdachte] en [betrokkene 1] werd geregeld. Er zijn dus ook geen concrete afspraken gemaakt over de overname de van de naam [thuiszorgorganisatie 1], de inboedel, cliëntenbestand, personeelsbestand of goodwill. Ik had met [verdachte] en [betrokkene 1] wel afgesproken dat ik een vergoeding zou ontvangen voor de overname van de inventaris van [thuiszorgorganisatie 1], maar er is niet concreet gesproken over een bepaald bedrag. Ik weet niet wat de waarde van de inventaris op dat moment was, maar ik had er in ieder geval wel een bedrag van 3.000 euro voor willen ontvangen.
Toen het faillissement was uitgesproken en de curator in beeld kwam heb ik tegen [verdachte] en [betrokkene 1] gezegd dat zij met de curator maar afspraken moesten maken over een vergoeding voor de overname van de inventaris van [thuiszorgorganisatie 1] en dat ik mij daar niet meer mee mocht bemoeien. Later hoorde ik van de verhuurder van het pand van [thuiszorgorganisatie 1] dat hij de inventaris had
overgenomen van de curator voor 750 euro.
Vraag: Waaruit bestond de activa (inventaris, goodwill, handelsnaam en mogelijke klantenbestand) van [thuiszorgorganisatie 1]?
Antwoord:
De inventaris van [thuiszorgorganisatie 1] bestond uit de naam [thuiszorgorganisatie 1], de inboedel, het klantenbestand, het personeelsbestand, de laptop de inrichting van het kantoorpand. U vraagt mij of ik weet wat de waarde van deze inventaris bedroeg, maar dat weet ik niet.
Vraag: Hoe zijn deze activa betaald door [betrokkene 1]?
Antwoord:
Ik heb zelf nooit geld ontvangen van [betrokkene 1] of [verdachte] voor de overname van deze inventaris. De curator vertelde mij tijdens de intake, na het faillissement, dat hij contact met [betrokkene 1] zou opnemen over de vergoeding die [betrokkene 1] zou moeten gaan betalen voor de overname van deze inventaris.
Vraag: [betrokkene 1] heeft op 01 april 2009 de eenmanszaak [thuiszorgorganisatie 1] op naam gekregen. Wanneer zijn deze activa overgedragen aan [betrokkene 1]?
Antwoord:
Zoals ik al heb verklaard heb ik in maart 2009, na die brief van de advocaat, mijn handen afgetrokken van [thuiszorgorganisatie 1]. Formeel was ik nog verantwoordelijk voor de inventaris, maar [verdachte] en [betrokkene 1] waren toen in feite al bezig met de overname van [thuiszorgorganisatie 1] en waren aan het werk met de inventaris, het klantenbestand enzovoort. Er is niet sprake geweest van een echte overdracht, formele overdracht van de inventaris aan [betrokkene 1].
11.5
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte
[verdachte](bijlage 9 van dossier 1) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraag: Wat kunt u ons vertellen over eenmanszaak [thuiszorgorganisatie 1] vanaf 01 april 2009 op naam van uw zoon [betrokkene 1]?
Antwoord:
Toen [betrokkene 1] de zaak van [medeverdachte] overnam, was het bedrijf van [thuiszorgorganisatie 1] in feite al kapot. Het personeel was al weg en er waren een aantal cliënten overgebleven en van deze cliënten kwamen PGB-gelden binnen. Ik vond dat deze mensen er recht op hadden dat aan deze mensen zorg moest worden verleend. Het is op mijn aanraden geweest om [thuiszorgorganisatie 1] voort te zetten. Ik had met de cliënten te doen en wilde dit voortzetten. Dit gelukte mij niet en kwam steeds verder in de problemen. Ik zal hier later op terug komen.
Vraag: Hoe verliep de overgang van [thuiszorgorganisatie 1] op naam van [medeverdachte] naar [thuiszorgorganisatie 1] op uw naam van [betrokkene 1], voor wat betreft activiteiten, cliënten, medewerkers, contracten enzovoort? Antwoord:
Nadat [medeverdachte] failliet was verklaard hebben wij, [medeverdachte], [betrokkene 1] en ik, met elkaar besproken hoe verder te gaan. Met elkaar kwam wij overeen dat [betrokkene 1] het bedrijf [thuiszorgorganisatie 1] op naam moest zetten en dat ik de bedrijfsvoering zou voort zetten. Met z'n drieën zijn wij naar het kantoor van de Kamer van Koophandel, gelegen aan de Hengelosestraat te Enschede gegaan om een KvK af te sluiten. Dit uittreksel werd dus op naam gesteld van mijn zoon [betrokkene 1]. De kosten voor het op naam zetten van het bedrijf, [thuiszorgorganisatie 1], moeten volgens mij nog betaald worden.
