ECLI:NL:RBOVE:2014:3444

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juni 2014
Publicatiedatum
25 juni 2014
Zaaknummer
ak_zwo_14_125
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van doorstroming binnen de politie op basis van relevante werkervaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een medewerker van de politie, en de Korpschef van politie. Eiser had verzocht om doorstroming van de functie van medewerker basispolitiezorg (BPZ)-A naar medewerker BPZ-B, maar dit verzoek was eerder afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de Korpschef bij de beoordeling van de aanvraag van eiser meer aspecten had moeten betrekken dan alleen het functioneren van eiser, dat als uitstekend was beoordeeld. Eiser had in de periode van 17 juni 2010 tot 22 november 2012 relevante werkervaring opgedaan, maar de Korpschef had ten onrechte gesteld dat eiser niet voldeed aan de eis van relevante werkervaring als generalist GGP. De rechtbank concludeerde dat de Korpschef een te strikte uitleg had gegeven aan het beleid en dat eiser, gezien zijn uitstekende beoordelingen en de positieve adviezen van zijn teamchef, in aanmerking moest worden gebracht voor de doorstroming. De rechtbank heeft de Korpschef veroordeeld in de proceskosten van eiser en het door eiser betaalde griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 14/125

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],

wonende te Zwolle, eiser,
gemachtigde: mw.mr. H. Yildiz, werkzaam bij de Politievakbond ACP te Leusden,
en

de Korpschef van politie,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2013 heeft verweerder eisers verzoek hem in aanmerking te laten komen voor doorstroming van medewerker basispolitiezorg (BPZ)-A (schaal 7) naar mede-werker BPZ-B (schaal 8), afgewezen.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het besluit van 10 december 2013 ongegrond ver-klaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Op 7 maart 2014 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Het beroep is ter zitting van 19 maart 2014 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mw.mr. A.M.A.C. Theunissen.

