ECLI:NL:RBOVE:2014:353

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
28 januari 2014
Zaaknummer
08/730869-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging moord en doodslag, veroordeling poging zware mishandeling met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 5 oktober 2013 in Rijssen het slachtoffer met een bierfles op de kaak heeft geslagen. Door de klap brak de fles, wat leidde tot verwondingen bij het slachtoffer. De verdachte werd vrijgesproken van poging tot moord en poging tot doodslag, omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat er sprake was van voorbedachte raad. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor poging tot zware mishandeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de voorwaardelijke straf werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een alcoholverbod en deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank hield rekening met de ernst van het geweldsdelict, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die licht verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht door de psycholoog. De rechtbank oordeelde dat het recidiverisico moest worden verminderd door het opleggen van bijzondere voorwaarden.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730869-13
Datum vonnis: 28 januari 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
nu verblijvende in het Huis van Bewaring te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 januari 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mw. mr. C. van Zwol en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. R. Oude Breuil, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 5 oktober 2013 in Rijssen:
primair:heeft geprobeerd om opzettelijk en met voorbedachte raad [slachtoffer] van het leven te beroven;
subsidiair:[slachtoffer] met voorbedachte raad zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
meer subsidiair:heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 05 oktober 2013 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, (met kracht) met een fles, althans met een voorwerp gemaakt van glas, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in/op/tegen zijn hoofd en/of keel/hals heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 05 oktober 2013 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (een snijwond in zijn gezicht/keel/hals, welke snijwond een blijvend zichtbaar litteken zal achterlaten), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk (met kracht) met een fles, althans met een voorwerp gemaakt van glas, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in/op/tegen zijn hoofd en/of keel/hals te slaan;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 05 oktober 2013 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade aan een persoon genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg (met kracht) met een fles, althans met een voorwerp gemaakt van glas, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in/op/tegen zijn hoofd en/of keel/hals heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en oplegging daarbij van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
De civiele vordering van [slachtoffer] kan, wat de officier van justitie betreft, geheel worden toegewezen, met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De feiten die niet ter discussie staan
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Verdachte heeft op 5 oktober 2013 in de gemeente Rijssen-Holten [slachtoffer] met een glazen fles op de linkerkaak geslagen. Door de klap brak de fles. [slachtoffer] liep door de klap verwondingen op in zijn gezicht en hals.
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de ten laste gelegde poging tot moord niet kan worden bewezen, aangezien er voor het bestanddeel met voorbedachten raad onvoldoende wettig bewijs is. De poging tot doodslag is volgens de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen omdat , door met een glazen fles tegen het gezicht van het slachtoffer te slaan, de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat het slachtoffer zou overlijden. De kans dat bij zo’n slag het glas kapot gaat en daarbij de halsslagader doorsnijdt, is immers zeer wel aanwezig. Verdachte heeft door zijn handelen die aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer ook bewust aanvaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt ook dat verdachte voor de poging tot moord dient te worden vrijgesproken. De raadsman stelt verder dat ook voor de poging tot doodslag vrijspraak dient te volgen omdat het opzet om het slachtoffer van het leven te beroven heeft ontbroken. De fles was nog heel toen verdachte daarmee sloeg, Weliswaar is er in een dergelijk geval sprake van een kans dat daardoor het slachtoffer ernstig wordt verwond, maar dat levert nog geen aanmerkelijke kans op, zoals voor een bewezenverklaring wordt vereist. Dat zou mogelijk anders zijn indien verdachte het slachtoffer met een gebroken glas in zijn gezicht zou hebben geslagen. Dat is echter niet aan de orde.
Wat betreft het subsidiair tenlastegelegde feit moet volgens de raadsman vrijspraak volgen, omdat enerzijds ook voor dit feit geldt dat de voorbedachte raad niet bewezen kan worden en anderzijds omdat de verwondingen niet als zwaar lichamelijk letsel kunnen worden aangemerkt.
Het meer subsidiair tenlastegelegde kan bewezen worden verklaard.
De raadsman voert aan dat bij oplegging van een gevangenisstraf, naast een onvoorwaardelijk deel dat gelijk is aan het voorarrest, een voorwaardelijk deel van acht maanden zou moeten worden opgelegd, met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het elektronisch toezicht.
De civiele vordering van [slachtoffer] kan geheel worden toegewezen.
5.3
De overwegingen en conclusies van de rechtbank over het primair, impliciet subsidiair en subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair, zowel de poging moord als de poging doodslag, is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daarbij het volgende.
Primair: poging moord
Op basis van de stukken en wat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, kan niet vastgesteld worden dat sprake was van handelen met voorbedachte raad.
Impliciet subsidiair: poging doodslag.
Vast staat dat verdachte met een bierflesje tegen de kaak van het slachtoffer heeft geslagen. Bij die slag is de fles gebroken en door de glasscherven heeft het slachtoffer verwondingen in zijn gezicht en hals opgelopen.
Het dossier bevat geneeskundige verklaringen die inhouden dat het slachtoffer snijwonden had op de linkerwang en in de hals, met gering bloedverlies en een geschatte genezingsduur van drie weken. Het slachtoffer heeft bij de politie verklaard dat de arts die hem behandelde, had verteld dat hij ontzettend veel geluk had gehad en dat, als de snee 1 cm verder naar rechts was geweest, hij een slagaderlijke bloeding had gehad.
Verdere medische informatie over de plaats en de aard/diepte van de verwondingen ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat behalve de hiervoor genoemde bewijsmiddelen er onvoldoende bewijsmiddelen zijn die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat het slaan met een ongebroken bierflesje tegen de kaak van het slachtoffer de
aanmerkelijkekans op de dood van het slachtoffer meebrengt.
