ECLI:NL:RBOVE:2014:4122

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 juli 2014
Publicatiedatum
25 juli 2014
Zaaknummer
08/730185-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ernstige vorm van huiselijk geweld met afpersing en bedreiging van een 81-jarige moeder door haar dochter en kleinzoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 29 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstige vorm van huiselijk geweld. De verdachte, de dochter van het slachtoffer, heeft samen met haar zoon (de medeverdachte) gedurende meerdere maanden haar 81-jarige moeder gedwongen geld en goederen af te geven. Dit gebeurde onder druk van psychisch en lichamelijk overwicht, waarbij de verdachte en haar medeverdachte gebruik maakten van bedreigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachte de moeder, die ook de oma van de medeverdachte is, op intimidante wijze onder druk hebben gezet, wat leidde tot een situatie van dwang. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan drie maanden en achttien dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte voor het primair en subsidiair tenlastegelegde is vrijgesproken, maar wel is veroordeeld voor het meer subsidiair tenlastegelegde feit. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730185-14
Datum vonnis: 29 juli 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1955 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 juli 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw mr. M.Th.M. Demmer, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de gemeente Hengelo (O) in de periode van 1 januari 2014 tot en met 4 april 2014:
primair:al dan niet in vereniging met een ander [slachtoffer] heeft afgeperst;
subsidiair:al dan niet in vereniging met een ander [slachtoffer] heeft bedreigd;
meer subsidiair:al dan niet in vereniging met een ander [slachtoffer] heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte - na wijziging ter terechtzitting - dat:
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 4 april 2014, in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of tabak, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd - zakelijk weergegeven - dat die [slachtoffer] haar en/of haar mededaders(s) geld en/of tabak moest geven omdat anders de ingewanden van die [slachtoffer] door haar slokdarm er uit getrokken zouden worden en/althans de kop van de romp van die [slachtoffer] getrokken zou worden en/althans de kop van die [slachtoffer] in elkaar geslagen zou worden, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op één of meer tijdtip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 4 april 2014, in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een persoon genaamd [slachtoffer], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd - zakelijk weergegeven - dat de ingewanden van die [slachtoffer] door haar slokdarm er uit getrokken zouden worden en/althans dat de kop van de romp van die [slachtoffer] getrokken zou worden en/althans dat de kop van die [slachtoffer] in elkaar geslagen zou worden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 4 april 2014, in de gemeente Hengelo (O) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een persoon genaamd [slachtoffer] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer], wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van haar mededader(s) meermalen tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij geld en/of shag en/of boodschappen moest betalen en/of dat zij haar anders in elkaar zouden slaan en/of een dreigende houding aangenomen ten overstaan van die [slachtoffer] en/of gebruik heeft/hebben gemaakt van het psychisch en/of lichamelijk overwicht dat zij op die [slachtoffer] had(den);

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair en subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en dat zij voor het meer subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 167 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden, zoals deze in het reclasseringsrapport zijn weergegeven, te weten:
  • meldplicht;
  • een contactverbod met aangeefster mevr. [slachtoffer].

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde. Naar het oordeel van de officier van justitie is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte met haar mededader de 81-jarige aangeefster, zijnde de moeder van verdachte en de oma van de medeverdachte, hebben gedwongen geld en goederen af te geven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, evenals de officier van justitie, een vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit.
De raadsvrouw heeft daarbij nog aangevoerd dat het met name door toedoen van de buurvrouw mevr. [getuige 1] tot een aangifte is gekomen. Dat blijkt onder meer uit haar mededeling (blz. 41 van het proces-verbaal) dat zij heeft gezegd dat aangeefster (oma) de politie moest bellen en dat zij, [getuige 1], toen zelf al de politie heeft gebeld. Bovendien vindt de raadsvrouw het vreemd dat de buurvrouw de enige is die iets verklaart over de verkoop van sieraden door aangeefster. Zij vindt het ook vreemd dat de getuige [getuige 2] verklaart dat op het moment dat zij ter plaatse kwam de politie al aanwezig was en toen hoorde dat verdachte tegen haar moeder (aangeefster) schreeuwde. De politie verklaart daar namelijk niets over.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd met betrekking tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde en zij heeft verklaard zich te kunnen vinden in de door de officier van justitie geformuleerde eis, inclusief de opgesomde bijzondere voorwaarden.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat voor het primair en subsidiair tenlastegelegde het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, zodat de rechtbank verdachte van die tenlastegelegde feiten zal vrijspreken.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat hetgeen meer subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte en haar mededader hebben op indringende wijze aan aangeefster (de 81-jarige moeder van verdachte en oma van de medeverdachte) duidelijk gemaakt dat zij geld, shag en levensmiddelen moest afgeven. Hierbij werd geschreeuwd en gedreigd en heeft de mededader van verdachte een enkele keer aangeefster geslagen. Aldus hebben zij misbruik gemaakt van het natuurlijk overwicht dat zij hadden op het slachtoffer en werd een situatie van dwang, zoals omschreven in het meer subsidiair tenlastegelegde, door verdachte en haar mededader gecreëerd en in stand gehouden. Dat blijkt uit zowel de verklaring van aangeefster [slachtoffer], als uit de verklaringen van de getuigen [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 1], die in de bijlage bewijsmiddelen zijn weergegeven.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 4 april 2014 in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander, een persoon genaamd [slachtoffer] door bedreiging met geweld en een andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer], wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, immers hebben verdachte en haar mededader meermalen tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij geld en/of shag en/of boodschappen moest betalen en/of dat zij haar anders in elkaar zouden slaan en/of een dreigende houding aangenomen ten overstaan van die [slachtoffer] en/of gebruik hebben gemaakt van het psychisch en lichamelijk overwicht dat zij op die [slachtoffer] hadden.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 284 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van een ander door bedreiging met geweld en enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich met haar mededader, te weten haar zoon, schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van huiselijk geweld door haar eigen moeder (zijnde de oma van haar mededader) gedurende meerdere maanden te dwingen geld en/of goederen af te geven.
