ECLI:NL:RBOVE:2014:4211

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 augustus 2014
Publicatiedatum
5 augustus 2014
Zaaknummer
08.955046-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door niet verlenen van voorrang

Op 5 augustus 2014 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een 85-jarige automobilist uit Steenwijkerland. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 10 oktober 2013 op de Steenwijkerweg, waarbij een andere automobilist, [slachtoffer], zwaar letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, terwijl zijn zicht niet werd belemmerd, niet de nodige oplettendheid en voorzichtigheid heeft betracht bij het oprijden van de weg vanuit een tankstation. De verdachte verleende geen voorrang aan de van links naderende Fiat, wat resulteerde in een aanrijding. De officier van justitie vorderde een geldboete van € 500, subsidiair 10 dagen hechtenis, voor het subsidiair ten laste gelegde feit van gevaar op de weg veroorzaken.

Tijdens de zitting op 22 juli 2014 was de verdachte niet aanwezig, maar zijn verklaring werd in het proces-verbaal opgenomen. Hij verklaarde dat hij had gekeken of er verkeer naderde, maar de Fiat niet had gezien. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair ten laste gelegde schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, maar dat de verdachte wel gevaar op de weg had veroorzaakt door de Fiat niet voorrang te verlenen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde schuld, maar verklaarde hem strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde feit, namelijk het veroorzaken van gevaar op de weg. De rechtbank legde een geldboete op van € 500, met de mogelijkheid van 10 dagen hechtenis bij niet-betaling.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. De verdachte had geen strafblad en had contact gezocht met het slachtoffer na het ongeval, wat positief werd meegewogen. Het vonnis is openbaar uitgesproken en bevat een gedetailleerde beoordeling van de feiten en de bewijsvoering.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.955046-14
Datum vonnis: 5 augustus 2014
Verstekvonnis (promis) van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1928 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 juli 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Timmer. De verdachte is niet verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
primair:aan de schuld van verdachte is te wijten dat op 10 oktober 2013 te Witte Paarden een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] (zwaar) letsel werd toegebracht;
subsidiair:verdachte op 10 oktober 2013 te Witte Paarden gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 10 oktober 2013 te Witte Paarden, gemeente Steenwijkerland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volkswagen met kenteken [kenteken 1]), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft verdachte met dat motorrijtuig, komende vanuit een in-/uitrit behorende bij het Q8 tankstation gelegen aan de Steenwijkerweg aldaar, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam gereden, hierin bestaande dat verdachte
- terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd, en/of - heeft verdachte niet voortdurend de nodige oplettendheid en/of voorzichtigheid betracht, en/of
- is verdachte vanaf genoemde in-/uitrit de Steenwijkerweg opgereden teneinde linksaf te slaan, zijnde de uitvoering van een bijzondere manoeuvre waarbij hij het overige zich op die weg bevindende verkeer voor moest laten gaan (als bedoeld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990), en/of
- heeft verdachte (daarbij) een voor hem van links komende over de Steenwijkerweg rijdende toen dicht genaderd zijnde personenauto (Fiat) niet (tijdig) opgemerkt/gezien en/of heeft verdachte die personenauto niet voor laten gaan, en/of
- is verdachte (vervolgens) met dat door hem bestuurde motorrijtuig gebotst, althans aangereden, althans in aanrijding gekomen met die personenauto,

en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (te weten [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht.

althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 10 oktober 2013 te Witte Paarden, gemeente Steenwijkerland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volkswagen met kenteken [kenteken 1]), komende vanuit een in-/uitrit behorende bij het Q8 tankstation gelegen aan de Steenwijkerweg aldaar, heeft gereden,
- terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd, en/of - heeft verdachte niet voortdurend de nodige oplettendheid en/of voorzichtigheid betracht, en/of
- is verdachte vanaf genoemde in-/uitrit de Steenwijkerweg opgereden teneinde linksaf te slaan, zijnde de uitvoering van een bijzondere manoeuvre waarbij hij het overige zich op die weg bevindende verkeer voor moest laten gaan (als bedoeld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990), en/of
- heeft verdachte (daarbij) een voor hem van links komende over de Steenwijkerweg rijdende toen dicht genaderd zijnde personenauto (Fiat) niet (tijdig) opgemerkt/gezien en/of heeft verdachte die personenauto niet voor laten gaan, en/of
- is verdachte (vervolgens) met dat door hem bestuurde motorrijtuig gebotst, althans aangereden, althans in aanrijding gekomen met die personenauto,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van € 500, subsidiair 10 dagen hechtenis.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De feiten die niet ter discussie staan
Op 10 oktober 2012 vond er omstreeks 11.10 uur op de Steenwijkerweg te Witte Paarden, gemeente Steenwijkerland, een verkeersongeval plaats. [slachtoffer] reed in een personenauto van het merk Fiat over de Steenwijkerweg te Witte Paarden en was vanuit Willemsoord gaande in de richting van de Ruxveenseweg. Bij het aan de Steenwijkerweg 241a gevestigde tankstation Q8 bevond verdachte zich in een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1]. Verdachte wilde de Steenwijkerweg oprijden en de rijbaan oprijden richting Willemsoord. Bij het verlaten van de uitrit van het tankstation liet verdachte de van links naderende [slachtoffer] niet voorgaan. Hierop volgde een aanrijding waarbij de linker voorzijde van de Volkswagen tegen de voorzijde van de Fiat is gebotst. Bij deze aanrijding raakte [slachtoffer] gewond.
[slachtoffer] werd naar het ziekenhuis in Meppel gebracht. Er was sprake van een ‘cognitieve tibiaplateau fractuur links’. Dat is een breuk in het onderbeen in het kniegewricht. [slachtoffer] werd opgenomen in het ziekenhuis en is op 17 oktober 2013 geopereerd. Blijkens een schrijven van de chirurg betrof het een ernstig letsel en op 3 december 2013 was er nog geen uitspraak te doen over de prognose.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat vrijspraak moet volgen voor het primair ten laste gelegde feit. Het enkele feit dat verdachte, blijkens zijn eigen verklaring, toen hij de uitrit wilde verlaten wel heeft gekeken of er ander verkeer aankwam, maar [slachtoffer] over het hoofd heeft gezien is onvoldoende om te kunnen spreken van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW), aldus de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt, zoals subsidiair ten laste is gelegd.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij, voordat hij de weg opreed, heeft gekeken of er verkeer naderde. Hij heeft toen geen ander verkeer zien aankomen. Verdachte heeft verklaard dat hem door verschillende borden en bloembakken het zicht op de weg werd ontnomen, maar de rechtbank constateert uit foto’s in het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse dat vanaf de uitrit het uitzicht naar links ronduit goed is te noemen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet de voorzichtigheid en oplettendheid in acht heeft genomen die redelijkerwijs van de bestuurder van een motorrijtuig in bedoelde omstandigheden mag worden verwacht. Hij heeft de Fiat van [slachtoffer] immers niet zien naderen, terwijl deze voor hem zichtbaar moet zijn geweest. Voor schuld in de zin van artikel 6 WVW, zoals primair ten laste is gelegd moet echter op zijn minst sprake zijn van aanmerkelijke schuld. Een tijdelijk moment van onoplettendheid in het verkeer of een enkele verkeersfout zonder bijkomende bijzondere omstandigheden zijn voor het aannemen daarvan onvoldoende. De schuld moet blijken uit het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan niet al worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte ‘zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend’ heeft gereden. Uit de enkele omstandigheden dat verdachte [slachtoffer] niet heeft gezien toen hij keek of hij de rijbaan op kon rijden kan dit niet volgen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Het subsidiair ten laste gelegde is toegesneden op artikel 5 WVW. In dit artikel is strafbaar gesteld het zich zodanig op de weg gedragen dat gevaar wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt, dan wel het verkeer wordt gehinderd of kan worden gehinderd.
Daarbij moet beoordeeld worden of er sprake is van een concrete, gevaar scheppende gedraging van verdachte. Daar is in dit geval wel sprake van. Verdachte heeft een verkeersfout gemaakt doordat hij [slachtoffer] niet heeft waargenomen en haar geen voorrang heeft verleend. Hierdoor is gevaar op de weg ontstaan, dat zich in dit geval ook heeft gerealiseerd.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 oktober 2013 te Witte Paarden, gemeente Steenwijkerland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volkswagen met kenteken [kenteken 1]), komende vanuit een in-/uitrit behorende bij het Q8 tankstation gelegen aan de Steenwijkerweg aldaar, heeft gereden,
- terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd, en
- heeft verdachte niet voortdurend de nodige oplettendheid betracht, en
- is verdachte vanaf genoemde in-/uitrit de Steenwijkerweg opgereden teneinde linksaf te slaan, zijnde de uitvoering van een bijzondere manoeuvre waarbij hij het overige zich op die weg bevindende verkeer voor moest laten gaan (als bedoeld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990), en
- heeft verdachte (daarbij) een voor hem van links komende over de Steenwijkerweg rijdende toen dicht genaderd zijnde personenauto (Fiat) niet (tijdig) opgemerkt/gezien en heeft verdachte die personenauto niet voor laten gaan, en
- is verdachte (vervolgens) met dat door hem bestuurde motorrijtuig in aanrijding gekomen met die personenauto,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft als automobilist op 10 oktober 2013 gevaar op de weg veroorzaakt. Hij heeft toen hij vanaf de uitrit van een tankstation de rijbaan op wilde rijden een andere automobilist, [slachtoffer], niet gezien en haar geen voorrang verleend. Hierdoor heeft er een aanrijding plaatsgevonden en heeft [slachtoffer] letsel opgelopen.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte nadien contact met het slachtoffer heeft gezocht. De rechtbank neemt dat in positieve zin mee in het kader van de strafoplegging. Daarnaast heeft verdachte geen justitiële documentatie, zodat dit niet in zijn nadeel werkt.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de strafmaat in vergelijkbare zaken en is van oordeel dat een geldboete ter hoogte van € 500,- passend en geboden is.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen primair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven onder 5.4 omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- legt aan verdachte op een
geldboeteten bedrage van
€ 500,-(zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door tien dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. S.M. Milani en G.P. Nieuwenhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2014.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie IJsselland met nummer PL04ST 2013085870. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] van 10 oktober 2013, inhoudende:
Vandaag, 10 oktober 2013 omstreeks 11:10 uur, reed ik over de Steenwijkerweg te Witte Paarden. Ik reed als bestuurder in een Fiat met kenteken [kenteken 2]. Ik kwam vanuit de richting Willemsoord en was gaande in de richting Tuk. Toen ik ter hoogte reed van de Q8 te Witte Paarden zag ik plotseling vanaf dit tankstation een auto rechts de weg oprijden. Ik kon deze auto niet meer ontwijken en raakte hem vol. Ik was zo geschrokken dat ik snel de auto ben uitgestapt. Ik heb erg veel pijn in mijn onderbeen. Het ambulancepersoneel zegt dat ik mijn onderbeen heb gebroken.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 10 oktober 2013, inhoudende:
Op donderdag 10 oktober 2013, omstreeks 11:10 uur, reed ik als bestuurder van mijn
personenauto, VW Golf, kleur blauw, voorzien van het kenteken [kenteken 1], weg vanaf
het terrein van het tankstation aan de Steenwijkerweg in Witte Paarden. Ik wilde vanaf het terrein linksaf de Steenwijkerweg oprijden. Ik stopte voordat ik de weg opreed. (…) Ik zag geen verkeer naderen. Toen ik vervolgens optrok en de weg opreed, werd ik vanaf links aangereden. Ik heb die auto niet zien naderen. Ik weet dat ik het verkeer over de Steenwijkerweg voorrang moet verlenen.
3.
Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse d.d. 26 november 2013 van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant], inhoudende:
B. Beide voertuigen verkeerden in een voldoende verkeerstechnische staat van onderhoud
en vertoonden geen gebreken die eventueel de oorzaak van, dan wel van invloed zouden
kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval.
C. De bestuurder van de Volkswagen had gereden over de zuidelijke in-/uitrit van het Q 8
tankstation, dat gevestigd is op het adres Steenwijkerweg 241a, te Witte Paarden, gemeente Steenwijkerland. Hij verliet deze in-/uitrit en was voornemens om de Steenwijkerweg op te rijden. Vermoedelijk wilde hij de Steenwijkerweg linksafslaand oprijden in de richting van de Ten Holtheweg.
De bestuurster van de Fiat had gereden over de Steenwijkerweg, komende uit de richting van de Ten Holtheweg en gaande in de richting van rijksweg A 32.
Bij het verlaten van de in-/uitrit liet de bestuurder van de Volkswagen de hem van links naderende bestuurster van de Fiat niet voor gaan. Bij de daaropvolgende aanrijding botste de linker(voor)zijde van de Volkswagen tegen de voorzijde van de Fiat.
(…)
Bij deze aanrijding raakte de bestuurster van de Fiat gewond.
De bestuurder van de Volkswagen had bij het uitvoeren van een bijzondere manoeuvre,
namelijk uit een uitrit de weg oprijden, het overige verkeer niet voor laten gaan.
(…)
4.
Op pagina 17 van 19 van het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse is een foto te zien waarop het uitzicht vanaf de uitrit van het tankstation Q 8 aan de Steenwijkerweg te Witte Paarden zichtbaar is. Deze foto is genomen op ongeveer 2 meter voor de Steenwijkerweg en op een hoogte van ongeveer 1,5 meter. Het uitzicht naar links is goed te nomen.