ECLI:NL:RBOVE:2014:3925
Rechtbank Overijssel
- Verzet
- W.J.B. Cornelissen
- A. Landstra
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake Wob-verzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 30 juni 2014 uitspraak gedaan op een verzet tegen een eerdere uitspraak van 30 september 2013, waarin het beroep van de opposant niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant had een boete ontvangen voor het overschrijden van de maximum snelheid en had administratief beroep ingesteld bij de Officier van Justitie. Hij verzocht om toezending van informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak niet terecht was, omdat de bewoordingen van het verzoek niet zonder meer evident uitsloten dat het toetsingskader van de Wob van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een kennelijk niet-ontvankelijk beroep.
De rechtbank behandelde het verzet op 22 mei 2014, waarbij de gemachtigde van de opposant en mr. M. Krari namens de verweerder aanwezig waren. De rechtbank overwoog dat het verzet uitsluitend betrekking had op de vraag of de rechtbank ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling was overgegaan. De opposant had in zijn verzoek expliciet verwezen naar de Wob, wat de rechtbank deed concluderen dat het verzoek niet zonder meer als niet-ontvankelijk kon worden aangemerkt.
De rechtbank verklaarde het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek in de stand werd voortgezet waarin het zich bevond. De rechtbank besloot geen gebruik te maken van haar bevoegdheid om tevens uitspraak te doen op het beroepschrift, omdat nader onderzoek nodig was. De beslissing over de proceskosten zou in de hoofdzaak worden genomen. De uitspraak werd gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, en mr. A. Landstra als griffier.