ECLI:NL:RBOVE:2014:4047

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juni 2014
Publicatiedatum
22 juli 2014
Zaaknummer
08.960003-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en MDMA

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 3 juni 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die opzettelijk 960 gram cocaïne en 5,44 kilogram MDMA aanwezig had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet heeft aangetrokken van de gevaren voor de gezondheid van gebruikers en de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen. De drugs waren kennelijk bestemd voor de (buitenlandse) handel en verdere verspreiding. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en bewijsuitsluiting. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden en een boete van € 18.205,-. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich had laten leiden door financieel gewin, wat zwaar werd aangerekend. De inbeslaggenomen drugs werden onttrokken aan het verkeer, en de rechtbank verklaarde de voetmassageapparaten verbeurd, omdat deze waren bestemd voor het plegen van strafbare feiten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en concludeerde dat de opgelegde straf recht deed aan de ernst van het delict.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.960003-14
Datum vonnis: 3 juni 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1972 in [geboorteplaats] (Verenigde Staten),
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in het Huis van Bewaring de Karelskamp te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 mei 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Oosterveld en van hetgeen door de verdachte en diens raadslieden mr. R.B. Schmidt en mr. J.G.D. Rutten, advocaten te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte cocaïne en XTC-pillen aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat hij op of omstreeks 05 februari 2014 te Zaandam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
en/of
een zeer groot aantal XTC-pillen, althans ongeveer 5,44 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of
MMDA,
zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of MMDA (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 18.205,= subsidiair 126 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de inbeslaggenomen drugs te onttrekken aan het verkeer en de inbeslaggenomen voetmassageapparaten verbeurd te verklaren, omdat deze waren bedoeld om strafbare feiten mee te plegen.
4a. Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Door de verdediging is verweer gevoerd, strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, dan wel bewijsuitsluiting. Daartoe is, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat het Openbaar Ministerie op basis van door Amerikaanse opsporingsautoriteiten verstrekte informatie geen strafrechtelijk onderzoek had mogen aanvangen en er sprake is van een ernstige schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde. Uit de startinformatie blijkt dat de Amerikaanse opsporingsautoriteiten drie Nederlandse mobiele telefoonnummers op Nederlands grondgebied hebben getapt, terwijl er geen rechtshulpverzoek aan de Nederlandse autoriteiten is gericht. Het Openbaar Ministerie houdt volgens de verdediging doelbewust zowel start- als inhoudelijke informatie achter. Voorts was er geen sprake van een redelijk vermoeden van schuld jegens verdachte, waardoor er ongeoorloofd gebruik is gemaakt van bijzondere opsporingsmethoden en dwangmiddelen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat het onderhavige onderzoek is begonnen na informatie van de Amerikaanse autoriteiten. Dit is de startinformatie geweest op basis waarvan het Openbaar Ministerie in Nederland nader onderzoek heeft gedaan, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot deze strafzaak tegen verdachte.
Uit het proces-verbaal betreffende Buitenland informatie d.d. 29 januari 2014 volgt dat de startinformatie het volgende betreft:
“Intelligence indicates that Dutch telephone [telefoonnummer 1] is currently being used by an unidentified individual tot coordinate a million euro money laundering transaction of drug proceeds taking place in The Netherlands. Intelligence indicates that this transaction is to take place on January 30 or 31, 2014.”
Uit het proces-verbaal betreffende internationale politieinformatie d.d. 30 januari 2014 volgt dat de startinformatie het volgende betreft:
“Intelligence indicates that phone number [telefoonnummer 2], BB PIN [BB PIN], IMEI: [IMEI] is being utilized by an unidentified individual to conduct a one million euro or more money transaction in the Netherlands. Intelligence indicates this individual may be utilizing this Colombian phone number in the Netherlands. Intelligence also indicates that this individual is connected to the individual utilizing the Dutch phone number [telefoonnummer 1].”
Uit het proces-verbaal betreffende internationale politieinformatie d.d. 31 januari 2014 volgt dat de startinformatie het volgende betreft:
“Intelligence indicates that phone numbers [telefoonnummer 3] and [telefoonnummer 4] are currently being used to conduct money laudering transactions of drug proceeds of approximately one million euro each within the next 24 hours in the Netherlands. Intelligence indicates that these two numbers are directly connected to the individuals using phone numbers [telefoonnummer 2], BB PIN [BB PIN] and Dutch phone number [telefoonnummer 1].”
Bij deze informatie die de Amerikaanse autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten hebben verstrekt, is vermeld dat de informatie op rechtmatige wijze is verkregen en door Nederlandse opsporingsdiensten in een strafrechtelijk onderzoek gebruikt mocht worden. In beginsel dient de rechtbank op de juistheid van dergelijke informatie te vertrouwen. Het interstatelijke vertrouwensbeginsel geeft daarbij volgens vaste jurisprudentie de doorslag. Een uitzondering op het vertrouwensbeginsel wordt gemaakt indien sprake is van bijzondere omstandigheden, waarin sprake zou kunnen zijn van het niet respecteren van verdedigingsrechten, zoals die voortvloeien uit het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Indien er sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van dergelijke omstandigheden, is er voor de verdediging een belang dat daar nader onderzoek naar zal worden gedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan hetgeen in het verweer door de verdediging is aangevoerd niet als zodanige bijzondere omstandigheden worden aangemerkt. Door de verdediging is gesteld dat de Amerikaanse autoriteiten zonder rechtshulpverzoek een aantal Nederlandse telefoonnummers in Nederland heeft getapt. Deze veronderstelling vindt echter geen steun in het dossier, nu in de informatie van de Amerikaanse autoriteiten telkens (enkel) is vermeld dat de informatie afkomstig is uit “intelligence”. Ook overigens is in het dossier geen aanknopingspunt te vinden voor de stelling van de verdediging, zodat daarmee reeds de grondslag aan het verweer is komen te ontvallen. Dat er momenteel in het algemeen veel aandacht is voor mogelijke schending van de privacy door de inzet van opsporingsmiddelen door de Amerikaanse autoriteiten, maakt dat in dit concrete geval niet anders.
Dat het Openbaar Ministerie doelbewust zowel start- als inhoudelijk informatie achterhoudt is evenmin gebleken. Voor zover de verdediging hiermee heeft gedoeld op de informatie van de Amerikaanse autoriteiten die zich wel in het voorgeleidingsproces-verbaal, maar niet in het eindproces-verbaal bevindt, is daarvan geen sprake, nu het voorgeleidingsproces-verbaal onderdeel uitmaakt van het dossier tegen verdachte.
Door de verdediging is voorts aangevoerd dat er jegens verdachte geen sprake is geweest van een redelijk vermoeden van schuld die de inzet van opsporingsmethoden en dwangmiddelen kon rechtvaardigen. Tegen verdachte was er volgens de verdediging geen enkele verdenking van witwassen, dan wel van een ander delict. Het inzetten van nadere en verdergaande opsporingsmethoden en dwangmiddelen was dan ook niet geoorloofd en in strijd met de wet.
De rechtbank stelt op grond van de processen-verbaal zoals die zich in het dossier bevinden vast, dat het Openbaar Ministerie naar aanleiding van informatie van de Amerikaanse autoriteiten de gesprekken gevoerd met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] heeft opgenomen en afgeluisterd. Dit was het telefoonnummer genoemd in de informatie van de Amerikaanse autoriteiten. Uit gesprekken die door de gebruiker van dit nummer werden gevoerd met het telefoonnummer [telefoonnummer 5], ontstond de verdenking dat de gebruiker van laatstbedoeld telefoonnummer zich schuldig zou maken aan witwassen. De officier van justitie heeft vervolgens, na verkregen machtiging van de rechter-commissaris, de gesprekken gevoerd met het telefoonnummer [telefoonnummer 5] opgenomen en afgeluisterd. Van dit telefoonnummer maakte verdachte, zoals hierna bij de bewijsmiddelen wordt overwogen, gebruik. Enkele dagen later heeft er onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking in de woning waar verdachte verbleef plaatsgehad.
Gelet op het wettelijk systeem van toedeling van de bevoegdheid tot het bevelen van opnemen van telecommunicatie met een technisch hulpmiddel, staat het in eerste instantie ter beoordeling van de officier van justitie of aan de vereisten van artikel 126m, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan. De rechter-commissaris dient vervolgens bij de beantwoording van de vraag of een machtiging kan worden verstrekt, te toetsen of aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Uiteindelijk staat de rechtmatigheid van de toepassing van de bevoegdheid ter beoordeling van de zittingsrechter. De zittingsrechter dient de beslissing van de rechter-commissaris tot verlening van de machtiging slechts marginaal te toetsen.
De rechtbank is van oordeel dat de rechter-commissaris bij de verlening van een machtiging als bedoeld in artikel 126m, vijfde lid Sv in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat is voldaan aan de wettelijke vereisten. De machtiging is aangevraagd en op 4 februari 2014 verleend op basis van informatie afkomstig van opgenomen en afgeluisterde telecommunicatie via het nummer [telefoonnummer 1], voor welk opnemen en afluisteren de rechter-commissaris op 30 januari 2014 een afzonderlijke machtiging heeft afgegeven, gebaseerd op informatie van de Amerikaanse autoriteiten.
De rechtbank is van oordeel dat de uit laatstgenoemd telefoonnummer afkomstige informatie, gelet op de inhoud van de aan het dossier toegevoegde tapgesprekken van 3 februari 2014 – waarin door verdachte wordt gesproken over het plannen van een ontmoeting om het geld te brengen – een redelijk vermoeden oplevert dat verdachte zich schuldig zou maken aan witwassen. Er is derhalve sprake van een verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat gezien zijn aard een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek de toepassing van de bevoegdheid ook dringend vorderde, gelet op het grote maatschappelijke belang dat is gediend met de opsporing van witwassen. Gelet op de aard van de verdenking voldoet het bevel aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de resultaten afkomstig uit de opgenomen en afgeluisterde telecommunicatie uit te sluiten van het bewijs.
Datzelfde geldt voor de resultaten van de doorzoeking die op 5 februari 2014 heeft plaatsgehad, nu aan die doorzoeking onder meer de in de periode van 3 tot en met 5 februari 2014 gevoerde – en aan het dossier toegevoegde – telefoongesprekken met het telefoonnummer [telefoonnummer 5] ten grondslag hebben gelegen, uit welke telefoongesprekken een redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van witwassen en overtreding van de Opiumwet voortvloeit.
De verweren worden verworpen.
4b. De overige voorvragen
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft haar standpunt gebaseerd op diverse tapgesprekken, het proces-verbaal observeren (door chef en observanten) d.d. 5 februari 2014, het proces-verbaal onderzoek in woning d.d. 6 februari 2014, de kennisgeving van inbeslagneming d.d. 6 februari 2014, het proces-verbaal onderzoek aan aangetroffen stoffen [adres 1] Zaandam d.d. 12 maart 2014, het rapport identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 3 maart 2014, de verklaringen afgelegd door [getuige 1] en [getuige 2].
De verdediging heeft – voor het geval de rechtbank de sanctie van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie niet toepast – onder verwijzing naar de onder paragraaf 4a genoemde redenen subsidiair verzocht om bewijsuitsluiting en derhalve om vrijspraak van het ten laste gelegde feit.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Onder verwijzing naar hetgeen hierboven onder paragraaf 4a is overwogen, verwerpt de rechtbank het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting.
De rechtbank overweegt voorts als volgt. Zoals hierboven reeds overwogen is de verdenking ontstaan dat de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 5] zich schuldig zou maken aan witwassen. De officier van justitie heeft vervolgens, na verkregen machtiging van de rechter-commissaris, de gesprekken gevoerd met het telefoonnummer [telefoonnummer 5] opgenomen en afgeluisterd.
Uit de telefoongesprekken gevoerd door het telefoonnummer [telefoonnummer 5] met een Colombiaans telefoonnummer komt het vermoeden naar voren dat de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 5] op 5 februari 2014 5 apparaten wil kopen om drugs in te vervoeren.
Door middel van observatie werd getracht om de gebruiker van de telefoonaansluiting [telefoonnummer 5] te lokaliseren. Uit zendmastgegeven werd duidelijk dat de gebruiker van de telefoonaansluiting [telefoonnummer 5] een zendmast aanstraalde in de onmiddellijke omgeving van het Centraal Station in Zaandam. Door het observatieteam werd een man opgemerkt die later verdachte bleek te zijn. In het observatieverslag is te lezen dat deze man op 5 februari 2014 bij [winkel] te Zaandam een aantal tassen met daarin voetmassageapparaten overhandigd kreeg en vervolgens naar de woning op het adres [adres 1] te Zaandam ging. Vervolgens heeft op dit adres op 5 februari 2014 onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking plaatsgehad. Verdachte werd in deze woning aangetroffen en er werd voorts een witte Blackberry aangetroffen met de aansluiting [telefoonnummer 5]. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte voornoemde telefoongesprekken heeft gevoerd met dit telefoonnummer, waaruit het vermoeden naar voren kwam dat hij 5 apparaten zou kopen om drugs in te vervoeren.
Bij de doorzoeking in de woning op het adres [adres 1] werden onder meer 5 voetmassageapparaten in de doos aangetroffen, € 18.205,= aan contant geld, 3 gripzakken met groene pillen en een pakket met wit poeder. De pillen hadden een totaal gewicht van 5,44 kilo en het witte poeder had een totaal gewicht van 0,96 kilogram. Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat de pillen MDMA bevatten en de poeder cocaïne bevat.
Dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze drugs leidt de rechtbank onder meer af uit de verklaring van [getuige 1], waaruit blijkt dat verdachte de woning aan [adres 1] te Zaandam huurde sinds 15 september 2013.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 5 februari 2014 opzettelijk 5,44 kilogram van een materiaal bevattende MDMA en 960 gram van een materiaal bevattende cocaïne aanwezig had.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 5 februari 2014 te Zaandam opzettelijk aanwezig heeft gehad 960 gram van een materiaal bevattende cocaïne, en 5,44 kilogram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 960 gram van een materiaal bevattende cocaïne, en 5,44 kilogram van een materiaal bevattende MDMA. Dit zijn dusdanige hoeveelheden dat de drugs kennelijk bestemd waren voor de (buitenlandse) handel en verdere verspreiding. Door aldus te handelen heeft verdachte aanzienlijk bijgedragen aan de instandhouding van de markt van verdovende middelen.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs als XTC-pillen, waarin MDMA de werkzame stof is, een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Cocaïne is eveneens een voor de gezondheid van personen schadelijke stof waaraan gebruikers gemakkelijk verslaafd raken, met alle gevolgen voor de gebruikers en voor de maatschappij van dien, zoals het begaan van strafbare feiten die gepleegd worden om aan geld te komen voor de aanschaf van harddrugs.
Verdachte heeft zich kennelijk niets aangetrokken van de gevaren voor de gezondheid van cocaïne- en XTC-gebruikers en de nadelige gevolgen voor de maatschappij. Verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door financieel gewin, met veronachtzaming van de maatschappelijke gevolgen. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Nu voor dit feit geen landelijke oriëntatiepunten zijn vastgesteld heeft de rechtbank wat betreft de straftoemeting aansluiting gezocht bij uitspraken van diverse rechterlijke colleges in zaken als hier bewezenverklaard.
De rechtbank is van oordeel dat op een dergelijk feit in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur, te weten 18 maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank acht echter ook bestraffing in de vorm van een geldboete op zijn plaats, nu een dergelijk feit in de regel louter voor het financieel gewin wordt gepleegd. De rechtbank houdt hierbij rekening met de grote hoeveelheid contant geld die bij verdachte is aangetroffen. De rechtbank zal derhalve volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, en een geldboete van € 18.205,=, subsidiair 126 dagen hechtenis.
Deze straf is hoger dan door de officier van justitie geëist, nu de rechtbank de ernst van de bewezenverklaarde feiten in de eis van de officier van justitie onvoldoende tot uitdrukking vindt gebracht.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 17 april 2014 in aanmerking genomen, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland voor een strafbaar feit is veroordeeld.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen drugs, te weten een geseald blok wit poeder, een doos met diverse zakken pillen, een pan met aanslag, 4 pillen, 4 groene pillen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu met betrekking tot deze voorwerpen het bewezenverklaarde feit is begaan en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voetmassageapparaten dienen te worden verbeurdverklaard, omdat dit voorwerpen betreffen die tot het begaan van het misdrijf zijn bestemd.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 23, 24, 24c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 91 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van een
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen drugs, te weten een geseald blok wit poeder, een doos met diverse zakken pillen, een pan met aanslag, 4 pillen, 4 groene pillen;
- verklaart verbeurd 5 voetmassageapparaten.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, mr. van Eerde en mr. L.J. Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2014.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van het Korps Landelijke Politiediensten, met proces-verbaalnummer 30541582. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Tapgesprekken, bijlage 2, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tapgesprek d.d. 4-2-2014 te 20:15:04 uur (…)
Getapt telefoonnr: [telefoonnummer 5]
(…) NNMan (3847) bun NNVrouw (7407)
NNMan: (…) Ik kom daarheen maar om daarheen te komen moet ik een (1) verkopen (…)
NNMan: en de “vitaminen” opsturen (…)
NNMan: wat ik moet doen is ze allemaal samenvoegen om een (1) overboeking te doen (…)
NNMan: (…) ik moet ook nog de “equipos”(uitrusting/apparatuur/kleding) kopen. Ehhh morgen brengen ze mij de anderen. Dus ik doe ze allemaal, pa pa pa pa, stuur het op, en klaar
NNVrouw: wanneer ga je het opsturen?
