ECLI:NL:RBOVE:2014:4048

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 juli 2014
Publicatiedatum
22 juli 2014
Zaaknummer
AWB 13/2967
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit op bezwaar omgevingsvergunning voor wijziging ligboxenstal en tanklokaal

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente, waarbij een omgevingsvergunning is verleend voor het wijzigen van een ligboxenstal en een tanklokaal, het realiseren van een mestbassin en het aanleggen van twee vaste mestopslagen. De rechtbank Overijssel heeft op 22 juli 2014 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder zaaknummer AWB 13/2967. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde ing. M.H. Middelkamp, hebben het bestreden besluit aangevochten, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Het primaire besluit, dat op 8 maart 2013 is genomen, verleende de omgevingsvergunning aan een derde partij voor de voorgenomen wijzigingen. Na bezwaar van de eisers heeft verweerder op 5 november 2013 het bezwaar gegrond verklaard, maar de vergunning met gewijzigde motivering in stand gelaten. Tijdens de zitting op 10 maart 2014 is het onderzoek geschorst om verweerder de gelegenheid te geven aanvullende berekeningen over de geluidsbelasting te overleggen. Deze berekeningen zijn op 14 maart 2014 ingediend, waarna partijen hebben ingestemd met het sluiten van het onderzoek zonder nadere zitting.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de silo melkkoeltank niet bij recht is toegestaan volgens het bestemmingsplan, maar dat verweerder in redelijkheid de belangen van de derde partij zwaarder kon laten wegen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de andere bouwwerken, zoals het mestbassin en de vaste mestopslagen, bij recht zijn toegestaan en dat er geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat. De rechtbank concludeert dat de wijziging van het tanklokaal slechts een marginale toename van geluidsbelasting met zich meebrengt en dat de vergunning terecht als milieuneutraal is aangemerkt. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/2967

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], te [plaats], eisers

(gemachtigde: ing. M.H. Middelkamp),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente, verweerder
(gemachtigde: drs. J. Kip).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde partij 1] en [derde partij 2], te [plaats],
(gemachtigde: R.B.M. Vehof)

