ECLI:NL:RBOVE:2014:3554

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 juli 2014
Publicatiedatum
1 juli 2014
Zaaknummer
08.950940-13 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het achterlaten van een lichaam en bezit van verdovende middelen en kinderporno

Op 1 juli 2014 heeft de Rechtbank Overijssel een 29-jarige man uit Zwolle veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor het achterlaten van het lichaam van de 27-jarige Tara Dorgelo in de Nieuwe Vecht te Zwolle. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen was dat de man haar had gedood of dat hij haar dood had kunnen voorkomen door tijdig hulp in te schakelen. De verdachte was ook schuldig bevonden aan het bezit van kinderporno en verdovende middelen. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 3 december 2013, 13 mei 2014 en 17 juni 2014, waarbij de verdachte werd bijgestaan door mr. V. Wolting en de officier van justitie mr. Y. Oosterhof aanwezig was. De tenlastelegging omvatte onder andere het toedienen van verdovende middelen aan het slachtoffer, het nalaten van hulp en het verbergen van het lichaam. De rechtbank concludeerde dat de dood van het slachtoffer hoogstwaarschijnlijk het gevolg was van een overdosis aan verdovende middelen, maar dat de verdachte niet kan worden verweten dat hij de dood van het slachtoffer had kunnen voorkomen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meest ernstige beschuldigingen, maar vond hem schuldig aan het wegmaken van een lijk, het bezit van verdovende middelen en het in bezit hebben van kinderporno. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, rekening houdend met de psychische toestand van de verdachte en de impact van zijn daden op de nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Kamer te Zwolle
Parketnummer: 08.950940-13 (P)
Uitspraak: 1 juli 2013

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [plaats].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2013, 13 mei 2014 en 17 juni 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. Y. Oosterhof.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
dat hij op of omstreeks 16 augustus 2013, althans in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 18 augustus 2013 in de gemeente Zwolle, althans in Nederland
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een vrouw, genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- die [slachtoffer] een of meer pil(len)/hoeveelhe(i)d(en) xtc en/of speed/amfetamine en/althans (vervuilde) verdovend(e) middel(en), in elk geval een of meer voor de gezondheid schadelijke stof(fen)/middel(en)gegeven/toegediend/verstrekt, en/of
- de keel/hals van die [slachtoffer] (langdurig) dicht gedrukt/geduwd gehouden, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in foetushouding in een hoeslaken gepakt/verpakt en/of het lichaam van die [slachtoffer] getapet en/of (daarbij) het gelaat/gezicht getapet, en/of
- terwijl/nadat die [slachtoffer] een of meer sympto(o)m(en) van een zogenaamde bad trip/overdosis vertoonde, nagelaten adequate geneeskundige hulp te bieden en/of in te roepen, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in (open/diep) water gegooid/gelegd/achtergelaten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 16 augustus 2013, althans in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 18 augustus 2013 in de gemeente Zwolle, althans in Nederland aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door opzettelijk
- die [slachtoffer] een of meer pil(len)/hoeveelhe(i)d(en) xtc en/of speed/amfetamine en/althans (vervuilde) verdovend(e) middel(en), in elk geval een of meer voor de gezondheid schadelijke stof(fen)/middel(en) te geven/toe te dienen/te verstrekken, en/of
- de keel/hals van die [slachtoffer] (langdurig) dicht gedrukt/geduwd te houden, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in foetushouding in een hoeslaken te pakken/verpakken en/of het lichaam van die [slachtoffer] te tapen en/of (daarbij) het gelaat/gezicht te tapen, en/of
- terwijl/nadat die [slachtoffer] een of meer sympto(o)m(en) van een zogenaamde bad trip/overdosis vertoonde, na te laten adequate geneeskundige hulp te bieden en/of in te roepen, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in (open/diep) water te gooien/leggen/achter te laten, terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 16 augustus 2013, althans in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 18 augustus 2013 in de gemeente Zwolle, althans in Nederland roekeloos, althans grovelijk, in elk geval aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig een vrouw, genaamd [slachtoffer]
- een of meer pil(len)/hoeveelhe(i)d(en) xtc en/of speed/amfetamine en/althans (vervuilde) verdovend(e) middel(en), in elk geval een of meer voor de gezondheid schadelijke stof (fen)/middel(en) heeft gegeven/ toegediend/verstrekt, en/of
- de keel/hals van die [slachtoffer] (langdurig) heeft dicht gedrukt/geduwd gehouden, en/of
- ( vervolgens) in foetushouding in een hoeslaken heeft gepakt/verpakt en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft getapet en/of (daarbij) het gelaat/gezicht heeft getapet, en/of
- terwijl/nadat die [slachtoffer] een of meer sympto(o)m(en) van een zogenaamde bad trip/overdosis vertoonde, heeft nagelaten adequate geneeskundige hulp te bieden en/of in te roepen, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in (open/diep) water heeft gegooid/gelegd/achtergelaten, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zodanig letsel, heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, nog meer subidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 16 augustus 2013, althans in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 18 augustus 2013 in de gemeente Zwolle, althans in Nederland toen hij, verdachte, getuige was van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een persoon genaamd [slachtoffer], verkeerde, (telkens) heeft nagelaten om hulp te verlenen of te verschaffen aan die [slachtoffer], terwijl daarbij voor hem, verdachte redelijkerwijs geen gevaar voor zichzelf of anderen te duchten was, immers heeft verdachte, toen hij zag en/of bemerkte en/of waarnam dat die [slachtoffer] (in de avond en/of nacht van 16 op 17 augustus 2013)
- ( veel) verdovende middelen/drugs had gebruikt, en/of
- op bed is gaan liggen, en/of
- ( bijzonder) energiek werd en/of zich hevig bewoog, en/of
- een zogenaamde “bad trip” had, en/of
(toen) verdachte vervolgens zag en/of bemerkte en/of waarnam dat die [slachtoffer]:
- plotseling/ineens achterover op het bed klapte, en/of
- stil werd, en/of
- niet reageerde op prikkels en/of aanspreken, en/of
- een klein schuimspoortje uit de mondhoek liet stromen/komen, en/of
- haar pupillen zich verwijdden,
vervolgens (in de nacht van 16 op 17 augustus 2013)
* langdurig is gaan lopen/wandelen door de woonkamer/woning, en/of
* is gaan gamen en/of internetten, en/of
(op 17 augustus 2013)
* boodschappen is gaan doen, en/of
* naar een verjaardag is gegaan, en/of
* bij terugkomst van die verjaardag die [slachtoffer] in foetushouding in een hoeslaken heeft gepakt/verpakt en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft getapet en/of (daarbij) het gelaat/gezicht heeft getapet, en/of
* die [slachtoffer] in (open/diep) water heeft gegooid/gelegd/achtergelaten,
terwijl de dood voor die hulpbehoevende [slachtoffer] is gevolgd;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 17 op 18 augustus 2013, althans in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 18 augustus 2013, in de gemeente Zwolle een lijk, te weten het stoffelijk overschot van [slachtoffer], heeft verborgen en/of heeft weggevoerd en/of heeft weggemaakt, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen, immers heeft verdachte toen daar het lichaam van die [slachtoffer] in een hoeslaken
gepakt/verpakt en/of in getapet en/of (vervolgens) het lichaam naar de Nieuwe Vecht vervoerd en/of in het water van die Nieuwe Vecht gegooid/gelegd/achtergelaten;
3.
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 23 augustus 2013 in de gemeente Zwolle, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd en/althans/in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een of meer xtc pil(len), althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of metamfetamine, en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine (speed), en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevatten de heroïne,
zijnde MDMA en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of metamfetamine en/of amfetamine en/of heroïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 23 augustus 2013 in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) een (groot aantal) afbeelding(en), te weten 51 foto(s) en/of 63 film(s) en/of (een) gegevensdrager(s), bevattende één of meer afbeeldingen (te weten een merkloze computer, inbeslagname nummer
13-0739/209/) (telkens) heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of
vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk, en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst, de toegang tot die afbeelding(en) heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) (telkens) seksuele gedraging(en) zichtbaar
is/zijn waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
- het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, en/of
- het vaginaal penetreren met de penis van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, en/of
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of de mond/tong, en/of
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen (met de vinger(s)/hand en/of een voorwerp) en/of de borsten (met de penis en/of de vinger(s)/hand) van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, en/of
- het houden van een (stijve) penis naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt, terwijl op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is, en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn in niet bij haar/hun leeftijd passende kleding (lingerie), en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/doen, en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden, en/of (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1 meer subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste is gelegd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft gepleit tot integrale vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde.

Het oordeel van de rechtbank

Overweging met betrekking tot het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ondanks uitgebreid forensisch onderzoek is niet eenduidig komen vast te staan wat de oorzaak is geweest van het overlijden van [slachtoffer]. In het rapport van The Maastricht Forensic Institute (TMFI) van 12 mei 2014 is evenwel geconcludeerd dat de bevindingen sterk wijzen in de richting van een toxicologische oorzaak voor het intreden van de dood van [slachtoffer], en dat een andere doodsoorzaak, zoals zogeheten positionele verstikking, dan wel samendrukkend geweld op de hals, dan wel verdrinking, niet aanwijsbaar is. Gelet hierop acht de rechtbank niet bewezen dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van door verdachte toegepast geweld.
Uit de stukken valt af te leiden dat verdachte verdovende middelen heeft verschaft aan [slachtoffer]. Voorts zijn er op basis van de stukken geen aanwijzingen dat zij deze niet op vrijwillige basis heeft ingenomen. Verdachte heeft voor zichzelf dezelfde middelen gebruikt. Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] als gevolg van het middelengebruik om het leven zou komen, dan wel zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. De rechtbank acht daarom het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Overweging met betrekking tot het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde.
Onder 1 meer subsidiair is tenlastegelegd dat de dood van [slachtoffer] aan verdachtes schuld is te wijten. Onder schuld als delictsbestanddeel wordt een min of meer grove of aanmerkelijke schuld verstaan. Of sprake is van dergelijke schuld in de zin van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd, en is voorts afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
In de tenlastelegging is onder verschillende gedachtestreepjes weergegeven waarin verdachtes schuld zou hebben bestaan. Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er op basis van de stukken (met name het onderzoeksrapport van het TMFI van 12 mei 2014) geen aanwijzingen zijn dat verstikking door het dichtdrukken van de keel, dan wel verdrinking een rol hebben gespeeld bij het overlijden van [slachtoffer]. De meest waarschijnlijke doodsoorzaak is een overdosis aan verdovende middelen. Het verwijt dat verdachte gemaakt wordt, komt er daarom in de kern op neer dat verdachte verdovende middelen (speed en xtc) heeft verschaft aan [slachtoffer] en dat hij, toen zij in een fase kwam te verkeren dat zij met haar hele lichaam ongecontroleerde bewegingen begon te maken, heeft nagelaten tijdig medische hulp in te schakelen, ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden.
Of causaal verband bestaat tussen voornoemd nalaten van verdachte en het overlijden van [slachtoffer] moet worden beantwoord aan de hand van de maatstaf of dat overlijden redelijkerwijs als gevolg van het nalaten van verdachte aan hem kan worden toegerekend. Toerekening is redelijk te achten, indien de aan hem verweten gedraging naar haar aard geschikt was om het gevolg - het overlijden van [slachtoffer] - teweeg te brengen of het gevaar daarvoor in relevante mate te vergroten.
De rechtbank overweegt het volgende. Vooropgesteld moet worden dat de verklaring van verdachte over hetgeen zich op 16 augustus 2013 in zijn woning heeft afgespeeld, nagenoeg de enige bron is waaruit kan worden geput. Verdachte heeft daarover - voor zover hier van belang - verklaard dat [slachtoffer] het erg warm kreeg nadat zij vrijwillig meerdere lijntjes speed had gesnoven en een halve xtc-pil had ingenomen, welke middelen hij haar had verschaft. Enige tijd later begon zij ongecontroleerde bewegingen te maken met haar armen, benen en romp. Die bewegingen hebben ongeveer een kwartier tot een half uur aangehouden, waarna zij achterover sloeg met haar hoofd. Verdachte zag toen vrijwel direct dat de pupillen van [slachtoffer] zich verwijdden. Verdachte heeft op geen moment gedurende dit – enige tijd aanhoudende - proces hulpdiensten ingeschakeld en heeft verklaard dat hij, achteraf gezien, te weinig heeft gedaan om [slachtoffer] hulp te bieden. Hij heeft hierover ter terechtzitting andermaal verklaard dat hij “de indruk had dat [slachtoffer] een positieve ervaring beleefde en wilde afwachten tot de drugs uit zouden werken."
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat [slachtoffer] het erg warm kreeg voor verdachte nog geen directe aanleiding hoefde te vormen om hulpdiensten te alarmeren. Verdachte heeft op deze omstandigheid gehandeld door tegen [slachtoffer] te zeggen op het bed te gaan liggen, hetgeen in die situatie niet een onlogische reactie was. Het warm krijgen is, zoals verdachte ook wist, een niet ongebruikelijk verschijnsel bij de inname van verdovende middelen. Op zichzelf is dat geen reden om (groot) alarm te slaan, nu dit verschijnsel doorgaans vanzelf over zal gaan. Voorts waren er volgens verdachte geen andere symptomen kenbaar die noopten tot anders handelen dan hij op dat moment heeft gedaan.
Dat werd naar het oordeel van de rechtbank anders op het moment dat [slachtoffer] ongecontroleerde bewegingen met haar lichaam begon te maken. Vanaf dat moment had verdachte, in de wetenschap dat [slachtoffer] een forse hoeveelheid verdovende middelen had gebruikt, kunnen en moeten inzien dat professionele medische hulp geboden was en daarnaar moeten handelen. Verdachte heeft echter nagelaten hulpdiensten in te schakelen.
De rechtbank heeft kennis genomen van een rapport van het TMFI van 12 juni 2014. In dat rapport wordt op basis van de verklaringen van verdachte hoogstwaarschijnlijk geacht dat [slachtoffer] is overleden aan een overdosis amfetamine plus MDMA, die heeft geleid tot ernstige hyperthermie (de rechtbank begrijpt: zeer warm worden) met een epileptische aanval (de rechtbank begrijpt: ongecontroleerd bewegen). Voorts wordt in het rapport aannemelijk geacht dat [slachtoffer] nog gered had kunnen worden indien bij de eerste tekenen dat [slachtoffer] het warm kreeg 112 was gebeld en zij met spoed naar het ziekenhuis was vervoerd en behandeld. Op het moment dat het lichaam van [slachtoffer] begon te bewegen was direct medisch ingrijpen vereist. Indien op dat moment 112 was gebeld, was dat waarschijnlijk te laat geweest, aldus het rapport.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat, op het moment dat van verdachte kon worden verlangd dat hij hulpdiensten ingeschakelde en hij dit heeft nagelaten, het vermoedelijk reeds te laat was om het leven van [slachtoffer] nog te kunnen redden. Daaruit vloeit voort dat de dood van [slachtoffer] hoogstwaarschijnlijk ook zou zijn ingetreden, indien verdachte op het moment dat, naar de aard van de optredende symptomen, dit van hem gevergd kon worden, wel had gehandeld en medische hulp had ingeschakeld. Dat brengt de rechtbank tot de conclusie dat de dood van [slachtoffer] niet redelijkerwijs als gevolg van verdachtes nalaten aan hem kan worden toegerekend. Verdachte zal daarom van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het onder 1 nog meer subsidiair ten laste gelegde.
Voor een veroordeling wegens de overtreding van artikel 450 van het Wetboek van Strafrecht is onder meer vereist dat verdachte zich bewust is geweest van het ogenblikkelijke levensgevaar van [slachtoffer] (vgl. HR NJ 1998/37). Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte, op het hiervoor omschreven moment, toen [slachtoffer] ongecontroleerd begon te bewegen, zich bewust moeten zijn dat het met de gezondheid van [slachtoffer] niet goed ging en dat het inschakelen van hulp geboden was, maar dat betekent nog niet dat hij zich van ogenblikkelijk levensgevaar bewust is geweest of had moeten zijn. De rechtbank zal verdachte daarom vrij spreken van het onder 4 nog meer subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van feiten 2, 3 en 4 sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid: [1]
feit 2.
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 juni 2014 [2] ;
- Een schriftelijk stuk, te weten een deskundigenrapport van het TMFI d.d. 12 mei 2014, opgemaakt door drs. F.R.W. van de Goot en drs. P.M.I. van Driessche, beiden arts en forensisch patholoog;
feit 3.
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 juni 2014 [3] ;
- een proces-verbaal aangetroffen goederen doorzoeking [4] ;
- een schriftelijk stuk, te weten een rapport "onderzoek aan Opiumwetmiddelen" van het NFI, opgemaakt door dr. M.A. Hoitink, d.d. 9 oktober 2013 [5] ;
feit 4.
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 juni 2014 [6] ;
- Een proces-verbaal onderzoek in beslaggenomen goed, inclusief bijlagen I en II [7] ;

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2, 3 en 4 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
2.
hij omstreeks de nacht van 17 op 18 augustus 2013, in de gemeente Zwolle een lijk, te weten het stoffelijk overschot van [slachtoffer], heeft weggemaakt, met het oogmerk om het feit van het overlijden te verhelen, immers heeft verdachte toen daar het lichaam van die [slachtoffer] in een hoeslaken verpakt en getapet en vervolgens het lichaam naar de Nieuwe Vecht vervoerd en in het water van die Nieuwe Vecht achtergelaten;
3.
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 23 augustus 2013 in de gemeente Zwolle, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- xtc pillen, althans hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA
- hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine (speed),
zijnde MDMA en amfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
4.
hij in de periode van 16 augustus 2013 tot en met 23 augustus 2013 in de gemeente Zwolle, afbeeldingen, te weten 51 foto's en 63 films en een gegevensdrager, bevattende één of meer afbeeldingen (te weten een merkloze computer) in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen telkens seksuele gedragingen zichtbaar zijn waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
- het oraal en vaginaal en anaal penetreren met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, en
- het vaginaal penetreren met de penis van het lichaam van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, en
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of de mond/tong, en
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen met de vinger(s)/hand en/of een voorwerp en/of de borsten met de penis en/of de vinger(s)/hand van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, en
- het houden van een (stijve) penis naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt, terwijl op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is, en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn in niet bij haar/hun leeftijd passende kleding (lingerie), en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/doen, en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden, en/of (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezen verklaarde levert op:
Het wegmaken van een lijk met het oogmerk om het feit van het overlijden te verhelen,
strafbaar gesteld bij artikel 151 van het Wetboek van Strafrecht.
3.
Handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10, lid 1, van de Opiumwet.
4.
Een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met daaraan gekoppeld de - dadelijk uitvoerbare - bijzondere voorwaarden van een meldplicht en ambulante behandeling.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft verzocht om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de conclusies van de psychiater en de psycholoog over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte en met het advies van de reclassering om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een meldplicht en behandelverplichting.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Nadat [slachtoffer] is komen te overlijden, heeft verdachte haar stoffelijk overschot in
een hoeslaken verpakt en getapet, haar in een winkelwagen vervoerd naar de Nieuwe Vecht
en daar in het water achtergelaten. Het slachtoffer heeft daaraan voorafgaand ongeveer 24
uren in de woning van verdachte gelegen. De manier waarop verdachte vervolgens met het
stoffelijk overschot van [slachtoffer] is omgegaan, is schokkend en ronduit mensonterend.
Verdachte heeft door zijn handelwijze de nabestaanden lange tijd in onzekerheid gelaten,
aanvankelijk over de verblijfplaats van [slachtoffer] die als vermist was opgegeven en
vervolgens, nadat zij gevonden werd, over hetgeen [slachtoffer] in de laatste fase van haar leven
is overkomen. Bovendien is door het handelen van verdachte de nabestaanden de kans
ontnomen om op gepaste wijze afscheid te kunnen nemen van hun dierbare, hetgeen op geen
enkele wijze kan worden hersteld. Vanzelfsprekend doet dit het verwerkingsproces geen
goed. Verdachte heeft kennelijk voornoemde gevolgen volkomen genegeerd en zijn eigen
belang om niet met justitie in aanraking te komen vooropgesteld. Het handelen van verdachte
na het overlijden van [slachtoffer] doet, waar hij kennelijk kans zag een verjaardag te bezoeken,
bezoek te ontvangen terwijl [slachtoffer] onder het bureau was geplaatst, het huis schoon te
maken en aldus een façade op te houden om de aanwezigheid van een lichaam in zijn woning
te verhullen, kil en berekenend aan en staat in schril contrast met de door verdachte
voorgespiegelde paniek in zijn handelen. Dat er van paniek bij verdachte sprake is geweest in
de fase omtrent het overlijden zal zo zijn; in het etmaal daarna, waarin het bij verdachte
evenmin is opgekomen de politie te bellen, lijkt verdachtes handelen een vergaande mate van
weloverwogen handelen te hebben ingehouden. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Voorts heeft verdachte een hoeveelheid speed en xtc-pillen voorhanden gehad en heeft hij
kinderporno in bezit gehad. Ook dit betreffen ernstige strafbare feiten.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op:
een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 22 mei 2014;
- een psychologisch onderzoek Pro Justitia, opgemaakt door drs. I.I. van der Klaauw, psycholoog, d.d. 25 november 2013;
- een psychiatrisch onderzoek Pro Justitia, opgemaakt door T. den Boer, psychiater, d.d. 18 november 2013;
- een reclasseringsadvies, opgemaakt door I.M.T.J. Weiss, reclasseringswerker, d.d. 31 januari 2014;
de overige stukken in het persoonsdossier van verdachte.
Verdachte kent een relatief beperkt justitieel verleden en is de afgelopen vijf jaren niet veroordeeld voor strafbare feiten. Uit psychiatrisch en psychologisch onderzoek komt naar voren dat verdachte lijdt aan een cognitieve stoornis, die zijn oorsprong vindt in een ernstig auto-ongeval in 2004, leidend tot een comateuze toestand en vervolgens een langdurige revalidatie. De stoornis kenmerkt zich onder meer door een slecht werkend geheugen, een gebrek aan empathie en een verminderd vermogen om onder (tijds)druk adequate beslissingen te nemen. Dit laatste is het gevolg van een gebrekkige invloed van emotionele weging en een gebrek aan mogelijkheid om adequaat vooruit te zien, te plannen en hiernaar te handelen. Het betreft een min of meer stabiele toestand, waarin weinig verandering te verwachten valt. Zowel de psychiater als de psycholoog adviseert verdachte vanwege zijn stoornis enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde. Daarnaast is door de psychiater geadviseerd verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde. Ten aanzien van een op te leggen straf wordt door de psychiater en de psycholoog behandeling in de vorm van psycho-educatie geadviseerd, om verdachte te leren omgaan met zijn beperkingen. De reclassering heeft zich bij die adviezen aangesloten. De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemde rapporten over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf, naast het voorgaande, gelet op de ten aanzien van feit 4 geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg vakinhoud strafrecht (LOVS).
Verdachte wordt veroordeeld wegens ernstige strafbare feiten, waarvoor - in samenhang bezien - naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden passend en geboden is. Daarvan zal de rechtbank zes maanden voorwaardelijk opleggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en behandelverplichting. De rechtbank ziet, mede gelet op het bepaalde in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, geen aanleiding om de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden te bevelen.

Vordering van de benadeelde partij

[benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich als benadeelde partij met een gezamenlijke vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 1773,94 gevoegd in het strafproces. Deze vordering houdt verband met het onder 1 ten laste gelegde. Nu de rechtbank verdachte van dit ten laste gelegde feit vrijspreekt, en er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld en de gevorderde schade, zal de benadeelde partij op de voet van artikel 361 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank
verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hiervoor vermeld;
verklaart het onder 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
achttien maanden;
beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
zes maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van drie jaren:
- aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
beveelt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast wanneer de verdachte gedurende een proeftijd van drie jaren de volgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich op eerste uitnodiging van de reclassering aldaar zal melden en zich vervolgens zal blijven melden zo frequent als reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Tender of een soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen in verband met zijn persoonlijkheidsstoornis;
geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;

Schadevergoeding

bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde 1]/[benadeelde 2] in haar vordering niet ontvankelijk is;
Aldus gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mrs. F. van der Maden en M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onderzoek 04TGO13004 Alkmaar, opgemaakt op 8 november 2013.
2.Proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juni 2014.
3.Proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juni 2014.
4.Pagina 2186-2187.
5.Pagina 2205-2207.
6.Proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juni 2014.
7.Pagina 1167-1179.