NNMan: schat, vandaag is het dinsdag, ehh donderdag of op zijn laatst vrijdag want ik moet dat andere ding verkopen.
Tapgesprek d.d. 5-2-2014 te 17:37:25 uur (…)
Getapt telefoonnr: [telefoonnummer 5]
(…) NNMan (3847) bun NNVrouw (7407)
NNMan: (…) Ik heb de “equipos” (pakken/installaties) gekocht, hoor je? Ik heb er vijf gekocht, hoor je me?
(…) NNMan: (…) Ik ga nu ergens anders heen om die te kopen want hier hadden ze er maar vijf. Deze vijf zijn genoeg voor alle die ik daarginder heb. Dat zijn 12.500,- Straks brengen ze me de andere 12.500.
NNVrouw: dus die stuur je dan eerder op?
NNMan: natuurlijk (…)
Tapgesprek d.d. 5-2-2014 te 18:47:58 uur (…)
Getapt telefoonnr: [telefoonnummer 5]
(…) Belt met telefoonnr [telefoonnummer 6]
(…) NNMan (3847) bun NNVrouw7407 (nummer in Colombia)
N1: Ik ga zo straks naar huis want die Brasiliaan komt die mij die andere bestelling komt afgeven en die tabletten afgeven van 250 milligram.
V1: Wat goed. En hoe weet je dat? Moeten geprobeerd worden?
N1: Ja, er moeten geprobeerd worden. Want jij nam die van 180 en die zijn sterker dus, je weet het zelf, min of meer.
N1: Ik ga vandaag de spullen inpakken en morgen stuur ik ze per post. En ik ga kijken of ik hier ergens anders nog die vijf (5) “equipos” (=uitrusting/apparaten/accessoires) kan vinden, en als vanavond “die” nog komen brengen.
2.
Het proces-verbaal observeren (door chef en observanten) woensdag 5 februari 2014 d.d. 7 februari 2014, bijlage 3, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tijdstip
Waarnemer
Waarnemingen
17.38
N65
Ik zag dat er op perron vier en vijf van het Centraal Station te Zaandam een persoon, hierna NN1 genoemd, stond met een wit A4 formaat papier in de hand. (…) Ik zag dat NN1 een mobiele telefoon tegen zijn oor hield. Ik zag dat de mobiele telefoon een afmeting had van ongeveer 6cm bij 10cm en wit van kleur was. Ik hoorde dat NN1 vier maal in de Spaanse taal het woord “si” zei, terwijl hij kennelijk een telefoongesprek voerde.
(…)
19.32
N65
Ik zag dat NN1 op perron twee van het Centraal Station te Zaandam uit de trein stapte.
19.34
N65 N93
Wij zagen dat NN1 naar binnen ging bij een winkel genaamd [winkel], gevestigd in perceel [adres 2] te Zaandam. Deze winkel zal verder worden aangeduid als [winkel].
19.35
N93
Ik zag dat NN1 bij de balie van [winkel] stond en een aantal tassen met daarin voetmassageapparaten kreeg overhandigd.
19.36
N65
Ik zag dat NN1 weer uit [winkel] kwam en in de richting van het Centraal station te Zaandam liep.
19.39
N65 N75
Wij zagen dat NN1 vervolgens als passagier in een taxi stapte, merk Mercedes, type 280 CDI, kleur grijs en voorzien van het kenteken [kenteken]. (…) Wij zagen dat de [kenteken] vervolgens weg reed.
19.49
N40 N48
Wij zagen dat de [kenteken] stopte op de [straat] te Zaandam. Ik N48, zag dat NN1 uitstapte en vervolgens naar binnen ging bij perceel [adres 1].
