Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[verzoekster],
[belanghebbende],
Het procesverloop
- op 3 maart 2014 een brief van mr. Kikkert van 27 februari 2014 met bijlagen;
- op 31 maart 2014 een brief van mr. Belshof met bijlagen.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 26 mei 2014 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen een vrouw en een man, die in 2007 met elkaar zijn gehuwd en inmiddels gescheiden zijn. De vrouw verzocht de rechtbank om een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud door de man, die hij volgens haar met ingang van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking zou moeten betalen. De man betwistte de hoogte van de door de vrouw gestelde behoefte en voerde aan dat hij niet in staat was om een bijdrage te leveren, omdat hij ook de kosten van hun minderjarige kind draagt.
De rechtbank heeft in haar beoordeling de tussenbeschikking van 16 december 2013 in acht genomen, waarin de echtscheiding was uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de man was vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw behoefte heeft aan een bijdrage in de kosten van levensonderhoud, ondanks dat zij een bijstandsuitkering ontvangt. De rechtbank heeft de behoefte van de vrouw vastgesteld op € 1.477,= per maand, rekening houdend met de welstand tijdens het huwelijk en de kosten van de minderjarige.
Wat betreft de draagkracht van de man heeft de rechtbank het inkomen van de man over de jaren 2010-2012 als uitgangspunt genomen, waarbij rekening is gehouden met zijn onderneming en de bijbehorende fiscale voordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man in staat is om een bijdrage van € 579,= per maand te betalen aan de vrouw, met ingang van 14 januari 2014. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen kunnen binnen drie maanden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.