ECLI:NL:RBOVE:2014:4007

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 juni 2014
Publicatiedatum
18 juli 2014
Zaaknummer
08.730238-13 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met een metalen staaf en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis

In de zaak voor de Rechtbank Overijssel, uitgesproken op 10 juni 2014, is de verdachte veroordeeld voor het mishandelen van drie personen met een metalen staaf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 april 2013 in Deventer, ter uitvoering van een voorgenomen misdrijf, met opzet zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan de slachtoffers. De verdachte heeft de slachtoffers meermalen met een metalen staaf geslagen, wat resulteerde in letsel en pijn. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zwaardere tenlasteleggingen, zoals poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank heeft echter wel de subsidiaire tenlasteleggingen van mishandeling bewezen verklaard.

De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte. Uit rapportages van deskundigen bleek dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis der geestvermogens, te weten schizofrenie van het paranoïde type. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van de feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was. Hierdoor kon de verdachte niet strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor zijn daden.

De rechtbank heeft besloten om de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, maar heeft wel gelast dat hij voor de duur van één jaar wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis. Dit besluit is genomen om de veiligheid van de verdachte zelf en van anderen te waarborgen, gezien het risico op recidive en de noodzaak voor behandeling van zijn psychische aandoening.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Kamer te Zwolle
Parketnummer: 08.730238-13 (P)
Uitspraak: 10 juni 2014

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] (Guinee),
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in de PI te Zwolle, afdeling Penitentiair Psychiatrisch Centrum.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2013, 8 oktober 2013, 23 december 2013, 11 maart 2014 en 27 mei 2014.
De verdachte is op 23 juli 2013, 8 oktober 2013 en 27 mei 2014 verschenen.
De raadsman van verdachte, mr. H. Tadema, advocaat te Deventer is op 23 juli 2013, 8 oktober 2013, 23 december 2013 en 27 mei 2014 verschenen.
Als officier van justitie was tijdens de laatste terechtzitting aanwezig mr. E.J. Heus.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Hij op of omstreeks 12 april 2013 in de gemeente Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen, althans éénmaal (met (forse) kracht) met een (metalen) staaf / pijp op het hoofd en/of op de/een (het hoofd beschermende en/of afwerende) arm(en) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 12 april 2013 in de gemeente Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met (forse) kracht) met een (metalen) staaf / pijp op het hoofd en/of op de/een (het hoofd beschermende en/of afwerende) arm(en) en/of het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 12 april 2013 in de gemeente Deventer opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), meermalen, althans éénmaal (met (forse) kracht) met een (metalen) staaf / pijp op het hoofd en/of de armen en/of het lichaam heeft geslagen, waardoor deze [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 12 april 2013 in de gemeente Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans éénmaal (met (forse kracht) met een (metalen) staaf / pijp op het hoofd en/of de armen en/of het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 12 april 2013 in de gemeente Deventer opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), meermalen, althans éénmaal (met kracht) op het (achter)hoofd en/of tegen de kaak, althans tegen/op het (boven)lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of meermalen, althans éénmaal (met (forse) kracht) met een (metalen) staaf / pijp op het hoofd en/of op de armen, atlhans het lichaam heeft geslagen, waardoor deze Ivanov letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 12 april 2013 in de gemeente Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 3] meermalen, althans éénmaal (met (forse) kracht) met een (metalen) staaf / pijp op het hoofd en/of het (boven)lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 12 april 2013 in de gemeente Deventer opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), meermalen, althans éénmaal (met (forse) kracht) met een (metalen) staaf / pijp op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen, waardoor deze [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

Ten aanzien van hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste is gelegd heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Ten aanzien van hetgeen onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste is gelegd heeft de officier van justitie de veroordeling van verdachte gevorderd. De officier van justitie volgt de lezing van de aangevers, die hebben verklaard te zijn aangevallen door verdachte.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte een andere visie op de feitelijkheden heeft dan aangevers. Hij heeft het voorval namelijk aldus beleefd dat hij door aangevers werd aangevallen en dat het daarom gerechtvaardigd was om zich te verdedigen.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal de verdachte daarvan vrijspreken. De mate van geweld, zoals blijkend uit het dossier, zoals verdachte dit heeft uitgeoefend op aangevers is niet aan te merken als een poging doodslag jegens [slachtoffer 1] respectievelijk een poging tot zware mishandeling jegens [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2].
