In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Overijssel, heeft eiseres, een ex-echtgenote, een kort geding aangespannen tegen haar ex-echtgenoot, gedaagde, met als doel betaling van achterstallige pensioentermijnen. De procedure begon met een dagvaarding op 24 maart 2014, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 april 2014 en een voortzetting op 5 juni 2014. Eiseres verzocht om een vonnis vanwege het uitblijven van medewerking van gedaagde aan een eerder getroffen regeling. De feiten van de zaak zijn als volgt: eiseres en gedaagde zijn ex-echtelieden en hebben in 2006 afspraken gemaakt over de verrekening van pensioenrechten. Eiseres ontving sinds 1 april 2006 rechtstreeks pensioen van het Philips Pensioenfonds, maar gedaagde heeft deze betaling per 1 november 2013 eenzijdig stopgezet, waardoor eiseres in financiële problemen is gekomen.
Eiseres vorderde primair dat gedaagde zou meewerken aan het verstrekken van een machtiging aan het pensioenfonds, zodat de betalingen aan haar konden worden hervat. Subsidiair vorderde zij betaling van de achterstallige termijnen. Gedaagde voerde verweer en stelde dat de afspraken uit 2006 voor hem nadelige fiscale gevolgen hadden en dat hij de gelden zelf nodig had vanwege hoge kosten door ziekte.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiseres toewijsbaar was, gezien de spoedeisendheid van de zaak en het feit dat de achterstallige betalingen essentieel waren voor haar levensonderhoud. De rechter beval gedaagde om binnen vier dagen na betekening van het vonnis zijn medewerking te verlenen aan het verstrekken van de benodigde machtiging aan het pensioenfonds, onder oplegging van een dwangsom. De proceskosten werden gecompenseerd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is uitgesproken op 25 juni 2014 door mr. J.H. van der Veer.