(…)
20.55
Ik zag dat NN1 aan de achterzijde van perceel [adres 1], de balkondeur opende en vervolgens hurkte. Ik zag dat NN1 iets op de grond van het balkon legde of er iets vanaf pakte. Ik zag dat NN1 weer opstond en vervolgens de balkondeur weer dicht deed.
21
Deze observatie werd overgenomen door leden van het tactische team van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche i.o.
3.
Het proces-verbaal ter zake aantreffen verdovende middelen [adres 1] te Zaandam, d.d. 25 maart 2014, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uit het onderzoek is gebleken dat door de verdachten en betrokkenen onder andere gebruik werd gemaakt van de navolgende communicatiemiddelen:
Nummer
In gebruik bij
En is op welke wijze te linken aan de persoon
(…)
[telefoonnummer 5]
[verdachte]
Op het moment dat de verdachte [verdachte] is aangehouden blijkt dat de telefoon [telefoonnummer 5] bij hem op het keukenaanrecht ligt. Gedurende de observatie van 5 februari werd gezien dat [verdachte] zich in de directe omgeving van de paallocaties bevond waar de telefoon op dat moment aanstraalde.
(…)
Op woensdag 5 februari 2014 te 22.40 werd onder leiding van de rechter-commissaris te Haarlem, mr. P.M. Wamsteker, een doorzoeking ter inbeslagneming, ex artikel 97/110 van het Wetboek van Strafvordering, verricht in de woning [adres 1] te Zaandam. De doorzoeking werd gesloten op donderdag 6 februari 2014 te 00.35 uur. Tijdens de doorzoeking werden onder andere de volgende voor inbeslagneming vatbare voorwerpen aangetroffen:
(…)
[IBNcode 3] Blackberry wit van kleur (…)
De aangetroffen telefoon met de beslagcode [IBNcode 3] betreft de witte telefoon met de aansluiting [telefoonnummer 5]. (…)
4.
Het proces-verbaal betreffende onderzoek in woning, d.d. 6 februari 2014, bijlage 4, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 05 februari 2014, omstreeks 22.45 uur, heb ik bij een doorzoeking van een woning assistentie verleend aan een tactisch onderzoeksteam van de Landelijke Eenheid. De woning was gelegen aan de [adres 1] te Zaandam en werd doorzocht in het kader van onderzoek “Horse”. (…)
In de woonkamer werd een kartonnen doosje aangetroffen met daarin 3 gripzakken gevuld met groenkleurige pillen. Ik verbalisant heb een gripzak geopend en hieruit één pilletje getest met de indicatieve drugstest M.M.C. Crystal Meth/Xtc. De uitslag van deze test was positief, er trad namelijk een zwarte verkleuring op wat een indicatie gaf op aanwezigheid van Xtc.
In de slaapkamer werd een bruin kleurig pakket met daaromheen plastic folie gewikkeld aangetroffen. (…) Ik zag dat de inhoud van het pakket een witkleurige poeder/blok betrof. Ik heb een kleine hoeveelheid van deze poeder getest met de M.M.C. Cocaïne test. De uitslag van deze test was positief er trad een blauwe verkleuring op, wat een indicatie gaf op aanwezigheid van cocaïne.
Ik verbalisant heb de gripzakken met groene pillen, de plak met vermoedelijk cocaïne (…) voorzien van een Sporen Identificatie Nummer (SIN).
SIN Soort Spoor Item Beschrijving
[SIN 1] Verdomi/dacty Gripzak met groene pillen
AAAZ9884NL Verdomi/dacty Gripzak met groene pillen
[SIN 3] Verdomi/dacty Gripzak met groene pillen
[SIN 7] Verdomi/dacty Pakket vermoedelijk cocaïne
(…)
5.