De rechtbank overweegt dat op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen [1] ,
-waarvan de onderdelen die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten hieronder zijn weergegeven- een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde kan volgen.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde:
1.
een proces-verbaal aangifte, inhoudende de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [verdachte] uit zijn kamer kwam. Ik zag dat hij een zwarte ijzeren staaf in zijn rechter hand vasthield. Ik zag dat hij op mij in ging slaan met de ijzeren staaf. Hij heeft een slaande beweging gemaakt richting mijn hoofd. Ik voelde heftige pijn rondom mijn hoofd. Ik voelde ook heftige pijn op mijn rechter arm. Ik zag en voelde dat hij met de ijzeren staaf meerdere malen slaande bewegingen maakte op mijn bovenlichaam. Terwijl hij mij met die ijzeren staaf sloeg, schreeuwde ik van de pijn. Ik zag dat mijn rechter onderarm helemaal opgezwollen en rood gekleurd was. Ik had heftige pijn op mijn achterhoofd. Dit was de plek waar [verdachte] mij met de ijzeren staaf had geslagen. Ik voelde rondom die plek. Ik keek op mijn hand en zag dat mijn hand bebloed was. Die [verdachte] had met die ijzeren staaf een gat in mijn achterhoofd geslagen. Ook zag ik dat ik een sneetje had op mijn rechter pink. [2]
2.
het door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Overijssel in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige op 18 december 2013, kenmerk RC-nr 13/340, inhoudende de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
[verdachte] begon op mij in te slaan. Hij sloeg mij overal waar hij mij kon raken. Hij sloeg mij meerdere keren. Hij raakte mij op mijn schouders en een paar keer op mijn arm. [verdachte] sloeg mij hard. Ik had pijn ten gevolge van de klappen. Mijn hele rechter arm was blauw.
Hij heeft mij ook op mijn hoofd geslagen. Mijn hoofd begon te bloeden en ten gevolge van die klappen op mijn hoofd ben ik gevallen. Die klappen op het hoofd deden mij erg pijn.
Sinds dit incident kan ik niet goed meer gebruik maken van mijn rechter arm.
3.
een proces-verbaal aangifte, inhoudende de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat mijn schoonmoeder Vera meerdere malen door [verdachte] geslagen werd met een zwarte stok. Ik zag dat zij op het hoofd geslagen werd. Ook zag ik dat [verdachte] mijn schoonmoeder op de linker onderarm sloeg met de stok. [3]
4.
een proces-verbaal verhoor aangever, inhoudende de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat hij met de zwarte stok mijn schoonmoeder Vera een paar keer hard sloeg op haar hoofd, nek, rechterarm. Ik zag dat het hoofd en gezicht veel bloedden na het slaan met de zwarte stok door [verdachte] . [4]
5.
het door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Overijssel in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige op 18 december 2013, kenmerk RC-nr 13/340, inhoudende de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Op 12 april 2013 zag ik [verdachte] uit zijn kamer komen. Hij had een zwarte ijzeren stok in zijn hand van ongeveer 6 cm dikte. Ik zag dat [verdachte] met die ijzeren stok mijn schoonmoeder sloeg. [verdachte] sloeg haar meerdere keren, zo zag ik. Ik zag dat hij heel hard sloeg. Ik zag veel bloed bij haar, zowel op haar hoofd als op haar arm. Toen begon [verdachte] mijn
schoonmoeder en mij allebei met die ijzeren stok te slaan. Hij sloeg ons beiden overal op ons
lichaam: hoofd, schouders en armen.
Ik ben naar buiten gegaan, heb de politie gebeld en ben weer naar binnen gegaan.
Toen heeft [verdachte] (…)mijn beide schoonouders weer geslagen met die ijzeren stok.
6.
een proces verbaal verhoor aangever, inhoudende de door [slachtoffer 3] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik zag eerst alleen bloed bij mijn vrouw, later heb ik vastgesteld dat ze aan haar hoofd bloedde, verder zag ik dat haar arm was opgezet. Mijn vrouw had een hoofdwond aan haar rechterachterhoofd, rechterzijde. [5]
7.
een proces-verbaal verhoor verdachte, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Drie personen zijn mijn kamer binnengestapt. De volwassen [slachtoffer 3], de vrouw en de kleine [slachtoffer 2]. [6]
8.
Een door forensisch arts S.J.Th. van Kuijk op 17 mei 2013 ondertekende letselrapportage betreffende het bij [slachtoffer 1] aangetroffen letsel, zakelijk weergegeven: .
Hoofd: een barstwond op het achterhoofd (niet nader gespecificeerd qua grootte).
Rechter arm + hand: een onderhuidse bloeduitstorting op de onderarm (niet nader gespecificeerd qua grootte of exacte plaats).
Is sprake van uitwendig bloedverlies: ja, vanuit de barstwond op het achterhoofd; geen ernstig bloedverlies.
Letsel past bij direct inwerkend niet-scherp geweld op meerdere plaatsen op het lichaam uitgeoefend.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde:
9.
een proces-verbaal aangifte, inhoudende de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [verdachte] in de deuropening van zijn kamer stond. Ik zag dat [verdachte] de zwarte stok in zijn hand had. Ik zag dat [verdachte] meteen op mij afkwam. Ik zag en voelde dat ik met kracht met de zwarte stok werd geslagen op mijn linkerarm waarna ik meteen hevige pijn voelde opkomen. Ik weet zeker dat ik drie maal geslagen ben door [verdachte] met de zwarte stok. De zwarte stok kan ik omschrijven als een zwarte ijzeren pijp.
10.
een proces-verbaal verhoor aangever, inhoudende de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
[verdachte] kwam meteen naar mij lopen. Ik kreeg een harde klap met de zwarte stok van [verdachte] . Ik lag op de
grond en kreeg een paar keer een harde klap op mijn linkerschouder en linkerzij. Dit deed veel pijn. [7]
11.
het door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Overijssel in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige op 18 december 2013, kenmerk RC-nr 13/340, inhoudende de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Op 12 april 2013 zag ik [verdachte] uit zijn kamer komen. Hij had een zwarte ijzeren stok in zijn hand van ongeveer 6 cm dikte. [verdachte] begon mij te slaan met de stok. Hij sloeg mij een paar keer en elke keer raakte hij mij op mijn linker schouder. Dat deed veel pijn.
In zijn kamer sloeg hij mij weer een paar keer met die stok en hij raakte mij weer op mijn schouder. Daarna sloeg hij mij op mijn hoofd. Dat deed ook weer heel veel pijn.
Ik viel door die klappen op mijn hoofd, op de tafel en vervolgens op de grond. Toen begon [verdachte] mijn schoonmoeder en mij allebei met die ijzeren stok te slaan. Hij sloeg ons beiden overal op ons lichaam: hoofd, schouders en armen. Dat deed pijn bij mij. Hij sloeg heel hard.
Ik ben naar buiten gegaan, heb de politie gebeld en ben weer naar binnen gegaan.
Toen heeft [verdachte] mij (…)weer geslagen met die ijzeren stok.
12.
een proces-verbaal aangifte, inhoudende de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat hij mijn schoonzoon vastpakte en in de richting van zijn kamer trok. Ik zag dat hij met de ijzeren staaf, die hij in zijn rechter hand vasthield, meerdere keren slaande
beweging maakte richting de schouder van mijn schoonzoon. [8]
13.
een proces-verbaal verhoor aangeefster, inhoudende de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft mijn schoonzoon 4 maal met grote kracht op zijn schouder geraakt. Dit deed [verdachte] in zijn razernij. Dit gebeurde op de kamer van [verdachte]. Mijn schoonzoon [slachtoffer 2] is door [verdachte] met de ijzeren staaf geraakt op zijn bovenlichaam. [9]
14.
het door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Overijssel in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige op 18 december 2013, kenmerk RC-nr 13/340, inhoudende de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Toen mijn schoonzoon, [slachtoffer 2], langs de kamerdeur van [verdachte] liep, deed [verdachte] de deur van zijn kamer open en trok toen mijn schoonzoon [slachtoffer 2] zijn kamer binnen. Ik zag toen dat [verdachte] met de ijzeren roede op mijn schoonzoon begon in te slaan. Hij sloeg meerdere keren. Ik zag dat hij hard sloeg.