Procesverloop

Bij besluit van 8 maart 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [derde partij 1] een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van een ligboxenstal, een tanklokaal (o.a. het plaatsen van een silo melkkoeltank), het realiseren van een mestbassin en het realiseren van twee vaste mestopslagen op het adres [adres] te [plaats].
Bij besluit van 5 november 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers gegrond verklaard. Daarbij is de verleende omgevingsvergunning, zij het met een gewijzigde motivering, in stand gelaten.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2014.
Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.
Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen de berekening waaruit blijkt dat de vergunde situatie met betrekking tot de silo melkkoeltank niet tot een overschrijding van de toegestane geluidsbelasting zal leiden, toe te zenden aan de rechtbank en aan de overige partijen.
Op 14 maart heeft verweerder de betreffende berekening in het geding gebracht.
Op 20 maart heeft de derde partij hierop gereageerd.
Partijen hebben vervolgens toestemming verleend een nadere behandeling ter zitting achterwege te laten. Daarop is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1 Op 19 december 2012 heeft de derde partij een omgevingsvergunning aangevraagd voor het veranderen van de inrichting op het adres [adres] te [plaats], kadastraal bekend [plaats], [sectie], nummers [nummers]. De aanvraag zag op activiteiten “bouwen” en “milieuneutraal veranderen” en betrof het wijzigen van de ligboxenstal, het tanklokaal, het realiseren van een mestbassin en het realiseren van twee vaste mestopslagen.
1.2 Het bouwperceel is gelegen binnen de begrenzing van het op 18 december 2013 vastgestelde bestemmingsplan “Buitengebied Hof van Twente” en heeft daarin de bestemming “Agrarisch met waarden” en de dubbelbestemming “Archeologische verwachting 1”.
1.3 Verweerder heeft krachtens artikel 2.10, lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de aanvraag voor de activiteit “bouwen” tevens aangemerkt als een aanvraag om vergunning voor de activiteit “gebruiken in strijd met het bestemmingsplan”.
2.1 In geschil is of het bestreden besluit in rechte in stand kan worden gelaten.
3.1 Eisers voeren vooreerst aan dat de silo melkkoeltank te hoog is.
3.2 Op grond van artikel 4.2.5, aanhef en onder b van de bij het bestemmingsplan behorende voorschriften bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, binnen het bouwvlak, voor zover hier van belang, maximaal 15 meter voor mestsilo’s, hooibergen, voedersilo’s en windturbines, maximaal 6 meter voor sleufsilo’s en kuilvoerplaten en maximaal 2 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3 Ingevolge het bepaalde in artikel 4.3.2 van de planvoorschriften kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.5, onder b, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot een bouwhoogte van maximaal 7 meter, met inachtneming van de navolgende voorwaarden:
a. geen onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige locaties en waarden;
b. geen onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4 Ingevolge het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2 van de Wabo kan, wanneer het gaat om een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan, een omgevingsvergunning worden verleend in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, zoals die zijn opgenomen in artikel 4 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
3.5 De rechtbank stelt vast dat de silo melkkoeltank een bouwwerk geen gebouw zijnde betreft met een bouwhoogte van 7,5 meter. Gelet hierop is de silo melkkoeltank niet bij recht toegestaan in het bestemmingsplan “Buitengebied Hof van Twente”. Ook biedt het bestemmingsplan onvoldoende mogelijkheid om (binnenplans) af te wijken.
3.6 De rechtbank stelt vast dat de silo melkkoeltank voldoet aan de in artikel 4, aanhef, derde lid van Bijlage II van het Bor genoemde criteria, aangezien de hoogte niet meer dan 10 meter bedraagt en de oppervlakte niet meer dan 50 vierkante meter.
3.7 De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt kon stellen dat de ruimtelijke uitstraling van de silo melkkoeltank niet groter is dan die van een bij het bestemmingsplan toegestane voedersilo van 15 meter hoogte. Nu de silo melkkoeltank voorts niet hoger is dan de nok van de stal, kon verweerder in redelijkheid het belang van de derde partij zwaarder laten wegen en gebruik maken van zijn discretionaire bevoegdheid. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat in het op 16 januari 2014 ter inzage gelegde bestemmingsplan “Buitengebied Hof van Twente 2013” is opgenomen dat binnen het bouwvlak mestsilo’s tot een hoogte van 15 meter zijn toegestaan.
4.1 Eisers voeren vervolgens aan dat de andere bouwwerken een verstoring van de horizon en het uitzicht veroorzaken.
4.2 De rechtbank stelt vast dat het mestbassin en de twee vaste mestopslagen bij recht zijn toegestaan. Voorts heeft verweerder er in het verweerschrift van 19 februari 2014 terecht op gewezen dat blijkens vaste jurisprudentie er geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat en dat de belangenafweging op dat punt reeds in het kader van de bestemmingsplanprocedure is gemaakt.
5.1 Voorts hebben eisers aangevoerd dat niet gesteld kan worden dat sprake is van een milieuneutrale wijziging, nu er geen onderzoek is gedaan naar de mate van toename van de geluidsbelasting. In dat verband hebben zij erop gewezen dat anders dan de primaire beslissing, de beslissing op bezwaar is gebaseerd op de op 25 augustus 2009 verleende vergunning ingevolge de Wet milieubeheer, nu de op 6 maart 2012 verleende revisievergunning nadien is ingetrokken.
5.2 Verweerder stelt zich op het standpunt dat er door de wijziging van het tanklokaal slechts een marginale toename van geluidsbelasting zal optreden. De roermotor staat nu buiten opgesteld in plaats van binnen. De geluidsnorm van 45 dB(A) zal volgens verweerder niet worden overschreden. Dit heeft verweerder onderbouwd met een berekening die nadat de zitting is geschorst in het geding is gebracht.
5.3 Ingevolge de revisievergunning van 25 augustus 2009 (MPM 6546) wordt ten aanzien van het betreffende bouwperceel de grenswaarden van 45-, 40, 35 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond en de nachtperiode gehanteerd.
5.4 Bij de vergunning van 25 augustus 2009 is een indicatieve geluidsberekening gemaakt. Hierin is voor de dag-, avond- en nachtperiode een geluidniveau berekend van respectievelijk 44,9, 34,6 en 28,6 dB(A).
5.5 Uit de berekening die door verweerder na de zitting van 10 maart 2014 in geding is gebracht volgt dat het geluidniveau van de roermotor de volgende wijzigingen met zich brengen. Het gezamenlijke geluidniveau bedraagt 44,9 dB(A) in de dag-, 34,6 dB(A) in de avond- en 28,7 dB(A) in de nachtperiode.
5.6 Nu verweerder met een berekening heeft onderbouwd dat de wijziging van het tanklokaal slechts een marginale toename van geluidsbelasting met zich brengt, oordeelt de rechtbank dat verweerder de aangevraagde activiteit terecht als milieuneutraal heeft aangemerkt.
5.7 Ten aanzien van het plaatsen van de twee vaste mestopslagen stelt verweerder zich op het standpunt dat deze verandering niet zal leiden tot een verhoging van de geluidsbelasting. Daartoe voert verweerder aan dat er geen sprake is van een verandering van dieraantallen. De hoeveelheid geproduceerde mest en het aantal bijbehorende vervoersbewegingen zal dan ook niet toenemen. Bovendien liggen de twee nieuwe vaste mestopslagen verder van de omliggende woningen af dan de huidige vaste mestopslag en zal de afstand voor het vervoeren van de mest korter zijn.
5.8 De rechtbank overweegt als volgt. Uit niets is gebleken dat de er wel sprake zou zijn van verandering van dieraantallen. De rechtbank volgt daarom verweerder in zijn standpunt dat het plaatsen van de twee vaste mestopslagen niet zal leiden tot een verhoging van de geluidsbelasting.
6.1 Tenslotte stellen eisers zich op het standpunt dat verweerder bij het bestreden besluit ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend.
6.2 De rechtbank overweegt dat op grond van het bepaalde in artikel 7:15, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek van de belanghebbende de kosten die hij of zij in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken uitsluitend door het bestuursorgaan worden vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
6.3 Op grond van het bepaalde in artikel 7:1, eerste lid, van de Awb vindt indien het bezwaar ontvankelijk is op de grondslag van dat bezwaar een volledige heroverweging van het bestreden besluit plaats. Nu het bezwaar was gericht tegen de verlening van de omgevingsvergunning voor het wijzigen van een ligboxenstal, een tanklokaal, het realiseren van een mestbassin en het realiseren van twee vaste mestopslagen en verweerder na heroverweging die omgevingsvergunning, zij het met een andere motivering, heeft gehandhaafd, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een herroeping van het besluit.
6.4 De rechtbank oordeelt dat verweerder de vergoeding van de proceskosten terecht heeft geweigerd.
7.1 Op grond van het voorgaande kan het bestreden besluit in rechte in stand worden gelaten en zal het beroep ongegrond worden verklaard.
8.1 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, in aanwezigheid van M.W. Hulsman griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.