ECLI:NL:RBOVE:2014:3241

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 juni 2014
Publicatiedatum
16 juni 2014
Zaaknummer
C/08/156166 / KG ZA 14-182
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een mantelovereenkomst en tussentijdse opzegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 juni 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Global Academy B.V. en een technische groothandel, aangeduid als [gedaagde]. Global Academy, een onderwijsinstelling die beroepsopleidingen aanbiedt, vorderde nakoming van een mantelovereenkomst die op 1 juni 2012 was gesloten met [gedaagde]. Deze overeenkomst betrof de samenwerking voor het aanbieden van opleidingen aan medewerkers van [gedaagde]. Global Academy stelde dat de overeenkomst nog steeds van kracht was, ondanks een opzegging door [gedaagde] per 1 november 2013.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een geschil bestond over de vraag of de mantelovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd. Global Academy betoogde dat zij nooit onvoorwaardelijk had ingestemd met de beëindiging van de overeenkomst en dat [gedaagde] verplicht was om haar verplichtingen na te komen. [gedaagde] daarentegen voerde aan dat de overeenkomst met wederzijds goedvinden was opgezegd, en dat er geen verdere betalingsverplichtingen meer bestonden na de beëindiging.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de mantelovereenkomst inderdaad rechtsgeldig was beëindigd per 1 november 2013, en dat Global Academy onvoldoende bewijs had geleverd dat de overeenkomst nog van kracht was. De vordering van Global Academy tot nakoming werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde]. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en overeenstemming tussen partijen bij het beëindigen van contractuele verplichtingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/156166 / KG ZA 14-182
Vonnis in kort geding van 5 juni 2014(lm)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GLOBAL ACADEMY B.V.,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
advocaat mr. A.C. Huisman te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R. Blom te Enschede.
Partijen zullen hierna ‘Global Academy’ en ‘[gedaagde]’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Global Academy
  • de pleitnota van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis gevraagd. Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Global Academy is een onderwijsinstelling en biedt beroepsopleidingen aan. Zij draagt zorg voor de accreditatie van het onderwijs.
2.2.
[gedaagde] is een technische groothandel en levert onder meer werktuigbouwkundige en elektrische componenten. Daarnaast levert zij technische diensten op het gebied van onder meer RVS, staal en kunststof leidingsystemen.
2.3.
Partijen hebben met ingang van 1 juni 2012 voor de periode van drie jaar een mantelovereenkomst (‘
Mantelovereenkomst [gedaagde] – Global Academy BV inzake trajecten die door Syner3y worden begeleid‘) met elkaar gesloten ten behoeve van het starten van de [gedaagde] Academie. Uitgangspunten bij die overeenkomst zijn dat [gedaagde] haar medewerkers beroepsopleidingen zal aanbieden die zullen worden verzorgd door Global Academy, waarbij zowel [gedaagde] als Global Academy gebruik zullen maken van de diensten van Syner3y/Jobo Training en Coaching (hierna: Syner3y) die op haar beurt verantwoordelijk is voor de uitvoering van het opleidingsprogramma.
2.4.
Bij brief van 30 december 2013 bericht [gedaagde] aan Global Academy het volgende: “
(…) Zoals afgesproken bevestigen wij hiermee formeel de beëindiging van de Academie bij onze organisatie per 1 november 2013. (…)
.
2.5.
Bij brief van 13 januari 2014 bericht Global Academy aan [gedaagde] het volgende: “
(…) De opzegging van de mantelovereenkomst d.d. 30 december 2013 hebben wij in goede orde ontvangen.
We betreuren de keuze van [gedaagde] om het Academytraject per 1 november 2013 te willen beëindigen. Onder voorwaarde van een correcte afwikkeling van de contractafspraken stemmen we in met het verzoek van [gedaagde] om de mantelovereenkomst met Global Academy en als gevolg daarvan ook de praktijkovereenkomsten per 1 november 2013 te beëindigen. De eindfactuur ontvangt u per omgaande.
