ECLI:NL:RBOVE:2014:371

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
28 januari 2014
Zaaknummer
Awb 13/1912
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor bouwplan in beschermd dorpsgezicht Rouveen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van de gemeenteraad van Staphorst om een verklaring van geen bedenkingen af te geven voor een bouwplan in Rouveen. Eisers, eigenaren van een onbebouwd perceel, hadden een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een woning en een schuur. De gemeenteraad weigerde deze vergunning, stellende dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan en het beschermd dorpsgezicht. De rechtbank oordeelde dat de gemeenteraad in redelijkheid tot deze weigering kon komen, gezien de ruimtelijke ordening en de belangen van het beschermd dorpsgezicht. De rechtbank stelde vast dat het bouwplan niet voldeed aan de voorwaarden van de beleidsnotitie 'Open plekken Staphorst', die randvoorwaarden voor bebouwing langs dwarswegen vastlegt. De rechtbank concludeerde dat de gemeenteraad terecht had geoordeeld dat de oppervlakte van de te bouwen schuur, die 150 m² zou bedragen, in strijd was met de beleidsregels die een maximum van 75 m² voor bijgebouwen voorschrijven. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond, en oordeelde dat de weigering van de omgevingsvergunning door verweerder rechtmatig was. De uitspraak benadrukt het belang van goede ruimtelijke ordening en de bescherming van dorpsgezichten in het kader van bouwplannen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/1912

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1],

wonende te Rouveen, en
[eiser 2],
wonende te Staphorst
,eisers,
gemachtigde: mr. H.A. Wieringa, juridisch adviseur te Assen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Staphorst,
verweerder,
gemachtigde: mr. M. Bekooy, advocaat te Zwolle,

[belanghebbende 1], [belanghebbende 2], [belanghebbende 3] en [belanghebbende 4], belanghebbenden 1,

allen wonende te Rouveen,
gemachtigde: mr. H.E. Davelaar, advocaat te Zwolle,
[belanghebbende 5],belanghebbende 2
wonende te Rouveen,
gemachtigde: mr. J. Bloemert-Kooiker, te Meppel,
de raad van de gemeente Staphorst,belanghebbende 3
belanghebbenden.

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2013 heeft verweerder geweigerd om eisers een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van een woning en een schuur achter het perceel [adres 1] te Rouveen. Eisers hebben tegen dit besluit bij brief van 19 augustus 2013 beroep ingesteld.
De rechtbank heeft desgevraagd [belanghebbende 1], [belanghebbende 2], [belanghebbende 3], [belanghebbende 4] en [belanghebbende 5] in de gelegenheid gesteld om als belanghebbende partij deel te nemen aan dit geding. De rechtbank heeft ambtshalve de raad van de gemeente Staphorst aangemerkt als belanghebbende partijen.
Het beroep is ter zitting van 14 januari 2014 behandeld. Eisers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Wieringa. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J.J. van den Berg, bijgestaan door mr. Bekooy. [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] zijn in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Davelaar. [belanghebbende 5] heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Bloemert-Kooiker. De raad van de gemeente Staphorst heeft zich laten vertegenwoordigen door ing. L. Mulder en J. Hoekstra, raadsleden, bijgestaan door mr. Bekooy.

Overwegingen

Eisers zijn eigenaar van een onbebouwd perceel, gelegen achter de [adres 1] te Rouveen. Het gebied rondom de Oude Rijksweg te Staphorst en Rouveen, waarbinnen dit onbebouwde perceel is gelegen, is aangewezen als beschermd dorpsgezicht.
Eiser heeft in het najaar van 2010 een aanvraag gedaan om verlening van een omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van een schuur op dit perceel. Nadat deze aanvankelijk was verleend, heeft verweerder deze bij het besluit op bezwaar, van 25 oktober 2011, herroepen. Het besluit van 25 oktober 2011 staat thans in rechte vast. Eisers hadden reeds een begin gemaakt met de bouw van de schuur. Het fundament en de kelder van de schuur waren inmiddels gerealiseerd en zijn nog altijd op het perceel aanwezig.
Eisers willen thans op dit onbebouwde perceel een woning met schuur oprichten. De bebouwde oppervlakte van de te bouwen woning bedraagt 200 m² en de bebouwde oppervlakte van de te bouwen schuur bedraagt 150 m². De te bouwen woning krijgt het uiterlijk van een Staphorster boerderij, met rieten kap. De te bouwen schuur zal worden opgericht op de plek waar reeds eerder een begin gemaakt was met de bouw van een schuur, in een hoek van het onbebouwde perceel, vlakbij de grens van het perceel [adres 2] te Rouveen, waar het landbouwmechanisatiebedrijf van [belanghebbende 5] gevestigd is. Als ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan hebben eisers een rapport van Bügel Hajema Adviseurs B.V., van 21 juni 2012, overgelegd. De uitrit van het perceel zal aan de Conradsweg, een dwarsweg ten opzichte van de Oude Rijksweg, worden gerealiseerd.
Verweerder heeft op 26 juni 2012, middels een principebesluit, aangegeven dat hij bereid is om in te stemmen met het bouwplan en om de gemeenteraad hierover positief te adviseren.
De gemeenteraad heeft op 9 oktober 2012 besloten om het advies van verweerder over het bouwplan niet over te nemen en om geen verklaring van geen bedenkingen af te geven ten behoeve van het bouwplan. Verweerder heeft de aangevraagde omgevingsvergunning vervolgens bij het bestreden besluit geweigerd.
De rechtbank stelt voorop dat het perceel waarop het bouwplan gesitueerd is, gelegen is binnen de begrenzing van het – ten tijde van de aanvraag om omgevingsvergunning geldende – bestemmingsplan “Oude Rijksweg-Gemeenteweg”. De gronden behorend tot dit perceel hebben daarin deels de bestemming ‘agrarisch gebied met landschappelijke waarde’ en deels ‘agrarische bedrijfsdoeleinden II’. Vast staat dat het bouwplan in strijd is met de planvoorschriften, behorend bij dit bestemmingsplan (hierna: de planvoorschriften). Niet in geschil is voorts dat het bouwplan eveneens in strijd is met het inmiddels vastgestelde bestemmingsplan “De Streek”.
Uit artikel 2.10, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), voor zover hier van belang, volgt dat in het geval het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd is met het bestemmingsplan, de aanvraag mede wordt aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, en onder c, (in dit geval: het oprichten van gebouwen in strijd met een bestemmingsplan), en dat de vergunning slechts wordt geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Ingevolge het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo kan de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, slechts worden verleend, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1º met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2º in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3º indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
De rechtbank stelt vast dat de vorige en huidige bestemmingsplannen “Oude Rijksweg-Gemeenteweg” en “De Streek” en het Besluit omgevingsrecht (Bor) in dit geval geen mogelijkheden bieden om ten behoeve van het bouwplan af te wijken van het bepaalde in de planvoorschriften waarmee het bouwplan in strijd is. Een omgevingsvergunning kan dan ook slechts met toepassing van het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo worden verleend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning, indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, voor zover er strijd is met het bestemmingsplan of een beheersverordening en slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, of artikel 2.12, tweede lid. Aangezien de omgevingsvergunning, zoals hiervoor is overwogen, slechts met toepassing van het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo kan worden verleend en verweerder het bestreden besluit met afdeling 3.4 van de Awb heeft voorbereid, staat tegen het bestreden besluit rechtstreeks beroep bij de rechtbank open.
Artikel 2.27, eerste lid, eerste volzin, van de Wabo bepaalt dat in bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen een omgevingsvergunning niet wordt verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het geen bedenkingen heeft.
Artikel 2.27, derde lid, van de Wabo bepaalt dat de verklaring slechts kan worden gegeven of geweigerd in het belang dat in de betrokken wet of algemene maatregel van bestuur is aangegeven.
Artikel 6.5, eerste lid, van het Bor bepaalt dat, voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, niet wordt verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft, tenzij artikel 3.2, aanhef en onder b, van dit besluit of artikel 3.36 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is.
Artikel 6.5, tweede lid, van het Bor bepaalt dat de verklaring slechts kan worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening.
De rechtbank stelt voorop dat tegen het besluit van de gemeenteraad om geen verklaring van geen bedenkingen (vvgb) te verlenen geen beroep kan worden ingesteld. De vraag of de gemeenteraad in redelijkheid heeft kunnen weigeren om, in het belang van een goede ruimtelijke ordening, een vvgb te verlenen kan worden beoordeeld in het kader van het beroep tegen het door verweerder genomen besluit.
Verweerder voert bij de beoordeling of een omgevingsvergunning ten behoeve van een afwijking van het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo
dient te worden verleend voor bouwplannen ten behoeve van woningbouw op open plekken in het gebied De Streek in Rouveen het beleid zoals neergelegd in de door de gemeenteraad vastgestelde beleidsnotitie “Open plekken Staphorst” (hierna: de beleidsnotitie).
De rechtbank stelt vast dat, nu het perceel, waarop de te bouwen woning en schuur zijn gesitueerd, is gelegen aan de Conradsweg, er sprake is van bebouwing aan een dwarsweg. De randvoorwaarden voor dergelijke bebouwing langs dwarswegen zijn neergelegd in hoofdstuk 4 van de beleidsnotitie. Het bepaalde in hoofdstuk 3 van de beleidsnotitie is in dit geval niet van toepassing, aangezien dat hoofdstuk betrekking heeft op de randvoorwaarden voor bebouwing lang de Oude Rijksweg en Gemeenteweg.
Volgens het bepaalde in paragraaf 4.2 van de beleidsnotitie komt de oostzijde van de Conradsweg onder voorwaarden in aanmerking voor extra bebouwing. De voorwaarden voor nieuwbouw zijn neergelegd in paragraaf 4.5 van de beleidsnotitie.
In paragraaf 4.5 van de beleidsnotitie is bepaald dat de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen maximaal 75 m² mag bedragen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de beleidsnotitie niet volgt dat, dat wat in paragraaf 3.3 van de beleidsnotitie is bepaald ter zake van de maximale oppervlakte van bijgebouwen, in hoofdstuk 4 van de beleidsnotitie van overeenkomstige toepassing is voor wat betreft bijgebouwen bij woningen in de vorm van een Staphorster boerderij.
De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat de gemeenteraad zich in het besluit tot weigering van een vvgb terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet voldaan wordt aan de voorwaarde in de beleidsnotitie dat slechts 75 m² aan bijgebouwen is toegestaan. De te bouwen schuur heeft immers een oppervlakte van 150 m². Niet gebleken is dat sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb, op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
De rechtbank constateert voorts dat het bijgebouw in een hoek van het perceel gesitueerd is, op korte afstand van bestaande bebouwing van anderen. Tussen het hoofdgebouw (de te bouwen woning van eisers) en het te bouwen bijgebouw is in het bouwplan voorts sprake van een ongebruikelijk aanzienlijke afstand. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeenteraad zich in het besluit waarbij een vvgb is geweigerd terecht op het standpunt gesteld dat de situering van het bijgebouw ten opzichte van het hoofdgebouw er toe leidt dat de erven van eisers en belanghebbenden 2 ruimtelijk in elkaar grijpen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeenteraad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze opzet van het bouwplan binnen het beschermd dorpsgezicht in het belang van een goede ruimtelijke ordening ongewenst is.
De rechtbank is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat de gemeenteraad in redelijkheid heeft kunnen weigeren om een vvgb te verlenen ten behoeve van het bouwplan. Verweerder heeft, gelet op het bepaalde in artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo, dan ook terecht geweigerd om een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het bouwplan.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit de rechterlijke toets doorstaat.
Het beroep is daarom ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, voorzitter, mr. W.J.B. Cornelissen en mr. M.M. van Veelen, rechters, en door de voorzitter en mr. A. van der Weij als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2014.