In deze strafzaak heeft de Rechtbank Overijssel op 26 juni 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die gedurende een periode van ruim vijftien maanden tientallen kilo's hennep heeft vervoerd. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen dat rekening gehouden moest worden met het gedoogbeleid in Nederland. Dit beleid is enkel van toepassing op coffeeshophouders en niet op degenen die hen bevoorraden. De rechtbank oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor het gedoogbeleid bij de wetgevende en uitvoerende macht ligt en niet bij de rechter. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast tot een taakstraf van 150 uur. De zaak betreft een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij het Openbaar Ministerie de verdachte heeft aangeklaagd voor het opzettelijk telen, vervoeren en afleveren van hennep, wat in strijd is met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft bekend betrokken te zijn geweest bij het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en is op basis van bewijsmiddelen, waaronder tapgegevens en camerabeelden, veroordeeld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beroeps- of bedrijfsmatige handel in hennep, maar heeft wel vastgesteld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren en afleveren van hennep. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en heeft een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd.