ECLI:NL:RBOVE:2014:3823

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juni 2014
Publicatiedatum
10 juli 2014
Zaaknummer
08.963576-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor witwassen en bezit van cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 juni 2014 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 42-jarige man, die werd verdacht van het witwassen van grote bedragen crimineel geld en het bezit van 100 kilogram cocaïne. De verdachte, geboren in Ierland en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 5 september 2013 aangehouden na een observatie door de politie. Tijdens deze observatie werd gezien hoe hij een grote tas met contant geld overhandigde aan een medeverdachte bij een café in Amstelveen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij het witwassen van in totaal ruim 2,5 miljoen euro en het opzettelijk aanwezig hebben van 100 kilogram cocaïne, wat een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van zeven jaar had geëist, toegewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werden de in beslag genomen geldbedragen, de cocaïne en de geldtelmachine verbeurd verklaard. De rechtbank overwoog dat het witwassen van criminele gelden een bedreiging vormt voor de legale economie en dat de verdachte zich niets had aangetrokken van de gevaren voor de gezondheid van cocaïnegebruikers. De rechtbank achtte de opgelegde straf passend en geboden, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.963576-13
Datum vonnis: 19 juni 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1971 in [geboorteplaats 1] (Ierland),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Overijssel,
Huis van Bewaring te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 december 2013, 11 maart 2014 en 5 juni 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.N. Stempher en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. I.N. Weski, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met anderen of een ander, dan wel alleen, diverse geldbedragen heeft witgewassen (in totaal ruim 2,5 miljoen euro).
feit 2:samen met anderen of een ander, dan wel alleen, opzettelijk 100 kilogram cocaïne aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 05 september 2013 te Amstelveen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, het/de
hierna te noemen voorwerp(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft
overgedragen en/of omgezet, althans van het/de hierna te noemen voorwerp(en)
gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dit/deze hierna te noemen
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf, te weten:
- een geldbedrag van 1.274.840,- euro of daaromtrent, en/of
- een geldbedrag van 670.020,- euro of daaromtrent, en/of
- een geldbedrag van 611.895,- euro of daaromtrent, en/of
- een geldbedrag van 16.000,- euro of daaromtrent, en/of
- een geldbedrag van 1.335,- euro of daaromtrent, en/of
- een geldbedrag van 1.700,- Dirhams of daaromtrent, en/of
- een geldbedrag van 101.000,- Pesos of daaromtrent, en/of
- een geldbedrag van 76,- Dollars of daaromtrent,
althans een of meer geldbedragen;
2.
hij op of omstreeks 05 september 2013 te Amstelveen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 100 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van
een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd het inbeslaggenomen geld en de inbeslaggenomen geldtelmachine verbeurd te verklaren en de inbeslaggenomen cocaïne en het inbeslaggenomen telefoontoestel met het nummer [nummer] te onttrekken aan het verkeer en de overige telefoontoestellen terug te geven aan verdachte.
4a. Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Schending van het gelijkheidsbeginsel
Door de verdediging is verweer gevoerd, strekkende tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, dan wel bewijsuitsluiting, vanwege schending van het gelijkheidsbeginsel. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat medeverdachte [medeverdachte] kort na zijn aanhouding is vrijgelaten na voldoening aan het hem gedane transactievoorstel, terwijl verdachte in een volstrekt gelijke positie, dan wel minder strafbare positie, wel wordt vervolgd. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie eenzijdig en ten nadele heeft gehandeld van de verdedigingspositie van verdachte en zijn rechten op een gelijke behandeling en een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt hiertoe dat de verdenkingen tegen verdachte en [medeverdachte] niet gelijkluidend zijn, immers wordt verdachte – anders dan medeverdachte [medeverdachte] – niet alleen verdacht van het witwassen van een grote hoeveelheid geld, maar ook van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid cocaïne. Gelet hierop is er geen sprake van gelijke gevallen en is er aldus geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel.
Startinformatie
De rechtbank heeft het verweer van de verdediging over de start van het onderzoek opgevat als strekkende tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, dan wel bewijsuitsluiting. Daartoe is, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de officier van justitie op basis van door Amerikaanse opsporingsautoriteiten verstrekte informatie geen strafrechtelijk onderzoek had mogen starten en er sprake is van een ernstige schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde door op basis van die informatie een opsporingsonderzoek tegen verdachte te starten. Uit de startinformatie blijkt dat de Amerikaanse opsporingsautoriteiten informatie hebben verstrekt dat de gebruiker van een telefoonnummer eindigend op 261 in verband moest worden gebracht met witwassen in Nederland van drugsopbrengsten. Naadloos en zonder enigerlei tactisch onderzoek of natrekken van de rechtmatigheid van die informatie is door de officier van justitie met machtiging van de rechter-commissaris een bevel gegeven tot afluisteren van dit nummer. Na dat eerste bevel worden vervolgens opeenvolgend enkele telefoonnummers met machtiging van de rechter-commissaris afgeluisterd, doch zonder dat de resultaten daarvan zich in het dossier bevinden. Op enig moment wordt aanvullende informatie van de Verenigde Staten ontvangen met twee nieuwe telefoonnummers, namelijk de nummers eindigend op 675 en op 685, met nog steeds dezelfde verdenking. De rechter-commissaris had volgens de verdediging in redelijkheid niet tot het verlenen van de machtigingen kunnen komen. Derhalve dienen de daarmee verkregen onderzoeksresultaten uitgesloten te worden van het bewijs.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat het onderhavige onderzoek is begonnen na informatie van de Amerikaanse autoriteiten. Dit is de startinformatie geweest op basis waarvan de officier van justitie in Nederland nader onderzoek heeft gedaan, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot deze strafzaak tegen verdachte.
Uit het proces-verbaal betreffende Buitenland informatie d.d. 27 augustus 2013 volgt dat de startinformatie het volgende betreft:
“Intelligence indicates that the user of Netherlands telephone [telefoonnummer 1] is currently laundering large amounts of narcotics proceeds within the Netherlands.”
Bij deze informatie die de Amerikaanse autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten hebben verstrekt, is vermeld dat de informatie op rechtmatige wijze is verkregen en door Nederlandse opsporingsdiensten in een strafrechtelijk onderzoek gebruikt mocht worden. In beginsel dient de rechtbank op de juistheid van dergelijke informatie te vertrouwen. Het interstatelijke vertrouwensbeginsel geeft daarbij volgens vaste jurisprudentie de doorslag. Een uitzondering op het vertrouwensbeginsel wordt gemaakt indien sprake is van bijzondere omstandigheden, waarin sprake zou kunnen zijn van het niet respecteren van verdedigingsrechten, zoals die voortvloeien uit het EVRM. Indien er sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van dergelijke omstandigheden, is er voor de verdediging een belang dat daarnaar nader onderzoek zal worden gedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan hetgeen door de verdediging is aangevoerd niet als zodanige bijzondere omstandigheden worden aangemerkt. Dat er momenteel in het algemeen veel aandacht is voor mogelijke schending van de privacy door de inzet van opsporingsmiddelen door de Amerikaanse autoriteiten, maakt dat in dit concrete geval niet anders. Dat de officier van justitie informatie achterhoudt, is evenmin gebleken. Van een schending van de beginselen van een goede procesorde, zoals door de verdediging is aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet gebleken.
Door de verdediging is voorts aangevoerd dat er jegens verdachte geen sprake is geweest van een redelijk vermoeden van schuld dat de inzet van opsporingsmethoden en dwangmiddelen kon rechtvaardigen. Tegen verdachte was er volgens de verdediging geen enkele verdenking van witwassen noch van de aanwezigheid van verdovende middelen noch van de handel daarin. Het inzetten van nadere en verdergaande opsporingsmethoden en dwangmiddelen was dan ook niet geoorloofd en in strijd met de wet.
De rechtbank stelt op grond van de processen-verbaal zoals die zich in het dossier bevinden vast, dat de officier van justitie naar aanleiding van informatie van de Amerikaanse autoriteiten de gesprekken gevoerd met het telefoonnummer 06-[telefoonnummer 1] heeft opgenomen en afgeluisterd. Dit was het telefoonnummer genoemd in de informatie van de Amerikaanse autoriteiten. Uit de inhoud van het telefoongesprek tussen de gebruiker van 06-[telefoonnummer 1] en 06-[telefoonnummer 2] ontstond de verdenking dat er op 5 september 2013 omstreeks 18:00 uur een ontmoeting zou gaan plaatsvinden tussen de gebruiker van de telefoonaansluiting
06-[telefoonnummer 2] en een grote man, bij café [naam café] in Amstelveen, waarbij vermoedelijk
€ 1.000.000,- (1000 vierkante meter) zou worden overgedragen. De officier van justitie heeft vervolgens besloten de onmiddellijke omgeving van het [adres 1] te Amstelveen onder observatie te nemen. Er werd gezien dat verdachte een grote zwarte tas overhandigde aan een andere man en daarna naar [straat 1] in Amstelveen reed, alwaar hij een portiek binnen ging dat toegang geeft tot de woningen [huisnummers 1]. Verdachte werd vervolgens aangehouden in de woning op het adres [adres 4] te Amstelveen, nadat door middel van een technisch hulpmiddel kon worden vastgesteld dat verdachte zich hier bevond.
Gelet op het wettelijk systeem van toedeling van de bevoegdheid tot het bevelen van opnemen van telecommunicatie met een technisch hulpmiddel, staat het in eerste instantie ter beoordeling van de officier van justitie of aan de vereisten van artikel 126m, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is voldaan. De rechter-commissaris dient vervolgens bij de beantwoording van de vraag of een machtiging kan worden verstrekt, te toetsen of aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Uiteindelijk staat de rechtmatigheid van de toepassing van de bevoegdheid ter beoordeling van de zittingsrechter. De zittingsrechter dient de beslissing van de rechter-commissaris tot verlening van de machtiging slechts marginaal te toetsen.
De rechtbank is van oordeel dat de rechter-commissaris bij de verlening van een machtiging als bedoeld in artikel 126m, vijfde lid Sv in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat is voldaan aan de wettelijke vereisten. De machtiging voor het telefoonnummer
06-[telefoonnummer 1] is gevorderd en op 27 augustus 2013 verleend en is gebaseerd op informatie van de Amerikaanse autoriteiten.
De rechtbank is van oordeel dat de uit het gebruik van laatstgenoemd telefoonnummer afkomstige informatie, gelet op de inhoud van het aan het dossier toegevoegde tapgesprek van 5 september 2013 – waarin wordt gesproken over het plannen van een ontmoeting om geld over te dragen – een redelijk vermoeden oplevert dat verdachte zich schuldig zou maken aan witwassen. Er is derhalve sprake van een verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid Sv dat gezien zijn aard een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek de toepassing van de bevoegdheid ook dringend vorderde, gelet op het grote maatschappelijke belang dat is gediend met de opsporing van witwassen. Gelet op de aard van de verdenking voldoet het bevel aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het verweer dat de officier van justitie op basis van door Amerikaanse opsporingsautoriteiten verstrekte informatie geen strafrechtelijk onderzoek had mogen starten, slaagt niet. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, voor zover beoogd, wordt verworpen.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding de resultaten afkomstig uit de opgenomen en afgeluisterde telecommunicatie uit te sluiten van het bewijs.
Datzelfde geldt voor de resultaten van de doorzoeking die op 5 september 2013 heeft plaatsgehad, nu aan die doorzoeking een overdracht van geld ten grondslag heeft gelegen. Nu ook overigens niet is gebleken van schending van beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan, worden de verweren verworpen.
4b. De overige voorvragen
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Onder verwijzing naar hetgeen hierboven onder paragraaf 4a is overwogen, verwerpt de rechtbank het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting.
De verdediging heeft ter terechtzitting van 5 juni 2014 wederom - weliswaar voorwaardelijk- verzocht om [naam 1] en de medewerkster van [bedrijf 1] bv te horen als getuige. Zoals in het proces-verbaal van de openbare terechtzitting van 11 maart 2014 is gerelateerd, heeft de rechtbank het verzoek tot het horen van de medewerkster van [bedrijf 1] in eerder stadium reeds afgewezen, omdat het horen van deze getuige niet van belang is voor enige te nemen rechterlijke beslissing in deze zaak, waardoor de verdediging niet in haar belangen is geschaad. De verdediging heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De rechtbank wijst het verzoek daarom af. Het horen van [naam 1] wordt afgewezen, nu onvoldoende onderbouwd is waarom het horen van deze getuige in het belang van de verdediging van verdachte is.
Zoals hierboven reeds overwogen, is de verdenking ontstaan dat de gebruiker van telefoonnummer 06-[telefoonnummer 1] zich schuldig zou maken aan witwassen. De officier van justitie heeft vervolgens, na verkregen machtiging van de rechter-commissaris, de gesprekken gevoerd met dit telefoonnummer opgenomen en afgeluisterd.
Uit de telefoongesprekken gevoerd door het telefoonnummer 06-[telefoonnummer 1] met het telefoonnummer 06-[telefoonnummer 2] ontstond het vermoeden dat de gebruiker van het nummer 06-[telefoonnummer 2] op 5 september 2013 een geldbedrag zou overhandigen bij café [naam café] te Amstelveen. Vervolgens is café [naam café] en de directe omgeving daarvan geobserveerd. Er werd gezien dat een man, die naar later verdachte bleek te zijn, een andere man, die naar later [medeverdachte] bleek te zijn, ontmoette op het terras van café [naam café] te Amstelveen. Beiden stapten vervolgens in een auto en reden naar de [straat 2] te Amstelveen, alwaar [medeverdachte] een gevulde zwarte sporttas uit de auto van verdachte pakte en in de kofferbak van zijn auto zette. [medeverdachte] is daarop aangehouden door de Dienst Speciale Interventies van de Landelijke Eenheid en in de zwarte tas die in de kofferbak van de auto werd aangetroffen, zaten bankbiljetten met een totale waarde van € 1.274.840,-.
Na de overdracht van de zwarte sporttas, is verdachte naar perceel [huisnummers 1] te Amstelveen gereden. Met behulp van een imsi-catcher is vervolgens vastgesteld dat verdachte zich in het pand aan de [adres 4] te Amstelveen bevond. Na binnentreden van het pand is verdachte buiten heterdaad aangehouden en gaf hij op te zijn: [valse naam], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 3] en toonde hij zijn, naar later bleek, valse paspoort. Vervolgens heeft een doorzoeking plaatsgevonden in deze woning op 5 september 2013, waarbij een GSM Nokia, kleur zwart, in beslag is genomen onder verdachte (IBN-code [nummer]). Deze telefoon was voorzien van de sim-kaart met het telefoonnummer +[telefoonnummer 3]. Op 5 september 2013 heeft het telefoonnummer +[telefoonnummer 3] meermalen sms-berichten ontvangen, met als inhoud dat een vriend(in) bij café [naam café] zou wachten. Ook ter terechtzitting van 17 december 2013 heeft verdachte verklaard op 5 september 2013 via de telefoon informatie te hebben ontvangen dat een vriend(in) bij café [naam café] zou zijn. Hij heeft ook verklaard een tas aan [medeverdachte] te hebben overgedragen. De rechtbank stelt gelet hierop vast dat verdachte op 5 september 2013 een tas heeft overgedragen, waarin bankbiljetten met een totale waarde van € 1.274.840,- zaten. Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat er kleren in de tas zaten. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig is, gelet op de inhoud van de sms-berichten/gesprekken in het dossier, meer in het bijzonder het tapgesprek d.d. 5 september 2013 te 20:01:08 uur, waarin aan verdachte wordt medegedeeld dat er geen probleem is en dat alles in orde is en waarin verdachte zegt dat een manspersoon in een heel veilige buurt is, en de omstandigheid dat de koffer op een ongebruikelijke plaats en na een georganiseerde ontmoeting en vervolgens omslachtige verplaatsing van die ontmoeting is overgedragen. Voor de heimelijke en omslachtige wijze van overdracht van de koffer met kleren heeft verdachte geen aannemelijke verklaring gegeven. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte wetenschap heeft gehad van het geld in de tas en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 5 september 2013 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het witwassen van een geldbedrag van € 1.274.840,-.
Tijdens de doorzoeking in de woning en de bijbehorende kelderbox aan de [adres 4] op 5 september 2013 zijn bovendien grote geldbedragen en een grote hoeveelheid cocaïne aangetroffen. In de woning werd afzonderlijk verpakt de volgende hoeveelheid geld aangetroffen: een geldbedrag van circa € 670.020,- euro, een geldbedrag van circa € 611.895,- euro, een geldbedrag van circa € 16.000,- euro, een geldbedrag van circa € 1.335,- euro, een geldbedrag van circa 1.700,- Dirhams, een geldbedrag van circa 101.000,- Pesos, en een geldbedrag van circa 76,- Dollars. Op het aanrecht in de keuken van de woning werd een sleutelbos aangetroffen waaraan vier sleutels zaten. Eén van deze sleutels paste op de toegangsdeur van perceel [adres 4] te Amstelveen, één sleutel gaf toegang tot de gang naar de kelderboxen en één sleutel gaf toegang tot de kelderbox, behorende bij perceel [adres 4]. In de kelderbox werd een blauwkeurige grote rolkoffer, een donkerkleurige rolkoffer en een witkleurige sporttas aangetroffen. In de blauwkeurige rolkoffer bevonden zich 50 pakketten, in de donkerkleurige rolkoffer 42 pakketten en in de witte sporttas 8 pakketten, welke pakketten later cocaïne bleken te bevatten. De pakketten cocaïne hadden een totaalgewicht van circa 100 kilogram.
De rechtbank overweegt ten aanzien van verdachtes wetenschap van de aanwezigheid van voornoemde hoeveelheden geld en cocaïne het volgende. Verdachte heeft de woning aan de [adres 4] te Amstelveen met ingang van 15 juli 2013 gehuurd voor een periode van 12 maanden en 17 dagen. Verdachte heeft dit zelf verklaard. De verklaring van verdachte dat hij de woning vervolgens heeft verhuurd aan een persoon, genaamd [naam 2] acht de rechtbank niet aannemelijk, nu het bestaan van deze [naam 2] op geen enkele wijze wordt ondersteund in het dossier, dan wel wordt onderbouwd met concrete informatie van verdachte op basis waarvan diens identiteit zou kunnen worden vastgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van getuige [getuige] redengevend is voor het bewijs dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het geld en de cocaïne in de betreffende woning. [getuige], eigenaar van [bedrijf 2], heeft namelijk verklaard dat hij op 25 of 26 augustus 2013 is gebeld door een Engels sprekende man die gebruik maakte van het telefoonnummer 06-[telefoonnummer 4] met het verzoek om de cilindersloten van zijn woning te vervangen. Op 27 augustus 2013 heeft [getuige] vervolgens de sloten vervangen van de woning [adres 4] te Amstelveen en heeft hij de sleutels vervolgens aan de Engels sprekende man overhandigd. [getuige] heeft verdachte herkend op een foto die hem getoond werd.
De rechtbank zal deze verklaring gebruiken voor het bewijs en wijst het verzoek van de verdediging om [getuige] te horen af. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Uit het arrest van de Hoge Raad (LJN BB2958) volgt dat afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals de aard van de zaak en de omstandigheid of en in hoeverre het tenlastegelegde door de verdachte wordt ontkend, beginselen van een behoorlijke procesorde mee kunnen brengen dat het openbaar ministerie bepaalde personen als getuige ter terechtzitting dient op te roepen dan wel dat de rechter zodanige oproeping ambtshalve dient te bevelen bij gebreke waarvan processen-verbaal voor zover inhoudende de door die personen in het opsporingsonderzoek afgelegde verklaringen niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd. Dit zal in ieder geval gelden indien een ambtsedig proces-verbaal inhoudende een in het opsporingsonderzoek afgelegde belastende verklaring van een persoon, het enige bewijsmiddel is waaruit verdachtes betrokkenheid bij het tenlastegelegde feit rechtstreeks kan volgen en die persoon nadien door een rechter is gehoord en ten overstaan van deze rechter die verklaring heeft ingetrokken of een op essentiële punten ontlastende nadere verklaring heeft afgelegd, dan wel heeft geweigerd te verklaren omtrent de feiten en omstandigheden waarover hij eerder heeft verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is van voornoemde omstandigheden in de onderhavige strafzaak echter geen sprake. De verklaring van getuige [getuige] afgelegd ten overstaan van de politie is in een later stadium niet ondubbelzinnig ingetrokken. Het feit dat getuige niet bij de rechter-commissaris is verschenen teneinde door de rechter-commissaris als getuige te worden gehoord in de onderhavige zaak maakt dit niet anders. Van betekenis in dit verband is dat de verklaring van getuige [getuige] niet het enige bewijsmiddel is waaruit verdachtes betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten rechtstreeks kan volgen nu die verklaring op essentiële punten ondersteuning vindt in andere bewijsmiddelen in het dossier. In de onderhavige zaak doet zich dan ook niet de situatie voor waarop het arrest van de Hoge Raad van 1 februari 1994 ziet (LJN: AB7528, Hoge Raad 01-02-1994, NJ 1994, 427).
Naar redelijkerwijs valt aan te nemen wordt verdachte door het niet horen van getuige [getuige] onder de gegeven omstandigheden dan ook niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het de verklaring van [getuige] ondersteunende bewijsmateriaal het volgende. Op het huurcontract van verdachte voor de woning aan de [adres 4] staat het telefoonnummer 06-[telefoonnummer 4]. Ter terechtzitting van 17 december 2013 heeft verdachte verklaard dat het telefoonnummer vermeld op het huurcontract zijn telefoonnummer is. De rechtbank constateert dat met dit telefoonnummer op 27 augustus 2013 is gebeld met het telefoonnummer 06-[telefoonnummer 5], op naam van [bedrijf 3], hetgeen strookt met de mededeling van [getuige] hieromtrent. Verdachte stelt weliswaar dat hij op het moment dat de sloten werden vervangen niet in Nederland was, maar uit de boekingsgegevens van de luchtvaartmaatschappij blijkt dat er op naam van de alias van verdachte ([valse naam]) een vlucht voor 30 augustus 2013 van Amsterdam naar Agadir is geboekt. De ter terechtzitting van 11 maart 2014 gegeven verklaring van verdachte dat hij reeds met een vriend op 22 augustus 2013 met de auto uit Amsterdam is vertrokken richting Marokko via Malaga en dat [naam 2] een vlucht voor verdachte voor die 30e augustus 2013 zou hebben geboekt, omdat [naam 2] dacht dat verdachte vóór 30 augustus 2013 weer naar Nederland zou komen, acht de rechtbank gelet op het hiervoor overwogene omtrent het bestaan van [naam 2] niet aannemelijk. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte pas op 30 augustus 2013 naar Agadir is gevlogen en dat hij tot die tijd in Nederland was. Daar komt bij dat er diverse goederen in de betreffende woning zijn aangetroffen die erop duiden dat verdachte wel degelijk in de woning woonachtig was op 5 september 2013.
Nu [getuige] heeft verklaard dat hij de sleutels van de (nieuwe) sloten aan verdachte heeft overhandigd en het dossier geen aanwijzingen bevat, die er op moeten duiden dat een ander dan verdachte toegang had tot de woning aan de [adres 4] te Amstelveen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van voornoemde hoeveelheid geld en voornoemde hoeveelheid cocaïne in de woning en de bijbehorende kelderbox.
De raadsvrouw heeft voorts nog aangevoerd dat de herkenning door getuige [getuige] van verdachte op basis van een enkelvoudige fotoconfrontatie niet voor het bewijs mag worden gebezigd nu die enkelvoudige fotoconfrontatie niet voldoet aan de voor dergelijke confrontaties geldende regels. De rechtbank verwerpt dat verweer. De rechtbank is het met de raadsvrouw eens dat een meervoudige fotoconfrontatie de voorkeur verdient boven een enkelvoudige fotoconfrontatie. De enkele omstandigheid dat een herkenning heeft plaatsgevonden op basis van een enkelvoudige fotoconfrontatie in een situatie waarin wellicht een andere vorm van confrontatie mogelijk was geweest, leidt er naar het oordeel van de rechtbank echter niet toe dat het daaruit voortgevloeide bewijsmiddel om die reden buiten beschouwing dient te worden gelaten. Wel dient het bewijsmiddel met grote behoedzaamheid op zijn betrouwbaarheid te worden getoetst. De rechtbank acht het resultaat van de fotoconfrontatie bruikbaar voor het bewijs, nu deze steun vindt in de overige bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het witwassen van een geldbedrag van circa € 670.020,-, een geldbedrag van circa € 611.895,-, een geldbedrag van circa € 16.000,-, een geldbedrag van circa € 1.335,-, een geldbedrag van circa 1.700,- Dirhams, een geldbedrag van circa 101.000,- Pesos, en een geldbedrag van circa 76,- Dollars, waarbij zij verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen van dit feit, nu wettig en overtuigend bewijs daarvoor ontbreekt.
De rechtbank komt voorts tot een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 100 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, waarbij de rechtbank verdachte hier eveneens zal vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen van dit feit, nu wettig en overtuigend bewijs daarvoor ontbreekt.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 5 september 2013 te Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander, het
hierna te noemen voorwerp voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij wist dat dit hierna te noemen voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf, te weten:
- een geldbedrag van 1.274.840,- euro
en
hij op 5 september 2013 te Amstelveen, de hierna te noemen voorwerpen voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze hierna te noemen voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, te weten:
- een geldbedrag van 670.020,- euro en
- een geldbedrag van 611.895,- euro en
- een geldbedrag van 16.000,- euro en
- een geldbedrag van 1.335,- euro en
- een geldbedrag van 1.700,- Dirhams en
- een geldbedrag van 101.000,- Pesos en
- een geldbedrag van 76,- Dollars;
2.
hij op 5 september 2013 te Amstelveen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 100 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1: demisdrijven: medeplegen van witwassen, strafbaar gesteld bij artikel 420bis Sr juncto artikel 47 Sr
en
witwassen, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 420bis Sr;
feit 2:het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich - naar het zich laat aanzien in een internationale setting - schuldig gemaakt aan het witwassen van grote geldbedragen, gericht op het veiligstellen van uit misdrijf afkomstige opbrengsten. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan. Het in omloop zijn van dergelijke grote witgewassen geldbedragen heeft een sterk corrumperende werking en faciliteert veelal ander strafbaar handelen.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 100 kilogram cocaïne. Deze hoeveelheid is van dien aard dat de cocaïne kennelijk bestemd was voor (buitenlandse) handel en verdere verspreiding. Door aldus te handelen heeft verdachte aanzienlijk bijgedragen aan de instandhouding van de markt van verdovende middelen. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof waaraan gebruikers gemakkelijk verslaafd raken met alle gevolgen voor de gebruikers en voor de maatschappij van dien, zoals het begaan van strafbare feiten die gepleegd worden om aan geld te komen voor de aanschaf van cocaïne. Verdachte heeft zich kennelijk niets aangetrokken van de gevaren voor de gezondheid van cocaïnegebruikers en de nadelige gevolgen voor de maatschappij. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank in aanmerking genomen een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 7 februari 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland voor een strafbaar feit is veroordeeld. Wel is uit de stukken gebleken en heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij in het verleden in het Verenigd Koninkrijk is veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf voor import van verdovende middelen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de enorme hoeveelheid cocaïne en geld de straf zoals door de officier van justitie is geëist, passend en geboden is.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen cocaïne dient te worden onttrokken aan het verkeer, nu met betrekking tot deze cocaïne het bewezenverklaarde feit is begaan en dit van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen geldtelmachine dient te worden verbeurdverklaard, omdat dit een voorwerp betreft die tot het begaan van het misdrijf is bestemd.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen telefoontoestellen dienen te worden verbeurdverklaard, omdat dit voorwerpen betreft met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen geld dient te worden verbeurdverklaard, omdat dit een voorwerp betreft met betrekking tot welke het feit is begaan.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 91 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
en
witwassen, meermalen gepleegd;
feit 2: het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
  • verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen cocaïne;
  • verklaart verbeurd de inbeslaggenomen geldtelmachine, de inbeslaggenomen telefoontoestellen en het inbeslaggenomen geld.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en mr. J. de Ruiter-Kok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2014.
Buiten staat
Mr. De Ruiter-Kok is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 30437527. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1:de geldtransactie
Het sms-bericht verstuurd door het telefoonnummer 31-06-[telefoonnummer 1] aan telefoonnummer 31-06-[telefoonnummer 2], inhoudende, zakelijk weergegeven [1] :
My friend is at the cafe (mijn vriend(in) is in het café).
Het sms-bericht verstuurd door het telefoonnummer 31-06-[telefoonnummer 1] aan telefoonnummer 31-06-[telefoonnummer 2], inhoudende, zakelijk weergegeven [2] :
My friend is waiting at café [naam café] (mijn vriend(in) wacht in café [naam café])
Het proces-verbaal van niet-stelselmatige observatie d.d. 9 september 2013, inhoudende, zakelijk weergegeven [3] :
Wij, verbalisanten, [verbalisant], allen opsporingsambtenaar, als bedoeld in artikel 141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering en gelet op artikel 2, eerste lid onder b, van de Politiewet 2012, werkzaam bij de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, team 4, verklaren het volgende:
In opdracht van de teamleiding van team 4 hebben wij, in het kader van het opsporingsonderzoek Putty, op grond van artikel 3 van de Politiewet 2012 op 5 september 2013 een niet-stelselmatige observatie uitgevoerd.
In het kader van het opsporingsonderzoek, is ons de volgende informatie verstrekt:
De gebruiker van de telefoonaansluiting 06-[telefoonnummer 1] zal op donderdag 5 september rond 18:00 uur, bij café [naam café], gelegen aan [adres 1] te Amstelveen, een groot geldbedrag (doen) overdragen aan een onbekende man.
Het doel van de observatie was het vaststellen van deze ontmoeting. Daarbij zou een grote hoeveelheid geld worden overgedragen welke vermoedelijk uit de opbrengst van enig misdrijf afkomstig is. Daarbij werden de navolgende waarneming gedaan en/of het volgende ondernomen:
17:00 uur Aanvang observatie
17:08 uur Wordt gezien dat een man uit een grijskleurige Mazda 3 stapt op een parkeerplaats aan [straat 3] te Amstelveen. De Mazda is voorzien van de Belgische kentekenplaat [kenteken 1]. De man is kaal en heeft een grijs snorretje en sikje. Hij heeft een fors/dik postuur en is ongeveer 1.75-1.80 meter groot. Hij is gekleed in een bruin/beigekleurig poloshirt van het merk La Coste, een spijkerbroek en lichtgekleurde lage schoenen. Deze man wordt hierna NN1 genoemd. Er wordt gehoord dat NN1 aanvankelijk Frans spreekt en vervolgens Engels. (…) Nadat NN1 het parkeerkaartje in de Mazda heeft gelegd, loopt hij de straat, [straat 3], over en loopt het winkelcentrum van [adres 1] te Amstelveen in.
17:32uur Wordt gezien dat NN1 [adres 1] te Amstelveen op loopt, even op zijn horloge kijkt en vervolgens rechtstreeks naar het terras loopt van café [naam café], gelegen op [adres 1]. Op het terras kijkt hij kennelijk zoekend om zich heen en gaat vervolgens in het midden van het terras op een stoel zitten met zijn rug naar de gevel van het café. NN1 heeft zodoende zicht op [adres 1] en de daar gelegen fontein.
(…)
17:50 uur Wordt gezien dat een man uit de ondergrondse parkeergarage komt. De uitgang van de parkeergarage is op [adres 1] naast de daar gelegen fontein. De man is kaal en heeft een slank postuur. De man is gekleed in een blauwkleurig polo-shirt en heeft een zwartkleurig schoudertasje. Deze man wordt verder NN2 genoemd. NN2 loopt rechtstreeks naar het terras van café [naam café]. NN2 heeft een mobiele telefoon in zijn hand en loopt door naar de zijkant van het terras.
(…)
17:54 uur Wordt gezien dat NN1 en NN2 gezamenlijk via ingang 3 de overdekte passage van het winkelcentrum in lopen. Tijdens het lopen spreken ze met elkaar. Bij in/uitgang 7 van het winkelcentrum blijven zij staan praten. Na korte tijd nemen zij afscheid. NN1 loopt richting de parkeerplaats waar hij de Mazda 3 heeft geparkeerd.
17:56 uur NN2 loopt terug via dezelfde passage richting [adres 1]. Op [adres 1] gaat hij de ingang van de parkeergarage in en betaalt bij het betaalautomaat. Daarna loopt hij de trap af naar de ondergrondse parkeergarage en loopt naar een donkerkleurige Ford Focus voorzien van het kenteken [kenteken 2]. Hij stapt als bestuurder in en rijdt naar de uitgang van de parkeergarage.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 september 2013, inhoudende, zakelijk weergegeven [4] :
17.2
Ik zag dat een personenauto, merk Mazda, type 3, kleur grijs en voorzien van het Belgisch kenteken [kenteken 1] stond geparkeerd ter hoogte van perceel [huisnummers 2]. Deze personenauto zal verder worden aangeduid als [kenteken 1].
17:48 Ik zag een persoon op [straat 3] lopen. Ik kan deze persoon, hierna NN1 genoemd, als volgt omschrijven:
- Geslacht: man
- Huidskleur: blank
- Leeftijd: 40 a 45 jaar oud
- Postuur: fors/dik postuur
- Lengte: ongeveer 175 a 180 cm lang
- Haar: kaal
- Shirt: kaki/bruin kleurige polo
- Broek: blauwe spijkerbroek. (…)
17.5
Ik zag dat NN1 bij de [kenteken 1] stond en de kofferbak opende.
17.53
Ik zag dat NN1 een gsm telefoon tegen het rechteroor hield en dat hij kennelijk aan het telefoneren was.
17.55
Ik zag dat in de kofferbak van de [kenteken 1] meerdere koffers lagen.
17.56
Ik zag dat NN1 met zijn handen in de kofferbak van de [kenteken 1] zat.
18
Ik zag dat een personenauto, merk Ford, type Focus, kleur zwart en voorzien van het kenteken [kenteken 2], de parkeerplaats gelegen aan [straat 3] op reed. Deze personenauto zal verder worden aangeduid als [kenteken 2]. Ik zag dat de [kenteken 2] achter de [kenteken 1] stil stond.
18.01
Ik zag dat NN1 als bestuurder in de [kenteken 1] stapte.
18.02
Ik zag dat de [kenteken 2] en de [kenteken 1] achter elkaar wegreden.
18.17
Ik zag dat de [kenteken 1] en de [kenteken 2] achter elkaar reden op de [straat 2] te Amstelveen.
18.18
Ik zag dat de bestuurder van de [kenteken 2] op de [straat 2] naast de auto ging staan en NN1 door middel van handgebaren aanwijzingen gaf. Ik kan de bestuurder van de [kenteken 2], hierna NN2 genoemd, als volgt omschrijven:
- Geslacht: man
- Huidskleur: blank
- Leeftijd: ongeveer 45 jaar oud.
- Postuur: normaal postuur.
- Lengte: ongeveer 180 cm lang
- Haar: kort geschoren
- Shirt: blauwkleurige polo
- Broek: blauwe spijkerbroek.
18.19
Ik zag dat de [kenteken 1] geparkeerd werd op het parkeerterrein gelegen aan de [straat 2].
18.33
Ik zag dat de [kenteken 2] met NN2 als bestuurder en enige inzittende achter de [kenteken 1] geparkeerd werd op de [straat 2]. Ik zag dat NN1, nadat hij uitgestapt was, de kofferbak opende van de [kenteken 2] en er een zware gevulde zwarte sporttas uitpakte en achter de [kenteken 1] op de grond zette. (…)
18.34
Ik zag dat NN1 in de kofferbak van de [kenteken 1] met verschillende tassen bezig was en dat NN1 de voornoemde zware gevulde zwarte sporttas in de kofferbak van de [kenteken 1] plaatste.
18.36
Ik zag dat NN1 als bestuurder en enige inzittende in de [kenteken 1] stapte en wegreed.
18.4
Ik zag dat de [kenteken 2] geparkeerd werd in de directe omgeving van de percelen [huisnummers 1] te Amstelveen.
18.41
Ik zag dat NN2 de centrale in- en uitgang betrad welke toegang gaf tot de percelen [huisnummers 1].
18.48
Ik zag dat NN1 werd aangehouden door de Dienst Speciale Interventies van de Landelijke Eenheid op de oprit van de autosnelweg A9 ter hoogte van Amstelveen.
Het proces-verbaal doorzoeking voertuig [kenteken 1] d.d. 9 september 2013, inhoudende, zakelijk weergegeven [5] :
Op donderdag 05 september 2013, werd de verdachte [medeverdachte], geboren op [geboortedatum 2] 1964 te [geboorteplaats 2] (Libanon), aangehouden als verdachte van artikel 420bis/ter/quater van het Wetboek van Strafrecht.
Tijdens zijn aanhouding was de verdachte bestuurder van een grijze Mazda 3 voorzien van het Belgische kenteken [kenteken 1]. (…)
Wij verbalisanten, hebben het voertuig op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering vervolgens doorzocht.
De volgende relevante goederen werden hierbij aangetroffen en in beslag genomen:
(…)
[kenteken 1].5 Zwarte tas op rollen
[kenteken 1].5a Plastic tassen en dozen
[kenteken 1].5b Bundels geld (euro) (…)
Het proces-verbaal van geldtellen [kenteken 1] d.d. 9 september 2013, inhoudende, zakelijk weergegeven [6] :
Binnen het onderzoek Putty werd op donderdag 5 september 2013 bij de aanhouding van de verdachte [medeverdachte] in de door hem bestuurde personenauto, een Mazda voorzien van het Belgische kenteken [kenteken 1], in de kofferbak van dit voertuig een grote zwarte tas aangetroffen. Deze zwarte tas heeft vindplaatscode [kenteken 1].5. In deze tas zaten plastic tassen en dozen ([kenteken 1].5a) en bundels geld ([kenteken 1].5b). De zwarte tas en de inhoud daarvan zijn in beslag genomen. Met betrekking tot dit aantreffen en de inbeslagname is afzonderlijk proces verbaal opgemaakt. Het geldbedrag is donderdag 5 september 2013 op de lokatie van de Unit Randstad Noord in de kluis gelegd.
Op maandag 9 september 2013 werd door ons, verbalisanten, het aangetroffen geld geteld met behulp van een geldtelmachine.
In de tabel hieronder staat een overzicht van het aantal geldbiljetten, onderverdeeld in de aangegeven coupures en het totaal van het aangetroffen en in beslag genomen geldbedrag.
Nr. Coupures Aantal biljetten Totaal per coupures
1.EUD963.5b € 5,- 48 biljetten € 240,00
€ 10,- 7.295 biljetten € 72.950,00
€ 20,- 14.625 biljetten € 292.500,00
€ 50,- 14.043 biljetten € 702.150,00
€ 100,- 1.837 biljetten € 183.700,00
€ 200,- 14 biljetten € 2.800,00
€ 500,- 41 biljetten € 20.500,00
Totaal bedrag € 1.274.840,00
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 8 september 2013, inhoudende, zakelijk weergegeven [7] :
Op donderdag 5 september 2013, omstreeks 21:48 uur, werd door mij, verbalisant, zijnde hulpofficier van justitie, voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning gelegen aan de [adres 4] Amstelveen. (…)
IBN-code [nummer] GSM Nokia (Zwart)
Het proces-verbaal uitlezen GSM [nummer] d.d. 9 september 2013, inhoudende, zakelijk weergegeven [8] :
Object: GSM met SIM-kaart (…)
Administratienummer: [nummer]_DRS13-0027-007
Op 9 september 2013 heb ik, verbalisant, (…) een onderzoek ingesteld naar de voornoemde GSM. (…)
Het eigennummer van de SIM-kaart is +[telefoonnummer 3].
Het proces-verbaal vaststellen identiteit [verdachte] (30-440656) d.d. 30 september 2013, inhoudende, zakelijk weergegeven [9] :
Op donderdag 5 september 2013, te 21.48 uur, werd in de woning, perceel [adres 4] te Amstelveen, op bevel van de officier van justitie mr. L. Stempher, door leden van het Aanhouding en Ondersteuningsteam, als verdacht van overtreding van artikel 420bis cq 420ter cq 420quater van het Wetboek van Strafrecht, buiten heterdaad een man aangehouden, die bij zijn voorgeleiding voor de hulpofficier van justitie, opgaf te zijn genaamd:
Naam : [valse naam]
Voornaam : [valse naam]
Geboren : [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 1] (Ierland)
Woonadres : [adres 4] te Amstelveen
Op maandag 9 september 2013 werd er via Interpol Den Haag aan Interpol [geboorteplaats 1] het verzoek gedaan om aan de hand van het vervaardigde dactyloscopisch signalement van [valse naam] de identiteit te verifiëren.
Op maandag 23 september 2013 werd er door Interpol [geboorteplaats 1] een email verstuurd aan Interpol Den Haag waarin werd aangegeven dat het aangeleverde dactyloscopische signalement in het Ierse AFIS systeem een positieve hit had opgeleverd en identiek waren van het dactyloscopisch signalement van [verdachte].
Op donderdag 26 september 2013 werd er door Interpol [geboorteplaats 1] een email verzonden aan Interpol Den Haag waarin werd aangegeven dat de juiste geboortedatum van [verdachte] [geboortedatum 1] 1971 is.
Derhalve kan worden vastgesteld dat de juiste identiteit van de op 5 september 2013 te 21.48 uur aangehouden verdachte moet zijn:
[verdachte] geboren op [geboortedatum 1] 1971.
Het tapgesprek d.d. 5 september 2013 te 20:01:08, inhoudende, zakelijk weergegeven [10] :
Getapt telefoon nr: 31-06-[telefoonnummer 1]
Wordt gebeld door telefoonnr: 31-06-[telefoonnummer 2] (…)
NNman0261 (NN1) wgd NNMan7720 (NN2)
Begroeting.
NN1: is alles in orde?
NN2: Ja, geen probleem, ik ben bij jouw vriend vertrokken om vijf over zes.
NN1: Ah, je bent klaar en hij is vertrokken?
NN2: Oh, ik heb hem gezien, ik heb hem naar een lokatie gebracht en hij gaat om vijf minuten over zes, 18.05 is hij vertrokken..
NN1: Oke, oke..
NN2: Is hij in orde, hij is in orde?
NN1: Ja, ja, alles is oke..
NN2: Oke..
NN1: ..ik probeer hem alleen te bellen, misschien heeft hij geen bereik, daarom..
(Praten door elkaar)
NN1: ..kan ik misschien niet met hem praten..
NN2: Nee, ik denk.. misschien omdat hij op de snelweg rijdt, dan neemt hij misschien de telefoon niet op, denk ik, weet je..
NN1: Oh, oke, oke..dank je..
NN2: Hij was in orde, geen problemen en hij is in een heel veilige buurt, waar ik hem heen breng, er zijn geen problemen van mijn kant, ja..hij is in orde..
NN1: Goed, oke, oke..
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 17 december 2013 [11] :
(…) Op 5 september 2013 (…) ik heb meneer [medeverdachte] ontmoet. [medeverdachte] was de bestuurder van de Mazda met Belgisch kenteken. Ik keek naar hem en ik zag dat hij aan de beschrijving voldeed. Hij kwam naar me toe en ik zei dat ik een koffer van [naam 2] voor hem had. We zijn naar een plaats gegaan en daar gaf ik de koffer. De koffer had ik opgehaald in het appartement dat ik gehuurd had. Toen ik naar binnen ging, pakte ik de koffer en toen ging ik weg. (…)
U houdt mij een telefoongesprek d.d. 5 september 2013 voor dat gevoerd werd tussen de telefoonnummers eindigend op 720 en 261. Ik had een telefoon in mijn hand en ik hoorde dat iemand zei “my friend is in the cafe”. Dit kan het telefoonnummer eindigend op 720 zijn.
Feit 1 en 2:aangetroffen drugs en geld in de woning
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 8 september 2013, met bijlage, inhoudende, zakelijk weergegeven [12] :
Op donderdag, 5 september 2013, omstreeks 21:48 uur, werd door mij, verbalisant, zijnde hulpofficier van justitie voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning gelegen aan de [adres 4] Amstelveen.
(…) Bijlage inbeslaggenomen goederen doorzoeking woning [adres 4] te Amstelveen (…)
WE168.01.01.001.C Geldbiljetten (euro): 60 x 500,- + 11 x 200,- + 954 x 100,- + 5899 x 50,- + 8873 x 20,- + 1166 x 10,- + 45 x 5,- = totaal 611.895,--
WE168.02.01.001 Geldbiljetten (euro): 22 x 50,- + 14 x 10,- + 19 x 5,- = totaal € 1.335,-
(…)
WE168.02.02.006 Geldbiljetten 8 x 200 Dirhams + 1 x 100 Dirhams = totaal 1.700,- Dirhams
(…)
WE168.02.02.008.A Washand (hier zaten dollars en pesos in)
WE168.02.02.008.B Geldbiljetten (Colombiaanse Pesos) 1 x 50.000 + 2 x 20.000 = 40.000
1 x 10.000 = 10.000 + 1 x 1000. Totaal: 101.000 Colombiaanse Pesos
WE168.02.02.008.C Geldbiljetten (Amerikaanse Dollars) 3 x 20 = 60 + 1 x 5 = 5 + 11 x 1 = 11
Totaal: 76 Amerikaanse Dollars.
(…)
WE168.02.02.010 Geldbiljetten (euro): 300 x 50,- + 100 x 10,- = Totaal 16.000,-
(…)
WE168.03.01.001.C Geldbiljetten (euro): 151 x 200,- + 3525 x 100,- + 3918 x 50,- + 3469 x 20,- + 2204 x 10,- = Totaal € 670.020,-.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 januari 2014, inhoudende, zakelijk weergegeven [13] :
Op donderdag 5 september 2013 en aansluitend op vrijdag 6 september 2013 heeft er, onder leiding van de rechter-commissaris, een doorzoeking plaatsgevonden in perceel [adres 4] te Amstelveen, zijnde de verblijfplaats van de verdachte [verdachte].
Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] werd een groot contant geldbedrag van
€ 1.298.300,= aangetroffen, alsmede een grote hoeveelheid verdovende middelen, namelijk 100 kilogram cocaïne, en een geldtelmachine.
(…) Tijdens de doorzoeking, heb ik met toestemming van de rechter-commissaris, een sleutelbos van het aanrecht in de keuken gepakt, welke vermoedelijk toegang zou kunnen geven tot de toegangsdeur van de kelderbox, behorende bij perceel [adres 4] te Amstelveen. Aan deze sleutelbos zaten ieder geval een viertal sleutels aan een grote zilverkleurige sleutelring. Bestaande uit 3 sleutels van ongeveer gelijke grootte en 1
kleine sleutel. Eén van deze sleutels gaf toegang tot de toegangsdeur van perceel [adres 4] te Amstelveen, één sleutel gaf toegang tot de gang naar de kelderboxen (zie bijgevoegde foto) en één sleutel gaf toegang tot de kelderbox, behorende bij perceel [adres 4]. Er stond zelfs een bordje op deze kelderboxdeur met nummer 168 daarop.
Bij het openen van de kelderbox, waarbij de toegangsdeur naar buiten opengaat, zag ik gelijk aan de linkerzijde, bij binnenkomst, een blauwkleurige grote rolkoffer staan. Gezien vanuit het oogpunt van de toegangsdeur, stond tegen de achterwand van de kelderbox, geheel aan de rechterzijde en tegen de rechterwand, een donkerkleurige rolkoffer. In de stelling, gelegen aan de linkerzijde van de kelderbox, zag ik in het onderste schap, welke staat tegen de achterwand van de kelderbox, dus geheel aan de rechterzijde, als je er voor staat, een
witkleurige sporttas staan.
Op het moment dat ik de blauwkleurige koffer van zijn plaats wilde halen, voelde ik dat deze niet van zijn plaats kwam en kennelijk met iets gevuld was, wat zwaar van gewicht was.
Dit was eveneens het geval met de donkerkleurige rolkoffer. Beide koffers waren afgesloten middels een cijferslot. De witkleurige sporttas was afgesloten met een hangslot en eveneens behoorlijk zwaar van gewicht. Nadat ik geconstateerd had wat zich in de kelderbox bevond, heb ik collega [verbalisant] in kennis gesteld van hetgeen ik had aangetroffen en samen hebben wij de rolkoffers en de sporttas naar boven gebracht en in perceel [adres 4] te Amstelveen getoond aan de rechter-commissaris. Met zijn toestemming hebben wij vervolgens de sloten van de koffers en de sporttas verbroken en zagen wij dat in de blauwkleurige rolkoffer een 50-tal pakketten zaten. In de donkerkleurige rolkoffer
een 42-tal pakketten zaten en in de witte sporttas een 8-tal pakketten zaten, welke naar later bleek, cocaïne te bevatten. (…)
Het proces-verbaal harddrugs cocaïne d.d. 10 september 2013, inhoudende, zakelijk weergegeven [14] :
Op maandag 9 september 2013 hebben wij ontvangen van [verbalisant] beide werkzaam bij het centraal beslaghuis bij bovenvermelde eenheid, 1 zwarte reiskoffer
(WE168.05.01.001 / AAGG0802NL) inhoud 42 pakketten, 1 blauwe reiskoffer (VVE168.05.02.001 / AAGG0750NL) inhoud 50 pakketten en 1 witte sporttas (VVE168.05.03.001 / AAGG0803NL) inhoud 8 pakketten, ter identificatie onderworpen aan een forensisch technisch onderzoek. De koffers en de tas werden door collegae van het tactisch onderzoeksteam Putty aangetroffen in de kelderbox behorende bij de woning aan [adres 4] te Amstelveen.
(…)
De aangeboden verpakkingseenheden werden gewogen en voorzien van een Sporen Identificatie Nummer (SIN). Het gewicht en betreffende SIN staan in het sporenoverzicht vermeld. De IBN code betreft de code waaronder de verpakkingseenheid in beslag werd genomen.
Alle verpakkingseenheden zijn geopend en de inhoud getest met de TruNarc Analyzer. Deze maakt een vergelijking met de in het apparaat aanwezige bibliotheek. De TruNarc Analyzer gaf aan dat in de 100 pakketten cocaïne aanwezig was, zijnde een stof voorkomende op lijst 1 van de Opiumwet. (…)
De 12 monsters zullen bij het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag worden aangeboden voor identificatie in relatie tot de Opiumwet en de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. (…)
Er werd een positieve indicatie verkregen op de aanwezigheid van in totaal ca. 100 kilogram netto aan cocaïne, zijnde een stof voorkomend op lijst 1 van de Opiumwet.
Het rapport identificatie van drugs en precursoren opgemaakt door het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 2 oktober 2013, inhoudende, zakelijk weergegeven [15] :
Resultaten en Conclusies.
Kenmerk Omschrijving Conclusie
AADK3190NL Monster crèmekleurig poeder en brokjes Bevat cocaïne
AADK3189NL Monster crèmekleurig poeder en brokjes Bevat cocaïne
AADK3186NL Monster crèmekleurig poeder en brokjes Bevat cocaïne
AADK3187NL Monster crèmekleurig poeder en brokjes Bevat cocaïne
AADK3188NL Monster crèmekleurig poeder en brokjes Bevat cocaïne
AADK3193NL Monster crèmekleurig poeder en brokjes Bevat cocaïne
AADK3182NL Monster crèmekleurig poeder en brokjes Bevat cocaïne
AADK3183NL Monster crèmekleurige brokjes Bevat cocaïne
AADK3184NL Monster crèmekleurig poeder en brokjes Bevat cocaïne
AADK3191NL Monster crèmekleurige brokjes Bevat cocaïne
AADK3192NL Monster crèmekleurig poeder en brokjes Bevat cocaïne
AADK3185NL Monster crèmekleurig poeder en brokjes Bevat cocaïne
Cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
Een huurovereenkomst, inhoudende, zakelijk weergegeven [16] :
De ondergetekenden: [naam 3], verhuurder, en [valse naam], huurder
a. Overwegende dat verhuurder eigenaar is van de woonruimte aan de [adres 4] te
Amstelveen; (…)
c. verhuurder de onder a. bedoelde woonruimte voor de onder b. genoemde periode wenst te verhuren; (…)
f. huurder/bewoner voor een periode van 12 maanden behoefte heeft aan woonruimte in Amstelveen;
g. huurder/bewoner de onder a bedoelde woonruimte voor dat doel voor de onder b genoemde periode van verhuurder wenst te huren;
(…)
Huurder: [valse naam]
Telefoonnummers: 06-[telefoonnummer 4]
(…)
Het gehuurde:
De 3-kamer woning met inventaris, plaatselijk bekend als
Adres: [adres 4]
Postcode/plaats: [adres 4] Amstelveen
Alsmede met – en met medegebruik van eventuele gemeenschappelijke ruimten.
Duur van de verhuur en huur:
Ingangsdatum: 15 juli 2013
Huurperiode: 12 maanden en 17 dagen
Einddatum: 31 juli 2014
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 17 december 2013 [17] :
Ik huurde het appartement vanaf 15 juli 2013. Ik huurde het appartement op naam van [valse naam] van de heer [naam 3] voor één jaar. (…)
Het telefoonnummer op het huurcontract is mijn telefoonnummer.
De verklaring van [getuige] d.d. 3 februari 2014 te 11:15 uur, inhoudende, zakelijk weergegeven [18] :
Ik ben de eigenaar van het bedrijf [bedrijf 2]. Wij doen o.a. hang- en slotenwerkzaamheden en werkzaamheden aan schades door inbraak. Rond 25 of 26 augustus 2013, ik weet niet meer precies wanneer, werd mijn bedrijf gebeld door een Engels sprekende man met het verzoek om de cilindersloten van zijn woning te veranderen. De man maakte gebruik van het nummer 06-[telefoonnummer 4]. De opdracht werd door ons aangenomen en op 27 augustus 2013 heb ik de cilindersloten vervangen. Het adres was [adres 4] te Amstelveen. Ik geef U hierbij het ritrapport van 27 augustus 2013. Hier staat het adres op en ik ben daar rond 18.45 uur geweest.
Ik heb de cilinders moeten vervangen van de voordeur van de woning en van de berging op de begane grond. Na de klus heb ik de sleutels aan de Engels sprekende man gegeven.
(…) U toont mij een foto en vraagt aan mij of ik deze persoon ken.
Opmerking: De getoonde foto wordt bij dit proces-verbaal gevoegd. De persoon op de afbeelding betreft: [verdachte], geboren op [geboortedatum 1] 1971.
Ja. Dit is de man. Dit is de Engels sprekende man die de opdracht heeft gegeven en thuis was en aan wie ik de sleutels heb overhandigd.
Het proces-verbaal bevindingen in beslag genomen telefoons uit perceel [adres 4] Amstelveen, inhoudende, zakelijk weergegeven [19] :
Telefoon met beslagcode WE168-02-02-02 bleek simcard met telefoonnummer 06-[telefoonnummer 4]. (…) Uit printlijst van historische contacten bleek echter dat, middels deze telefoonaansluiting, op 27 augustus 2013 telefonisch contact was met telefoonnummer [telefoonnummer 5], ten name van [bedrijf 3], gevestigd [adres 5].
Het proces-verbaal vaststellen identiteit [verdachte] (30-440656) d.d. 30 september 2013, inhoudende, zakelijk weergegeven [20] :
Op donderdag 5 september 2013, te 21.48 uur, werd in de woning, perceel [adres 4] te Amstelveen, op bevel van de officier van justitie mr. L. Stempher, door leden van het Aanhouding en Ondersteuningsteam, als verdacht van overtreding van artikel 420bis cq 420ter cq 420quater van het Wetboek van Strafrecht, buiten heterdaad een man aangehouden, die bij zijn voorgeleiding voor de hulpofficier van justitie, opgaf te zijn genaamd:
Naam : [valse naam]
Voornaam : [valse naam]
Geboren : [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 1] (Ierland)
Woonadres : [adres 4] te Amstelveen
Op maandag 9 september 2013 werd er via Interpol Den Haag aan Interpol [geboorteplaats 1] het verzoek gedaan om aan de hand van het vervaardigde dactyloscopisch signalement van [valse naam] de identiteit te verifiëren.
Op maandag 23 september 2013 werd er door Interpol [geboorteplaats 1] een email verstuurd aan Interpol Den Haag waarin werd aangegeven dat het aangeleverde dactyloscopische signalement in het Ierse AFIS systeem een positieve hit had opgeleverd en identiek waren van het dactyloscopisch signalement van [verdachte].
Op donderdag 26 september 2013 werd er door Interpol [geboorteplaats 1] een email verzonden aan Interpol Den Haag waarin werd aangegeven dat de juiste geboortedatum van [verdachte] [geboortedatum 1] 1971 is.
Derhalve kan worden vastgesteld dat de juiste identiteit van de op 5 september 2013 te 21.48 uur aangehouden verdachte moet zijn:
[verdachte] geboren op [geboortedatum 1] 1971.
Het proces-verbaal bevindingen mbt vlucht 4 september d.d. 30 januari 2014, inhoudende, zakelijk weergegeven [21] :
Uit de door de luchtvaartmaatschappij verstrekte gegevens is het volgende gebleken:
- Op de vluchtlijst [vlucht 1] van 4 september 2013 komt de naam [valse naam] voor. [valse naam] heeft gezeten op stoelnummer 32D. (…)
- Op naam van [valse naam] zijn de navolgende boekingsgegevens:
- [vlucht 2], vrijdag 30 augustus 2013 Amsterdam-Agadir vertrek 15.25 aankomst 18.20 uur,
- [vlucht 1], woensdag 4 september 2013 Agadir-Amsterdam, vertrek 19:05 aankomst 23.50 uur.
De kosten van deze vluchten a 510,00 euro zijn op 27 augustus 2013 voldaan.
Het proces-verbaal bevindingen aangaande locatie aantreffen geld in [adres 4] te Amstelveen d.d. 5 februari 2014 inhoudende, zakelijk weergegeven [22] :
Op donderdag 5 september 2013 heeft er een doorzoeking ex artikel 110 Wetboek van Strafvordering plaats gevonden op het adres [adres 4] Amstelveen. (…) [verdachte] heeft in zijn verklaring gezegd dat hij niet meer in de woning aan [adres 4] verblijft. (…) Echter, op het moment dat hij werd aangehouden werd de indruk gewekt dat [verdachte] nog wel degelijk in de woning verbleef. Deze indruk werd gewekt door de aanwezigheid van bepaalde goederen. Zo werd er in de woonkamer kinderspeelgoed aangetroffen. [naam 2] zou van Marokkaanse afkomst zijn. In de woning werd een portret van twee mensen aangetroffen waar twee blanke mensen op stonden afgebeeld. Het vermoeden bestaat dat dit de ouders zijn van [verdachte]. Verder hing er een schilderij aan de muur waarin een sportbroek was bevestigd. Deze sportbroek betreft een trofee van een bekende bokser. [verdachte] heeft verklaard dat deze van hem was. (…) De inhoud van de kasten deed vermoeden dat er nog wel degelijk iemand in de woning zou verblijven. Er hing veel kleding. Daarnaast werd ook de zogeheten Bill of Lading aangetroffen van het bedrijf [bedrijf 4] waar [verdachte] voor zou werken. Deze lagen in een kast in de slaapkamer. Daarnaast werd er een “Agreement for the provision of directorship and/of nominee sharesholder service” in de kleding kasten aangetroffen waar de naam [valse naam] in vermeld stond.

Voetnoten

1.Zaaksdossier ZD01; pagina 7
2.Zaaksdossier ZD01; pagina 10
3.Zaaksdossier ZD01; pagina 17-19
4.Zaaksdossier ZD01; pagina 25-27
5.Zaaksdossier ZD01; pagina 30-31
6.Zaaksdossier ZD01; pagina 33-34
7.Zaaksdossier ZD01; Pagina 75-78
8.Zaaksdossier ZD01; Pagina 38-39
9.Zaaksdossier ZD01; pagina 36
10.Zaaksdossier ZD01; Pagina 15
11.Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 17 december 2013
12.Zaaksdossier ZD01; pagina 75-76
13.het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 16 januari 2014 gesloten proces-verbaal van bevindingen nummer 30-518362, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen, aangaande onderzoek kelderbox, behorende bij perceel [adres 4] te Amstelveen, alsmede aantreffen 2 rolkoffers en 1 sporttas met cocaïne daarin verstopt.
14.Zaaksdossier ZD03; pagina 76-80
15.Zaaksdossier ZD03; pagina 74-75
16.Zaaksdossier ZD02; pagina 76 e.v.
17.Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 17 december 2013
18.Het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant] en [verbalisant] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 3 februari 2014 gesloten proces-verbaal nummer 30-531250, inhoudende de verklaring van [getuige]
19.het door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 11 februari 2014 gesloten proces-verbaal nummer 30-531068
20.Zaaksdossier ZD01; pagina 36
21.het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 30 januari 2014 gesloten proces-verbaal nummer 30-528820, betreffende vluchtgegevens [verdachte]
22.het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 5 februari 2014 gesloten proces-verbaal nummer 30-533065, betreffende bevindingen aangaande locatie aantreffen geld in [adres 4] te Amstelveen