ECLI:NL:RBOVE:2014:4158

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 juli 2014
Publicatiedatum
30 juli 2014
Zaaknummer
C/08/159251 / KG ZA 14-253
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om straat- en contactverbod in kort geding na echtscheiding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 30 juli 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde, die met elkaar gehuwd zijn geweest en ouders zijn van vier kinderen. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Şeker, vorderde een straat- en contactverbod tegen gedaagde, die niet verschenen was in de procedure. De achtergrond van de zaak is dat gedaagde in 2008 door de rechter was veroordeeld tot een gevangenisstraf, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd diende te onthouden van contact met eiseres. Eiseres stelde dat gedaagde zich na zijn strafrechtelijke veroordeling weer aan haar begon op te dringen en dat zijn gedrag sinds april 2014 verergerde, met dreigementen en hinder. Ze vorderde een verbod om zich binnen een bepaald gebied rond haar woning te bevinden en om haar en hun minderjarige kinderen te benaderen, met een dwangsom bij overtreding.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen. Hij oordeelde dat eiseres onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat gedaagde op ontoelaatbare wijze inbreuk had gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Hoewel de verklaringen van eiseres ernstig waren, bleek uit de door haar afgelegde verklaringen dat de incidenten niet stelselmatig waren en dat het laatste incident dateerde van 29 mei 2014. De voorzieningenrechter benadrukte dat de vordering niet alleen eiseres betreft, maar ook haar minderjarige kinderen, en dat eiseres niet als wettelijk vertegenwoordiger van hen had opgetreden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vordering moest worden afgewezen en dat eiseres in de proceskosten werd veroordeeld.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor het opleggen van een straat- en contactverbod, vooral in situaties waar de rechten van gedaagde in het geding zijn. De voorzieningenrechter gaf aan dat gedaagde het afwijzen van het verbod niet mag opvatten als een vrijbrief om eiseres te benaderen, en dat eiseres in de toekomst opnieuw een vordering kan indienen als er nieuwe feiten aan het licht komen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/159251 / KG ZA 14-253
Vonnis in kort geding van 30 juli 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. T. Şeker te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • het tijdens de behandeling tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
In deze zaak staat het navolgende vast. Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Almelo van 17 mei 2006 is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. De beschikking is op 22 september 2006 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van vier kinderen, van wie er nog drie minderjarig zijn. In de beschikking van 17 mei 2006 is bepaald dat beide ouders het gezag hebben over de minderjarige kinderen, die bij hun moeder wonen.
2.3.
In 2008 is gedaagde door de rechter veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij is als bijzondere voorwaarde gesteld dat gedaagde zich gedurende de proeftijd dient te onthouden van ieder contact met eiseres, hetgeen tevens impliceert dat hij zich niet mag ophouden in de directe omgeving van de woning van eiseres. De proeftijd is inmiddels verstreken.
2.4.
Eiseres heeft - samengevat - gevorderd dat het gedaagde wordt verboden om zich gedurende een periode van drie jaren na het in deze te wijzen vonnis, te bevinden binnen een gebied rond de woning van eiseres gelegen aan de [straat] te [woonplaats], dan wel het gedaagde te verbieden zich te bevinden in die straat, en het gedaagde te verbieden eiseres en hun minderjarige kinderen, direct of indirect, persoonlijk of telefonisch te benaderen, te achtervolgen, te bedreigen of anderszins lastig te vallen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor iedere overtreding van het in deze te wijzen vonnis, met een maximum van € 50.000,--, met machtiging van eiseres om ten behoeve van de uitvoering van het vonnis de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen.
2.5.
De vraag waarover de voorzieningenrechter zich moet buigen is of het gedrag van gedaagde de afgelopen tijd zodanig is geweest dat dit een vergaande maatregel als een gebieds-/straat- en contactverbod rechtvaardigt. Voorshands heeft de voorzieningenrechter die overtuiging niet gekregen en hij overweegt daartoe het volgende.
2.6.
Samengevat weergegeven heeft eiseres ter onderbouwing van haar vordering in de dagvaarding gesteld dat gedaagde zich na zijn strafrechtelijke veroordeling enige tijd rustig heeft gehouden, maar dat hij zich omstreeks 2012 weer aan eiseres begon op te dringen. Sinds eind april 2014, zo stelt eiseres, nemen de dreigementen en hinder van gedaagde jegens eiseres toe. Gedaagde blijft eiseres lastig vallen. Meestal is gedaagde, wanneer hij bij eiseres aan de deur is, onder invloed van alcohol en mogelijk ook drugs, die een agressie verhogende werking op hem hebben. Gedaagde handelt, aldus nog steeds eiseres, voortdurend onrechtmatig jegens eiseres en hun kinderen door inbreuk te maken op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van eiseres. Dit levert grote spanningen en angst op bij eiseres en de kinderen.
2.7.