15.
een proces-verbaal aangifte, inhoudende de door [slachtoffer 3] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Vandaag, 12 april 2013 bevond ik mij in mijn kamer aan de [adres] te Deventer. Ik de hal zag ik die [verdachte] slaande bewegingen maakte in de richting van mijn schoonzoon [slachtoffer 2]. [10]
16.
een proces-verbaal verhoor aangever, inhoudende de door [slachtoffer 3] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Hij sloeg (…) op mijn zoon toen ik naar beneden ging; hij sloeg ze alsof ze dieren waren. [11]
17.
het door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Overijssel in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige op 18 december 2013, kenmerk RC-nr 13/340, inhoudende de door [slachtoffer 3] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [verdachte] mijn schoonzoon met die ijzeren stok op zijn arm raakte. [verdachte] sloeg hem hard.
18.
een proces-verbaal verhoor verdachte, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Drie personen zijn mijn kamer binnengestapt. De volwassen [slachtoffer 3], de vrouw en de kleine [slachtoffer 2]. [12]
Ten aanzien van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde:
19.
een proces-verbaal aangifte, inhoudende de door [slachtoffer 3] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Vandaag, 12 april 2013 bevond ik mij in mijn kamer aan de [adres] te Deventer. Tijdens het gevecht met [verdachte] werd ik meerdere malen met de ijzeren staaf
geslagen. Ik voelde de slagen. Ik heb de ijzeren staaf goed gezien. Het was zwart van kleur en had een zwart rubberen handvat. De staaf was ongeveer vijftig (50) centimeter (cm) lang. [13]
20.
een proces-verbaal verhoor aangever, inhoudende de door [slachtoffer 3] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik ben ook op mijn hoofd en arm geslagen door [verdachte]. Ik voelde de slagen met de staaf op mijn hoofd en rechterarm. Ik kan mijn arm nog niet goed gebruiken. [14]
21.
het door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Overijssel in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige op 18 december 2013, kenmerk RC-nr 13/340, inhoudende de door [slachtoffer 3] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft mij geslagen met die ijzeren stok. Hij sloeg mij op mijn voorhoofd. Achteraf voelde ik pijn.
22.
het door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Overijssel in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige op 18 december 2013, kenmerk RC-nr 13/340, inhoudende de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
[verdachte] sloeg mijn man, [slachtoffer 3], met die ijzeren roede.
23.
het door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Overijssel in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige op 18 december 2013, kenmerk RC-nr 13/340, inhoudende de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Op 12 april 2013 zag ik [verdachte] uit zijn kamer komen. Hij had een zwarte ijzeren stok in zijn hand van ongeveer 6 cm dikte.
Mijn schoonmoeder riep om hulp en toen kwam haar man, dat is [slachtoffer 3], naar beneden. Toen begon [verdachte] deze man, mijn schoonvader, ook te slaan. Ik zag dat mijn
schoonvader geraakt werd. Ik zag later een wond op het hoofd van mijn schoonvader.
Ik ben naar buiten gegaan, heb de politie gebeld en ben weer naar binnen gegaan.
Toen heeft [verdachte] mij en mijn beide schoonouders weer geslagen met die ijzeren stok.
24.
een proces-verbaal verhoor verdachte, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Drie personen zijn mijn kamer binnengestapt. De volwassen [slachtoffer 2], de vrouw en de kleine [slachtoffer 3]. [15]

Bewijsoverwegingen:

Het geheel aan bewijsmiddelen overziend, waaronder enerzijds de belastende verklaringen van aangevers [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], en anderzijds de verklaring van verdachte zelf, is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde gewelddadige gedragingen.
De rechtbank gaat daarbij uit van de verklaringen zoals die zijn afgelegd door aangevers [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dat verdachte de agressor is geweest: hij is de confrontatie aangegaan met eerst [slachtoffer 2] en vervolgens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3].