Daarbij hebben verdachte en haar mededader misbruik gemaakt van hun psychische en lichamelijke overwicht op dat 81-jarige slachtoffer, terwijl die dwang werd vergezeld met forse bedreigingen. Door op deze intimiderende wijze te handelen hebben verdachte en haar mededader er voor gezorgd dat het slachtoffer in haar vrijheid van handelen werd beperkt. Verdachte is niet eerder met justitie in aanraking geweest.
Omtrent verdachte is op 5 juni 2014 gerapporteerd door mevr. A.J. Altena van Reclassering Nederland. Bij de vaststelling van na te melden straf heeft de rechtbank ook acht geslagen op de inhoud van genoemd rapport.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder meer subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. M.C. Bosch en mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2014.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer 2014034811. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De processen-verbaal van aangifte van
[slachtoffer]d.d. 4 april 2014 en
5 april 2014 (pag. 27 resp. 32), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik wil aangifte doen van bedreiging, mishandeling en afpersing tegen mijn dochter genaamd [verdachte] en haar zoon, tevens mijn kleinzoon genaamd [medeverdachte].
Ik heb beiden geen toestemming gegeven om mij te bedreigen of mij door middel van bedreiging te dwingen om geld af te geven.
Ik ben 81 jaar oud en woon aan de [adres] in [woonplaats].
Sinds 2 jaar bedreigt [medeverdachte] mij. Een paar weken geleden belde [verdachte] mij, toen wilde ze weer geld hebben, ik hoorde dat ze zei; "Ik kom het geld wel ophalen, als je het geld mij niet geeft, dan trek ik je de ingewanden door je slokdarm eruit". Mijn buurvrouw genaamd [getuige 1] van nummer [nummer] was bij mij en heeft dit waarschijnlijk wel gehoord omdat [verdachte] aan het schreeuwen was.
Gisteren was [medeverdachte] bij mij in de woning. Hij wilde tabak hebben van mij, ik zei dat ik dat niet had en toen werd hij boos. Hij sloeg mij opeens met zijn vlakke rechterhand op mijn linkerwang. Het ging niet heel hard, maar het was ook geen aai. Ik schrok ontzettend, ik was erg bang. Het deed niet pijn, maar ik schrok wel. Hij was geïrriteerd omdat er geen tabak was. Een vriend van mij genaamd [getuige 3] was hier bij en heeft alles gezien en gehoord. Vandaag belde ik [verdachte] zelf omdat ik bang was dat ze bij mij langs zou komen. Ik hoorde dat ze zei: Ik wil wat te roken hebben. Om 16:00 wil ik mijn boodschappengeld hebben. Op de achtergrond hoorde ik [medeverdachte] schreeuwen.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige
[getuige 3]d.d. 5 april 2014 (pag. 45), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 3 april 2014 ben ik getuige geweest van mishandeling dan wel afpersing van mevrouw [slachtoffer]. Ik kan u daarover het volgende verklaren.
Op 3 april 2014 omstreeks 21.00 uur was ik op bezoek bij mevrouw [slachtoffer], wonende aan de [adres] te [woonplaats]. Ik ben een soort van mantelverzorger voor haar en kom er dagelijks over de vloer.
Omdat ik al jaren bij mevrouw [slachtoffer] over de vloer kom ken ik ook haar dochter [verdachte] en haar kleinzoon [medeverdachte]. [medeverdachte] is een zoon van [verdachte] en een kleinzoon van mevrouw [slachtoffer]. [medeverdachte] heeft een jaar geleden een lange tijd bij mevrouw [slachtoffer] gewoond. Mevrouw [slachtoffer] betaalde alles voor [medeverdachte].
