In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 20 maart 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die eerder gehuwd waren en inmiddels gescheiden. De vrouw vorderde betaling van een geldsom van € 15.519,30 als voorschot op schadevergoeding en eiste dat de man zijn verplichtingen uit het echtscheidingsconvenant nakwam. De vrouw stelde dat de man zijn afspraken niet nakwam, wat leidde tot financiële problemen voor haar, waaronder een BKR-registratie en dreigend loonbeslag. De man betwistte de spoedeisendheid van de vordering en stelde dat hij door zijn financiële situatie niet in staat was om te betalen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw voldoende spoedeisend belang had bij haar vordering, aangezien zij al geruime tijd de hypotheeklasten en andere verplichtingen van de man betaalde. De man erkende dat hij de bedragen verschuldigd was, maar gaf aan dat hij niet kon betalen. De rechter concludeerde dat er geen restitutierisico was, omdat de vorderingen gebaseerd waren op een overeenkomst die door de man niet werd betwist. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de vrouw toegewezen en de man veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en tot nakoming van zijn verplichtingen uit het echtscheidingsconvenant. Tevens werd de man in de proceskosten veroordeeld.
De uitspraak benadrukt het belang van nakoming van afspraken in een echtscheidingsconvenant en de mogelijkheden voor een ex-partner om in kort geding een voorziening te vragen bij niet-nakoming van deze afspraken. De rechter heeft de vordering van de vrouw toegewezen, waarbij de man ook in de kosten van het geding werd veroordeeld.