Na dit op naam zetten, op naam van [betrokkene 1], is er in feite niets veranderd aan de bedrijfsvoering van [thuiszorgorganisatie 1]. Alleen het door ons gevoerde rekeningnummer hebben wij veranderd. Ik weet zo niet meer welk rekeningnummer dit betreft. Het oude nummer betreft [rekeningnummer 1]. Als u zegt dat het nummer van [betrokkene 1], [rekeningnummer 2] van de [bank] betreft, kan ik u verklaren dat ik dat niet weet. Dat zal
dan wel kloppen.
Met betrekking tot de verandering na 1 april 2009, kan ik u verklaren dat wij nog maar zes (6) cliënten over hadden. De andere cliënten van [thuiszorgorganisatie 1] waren voor 1 april 2009 al gestopt.
De zes overgebleven cliënten werden allemaal mondeling door mij van deze veranderingen in kennis gesteld. Deze zes cliënten waren het er mee eens dat ik zorg aan hun bleef verlenen. De contracten van de overgebleven zes cliënten werden aangepast en dit ging in per 1 april 2009.
Voor 1 april 2009 heb ik nog wel een bedrag aan achterstallige huur, van de door mij gehuurde woning, met geld van [thuiszorgorganisatie 1] betaald. Dit betrof een bedrag van € 3.000,00. Dit geld was dus afkomstig uit de pot van [thuiszorgorganisatie 1] en ik wilde dat ik betaald werd van de door mij gewerkte uren, aangezien [medeverdachte] mij geen loon had uitbetaald.
Vraag: Wie had de feitelijke leiding binnen [thuiszorgorganisatie 1] vóór 01 april 2009 en daarna en waaruit blijkt dat?
Antwoord:
Voor 1 april 2009 had in feite [medeverdachte] de leiding en na 1 april 2009 heb ik dat overgenomen.
Voor 1 april 2009 nam [medeverdachte] de eindbeslissingen. Wanneer er problemen waren, was ik de eerste die daarover door de cliënten aangesproken werd. Ik besprak dit later dan wel met [medeverdachte] en ik gaf dan ook aan dat het anders moest. Na het nemen van de beslissing dier daarop volgde, koppelde ik dat weer terug met de desbetreffende cliënt. Ik was namelijk degene die de Turkse taal sprak. Bij het invullen van de formulieren tussen de cliënten en [thuiszorgorganisatie 1] was ik er in feite altijd bij. lk maakte de cliënten tijdens deze gesprekken altijd duidelijk waarvoor zij moesten tekenen. Deze documenten werden door de cliënten en door mij ondertekend. Het kwam ook wel eens voor dat volmachten blanco door [medeverdachte] werden ondertekend en dat ik deze later, samen met de desbetreffende cliënt, invulde en door de cliënt ondertekenen. Wanneer [medeverdachte] deze documenten niet had ondertekend, ondertekende ik deze documenten voor [medeverdachte].
Vraag: Wat kunt u verklaren over de faillissement van [thuiszorgorganisatie 1] op 08 april 2009? Antwoord:
Naar mijn weten heeft [medeverdachte] zich persoonlijk failliet laten verklaren en heeft zij [thuiszorgorganisatie 1] overgedragen aan [betrokkene 1], mijn jongste zoon. Volgens mij viel [thuiszorgorganisatie 1] buiten dat faillissement.
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen de verdachte het vonnis van de rechtbank te Almelo waarin staat vermeld dat [medeverdachte] en [betrokkene 15] op 8 april 2009 failliet werd verklaard en een uittreksel van de kamer van koophandel van [thuiszorgorganisatie 1] waar blijkt dat de activiteiten van [thuiszorgorganisatie 1] met ingang van 01-04-2009 zijn gestaakt.
Vraag: Wat is hierop uw reactie?
Antwoord:
Dat zal wel kloppen. [betrokkene 1] heeft zelf een nieuwe onderneming opgericht om de activiteiten van [thuiszorgorganisatie 1] voort te zetten. [betrokkene 1] heeft toen tegen [medeverdachte] gezegd dat hij geen schuld wilde overnemen van [medeverdachte], alleen de naam, de inventaris en de cliënten.
[medeverdachte] kwam in februari 2009 bij mij en vertelde mij toen dat zij zich persoonlijk failliet wilde laten verklaren. Toen heb ik tegen haar gezegd dat zij dat niet zomaar kon doen, want de cliënten van [thuiszorgorganisatie 1] hadden zorg nodig en daar hadden ze ook voor betaald. En [medeverdachte] kon dat geld toen ook niet terugbetalen aan de cliënten. Toen heeft [betrokkene 1] gezegd dat hij [thuiszorgorganisatie 1] wel wilde voortzetten om de cliënten dan toch de zorg te kunnen verlenen waarvoor zij betaald hadden. lk heb toen tegen [betrokkene 1] gezegd dat waar ik hem kon helpen, ik dat ook zou doen want hij had helemaal geen kennis van thuiszorg en ik had wel ervaring met het thuis verzorgen van cliënten. [betrokkene 1] heeft de zaak toen dus overgenomen, zonder mij, ik zou hem alleen ondersteunen. Maar van de administratie van Persoonsgebonden Budgetten weet ik niets van.
Opmerking verbalisanten:
Wij delen de verdachte mede dat [medeverdachte] op 07 april onder meer het volgende verklaarde over het faillissement van [thuiszorgorganisatie 1].
Vraag: Hoe is dat verlopen?
Antwoord:
"Toen ik het niet meer zag zitten met [thuiszorgorganisatie 1], in de periode vanaf januari 2009, heb ik dat een aantal keren gezegd tegen mijn schoonmoeder, [verdachte]. Die zei dan steeds dat het wel goed zou komen en dat het zonde was om het er bij te laten zitten. Tijdens één van deze gesprekken, ik denk ergens in februari 2009, stelden [verdachte] en [betrokkene 1] beiden aan mij voor om [thuiszorgorganisatie 1] over te nemen. Toen dacht ik, als jullie er wat in zien, succes ermee. lk was er klaar mee. "
Vraag: Wat is hierop uw reactie?
Antwoord:
Zo is het precies gegaan. Ze heeft alles en iedereen laten zitten, zo ook de cliënten. Wij, [betrokkene 1] en ik, moesten toen puin gaan ruimen. Maar [betrokkene 1] heeft de zaak overgenomen, niet ik. Ik heb [betrokkene 1] alleen maar geholpen, zoals ik al verklaarde.
Vraag: Hoe is het faillissement verlopen?
Antwoord:
Ik kan daar niets over vertellen. Ik weet alleen dat [medeverdachte] en [betrokkene 15] persoonlijk failliet zijn gegaan.
Vraag: was u of [betrokkene 1] een schuldeiser van [thuiszorgorganisatie 1] van [medeverdachte]? Antwoord:
Ik had geen vordering of geld tegoed van [medeverdachte]. Of [betrokkene 1] nog geld tegoed had van [medeverdachte], dat weet ik niet.
Wij, verbalisanten, lezen verdachte een citaat aangifte van curator Mr. R.M. Joustra op 10 juli 2009 voor:
"Mevrouw [medeverdachte] handelde tot 1 april 2009, 7 dagen voor het faillissement onder de naam [thuiszorgorganisatie 1]. Volgens informatie uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel heeft mevrouw [medeverdachte] de exploitatie van de thuiszorgorganisatie met ingang van 1 april 2009 gestaakt. Per dezelfde datum wordt de eenmanszaak [thuiszorgorganisatie 1] voortaan voor rekening van de zwager van mevrouw [medeverdachte], de [betrokkene 1], oud 23 jaar, gedreven. De heer [betrokkene 1] heeft niets betaald voor de overgenomen activa. Het gaat hierbij om inventaris, goodwill, handelsnaam, mogelijk een klantenbestand (het klantenbestand is niet in mijn bezit). Volgens de moeder van de heer [betrokkene 1], mevrouw [verdachte], is er sprake van inbetalinggeving. De heer [betrokkene 1] zou een vordering hebben gehad op mevrouw [medeverdachte]. 'In ruil daarvoor' heeft mevrouw [medeverdachte] de activa aan hem overgedragen."
Vraag: Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord:
Wat er in het verslag van de curator staat dat klopt. Volgens mij had [betrokkene 1] privé geld geleend aan [medeverdachte]. U vraagt mij waarom ik dat zojuist niet vertelde toen u mij vroeg of [betrokkene 1] nog geld tegoed had van [thuiszorgorganisatie 1]/[medeverdachte]. lk heb dat zojuist niet gezegd om dat dit ging om geld dat [betrokkene 1] privé nog tegoed had van [medeverdachte] en ik wist niet dat u dat bedoelde.