Uitspraak
RABOBANK IJSSELDELTA U.A.,
Primair:
Subsidiair:
Meer–subsidiair:
[naam 2] Assurantiebedrijf’ door [B] aan [naam 3] & Partners Assurantiën B.V. (hierna: Boudesteyn) op 18 juli 2011 en in verband daarmee op artikel 16 lid 1 van de Algemene voorwaarden voor zakelijke geldleningen van de Rabobank 2008 dat bepaalt dat de geldlening onmiddellijk opeisbaar is in geval van ‘
staking of feitelijke beëindiging van de beroeps– of bedrijfsuitoefening’.
hypotheekbonus’ genoemd.
het maken van tussen de 10 en 15 particuliere en/of zakelijke afspraken per week’ gedurende een periode van 3 jaren, aldus het ‘
Onderhands contract tussen [naam 3] en [B]’. Om die redenen is artikel 16 lid 1 voornoemd van toepassing.
[naam 2] Assurantiebedrijf’ geheten, welke onderneming volgens het handelsregister actief is op het gebied van ‘
verzekeringsovereenkomsten, hypotheken en financieringen’ terwijl het overeengekomen non–concurrentiebeding hem verbiedt ‘
te (laten) bemiddelen in assurantiën, bancaire–, hypothecaire–, financierings– en/of beleggingsproducten’.
ten behoeve van de bank verbonden goederen in waarde zijn verminderd’. En uit artikel 26 aanhef en onder b van de toepasselijke Algemene voorwaarden voor zakelijke geldleningen van de Rabobank 2008 volgt, dat de bank, indien de waarde van een registergoed daartoe aanleiding geeft, (periodieke) aflossing(en) kan verlangen.
op eerste verzoek van de bank, ten genoegen van de bank, (aanvullende) zekerheid te stellen.Uit de hiervoor besproken onderdekking volgt, dat de bank dit artikel mocht inroepen om aanvullende zekerheid van [A, B] te verlangen.
Wijziging geldleningsvoorwaarden (bedrijfsfinancieringen)’ doen toekomen waarin onder meer ingaande 1 februari 2014 een aflossingsverplichting van € 2.083 per maand inzake overeenkomst A (€ 625.000) is opgenomen. Die overeenkomst is door [A, B] op 31 januari 2014 voor akkoord ondertekend en aan Rabobank geretourneerd.
Financieringsvoorstel’ betreffende onder meer de herfinanciering van een lening van € 95.000 bij een andere bank voor akkoord ondertekend en aan Rabobank doen toekomen. De door [A, B] met pen in die voorstellen aangebrachte wijzigingen stuitten bij Rabobank niet op bezwaar. In haar e-mail van 3 februari 2014 heeft Rabobank aan [A, B] bericht dat zij in verband met bedoelde wijzigingen nieuwe stukken zal opmaken en aan [A, B] zal doen toekomen. Op 10 februari 2014 heeft [B] Rabobank in verband daarmee nog een rappel toegestuurd.
Als de cliënt in verzuim is met de nakoming van enige verplichting jegens de bank, mag de bank haar vorderingen op de cliënt door opzegging onmiddellijk opeisbaar maken.Het enkele feit dat Rabobank aanvullend een taxatie eiste, gaf [A, B] niet het recht de onderhandelingen te heropenen, omdat onweersproken is gebleven dat een taxatie op grond van regelgeving is vereist, Rabobank de kosten van de taxatie voor haar rekening wilde nemen, en een taxatie een ondergeschikt punt betreft.
aflopend krediet’ bij het BKR moeten worden aangemeld. Artikel 19 geeft vervolgens een definitie van ‘
een aflopende kredietovereenkomst voor niet zakelijk gebruik’ waaruit volgt dat het om kredieten gaat waarop betalingen moeten worden verricht. Het onderhavige krediet is onmisbaar een aflopend krediet, zij het voor zakelijk gebruik, maar onweersproken is, dat Rabobank een eerdere registratie van dit krediet na aandringen van [B] medio 2013 heeft laten verwijderen. Dat is strijdig met de huidige stellingname van Rabobank die erop neerkomt dat het krediet min of meer automatisch en op juiste gronden (weer) is geregistreerd. Voorts is, uitgaande van de stellingname van Rabobank, niet opgehelderd om welke reden het andere gedeelte van geldlening C, het krediet van € 160.000, dat eveneens aflopend is en voor zakelijke doeleinden is gebruikt, niet is geregistreerd en kennelijk ook niet behoeft te worden geregistreerd.