Ter zitting is van de zijde van eiseres desgevraagd naar voren gebracht dat hetgeen volgens eiseres een straat- en contactverbod rechtvaardigt is opgetekend in de door haar ter onderbouwing van haar vordering overgelegde mutaties van de politie. Daaruit blijkt dat eiseres bij de politie melding heeft gemaakt van incidenten op 11 mei 2014 (moederdag) en 29 mei 2014. Volgens de door de politie opgetekende mutaties heeft eiseres over het incident op 11 mei 2014 verklaard dat gedaagde die ochtend in agressieve toestand bij haar heeft aangebeld, dat zij heeft geweigerd de deur te openen en dat zij de politie heeft gebeld. Toen de politie arriveerde trof zij gedaagde niet aan. Op 15 mei 2014 heeft eiseres aanvullend nog verklaard dat haar ex vaak bij haar in de buurt rond loopt. Over het incident op 29 mei 2014 heeft eiseres tegenover de politie verklaard dat gedaagde die dag haar woning is binnen gekomen via een niet afgesloten schuur, waarna hij zijn zoon met de dood heeft bedreigd. Eiseres was niet thuis, maar werd door een van haar andere kinderen gebeld en hoorde zo de bedreigingen. Op weg naar huis kwam eiseres gedaagde tegen, die vervolgens ook haar bedreigde, aldus eiseres. Toen de politie ter plaatste kwam, trof zij gedaagde niet meer aan. Eiseres heeft tegenover de politie nog gemeld dat gedaagde ook de woensdag ervoor bij haar aan de deur was, er tegenaan heeft getrapt en heeft gedreigd haar te doden als zij de deur niet open zou doen. Op 30 mei 2014 heeft eiseres aanvullend verklaard dat haar oudste zoon, die de dag ervoor door gedaagde met de dood is bedreigd, heeft gezegd niet bang te zijn en geen aangifte te willen doen. Eiseres stelt wel bang te zijn voor gedaagde.
2.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet er voorshands van worden uitgegaan dat de onderlinge verhouding tussen partijen ernstig verstoord is. Partijen lijken niet meer in staat om op een behoorlijke manier te communiceren, hetgeen tot escalaties leidt. Daarmee is het spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening reeds gegeven. De voorzieningenrechter zal overgaan tot de materiële beoordeling.
2.9.
Vast staat dat het gevorderde gebied-/straat- en contactverbod inbreuk maakt op het recht van gedaagde om zich vrijelijk te bewegen. Voor toewijzing van een dergelijk verbod dient in hoge mate aannemelijk te zijn dat er feiten en omstandigheden zijn die een zodanige inbreuk op de rechten van gedaagde kunnen rechtvaardigen.
2.10.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft eiseres onvoldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagde op dusdanige (ontoelaatbare) wijze inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer dat het opleggen van een gebied-/straat- en contactverbod is gerechtvaardigd. Hoewel de stellingen van eiseres niet zijn betwist door gedaagde, nu hij niet in deze procedure is verschenen, gaat het bij een beoordeling van een vordering tot een straat- en contactverbod mede om de hevigheid en de stelselmatigheid van de bejegeningen. Hoewel een doodsbedreiging niet anders dan als ernstig bestempeld kan worden, heeft een dergelijke bedreiging volgens de verklaringen van eiseres één keer plaatsgevonden. Zonder afbreuk te doen aan de ernst van de op de persoonlijke levenssfeer gemaakte inbreuk, kan uit de door eiseres tegenover de politie afgelegde verklaringen niet worden afgeleid dat gedaagde meer dan één keer ongewenst haar woning is binnengedrongen. Daarnaast heeft eiseres weliswaar gesteld dat gedaagde zich veelvuldig en op ongewenste wijze in haar leven en dat van haar kinderen heeft gemengd, maar eiseres heeft deze stelling niet nader geconcretiseerd. Bovendien dateert het laatste incident volgens de verklaringen van eiseres van 29 mei 2014. Gelet daarop kan er naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter thans niet van worden uitgegaan dat sprake is van zodanige stelselmatige bedreigingen van eiseres door gedaagde dat op die grond gedaagde door een gebied-/straat- en contactverbod op straffe van een dwangsom verregaand in zijn rechten moet worden beperkt. De slotsom dient dan ook te zijn dat de vordering van eiseres moet worden afgewezen.
2.11.
Daarbij wijst de voorzieningenrechter er nog op dat vordering van eiseres niet slechts op haar betrekking heeft, maar ook op haar minderjarige kinderen. De voorzieningenrechter stelt echter vast dat de vordering uitsluitend door eiseres is ingediend en dat eiseres niet tevens is opgetreden in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen. Reeds daarom komt de gevorderde voorziening, voor zover die tevens is gevraagd voor haar minderjarige kinderen, niet voor toewijzing in aanmerking.
2.12.
Tot slot overweegt de voorzieningenrechter dat gedaagde het afwijzen van het gevorderde verbod niet mag opvatten als een vrijbrief om eiseres tegen haar wil op te zoeken of anderszins tegen haar wil te benaderen. Het is voor partijen van belang dat er rust komt, waarna de verhoudingen zich mogelijk zullen normaliseren. Als gedaagde zich in de toekomst op een ontoelaatbare wijze jegens eiseres mocht gedragen, kan eiseres op basis van die nieuwe gegevens opnieuw een vordering als de onderhavige instellen.
2.13.
Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagde worden begroot op nihil.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt eiseres in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op nihil,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op
30 juli 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.