ECLI:NL:RBOVE:2014:3925

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 juni 2014
Publicatiedatum
15 juli 2014
Zaaknummer
13/1108v
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake Wob-verzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 30 juni 2014 uitspraak gedaan op een verzet tegen een eerdere uitspraak van 30 september 2013, waarin het beroep van de opposant niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant had een boete ontvangen voor het overschrijden van de maximum snelheid en had administratief beroep ingesteld bij de Officier van Justitie. Hij verzocht om toezending van informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak niet terecht was, omdat de bewoordingen van het verzoek niet zonder meer evident uitsloten dat het toetsingskader van de Wob van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een kennelijk niet-ontvankelijk beroep.

De rechtbank behandelde het verzet op 22 mei 2014, waarbij de gemachtigde van de opposant en mr. M. Krari namens de verweerder aanwezig waren. De rechtbank overwoog dat het verzet uitsluitend betrekking had op de vraag of de rechtbank ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling was overgegaan. De opposant had in zijn verzoek expliciet verwezen naar de Wob, wat de rechtbank deed concluderen dat het verzoek niet zonder meer als niet-ontvankelijk kon worden aangemerkt.

De rechtbank verklaarde het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek in de stand werd voortgezet waarin het zich bevond. De rechtbank besloot geen gebruik te maken van haar bevoegdheid om tevens uitspraak te doen op het beroepschrift, omdat nader onderzoek nodig was. De beslissing over de proceskosten zou in de hoofdzaak worden genomen. De uitspraak werd gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, en mr. A. Landstra als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/1108v

uitspraak van de enkelvoudige kamer

Opposant:
[naam],
wonende te Enschede,
gemachtigde: mr.drs. J.M.C. Niederer,
in het geding van

[naam], eiser in dat geding,

en
de Minister van Veiligheid en Justitie (Centrale Verwerking Openbaar Ministerie), verweerder in dat geding.

Procesverloop

Bij uitspraak van 30 september 2013 heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Daartegen is verzet gedaan.
Het verzet is ter zitting van 22 mei 2014 behandeld. Namens opposant is verschenen de gemachtigde. Namens verweerder is verschenen mr. M. Krari.

Overwegingen

1.
Verzet, als bedoeld in artikel 8:55 van de Awb, betreft uitsluitend de vraag of de rechtbank ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan wegens – in dit geval – de kennelijke niet-ontvankelijkheid van het beroep. ‘Kennelijk’ betekent dat over de uitkomst van de procedure in redelijkheid geen twijfel mogelijk is.
2.
Opposant is beboet in verband met het overschrijden van de maximum snelheid. Tegen de boetebeschikking heeft opposant administratief beroep ingesteld bij de Officier van Justitie. Bij brief van 4 maart 2013 heeft hij verweerder erop gewezen dat er inmiddels 16 weken zijn verstreken sinds het verstrijken van de beroepstermijn en dat de beschikking om die reden vernietigd dient te worden. Daarnaast is onder verwijzing naar het bepaalde in de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om toezending van het recentste zaakoverzicht. Op 6 april 2013 heeft opposant verweerder in gebreke gesteld. Op 14 mei 2013 heeft opposant beroep ingesteld in verband met het niet tijdig beslissen.
3.
Bij uitspraak van deze rechtbank van 30 september 2013 is het beroep niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat verweerder het verzoek van 4 maart 2013 niet hoefde aan te merken als een Wob-verzoek, nu het toetsingskader van de Wob niet dienstig is aan het doel waarmee opposant zijn verzoek heeft ingediend, te weten het compleet maken van zijn dossier met processtukken.
4.
Opposant heeft betoogd dat de Wob ook in concrete individuele gevallen kan worden gebruikt om informatie te verkrijgen. Daar komt bij dat in het verzoek met zoveel woorden is verwezen naar de Wob.
5.
De rechtbank stelt vast dat opposant zijn verzoek van 4 maart 2013 weliswaar heeft gedaan hangende een beroepsprocedure tegen een boetebeschikking, maar dat opposant daarbij tevens refereert aan de Wob, door verweerder te vragen de meest recente versie van het zaakoverzicht “toe te zenden onder de Wob”. Gezien de bewoordingen van het verzoek is niet zonder meer evident dat het toetsingskader van de Wob niet van toepassing is. Van een kennelijk niet-ontvankelijk beroep, omdat de in de Wob opgenomen beslistermijn niet van toepassing is, is om die reden geen sprake.
6.
Gelet op het voorgaande is het verzet gegrond. Daarom vervalt de uitspraak waartegen verzet is gedaan en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De rechtbank zal geen gebruik maken van haar bevoegdheid zoals neergelegd in artikel 8:55, tiende lid van de Awb om tevens uitspraak te doen op het beroepschrift. De reden daarvoor is dat nader onderzoek nodig is met name naar het door verweerder eerst ter zitting ingebrachte standpunt, dat eiser ten tijde van het beroep reeds beschikte over het meest recente zaaksoverzicht. Verweerder zal voorafgaand aan de behandeling van het beroep ter zitting tijdig verweer dienen te voeren.
7.
Over de gevraagde proceskosten zal de rechtbank beslissen bij uitspraak in de hoofdzaak.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, en door hem en mr. A. Landstra als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.