(…)
We betreuren nogmaals dat we niet in staat worden gesteld om met alle deelnemers het academy traject te kunnen afronden, maar vertrouwen op een correcte afwikkeling van de contractueel overeengekomen afspraken jegens, zowel Global Academy, als ook de deelnemers.
(…)”.
2.6.
Global Academy heeft [gedaagde] op 14 januari 2014 een eindafrekening gezonden ter hoogte van € 29.785,47.
2.7.
Bij brieven van 6 en 28 februari 2014 heeft [gedaagde] Global Academy bericht dat zij niet overgaat tot betaling van de op 14 januari 2014 toegezonden factuur.
2.8.
Global Academy heeft vervolgens onderhavig kort geding ingeleid.

3.Het geschil

3.1.
Global Academy vordert een gebod aan [gedaagde] tot nakoming van de mantelovereenkomst totdat deze rechtsgeldig zal zijn geëindigd en de contractueel overeengekomen prestaties te verrichten, op verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [gedaagde] in de (na)kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil betreft het antwoord op de vraag of de mantelovereenkomst nog onverkort geldt tussen partijen dan wel (tussentijds) is opgezegd en of [gedaagde] al dan niet kan worden verplicht tot nakoming van haar uit de mantelovereenkomst voortvloeiende verplichtingen.
4.2.
Global Academy stelt dat de mantelovereenkomst nog geldt tussen partijen en dat zij nimmer onvoorwaardelijk heeft ingestemd met een beëindiging van de mantelovereenkomst per 1 november 2013. Zij kan enkel instemmen met een tussentijdse beëindiging, onder de voorwaarde dat de maandelijkse vergoeding tot en met november 2014 wordt doorbetaald, zoals zij ook heeft aangegeven in de brief van 13 januari 2014. Zij wenst dan ook dat [gedaagde] haar verplichtingen uit de mantelovereenkomst juist en volledig nakomt, in die zin dat zij Global Academy in de gelegenheid moet stellen haar werkzaamheden uit te voeren. Global Academy zal dan voor de aangesloten 66 deelnemers een bedrag van € 37,99 per maand in rekening kunnen brengen, als kosten voor de uitoefening van het bevoegd gezag zoals benoemd in artikel 2.3. van de mantelovereenkomst.
4.3.
[gedaagde] daarentegen stelt dat de mantelovereenkomst met wederzijds goedvinden tussentijds is opgezegd. Vanwege het ernstig tekortschieten van Syner3y in de nakoming van haar verplichtingen bij het verzorgen van de opleiding, heeft [gedaagde] besloten de mantelovereenkomst te beëindigen. Op verzoek van [gedaagde] heeft daarom op 9 juli 2013 een bespreking plaatsgevonden tussen haar, Global Academy en Syner3y. Op 31 juli 2013 heeft [gedaagde] vervolgens de mantelovereenkomst opgezegd. In het kader van de afwikkeling van de voortijdige beëindiging heeft wederom een bespreking plaatsgevonden tussen [gedaagde], Global Academy en Syner3y. Tijdens deze bespreking zijn partijen overeengekomen dat de [gedaagde] Academie per 1 november 2013 wordt beëindigd en dat [gedaagde] na 1 november 2013 geen betalingsverplichting meer tegenover Syner3y noch Global Academy heeft. [gedaagde] heeft op 14 november 2013 de laatste opgave inzake de [gedaagde] Academie over de maand oktober 2013 aan Syner3y doen toekomen. Een dag later heeft [gedaagde] de factuur daarvoor ontvangen die zij op 19 december 2013 aan Syner3y heeft betaald.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat er per 1 november 2013 feitelijk geen onderwijs meer wordt gegeven aan de [gedaagde] Academie.
4.5.
Verder is tussen partijen niet in geschil dat uit de mantelovereenkomst voortvloeit dat de overeenkomst niet tussentijds kan worden opgezegd, tenzij partijen daar overeenstemming over hebben bereikt.