Overwegingen

1.
Op 2 november 2007 heeft eiser zijn politieopleiding met positief resultaat afgerond. Met
ingang van 17 juni 2010 is eiser benoemd in de functie van medewerker BPZ-A. Eisers functioneren is over de periode van 2010 tot 1 september 2012 als uitstekend beoordeeld. Deze beoordeling is voorafgegaan door een beoordeling over het beoordelingstijdvak van 20 december 2008 tot 18 maart 2010. In deze periode was eiser aangesteld als politiemede-werker.
Op 22 november 2012 heeft eiser een aanvraag gedaan om in het kader van de HAP II-regeling in aanmerking te komen voor een doorstroming naar een functie als “senior GGP”. Verweerder heeft deze aanvraag bij het gehandhaafde besluit van 10 december 2013 afgewe-zen en daarbij met name overwogen dat eiser naar het oordeel van verweerder niet voldoet aan de eis van relevante werkervaring.
Eiser stelt zich op het standpunt dat hij voldoet aan alle vereisten om door te mogen stromen naar de positie van senior gebiedsgebonden politie (GGP).
2.
De rechtbank stelt voorop dat op de beoordeling van dit geschil het volgende beleidskader van toepassing is.
Op 1 november 2010 is, als uitwerking van het Akkoord arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007, de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche kort-weg HAP II (Staatscourant 2010, nr. 19782) in werking getreden. In bijlage 6 van de circulaire HAP II is het loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior binnen de GGP opgenomen. In het kader van dit loopbaanbeleid zijn binnen de politie collectieve afspraken gemaakt over en eisen gesteld aan de mogelijkheden tot doorstroming van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie.
Voor doorstroming van de functie van generalist GGP naar de functie van senior GGP gelden op grond van dat loopbaanbeleid de volgende eisen:
-een met goed gevolg afgeronde functiegerichte aangewezen opleiding op niveau 4;
-relevante werkervaring als generalist GGP;
-vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP;
-een eventueel door het korps te stellen geografische stap en/of werkterrein c.q. aandachtsgebied als aanvullende voorwaarde.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet voldoet aan de eis dat hij beschikt over relevante werkervaring als generalist GGP nu uit de circulaire Loopbaanbeleid GGP (verder: de circulaire) dient te worden afgeleid dat voor relevante werkervaring als generalist GGP kan en moet worden gelezen: drie jaar werkzaam in de functie van generalist GGP (lees: medewerker BPZ-A). Dat ten aanzien van de voorwaarde van werkervaring niet uitdrukkelijk het aantal jaren is vermeld (zoals dat bij de andere loopbaanstappen wel is gebeurd) en is volstaan met de vermelding van “relevante werkervaring” maakt dat niet anders.. In de toelichting bij de circulaire op het aantal jaren werkervaring is aangegeven dat bij excellent presterende medewerkers het bevoegd gezag kan besluiten om het aantal werk-ervaringsjaren te verkorten, voorafgegaan door een beoordeling die ruim boven de norm van tenminste voldoende is. Uit het woord “verkorten” moet naar het oordeel van verweerder worden opgemaakt dat de eis van drie jaren werkervaring als vertrekpunt geldt. Voor het verkorten van het aantal werkervaringsjaren in de situatie van eiser ziet verweerder geen aanleiding, aangezien de vorige beoordeling van eiser is opgemaakt over een periode waarin eiser werkzaam was als politiemedewerker (schaal 6).
Niet in geschil is dat eiser voldoet aan de overige voorwaarden voor doorstroming.
3.
De rechtbank stelt voorop dat het geschil beperkt is tot de vraag of eiser voor de door hem gewenste loopbaanstap beschikt over voldoende relevante werkervaring als generalist GGP. De rechtbank zal zich dan ook tot bespreking van dit geschilpunt beperken.
4.
De rechtbank stelt vast dat in bijlage 6 van de circulaire HAP II het aantal jaren werkervaring voor bevordering op drie is gesteld. De stap van generalist GGP naar senior GGP is hiervan echter expliciet uitgezonderd. Het vereiste van drie jaar werkervaring geldt slechts bij de bevordering van assistent A GGP naar assistent B GGP en bij de bevordering van medewerker GGP naar generalist GGP. Voor de stap van generalist GGP naar senior GGP is geen concreet aantal jaren werkervaring genoemd en geldt het criterium “relevante werkervaring” als generalist GGP. Voorts volgt uit de toelichting op de in de bijlage 6 geformuleerde voorwaarden, dat het bevoegd gezag kan besluiten om in het geval iemand excellent presteert, het aantal werkervaringsjaren te verkorten.
Verweerder stelt zich naar het oordeel van de rechtbank echter ten onrechte op het standpunt dat uit het woord “verkorten” in die toelichting volgt dat ook voor de bevordering tot senior GGP de eis van drie jaar werkervaring als generalist GGP geldt, die kán worden losgelaten bij een excellent presterende medewerker.
Daardoor heeft verweerder een te strikte uitleg gegeven aan het beleid en dit beleid in het geval van eiser ook te beperkt toegepast.
De rechtbank acht het niet onredelijk dat verweerder voor de invulling van het begrip “relevante werkervaring” bij de bevordering tot senior GGP drie jaar als uitgangspunt neemt. Maar verweerder had bij de beoordeling of er aanleiding was om tot een kortere periode te komen meer aspecten moeten betrekken dan enkel het (excellente) functioneren van eiser, blijkend uit twee achtereenvolgende uitstekende beoordelingen in de functie van generalist GGP.
Vast staat dat eiser op het moment van de indiening van zijn aanvraag reeds gedurende een periode van twee jaar en vijf maanden (van 17 juni 2010 tot 22 november 2012) beschikte over werkervaring als medewerker BPZ-A. Voorts heeft de teamchef van eiser op 7 decem-ber 2012 verklaard dat eiser met het commandantschap van de VAG groep IJsselland (waarin hij meer te maken heeft gekregen met beleidsmatige overwegingen) en zijn werkzaamheden in de BPZ heeft laten zien dat hij de competenties van een BPZ-B bezit. De teamchef heeft dan ook een positief advies gegeven voor wat betreft de door eiser gewenste doorstroming van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8). Daarbij komt dat naar het oor-deel van de rechtbank aan de periode dat eiser werkzaam is geweest als politiemedewerker en daarbij de nodige ervaring heeft op gedaan enige relevantie niet kan worden ontzegd. Ten slotte is de rechtbank niet gebleken wat zich in het geval van eiser zou verzetten tegen de door hem gewenste doorstroming.
5.
Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd nu de daaraan ten grondslag gelegde motivering geen stand kan houden. Nu, zoals gezegd, niet in geschil is dat eiser voor het overige heeft voldaan aan alle voorwaarden om voor meergenoemde doorstro-ming in aanmerking te komen zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het besluit van 28 februari 2013 te herroepen en te bepalen dat eiser door verweerder in aanmerking dient te worden gebracht voor doorstroming van medewerker basispolitiezorg (BPZ)-A (schaal 7) naar medewerker BPZ-B (schaal 8), hetgeen de plaats in neemt van het vernietigde besluit.
6.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze kosten worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 974,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting, ad € 487,-- per punt), waarbij de zaak wordt aangemerkt als een zaak van gemiddeld gewicht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 28 februari 2013 en bepaalt dat eiser door verweerder in aanmerking dient te worden gebracht voor doorstroming van de medewerker BPZ-A naar medewerker BPZ-B;
- veroordeelt verweerder in door eiser gemaakte proceskosten ten bedrage van € 974,--;
- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ad € 160,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.G.M. van Montfort, voorzitter, mr. P.H. Banda en mr. J.H.M. Hesseling, rechters, en door de voorzitter en C. Kuiper als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.