De verklaring van verdachte dat het andersom is geweest en dat hij juist werd aangevallen door aangevers acht de rechtbank niet geloofwaardig nu verdachtes verklaring geen enkele steun vindt in de verklaringen van de drie aangevers, die op hoofdlijnen allen gelijkluidend en consistent verklaren. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangevers, neemt de rechtbank ook in aanmerking dat de drie aangevers kort na het incident zijn gehoord en het daarom niet aannemelijk is dat zij hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd.
De verklaring van verdachte vindt bovendien geen steun in enig ander bewijsmiddel. Integendeel, uit de foto’s van het letsel en de medische verklaring ten aanzien van aangever [slachtoffer 1] blijkt duidelijk dat zij lichamelijk letsel heeft opgelopen terwijl verdachte ontkent haar te hebben geslagen. Weliswaar is ook bij verdachte letsel ontstaan, maar de rechtbank schrijft dit toe aan het verdedigend handelen van aangevers. Aangevers hebben immers ook verklaard dat zij verdachte hebben geslagen om hem tot stoppen te dwingen dan wel een van hun familieleden te ontzetten.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1
subsidiair:
hij op 12 april 2013 in de gemeente Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer 1] meermalen, met forse kracht met een metalen staaf op het hoofd en arm en het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
subsidiair:
hij op 12 april 2013 in de gemeente Deventer opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2], meermalen, met forse kracht met een metalen staaf op het lichaam heeft geslagen, waardoor Ivanov letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3
subsidiair:
hij op 12 april 2013 in de gemeente Deventer opzettelijk mishandelend [slachtoffer 3], meermalen, met forse kracht met een metalen staaf op het hoofd en het lichaam heeft geslagen, waardoor [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:
1.
subsidiair:
Poging tot zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht.
2.
subsidiair en 3. subsidiair, telkens:
Mishandeling,strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van het bewijs is overwogen, bestaan er geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verdachte in een noodweersituatie verkeerde. De reeks van gewelddadige gedragingen van verdachte in de richting van de aangevers kunnen niet worden aangemerkt als verdedigend, maar – naar de kern bezien – als aanvallend, gericht op confrontatie. Onder die omstandigheden komt verdachte een beroep op noodweer niet toe.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Ter beoordeling van de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde heeft de rechtbank een tweetal Pro Justitia rapportages ontvangen.
In de psychiatrische rapportage d.d. 26 november 2013 heeft psychiater dr. C.J.F. Kemperman de rechtbank in overweging gegeven om verdachte op te laten nemen in het Pieter Baan Centrum omdat hij weigerde mee te werken aan het psychiatrisch onderzoek en er wel aanwijzingen bestonden voor psychisch/psychiatrische problematiek.
Vervolgens heeft de rechtbank een bevel ter overbrenging ter observatie naar het Pieter Baan Centrum gegeven hetgeen geresulteerd heeft in een multidisciplinaire rapportage d.d. 7 mei 2014 opgesteld door drs. A.H. Bouwman, psycholoog en dr. F.R. Kruisdijk, psychiater.
Zowel de psycholoog als de psychiater concluderen in voornoemde rapportage dat bij verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten sprake was een ziekelijke stoornis der geestvermogens, te weten schizofrenie van het paranoïde type.
Rond 2007 is de volle omvang van de stoornis opgetreden, samenvallend met de vele politiecontacten. Er is sprake geweest van maatschappelijke teloorgang, betrekkingsideeën, vergiftigingswanen, erotomane wanen en hallucinatoir gedrag met zeer waarschijnlijk het horen van stemmen.
Betrokkenes ziekelijke stoornis was in volle omvang aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten en betrokkenes gedrag werd hierdoor beïnvloed. De psychotische binnenwereld van betrokkene viel volgens de deskundigen in de weken voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten geheel samen met de door hem beleefde werkelijkheid. Na de reactie van de omgeving op zijn psychotische gedrag, bestaande uit het aangaan van de confrontatie met betrokkene, interpreteerde betrokkene dit als een bevestiging van zijn psychotische overtuiging dat men het op hem had voorzien. Het functioneren van betrokkene in die periode werd vrijwel geheel gestuurd vanuit zijn pathologie. Vanuit de spanningsopbouw in de door hem waargenomen realiteit, is denkbaar dat betrokkene toesloeg ter verdediging, zonder eerst in gesprek te kunnen komen met zijn buren. Betrokkene heeft zeer waarschijnlijk op dat moment geen andere gedragsalternatieven gehad dan de reactie die hij vertoonde, leidend tot de ten laste gelegde feiten, aldus de deskundigen.