Op 3 april 2014 omstreeks 21.00 uur ging de deurbel bij mevrouw [slachtoffer]. Ik ben naar beneden gelopen en zag dat [medeverdachte] voor de voordeur stond.
Boven in de woonkamer zag ik dat Mevrouw [slachtoffer] in een heftige discussie was met [medeverdachte]. Ik hoorde dat [medeverdachte] op een opdringerige en agressieve manier om shag vroeg. Ik hoorde dat [medeverdachte] met stemverheffing sprak. Ik zag dat mevrouw [slachtoffer] bang was en hoorde dat zij zei:" Ik heb geen geld. Ik heb niets meer". Of woorden van gelijke strekking.
Op een gegeven zag ik dat [medeverdachte] mevrouw [slachtoffer] een klap in haar gezicht gaf.
Ook heeft mevrouw [slachtoffer] een keer aan mij verteld dat ze in het verleden meerdere malen is gebeld door [medeverdachte] en [verdachte]. Zei eisten toen geld voor boodschappen. Volgens mevrouw [slachtoffer] heeft [medeverdachte] een keer tegen haar gezegd dat wanneer zij geen geld zou geven hij haar de kop van de romp zou trekken.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige
[getuige 2]d.d. 5 april 2014 (pag. 43), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ken mevr. [slachtoffer] al heel erg lang, ik denk inmiddels tien jaar.
Ik ben sinds twee á drie jaar werkzaam als coördinator leefbaarheid.
Ik weet niet beter dan dat het contact van mevr. [slachtoffer] met het haar dochter niet goed is. Zij gaan op een vreselijke manier met elkaar om. Moeder en dochter zijn zeer kwetsend naar elkaar en er is veel oud zeer. Dit leed uit zich mijns inziens, in eisen van dochter in geld. Moeder geeft hier zolang ik weet gehoor aan. Afgelopen vrijdag, omstreeks 14.00 uur, werd ik gebeld door de buurvrouw van mevr. [slachtoffer]. Zij vroeg of ik kon komen bij mevr. [slachtoffer]. Mevr. [slachtoffer] zou bedreigd zijn en een klap hebben gekregen. Hierop ben ik gegaan naar het adres, [adres] te [woonplaats]. Daar aangekomen zag ik dat de politie er ook was en zag ik dat mevr. [slachtoffer] overstuur was. Die vrijdag hoorde ik dat mevr. [slachtoffer] door haar dochter gebeld werd. Ik kon dat horen, omdat de dochter schreeuwde door de telefoon. Ik hoorde iets over dat mevrouw geld moest regelen. Na dit telefoongesprek zag ik dat mevr. [slachtoffer] beefde van angst.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige
[getuige 1]d.d. 5 april 2014 (pag. 40), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben woonachtig aan de [adres] te [woonplaats]. Mijn naaste buurvrouw [slachtoffer], woont op nummer [nummer]. [slachtoffer] is 82 jaar oud. Ik heb een goed contact met mijn buurvrouw, meestal noem ik haar oma. Ik zorg voor haar. Ik breng haar iedere avond warm eten. Ik doe dit, omdat ik weet dat oma geen centjes heeft. Ik weet dat zij dit moet afstaan aan haar eigen dochter genaamd [verdachte]. Ik ben dus veel bij mijn buurvrouw. Als ik daar ben dan wordt oma in mijn bijzijn vaak gebeld door haar dochter. [verdachte] schreeuwt altijd erg hard door de telefoon, waardoor ik de gesprekken woordelijk kan verstaan. Als dochter belt dan hoor ik haar vaak zeggen dat ze geen boodschappen in huis heeft. Oma zegt meestal dat ze geen geld heeft. Ik hoor dan dat [verdachte] zegt dat ze dat maar moet gaan regelen en dat [getuige 3] dat dan maar moet brengen. Als ze dat niet doet dan komt [medeverdachte] wel even langs. [getuige 3] is een huisvriend van oma. Het gevolg is dat oma geen geld heeft en dat links en rechts bij iedereen geld moet regelen. Het is al weken zo dat oma mij belt. Oma belt mij omdat dan haar dochter weer gebeld heeft om geld te vragen en oma bang is. Oma vertelt mij dat zij geen geld heeft. Dochter gaat dreigen en de kleinzoon van oma, [medeverdachte], schreeuwt dan op de achtergrond: "Als er vanmiddag geen geld is dan kom ik je kop verbouwen, dan zal je wel zien wat er gebeurd". Dit dreigement heeft [medeverdachte] vaker geuit en ik heb dit in het verleden zelf ook gehoord. Oma is uiteraard bang.