Subsidiair: opzettelijk en met voorbedachte raad toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is van oordeel dat het aan het slachtoffer toegebrachte letsel niet als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet kan worden aangemerkt. Bovendien is ook hier, net als bij de primair ten laste gelegde poging tot moord, de voorbedachte raad niet bewijsbaar.
Dit leidt tot de conclusie dat verdachte van het subsidiair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
5.4
De overwegingen en conclusie van de rechtbank over het meer subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 oktober 2013 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk aan een persoon genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een fles tegen zijn hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. Ook voor dit feit geldt dat niet bewijsbaar is dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr.). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: poging tot zware mishandeling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig geweldsdelict. Hij heeft, zonder enige aanleiding en na het gebruik van een aanmerkelijke hoeveelheid alcoholhoudende drank, de confrontatie met [slachtoffer] gezocht en hem onverhoeds met een fles zodanig hard tegen zijn kaak geslagen dat die fles brak, waardoor [slachtoffer] letsel in gezicht en hals opliep. Door zo te handelen heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] die daaraan blijvend letsel in de vorm van littekens in het gezicht heeft overgehouden.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor strafoplegging de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin staat dat bij het toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen, niet zijnde een vuurwapen, een gevangenisstraf van zeven maanden onvoorwaardelijk past.
De rechtbank rekent het verdachte ook aan dat hij eerder voor een geweldsdelict is veroordeeld, te weten op 11 oktober 2012 door de politierechter in Almelo. Bovendien heeft verdachte op 23 maart 2009 een OM-transactie gehad voor openlijke geweldpleging.
De rechtbank neemt als strafverminderende omstandigheid in aanmerking dat het in deze zaak niet gaat om een voltooid delict, maar om een poging.
Ook neemt de rechtbank bij de strafoplegging in aanmerking dat de deskundige H.R.J. ter Borg, GZ-psycholoog, die verdachte heeft onderzocht, tot het advies is gekomen om verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor het bewezen verklaarde feit. De deskundige constateert dat de gebrekkige ontwikkeling van verdachtes geestvermogens in ernstige mate werd versterkt door alcoholconsumptie. Bovendien had verdachte zijn medicatie in verband met ADHD niet ingenomen. De deskundige beschrijft ook dat betrokkene eerder al gewaarschuwd was voor de gevolgen van zijn zwakke agressieregulatie - er is sprake van een patroon met betrekking tot uitgaansgeweld - en dat betrokkene had kunnen besluiten niet uit te gaan of in elk geval niet te drinken. Dat deed betrokkene wel en daarmee nam hij een groot risico.
De rechtbank zal verdachte op basis van dit advies als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
De psycholoog sluit recidive niet uit, wanneer verdachte geen behandeling ondergaat voor zijn agressieproblematiek. Daarop voortbordurend heeft de reclassering een plan van aanpak gemaakt. In zijn rapport adviseert reclasseringswerker H. Winters, verbonden aan Tactus verslavingszorg, een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen en aan die straf diverse bijzondere voorwaarden te verbinden.
De rechtbank is van oordeel dat geprobeerd moet worden het recidiverisico te verminderen. Daarom zal verdachte verplicht worden zich aan bijzondere voorwaarden te houden.
Het alcoholverbod (met bijbehorende (urine)controles, in combinatie met het volgen van de langdurende cursussen ‘cognitieve vaardigheden’ en ‘alcohol en geweld’ binnen een verplicht reclasseringscontact met meldplicht, acht de rechtbank een voldoende begrenzing van de vrijheden van verdachte. De rechtbank oordeelt het in dit geval te vrijheidsbeperkend om het geadviseerde locatiegebod met elektronische controle (EC) op te leggen. Om diezelfde reden zal ook geen aanvullende werkstraf worden opgelegd.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde feit een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. Van die straf is een groot deel voorwaardelijk om, ter voorkoming van recidive, de noodzakelijk geachte bijzondere voorwaarden op te kunnen leggen.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 736,07, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • Schoenen € 80,00
  • Broek € 70,00
  • Shirt € 30,00
  • Kilometer kosten € 9,07
  • Smartengeld € 547,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de
terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten worden erkend en zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 736,07 te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 45 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van 2 februari 2014. Dit bevel is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2013.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer 2013101992. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 januari 2014, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, tweede volzin, Sv;
Ik heb op 5 oktober 2013 in de gemeente Rijssen-Holten [slachtoffer] met een fles tegen zijn hoofd geslagen.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 5 oktober 2013, pagina 16-18, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 5 oktober 2013 stond ik op het terras van [café] in Rijssen. Een jongen begon te tellen van een tot vijf. Toen de jongen bij vijf was voelde ik een hevige pijn en een harde klap aan de linkerzijde van mijn gezicht. Hierdoor voelde ik pijn. Ik heb er diverse verwondingen in mijn gezicht aan overgehouden.
3. Het proces-verbaal verhoor van de getuige [getuige] van 5 oktober 2013, pagina 25-26, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de nacht van 4 op 5 oktober 2013 was ik bij [café] in Rijssen. Een vriend van mij, [slachtoffer], was ook bij [café]. Ik hoorde een jongen van één naar vijf tellen. Op het moment dat de jongen bij vijf was, zag ik dat de jongen met zijn rechterhand uithaalde naar het gezicht van [slachtoffer]. Ik hoorde het geluid van een glas dat uit elkaar knapte. Ik zag dat [slachtoffer] onder het bloed zat en meerdere verwondingen in zijn gezicht had.