4.6.
De voorzieningenrechter is, gelet op de door partijen gestelde feiten en omstandigheden, voorshands van oordeel dat de mantelovereenkomst is opgezegd door [gedaagde] en met wederzijds goedvinden is beëindigd per 1 november 2013. Zulks volgt reeds uit de inhoud van de brief van 30 december 2013 en de brief van 13 januari 2014, die door statutair bestuurder ir. [J] is ondertekend, (zie hiervoor onder 2.4. en 2.5.). Global Academy verwijst in haar dagvaarding ook zelf naar de inhoud van deze brieven. Zij stelt zelfs in haar dagvaarding: “
Global heeft in haar brief van 13 januari 2013 (productie 3)(bedoeld is januari 2014, voorzieningenrechter)
een opening geboden om aan een tussentijdse beëindiging van de mantelovereenkomst mede te werken.” en “
Zoals aangekondigd in haar brief van 13 januari 2013 (productie 3)(bedoeld is januari 2014, voorzieningenrechter)
heeft Global [gedaagde] op 14 januari 2014 een eindafrekening gezonden (productie 4).”. Hieruit kan in voldoende mate worden afgeleid dat bij partijen sprake is van wilsovereenstemming op het punt van tussentijdse beëindiging. Uit de inhoud van de brief van 13 januari 2014 waarnaar Global Academy ter onderbouwing van haar stellingen verwijst, noch uit de overige door Global Academy gestelde omstandigheden, kan worden afgeleid dat Global Academy enkel heeft ingestemd met een tussentijdse beëindiging onder de voorwaarde dat de maandelijkse vergoeding tot en met november 2014 zou worden doorbetaald. Met andere woorden: niet is gesteld of gebleken dat de mantelovereenkomst onverkort zou blijven gelden tussen partijen indien [gedaagde] niet bereid zou zijn de maandelijkse vergoeding door te betalen tot en met november 2014.
4.7.
De voorzieningenrechter houdt het er voorshands voor dat de mantelovereenkomst derhalve (reeds) rechtsgeldig is beëindigd, zodat de vordering van Global Academy tot nakoming van de daaruit voor [gedaagde] voortvloeiende verplichtingen, zoals door haar ingesteld, dient te worden afgewezen. Global Academy heeft met haar stellingen - gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde] - onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de mantelovereenkomst nog onverkort geldt tussen partijen.
4.8.
Nu uit het voorgaande reeds volgt dat de vordering van Global Academy moet worden afgewezen, kan een bespreking van de overige stellingen van partijen achterwege blijven.
4.9.
Aangezien Global Academy nakoming vordert van de voor [gedaagde] uit de mantelovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, in die zin dat zij Global Academy in de gelegenheid moet stellen haar werkzaamheden uit te voeren, zodat Global Academy voor de aangesloten 66 deelnemers een bedrag van € 37,99 per maand in rekening kan brengen (als kosten voor de uitoefening van het bevoegd gezag zoals benoemd in artikel 2.3. van de mantelovereenkomst), is een eventuele beoordeling van de vraag of [gedaagde] al dan niet gehouden is tot betaling van de door Global Academy verzonden (eind)factuur op
14 januari 2014 niet aan de orde.
4.10.
De voorzieningenrechter overweegt tot slot dat van enig spoedeisend belang bij (toewijzing) van de door Global Academy ingestelde vordering overigens evenmin sprake kan zijn. Global Academy heeft eerst in mei 2014 onderhavig kort geding ingeleid waarin zij nakoming vordert van de verplichtingen van [gedaagde] uit de mantelovereenkomst, terwijl er feitelijk sinds 1 november 2013 geen onderwijs meer wordt gegeven aan de [gedaagde] Academie. Bovendien stelt ze zelf dat ze een eindafrekening heeft gestuurd aan [gedaagde].
4.11.
Global Academy zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.424,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Global Academy in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.424,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2014 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.type: