In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 18 juni 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Belana Financial Management en [gedaagde]. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door een faillissementsverzoek in te dienen, dat zij heeft gebruikt als pressiemiddel om betaling van haar loonvordering af te dwingen. De rechtbank stelde vast dat [gedaagde] haar faillissementsaanvraag had gebaseerd op onjuiste feiten en dat er geen sprake was van een situatie waarin Belana niet aan haar verplichtingen kon voldoen. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] een zorgvuldigheidsnorm had overschreden en dat haar handelen als misbruik van procesrecht moest worden gekwalificeerd. Hierdoor werd de vordering van Belana tot schadevergoeding afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de schade niet aan [gedaagde] kon worden toegerekend. In reconventie heeft de rechtbank de vorderingen van [gedaagde] eveneens afgewezen, waarbij werd geoordeeld dat het beslag dat Belana had gelegd niet onrechtmatig was, maar dat de loonvordering van [gedaagde] niet kon worden toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.