ECLI:NL:RBOVE:2014:3553

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juni 2014
Publicatiedatum
1 juli 2014
Zaaknummer
C/08/136881 / HA ZA 13-115
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders van een vennootschap voor onrechtmatig handelen bij overheveling van importeurschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 25 juni 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de aansprakelijkheid van bestuurders van een vennootschap. Eiser, die een lijfrenteverplichting had van de vennootschap Houtkoop, vorderde schadevergoeding van de bestuurders, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], omdat zij het importeurschap van het merk Andis zonder vergoeding hadden overgeheveld naar een vennootschap onder firma, Polocosmetics VOF, waarvan zij ook vennoten zijn. De rechtbank oordeelde dat de bestuurders onrechtmatig hadden gehandeld door deze overheveling, omdat zij wisten of redelijkerwijs hadden moeten begrijpen dat dit zou leiden tot schade voor eiser, die afhankelijk was van de lijfrente als pensioenvoorziening. De rechtbank stelde vast dat de bestuurders een ernstig verwijt trof en dat zij persoonlijk aansprakelijk waren voor de schade die eiser had geleden. De vordering van eiser werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de bestuurders hoofdelijk veroordeelde tot betaling van de achterstallige lijfrente en de proceskosten. De rechtbank wees ook de vorderingen tegen andere gedaagden af, omdat deze niet ontvankelijk waren verklaard. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders bij het nemen van beslissingen die de financiële positie van hun vennootschap en de belangen van derden kunnen beïnvloeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/136881 / HA ZA 13-115
datum vonnis: 25 juni 2014 (ap(o)
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
verder te noemen [eiser],
advocaat: mr. J.B. Maliepaard, te Bleiswijk,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde 1],

2.[gedaagde 2],

wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde 2],

3.[gedaagde 3],

wonende te [woonplaats],
gedaagde,

4.de vennootschap onder firma Polocosmetics VOF,

gevestigd te Almelo,
gedaagde,
gedaagden sub 1 t/m 4 voor zover nodig ook te noemen [gedaagden],
advocaat: mr. M.W.G. Versendaal, te Zwolle.
Het procesverloop
1.1.
Bij vonnis van 24 juli 2013 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast.
1.2.
De comparitie van partijen heeft op 15 januari 2014 plaatsgehad, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen.
1.3.
[eiser] heeft een conclusie van repliek genomen.
1.4.
[gedaagden] hebben een conclusie van dupliek genomen.
1.5.
Het vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
In deze zaak staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken en/of blijkend uit niet betwiste producties het navolgende vast.
2.2.
[eiser] heeft op 4 februari 2010 middels afdracht van activa en passiva een gedeelte van zijn eenmanszaak Houtkoop Handelsonderneming aan Marimex Export Trading & Manifacturing Company B.V. verkocht. De vennootschap is met ingang van 11 februari 2011 genaamd Handelsonderneming Houtkoop B.V., hierna te noemen ‘Houtkoop’.
2.3.
Van voornoemde vennootschap zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bestuurders.
2.4.
De koopsom van de activa-passiva transactie bedroeg € 79.789,-. De koopsom is omgezet in een lijfrenteverplichting ten behoeve van [eiser] en bij opvolging ten behoeve van de echtgenote van [eiser].
2.5.
De lijfrenteverplichting bedraagt € 750,- per maand. De lijfrente wordt uitgekeerd gedurende een periode van 10 jaar met ingang van 1 februari 2010, zijnde in totaal
€ 90.000,-.
2.6.
Houtkoop heeft tot een bedrag van € 12.750,- aan lijfrente betaald. De betaling van de overige termijnen is in 2011 gestaakt.
2.7.
De voorzieningenrechter te Almelo heeft bij vonnis van 4 september 2012 Houtkoop veroordeeld tot betaling van de uit de overeenkomst van 4 februari 2010 voortvloeiende lijfrenteverplichting.
2.8.
Andis is een buitenlandse producent van professionele kappersbenodigdheden.
2.9.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben als bestuurders van Houtkoop besloten om Andis producten te bestellen en verkopen onder Polocosmetics VOF.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat [gedaagden] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan hem te voldoen:
a. de proceskosten, betekenings- beslag en executiekosten vanwege het kort geding vonnis van 4 september 2012 zijnde de somma van € 2.720,41;
b. de ten processe bedoelde lijfrenteverplichtingen inclusief rente tot en met 2 maart 2013 ad € 16.190,88, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 15.750,- vanaf 2 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
c. gedurende de periode 1 april 2013 tot en met 31 januari 2020 maandelijks steeds per de eerste van iedere maand een bedrag van € 750,-, bij niet dan wel niet tijdige betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldata tot aan de dag der algehele voldoening;
d. de kosten van de procedure, die van de beslagen ad € 2.461,31 daaronder begrepen, eveneens de nakosten daaronder begrepen, welke nakosten zonder betekening de somma van € 131,- bedragen en indien betekening noodzakelijk is € 199,- bedragen.
Bij repliek heeft [eiser] zijn vordering gewijzigd in die zin dat de vorderingen jegens [gedaagde 3] en Polocosmetics VOF zijn ingetrokken.
Daartoe stelt [eiser] samengevat het volgende.
3.2.
Het belangrijkste onderdeel van de activatransactie betrof de overdracht van het (exclusieve) importeurschap van het merk Andis in Nederland.
3.3.
[gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben als bestuurders van Houtkoop dit exclusieve recht om Andis te importeren overgeheveld naar de VOF Polocosmetics, waarvan zij beiden vennoten zijn.
3.4.
De overheveling had geen ander doel dan de geldstromen die gemoeid zijn met de verkoop van de Andis producten buiten Houtkoop B.V. om te laten gaan, teneinde [eiser] in zijn verhaalsmogelijkheden te frustreren.
3.5.
De overheveling van het importeurschap is een paulianeuse rechtshandeling als bedoeld in artikel 3:45 BW. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] wisten dan wel behoorden redelijkerwijs te weten dat deze handelwijze tot gevolg zou hebben dat Houtkoop haar verplichtingen jegens [eiser] niet zou kunnen nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de daardoor geleden schade. Houtkoop was een lege B.V. die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor één euro hadden overgenomen.
3.6.
Op grond van de jurisprudentie is de bestuurder die heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar contractuele verplichtingen niet nakomt, aansprakelijk. Daartoe is vereist dat de bestuurder een ernstig verwijt treft. Door het importeurschap kosteloos over te dragen aan de VOF en derhalve de geldstromen gemoeid met de verkoop van Andis producten over te hevelen aan een VOF waarvan de bestuurders zelf vennoten zijn, hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 1] verwijtbaar gehandeld jegens [eiser] en hem bewust in zijn verhaalsmogelijkheden geschaad. Dat is des te kwalijker omdat het hier gaat om een pensioenvoorziening van [eiser].
3.7.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn als bestuurders van Houtkoop gehouden om de door [eiser] geleden schade te vergoeden. De schade bedraagt per 2 maart 2013 € 15.750,- (21 x € 750,-), te vermeerderen met de wettelijke rente. De nog te lijden schade bedraagt € 61.500,- aan na
2 maart 2013 nog verschuldigde lijfrente. Daarnaast heeft [eiser] schade geleden omdat Houtkoop de proceskostenveroordeling en de nadien gemaakte beslagkosten niet heeft betaald. Deze kosten bedragen € 2.720,41.
3.8.
Het beroep op een opschortingsrecht van Houtkoop jegens [eiser] gaat niet op, omdat er al een executoriale titel ligt op grond waarvan vaststaat dat aan Houtkoop geen opschortingsrecht toekomt.
3.9.
[eiser] biedt bewijs van zijn stellingen aan, in het bijzonder door het horen van getuigen.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering alsmede opheffing van de gelegde conservatoire beslagen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure. Daartoe voert [gedaagden] samengevat het volgende aan.
4.2.
De vorderingen tegen Polocosmetics en [gedaagde 3] moeten niet ontvankelijk worden verklaard.
4.3.
[gedaagden] betwist de inhoud van de notariële akte van 4 februari 2010 niet, maar [eiser] heeft niet voldaan aan zijn verplichtingen het exclusieve importeurschap van Andis, de goodwill en het klantenbestand te leveren. [eiser] verkeert in verzuim en Houtkoop heeft daarom een beroep op het opschortingsrecht uit hoofde van artikel 6:52 lid 1 BW gedaan.
4.4.
[gedaagden] betwist dat sprake is van een paulianeuze handeling van Houtkoop. Nu Houtkoop de lijfrenteverplichting rechtsgeldig heeft opgeschort, heeft zij geenszins de bedoeling gehad om [eiser] in diens verhaalsmogelijkheden te frustreren. Nu [eiser] willens en wetens foutieve gegevens voor het sluiten van de overeenkomst had verstrekt, had hij geen enkele aanspraak meer op wat voor prestatie van de zijde van Houtkoop dan ook.
4.5.
Nu van enig importeurschap van Andis geen sprake is geweest, kan het niet zijn overgedragen. Een benadelingshandeling jegens [eiser] kan dan ook niet hebben plaatsgevonden. [gedaagden] hebben derhalve niet ernstig verwijtbaar gehandeld.
4.6.
[gedaagden] hebben slechts in het kader van gunstigere fiscale regels besloten om Andis producten te bestellen en verkopen onder Polocosmetics VOF. Nu Houtkoop na overdracht niets bleek in te houden, had het gebruik van deze B.V. geen enkele toegevoegde waarde meer.
4.7.
[gedaagden] betwisten dat zij Houtkoop hebben ‘leeg getrokken’ en een lege B.V. hebben achtergelaten. [eiser] heeft alleen een handelsnaam overgedragen.
4.8.
[eiser] kan de proces- en beslagkosten niet op [gedaagden] verhalen. [gedaagden] waren immers geen partij bij de overeenkomst en het kort geding.
4.9.
[eiser] vraagt niet om schadevergoeding, maar om de lijfrenteverplichtingen te voldoen. [eiser] had Houtkoop moeten dagvaarden tot betaling van die lijfrenteverplichtingen.
4.10.
[gedaagden] hebben niet onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld.
4.11.
De beslagen zijn ten onrechte gelegd. De kosten dienen voor rekening van [eiser] te blijven.
4.12.
Nu [eiser] bij repliek de vorderingen jegens [gedaagde 3] en Polocosmetics VOF heeft ingetrokken, dient een proceskostenveroordeling ten laste van [eiser] te volgen.
4.13.
[gedaagden] biedt bewijs van zijn stellingen aan.

5.De beoordeling en de motivering

5.1.
Nu [eiser] zijn vorderingen jegens [gedaagde 3] en Polocosmetics VOF heeft ingetrokken, zal de rechtbank uitsluitend nog de vordering van [eiser] jegens [gedaagde 2] en [gedaagde 1] beoordelen.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat de voorzieningenrechter bij vonnis van 4 september 2012 Houtkoop, waarvan [gedaagde 2] en [gedaagde 1] bestuurders zijn, heeft veroordeeld tot nakoming van haar lijfrenteverplichtingen jegens [eiser]. Vaststaat dat tegen dit vonnis geen rechtsmiddel is aangewend. Vaststaat ook dat Houtkoop tot dusver evenmin enige andere procedure tegen [eiser] aanhangig heeft gemaakt tot ontbinding of vernietiging van de tussen [eiser] en Houtkoop gesloten overeenkomst. De rechtbank heeft derhalve uit te gaan van de rechtskracht van de tussen Houtkoop en [eiser] gesloten overeenkomst.
5.3.
Op grond van voornoemde overeenkomst en voormeld vonnis is Houtkoop derhalve gehouden om aan haar lijfrenteverplichtingen jegens [eiser] te voldoen. Het verweer dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] thans opwerpen dat Houtkoop ter zake van door [eiser] beweerdelijke tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst een opschortingsrecht toekomt op grond waarvan de betaling van lijfrenten is gestaakt, kan onbesproken blijven omdat Houtkoop in dit geding geen partij is.
5.4.
De vraag die in deze procedure moet worden beantwoord is of [gedaagde 2] en [gedaagde 1] als bestuurders van Houtkoop jegens [eiser] onrechtmatig hebben gehandeld door het importeurschap van Andis over te hevelen naar Polocosmetics en aldus [eiser's] mogelijkheden tot verhaal te frustreren. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
5.5.
De rechtbank stelt voorop dat wanneer een bestuurder van een vennootschap wordt verweten te hebben bewerkstelligd of toegelaten dat de door hem bestuurde vennootschap een eerder door haar aangegane overeenkomst niet nakomt en daardoor de wederpartij van de vennootschap schade berokkent, sprake kan zijn van persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder op grond van onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW.
Het zal dan van de concrete omstandigheden van het geval afhangen of het aan de bestuurder te maken verwijt voldoende ernstig is om hem persoonlijk aansprakelijk te stellen. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade.
5.6.
Voor de beantwoording van de vraag of [gedaagde 2] en [gedaagde 1] als bestuurders van Houtkoop onrechtmatig jegens [eiser] hebben gehandeld, acht de rechtbank de volgende omstandig-heden van belang.
Uit de tussen [eiser] en Houtkoop gesloten overeenkomst volgt (onder meer) dat [eiser] aan Houtkoop heeft verkocht het importeurschap van het merk Andis, dat onder andere tondeuses produceert voor de kappersbranche. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben in hun hoedanigheid van bestuurders van Houtkoop erkend te hebben besloten om voortaan Andis producten te bestellen en verkopen onder Polocosmetics VOF. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] zijn enig vennoten van Polocosmetics. Op de website van Polocosmetics staat vermeld dat het importeurschap van Andis bij haar berust. Het debat tussen partijen of het importeurschap al dan niet exclusief aan [eiser] en vervolgens aan Houtkoop c.q. aan Polocosmetics is overgeheveld, is in zoverre niet relevant nu de overeenkomst tussen [eiser] en Houtkoop van 4 februari 2010 niet over de verkoop van een exclusief importeurschap van Andis spreekt. Bovendien ziet het debat op de vraag of [eiser] jegens Houtkoop tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en die vraag kan – zoals reeds overwogen - in deze procedure niet aan de orde komen.
Voorts is van belang dat niet is betwist dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] als bestuurders van Houtkoop het importeurschap van Andis
om nietaan Polocosmetics hebben overgeheveld, zonder dat zij daarvoor een afdoende verklaring hebben gegeven. Aan de stelling van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] dat het importeurschap niet kan zijn overgeheveld omdat het niet exclusief zou zijn, gaat de rechtbank voorbij nu [gedaagde 2] en [gedaagde 1] immers zelf stellen het importeurschap van Andis te hebben verkregen. Voorts is de stelling van [eiser] dat vanuit Houtkoop geen verkoopactiviteiten meer plaatsvinden, niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist.
Als reden om de inkoop van Andis producten via Polocosmetics VOF te laten verlopen, hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 1] ‘
gunstiger fiscale regels’aangevoerd en gesteld dat de vermogensrechtelijke positie van Houtkoop
‘uiterst precair’was, zonder beide stellingen nader te onderbouwen. Eveneens onbestreden is gebleven dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] met het importeurschap van Andis in Polocosmetics inkomsten verwerven, terwijl vaststaat dat Houtkoop in betalingsonmacht verkeert.
5.7.
Op grond van voornoemde omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] als bestuurders van Houtkoop rekening houdende met de gerechtvaardigde belangen van [eiser] het importeurschap van Andis niet hadden mogen overhevelen van Houtkoop naar Polocosmetics VOF, zonder dat Houtkoop daarvoor van Polocosmetics een vergoeding bedong. Dat brengt immers normaal handelsgebruik met zich. Dat van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] als bestuurders van Houtkoop verwacht had mogen worden zo’n tegenprestatie van Polocosmetics te verlangen, ligt te meer in de rede, nu Houtkoop zich jegens [eiser] had verbonden tot betaling van een jaarlijkse lijfrente, die - naar de rechtbank uit de stellingen van partijen begrijpt - vanuit de geldstromen gemoeid met de verkoop van Andis producten vanuit Houtkoop, zou worden betaald en van welke verplichting [gedaagde 2] en [gedaagde 1] blijkens de overeenkomst van 4 februari 2010 op de hoogte waren. Door het importeurschap van Andis en daarmee de inkomstenstroom over te hevelen naar Polocosmetics zoals zij hebben gedaan, hadden [gedaagde 2] en [gedaagde 1] als bestuurders van Houtkoop redelijkerwijs behoren te begrijpen dat de door hen bewerkstelligde handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou kunnen hebben dat deze haar verplichtingen jegens [eiser] niet (meer) zou kunnen nakomen en ook geen verhaal (meer) zou bieden voor de als gevolg daarvan voor [eiser] optredende schade. Zulks is te meer van belang nu onbestreden is dat de lijfrenten voor [eiser] (resp. zijn echtgenote) van wezenlijk belang zijn te achten als pensioenvoorziening ter aanvulling op de AOW.
In die zin is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van een de bestuurders [gedaagde 2] en [gedaagde 1] te maken ernstig verwijt en als zodanig hebben zij jegens [eiser] onrechtmatig gehandeld. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] konden en moesten begrijpen dat door hun handelwijze ook schade voor [eiser] zou optreden, nu immers de inkomsten uit de verkoop van Andis producten niet (meer) aan Houtkoop toevloeiden, doch aan Polocosmetics en [eiser] geen aanspraak zou hebben jegens Polocosmetics met wie hij immers geen contractuele relatie heeft. Dat alles in aanmerking nemende, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] als bestuurders van Houtkoop voor de door [eiser] geleden schade persoonlijk aansprakelijk moeten worden gehouden.
5.8.
[eiser] heeft als schade gevorderd de onbetaald gelaten lijfrenten. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben de schade betwist, stellende dat de lijfrenten van Houtkoop moeten worden gevorderd. De rechtbank overweegt hieromtrent dat de voorzieningenrechter de vordering van [eiser] weliswaar heeft toegewezen, doch dat Houtkoop naar onbetwist vaststaat geen verhaal biedt. Voorts overweegt de rechtbank dat uit de stellingen van [eiser] niet volgt dat hij de lijfrenten als zodanig vordert, doch de schade als gevolg van het onrechtmatig handelen door [gedaagde 2] en [gedaagde 1] ter grootte van die lijfrenten. Nu [gedaagde 2] en [gedaagde 1] de hoogte van de schade niet hebben betwist, zal de rechtbank de schade toewijzen als gevorderd.
5.9.
[eiser] heeft voorts als schade gevorderd de proceskosten, betekenings- beslag en executiekosten vanwege het kort geding vonnis van 4 september 2012 van € 2.720,41. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. De rechtbank wijst de vordering af aangezien deze kosten niet in rechtstreeks verband staan, noch noodzakelijkerwijs zijn gemaakt ten behoeve van de onderhavige procedure, terwijl evenmin is gesteld dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] als bestuurders van Houtkoop ter zake onrechtmatig hebben gehandeld door te bewerkstelligen dat Houtkoop deze kosten niet zou voldoen.
5.10.
Gelet op de uitkomst van de procedure zullen [gedaagde 2] en [gedaagde 1] in de kosten van procedure worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van [eiser] begroot op
- griffierecht € 842,-
- exploitkosten € 92,82
- salaris advocaat
€ 3.576,00(4 punten à € 894,-, tarief IV)
Totaal € 4.510,82
5.11.
Aangezien [eiser] de vorderingen tegen [gedaagde 3] en Polocosmetics bij repliek heeft ingetrokken zal [eiser] te dien aanzien in de kosten worden veroordeeld. Deze worden begroot op:
- griffierecht € 918,- (50% van € 1.836,-)
- salaris advocaat
€ 894,-(2 punten á € 894 x 50%, tarief IV)
Totaal € 1.812,-
5.12.
Met betrekking tot de gelegde beslagen overweegt de rechtbank dat deze op een bedrag van € 274,- aan griffierecht en € 894,- aan salaris advocaat na voor rekening van [eiser] dienen te blijven, aangezien een deel van het beslag betrekking had op goederen en zaken toebehorende aan Polocosmetics VOF ter zake waarvan de vordering is ingetrokken, terwijl [eiser] nadien onvoldoende duidelijk heeft gespecificeerd ten laste van welke gedaagde(n) (derden-)beslag op welke goederen en zaken is gelegd. De rechtbank zal bepalen dat gelegde (derden-)beslagen voor zover betrekking hebbend op [gedaagde 3] en Polocosmetics VOF dienen te worden opgeheven.
De beslissing
De rechtbank:
I. Veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 16.190,88 te vermeerderen met de wettelijke rente over
€ 15.750,- vanaf 2 maart 2013 tot aan de dag van algehele voldoening ten titel van schadevergoeding.
II. Veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hoofdelijk om gedurende de periode 1 april 2013 tot en met 31 januari 2020 maandelijks steeds per eerste van de maand een bedrag van € 750,-, te voldoen aan [eiser], bij niet dan wel niet tijdige betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldata tot aan de dag der algehele voldoening.
III. Veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hoofdelijk in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser] begroot op € 4.510,82 wegens griffierechten, exploit- en beslagkosten en salaris advocaat.
IV. Veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hoofdelijk in de nakosten van deze procedure ten bedrage van respectievelijk € 131,-- zonder betekening en € 199,-- in geval van betekening, indien en voor zover [gedaagde 2] en [gedaagde 1] niet binnen een termijn van veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis hebben voldaan.
V. Veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde 3] en Polocosmetics VOF gezamenlijk, begroot op € 1.812,- wegens griffierecht en salaris advocaat.
VI. Beveelt opheffing van het conservatoir (derden-) beslag voor zover gelegd onder [gedaagde 3] en Polocosmetics VOF.
VII. Verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
VIII. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. P.L. Alers en op 25 juni 2014 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.