Het proces-verbaal onderzoek aan aangetroffen stoffen [adres 1] Zaandam d.d. 12 maart 2014, bijlage 5, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 19 februari 2014 heb ik uit handen van een medewerker van het beslaghuis, de in het sporenoverzicht vermelde partij ontvangen. (…) De aangeboden partij bestond uit meerdere verpakkingseenheden welke door mij werden gewogen en voorzien van een Sporen Identificatie Nummer (SIN). (…)
Sporenoverzicht uit blauw doosje LAP25.02.01:
SIN
(…)
Omschrijving
Aangetroffen
Uitslag
[SIN 1]
Gripzak groene pillen met loge van stier, 2,190 kg totaal bruto inclusief gripzak
Woonkamer
M.M.C. XTC test, postief
[SIN 2]
Monstername, 15 pillen
[SIN 1]
(Naar NFI)
[SIN 3]
Gripzak groene pillen met logo van stier, 2,180 kg totaal bruto
Woonkamer
M.M.C. XTC test, postief
[SIN 4]
Monstername, 15 pillen
[SIN 3]
(Naar NFI)
[SIN 5]
Gripzak groene pillen met logo van een stier, 1,070 kg totaal bruto inclusief gripzak
Woonkamer
M.M.C. XTC test, postief
[SIN 6]
Monstername, 15 pillen
[SIN 5]
(Naar NFI)
Sporenoverzicht uit pakket vermoedelijk cocaïne LAP25.01.01.03:
SIN
(…)
Omschrijving
Aangetroffen
Uitslag
[SIN 7]
Pakket vermoedelijk cocaïne met Toyota logo, netto 0,960 kg
Slaapkamer
Indicatie cocaïne (Trunarc)
[SIN 8]
Monstername netto 6 gram
[SIN 7]
(Naar NFI)
(…)
Overige sporenoverzicht:
SIN
IBNcode
Omschrijving
Aangetroffen
Uitslag
[SIN 9]
[IBNcode 1]
4 (stukjes) groene pillen, totaal netto 0,9 gr
Onder verdachte
M.M.C. XTC test, positief (naar NFI)
AAFF6936NL
[IBNcode 2]
1 groene, 1 roze en 1,5 witkleurige pillen, totaal netto 1,2 gr
Onder verdachte
Witte pil indicatie op MDMA (Trunarc), roze pil indicatie op XTC (M.M.C.)
Conclusie:
Er werd een positieve indicatie verkregen op de aanwezigheid van in totaal:
Pillen circa 5,44 kg bruto
Vermoedelijke cocaïne circa 0,960 kg netto.
Het gewicht van 1 groene pil betrof circa 0,3 gram.
6.
Het rapport identificatie van drugs en precursoren d.d. 3 maart 2014, opgemaakt door het Nederlands Forensisch Instituut, bijlage 6, inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)
Resultaten en conclusie
Kenmerk
Omschrijving
Conclusie
[SIN 9]
Een gleuftablet (à 0,31 gram) en twee tabletdelen, groen, diepdruk boven: Stier (opdruk), diepdruk onder: “Red Bull”, in een gripzakje
Bevat MDMA
(…)
[SIN 2]
Vijftien gleuftabletten (à 0,43 gram), groen, diepdruk boven: Stier (opdruk), diepdruk onder: “Red Bull”, in een gripzakje
Beval MDMA
[SIN 4]
Vijftien gleuftabletten (à 0,43 gram), groen, diepdruk boven: Stier (opdruk), diepdruk onder: “Red Bull”, in een gripzakje
Beval MDMA
Vijftien gleuftabletten (à 0,43 gram), groen, diepdruk boven: Stier (opdruk), diepdruk onder: “Red Bull”, in een gripzakje
Beval MDMA
[SIN 8]
Monster crèmekleurig poeder en brokjes
Bevat cocaïne
(…)
Cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
MDMA (…) is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
7.
De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 25 februari 2014, bijlage 15, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats: [woonplaats]
Datum: 5 februari 2014
(…) Beslagene
Voornamen: [verdachte]
Achternaam: [verdachte]
Adres: [adres 1]
Plaats: [woonplaats]
(…)
Omschrijving van de in beslag genomen goederen:
IBN [IBNcode 1] Aankoopbon [winkel] d.d. 05022014
8.
De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 25 februari 2014, bijlage 15, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats: [woonplaats]
Datum: 6 februari 2014
(…) Beslagene
Voornamen: [verdachte]
Achternaam: [verdachte]
Adres: [adres 1]
Plaats: [woonplaats]
(…)
Omschrijving van de in beslag genomen goederen:
(…)
[IBNcode 3] Black Berry wit van kleur
9.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], d.d. 5 februari 2014, bijlage 12, inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Ik heb [adres 1] voor een vriend van mij gehuurd. Hij is genaamd: [verdachte] (…). (…) Het huurcontract is op 15 september 2013 begonnen en liep tot 15 januari 2014. (…) [verdachte] is Amerikaans. (…) Ik betaalde € 850,= per maand contant. [verdachte] gaf de € 850,= aan mij en ik gaf het weer aan [naam].