ECLI:NL:RBOVE:2014:4049

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 juli 2014
Publicatiedatum
22 juli 2014
Zaaknummer
07/910027-11
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel uit internationale drugshandel

Op 22 juli 2014 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de zaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij de internationale handel in hennep en amfetamine. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zijn illegale winsten, die voortkwamen uit deze handel, moest afstaan aan de Staat. De vordering van de officier van justitie was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat werd geschat op € 50.742,77. Tijdens de zitting op 10 juni 2014 werd de vordering gewijzigd, waarbij de opbrengst van twee inbeslaggenomen henneptransporten in mindering werd gebracht. De veroordeelde was niet verschenen, maar zijn raadsman voerde aan dat de ontnemingsvordering afgewezen moest worden omdat er hoger beroep was ingesteld in de hoofdzaak. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat de ontnemingsmaatregel kan worden opgelegd aan degene die strafrechtelijk is veroordeeld, ongeacht de status van het vonnis in de hoofdzaak.

De rechtbank baseerde haar beslissing op een eerder vonnis van 18 februari 2014, waarin de veroordeelde was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had genoten uit de opzettelijke uitvoer van hennep naar Duitsland en het afleveren van hennep aan derden. De totale schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel kwam uit op € 24.297, wat de rechtbank als het bedrag vaststelde dat de veroordeelde aan de Staat moest betalen. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om het ontnemingsbedrag te matigen, aangezien niet was aangetoond dat de veroordeelde niet in staat zou zijn om dit bedrag te voldoen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Parketnummer: 07/910027-11
Datum vonnis: 22 juli 2014
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, Afdeling Strafrecht, locatie Zwolle, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering van de officier van justitie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen:

[veroordeelde],

geboren op [geboortedag] 1962 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Veenhuizen,
gevangenis Esserheem, te Veenhuizen,
hierna te noemen: veroordeelde.

Vordering

De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht strekt tot schatting van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op € 50.742,77 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag. De officier van justitie heeft ter terechtzitting zijn vordering gewijzigd in die zin, dat op het gevorderde bedrag de opbrengst van de twee onderschepte en inbeslaggenomen henneptransporten (op 8-9-2011 en 10-12-2011), in mindering dient te worden gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
-een schriftelijke reactie van de raadsman van de veroordeelde d.d. 6 juni 2014.

Onderzoek van de zaak

De vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 juni 2014.Gehoord zijn de officier van justitie mr. H.J. Timmer en mr. C.S.P.M. de Kock, advocaat te Zwolle, die heeft verklaard daartoe door de veroordeelde uitdrukkelijk te zijn gemachtigd.
De veroordeelde is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De raadsman heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van de ontnemingsvordering, aangezien door de veroordeelde hoger beroep is ingesteld in de hoofdzaak.
De raadsman heeft subsidiair, ingeval de rechtbank van oordeel is dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten, verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat de behaalde winst gedeeld dient te worden door de veronderstelde leden van de criminele organisatie waarvan de veroordeelde deel zou hebben uitgemaakt.

De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 18 februari 2014 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar wegens (onder meer):
Feit 2: het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, in de periode van 21 juli 2011 tot en met 3 februari 2012;
Feit 4: het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, in de periode van 4 januari 2011 tot en met 13 november 2012.
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel neemt de rechtbank dat vonnis als uitgangspunt. Het primaire verweer tot afwijzing van de ontnemingsvordering nu veroordeelde hoger beroep heeft aangetekend tegen het vonnis in eerste aanleg in de hoofdzaak, wordt door de rechtbank verworpen omdat dit verweer geen steun vindt in het recht. Artikel 36e Sr bepaalt immers dat de ontnemingsmaatregel kan worden opgelegd aan degene die strafrechtelijk is veroordeeld. Veroordeelde is in eerste aanleg door de rechtbank op 24 september 2013 veroordeeld. Niet van belang in dit verband is of het vonnis al dan niet onherroepelijk is.
Het subsidiair naar voren gebrachte verweer dat rekening moet worden gehouden met het feit dat het wederrechtelijk verkregen voordeel gedeeld moest worden met mededaders, verwerpt de rechtbank vanwege het ontbreken van iedere vorm van onderbouwing. Verdachte heeft gezwegen en/of de feiten ontkend en geen enkel inzicht gegeven in hoe die eventuele verdeling in de praktijk zijn beslag heeft gekregen.
Uit de voor die bewezenverklaring gebruikte bewijsmiddelen is aannemelijk geworden dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.
De rechtbank is bij de berekening uitgegaan van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, behoudens voor zover daarvan hierna wordt afgeweken. [1]
De rechtbank heeft op grond van wettige bewijsmiddelen de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 24.297,--.
Daartoe is het volgende overwogen.
Opzettelijke uitvoer van grote hoeveelheden hennep naar Duitsland (feit 2):
Veroordeelde heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan de opzettelijke uitvoer van grote hoeveelheden hennep naar Duitsland in de periode van 21 juli 2011 tot en met 3 februari 2012. Voor de berekening van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van de elf bewezen verklaarde henneptransporten à 2,8 kilogram hennep met een verkoopprijs van € 4.000,-- per kilogram en een inkoopprijs van € 3.357,86 per kilogram.
Bruto opbrengst per transport:
11
transporten x 2,8 kilogram hennep = 30,8 kilogram hennep
30,8 kilogram x € 4.000,-- € 123.200,--
De totale kosten bedroegen:
Inkoopprijs per kilogram hennep: € 3.357,86
30,8 kilogram x € 3.357,86 € 103.422,80
Totaal geschat netto wederrechtelijk verkregen voordeel € 19.777,92
Opzettelijk afleveren van grote hoeveelheden hennep (feit 4):
Veroordeelde heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben en afleveren van grote hoeveelheden hennep aan [betrokkene 1] in de periode van 4 januari 2011 tot en met 13 november 2012. De rechtbank gaat voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van een verkoopprijs van € 3.900,-- per kilogram hennep en een inkoopprijs van € 3.600,-- per kilogram hennep.
Verkoopprijs 10 kilogram hennep: € 39.000,--
Inkoopprijs 10 kilogram hennep: € 36.000,--
Totaal geschat netto wederrechtelijk verkregen voordeel € 3.000,--
Veroordeelde heeft zich in de periode van 4 januari 2011 tot en met 13 november 2012 voorts schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben en afleveren van respectievelijk 400 en 360 hennepstekken aan [betrokkene 2]. De rechtbank gaat voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van een nettowinst van € 2,-- per hennepstek.
400 + 360 hennepplanten = 760 hennepplanten x € 2,-- € 1.520,--
Totaal geschat netto wederrechtelijk verkregen voordeel € 1.520,--

Schatting

Gelet op het bovenstaande schat de rechtbank het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel in totaal op € 24.297,--.

Draagkracht

De rechtbank is gelet op het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat thans niet aannemelijk is geworden dat veroordeelde niet in staat zou zijn het hiervoor vermelde bedrag te voldoen. De rechtbank ziet daarom geen reden om tot matiging van het ontnemingsbedrag over te gaan. Mocht in de toekomst blijken dat er geen of onvoldoende draagkracht aanwezig is, dan zal daarover in de executiefase kunnen worden geoordeeld.

Betalingsverplichting

De rechtbank stelt de verplichting tot betaling aan de Staat vast op een bedrag van
€ 24.297,--.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat gold ten tijde van het bewezenverklaarde.
De beslissing
De rechtbank:
stelt het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 24.297,--;
legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 24.297,-- aan de Staat der Nederlanden ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. M.H. van der Lecq, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier
en is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2014.

Voetnoten

1.Het schriftelijk bescheid, inhoudende het ontnemingsrapport (met bijlagen) van de verbalisant