Uitspraak
[veroordeelde],
wonende te [woonplaats],
Rechtbank Overijssel
Op 22 juli 2014 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de zaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij de internationale handel in hennep en amfetamine. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zijn illegale winsten, die voortkwamen uit deze handel, moest afstaan aan de Staat. De vordering van de officier van justitie was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat werd geschat op € 50.742,77. Tijdens de zitting op 10 juni 2014 werd de vordering gewijzigd, waarbij de opbrengst van twee inbeslaggenomen henneptransporten in mindering werd gebracht. De veroordeelde was niet verschenen, maar zijn raadsman voerde aan dat de ontnemingsvordering afgewezen moest worden omdat er hoger beroep was ingesteld in de hoofdzaak. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat de ontnemingsmaatregel kan worden opgelegd aan degene die strafrechtelijk is veroordeeld, ongeacht de status van het vonnis in de hoofdzaak.
De rechtbank baseerde haar beslissing op een eerder vonnis van 18 februari 2014, waarin de veroordeelde was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had genoten uit de opzettelijke uitvoer van hennep naar Duitsland en het afleveren van hennep aan derden. De totale schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel kwam uit op € 24.297, wat de rechtbank als het bedrag vaststelde dat de veroordeelde aan de Staat moest betalen. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om het ontnemingsbedrag te matigen, aangezien niet was aangetoond dat de veroordeelde niet in staat zou zijn om dit bedrag te voldoen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier.