Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vorderingen
4.De standpunten van partijen
-behoudens de aan [[eiseres]] van rechtswege toe te kennen pensioenaanspraken-
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 juli 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen twee voormalige echtgenoten, [eiseres] en [gedaagde], die in gemeenschap van goederen waren getrouwd en in 1982 gescheiden. De rechtbank moest beoordelen of [gedaagde] afstand had gedaan van zijn recht op verdeling van de pensioenaanspraken van [eiseres] na hun echtscheiding. De partijen hadden in 1983 een overeenkomst gesloten over de verdeling van hun huwelijksgemeenschap, maar er was onduidelijkheid over de pensioenaanspraken.
De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst niet voldoende duidelijk maakte dat [gedaagde] afstand had gedaan van zijn recht op verdeling van de pensioenaanspraken van [eiseres]. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat [gedaagde] op de hoogte was van zijn recht en dat hij dit recht bewust had prijsgegeven. De rechtbank stelde vast dat de overeenkomst, die geruime tijd na de echtscheiding was opgesteld, niet de implicaties van de verdeling van de pensioenaanspraken duidelijk maakte.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat beide partijen met ingang van hun pensioendatum de door hen ontvangen uitkeringen van het tot 1982 opgebouwde ouderdomspensioen bij helfte moesten delen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in Almelo en is uitvoerbaar bij voorraad.