Zowel de psychiater als de psycholoog hebben geconcludeerd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen is.
De rechtbank is, gelet op de conclusies van de deskundigen, van oordeel dat verdachte vanwege zijn ziekelijke stoornis volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal verdachte, gelet op het voorgaande, ontslaan van alle rechtsvervolging, nu de feiten hem niet kunnen worden toegerekend.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd
dat de verdachte ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van een jaar.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich voor wat betreft de strafoplegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank

Nu hetgeen bewezen is verklaard niet aan verdachte kan worden toegerekend kan van een
strafoplegging geen sprake zijn. De rechtbank ziet zich vervolgens geplaatst voor de vraag of
oplegging van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, gelet op het
gevaar dat verdachte voor zichzelf, voor anderen of de algemene veiligheid van personen of
goederen oplevert, noodzakelijk is.
In de rapportage d.d. 7 mei 2014 concluderen de psychiater en de psycholoog dat er vanuit
de stoornis van betrokkene een hoge kans op recidive is. Het recidiverisico valt volgens de
deskundigen bijna geheel samen met de symptomen passend bij de ziekte schizofrenie en de
maatschappelijke teloorgang die hierbij wordt gezien. Indien de primaire stoornis adequaat
wordt behandeld, vermindert hiermee het risico op geweld naar andere personen in sterke
mate, zo is de verwachting van de deskundigen.
In voormelde rapportage d.d. 7 mei 2014 wordt geadviseerd tot plaatsing van verdachte in
een psychiatrisch ziekenhuis. Een gedwongen klinische opname is noodzakelijk, omdat
verdachte wegens het ontbreken van zieke-inzicht en -besef niet zal meewerken aan
ambulante behandeling. De rechtbank neemt het advies van de deskundigen op de in het
rapport genoemde gronden over en maakt dit oordeel van de deskundigen tot het hare.
De rechtbank komt op grond van deze rapportage tot het oordeel dat verdachte niet alleen
gevaarlijk is voor anderen, maar ook voor zichzelf. De bewezenverklaarde feiten
illustreren immers dat verdachte gevaarlijk is voor anderen. Tevens bestaat naar het oordeel van de rechtbank voor verdachte zelf het gevaar dat zijn inadequate en bizarre gedrag bij anderen agressief gedrag jegens hem zal oproepen.
De rechtbank zal op grond van het voorgaande gelasten dat verdachte in een psychiatrisch
ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van één jaar.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts nog rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 9 april 2014;
de verdachte betreffende reclasseringsadviezen d.d. 12 september 2013 en 13 mei 2014 uitgebracht door het Leger des Heils, jeugdzorg & Reclassering.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 37 en 39 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld.
Het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De verdachte is ter zake van het bewezen verklaarde niet strafbaar. De rechtbank ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
De rechtbank
gelast plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
Aldus gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mrs. F. van der Maden en L.J.C. Hangx rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onder dossiernummer PL04CB 2013030014.
2.Dossierpagina’s 44 tot en met 46.
3.Dossierpagina’s 36 en 38.
4.Dossierpagina’s 39 en 42.
5.Dossierpagina’s 56 tot en met 58.
6.Dossierpagina’s 31 en 33.
7.Dossierpagina’s 39 en 42.
8.Dossierpagina’s 44 tot en met 46.
9.Dossierpagina’s 48 tot en met 50.
10.Dossierpagina’s 52 tot en met 54.
11.Dossierpagina’s 56 tot en met 58.
12.Dossierpagina’s 31 en 33.
13.Dossierpagina’s 52 tot en met 54.
14.Dossierpagina’s 56 tot en met 58.
15.Dossierpagina’s 31 en 33.