ECLI:NL:RBOVE:2014:3043

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 juni 2014
Publicatiedatum
5 juni 2014
Zaaknummer
08.955727-13 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval op de N50 bij Kampen met letsel als gevolg van onvoorzichtig rijgedrag

Op 5 juni 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige chauffeur uit IJsselmuiden, die op 10 juni 2013 een verkeersongeval veroorzaakte op de N50 bij Kampen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag een ongeval had veroorzaakt. De verdachte reed met een bedrijfsauto met aanhanger en botste tegen een stilstaande auto, waarna hij ook een tegemoetkomende auto raakte. Beide bestuurders van de aangereden voertuigen liepen letsel op. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf van 40 uur op en een voorwaardelijke rijontzegging van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet voldoende op het verkeer had gelet en zijn snelheid niet tijdig had aangepast aan de situatie. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank vond de omstandigheden van de zaak en de schuldgraad van de verdachte minder ernstig dan door het OM werd gesteld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders van zware voertuigen om extra voorzichtig te zijn in het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Kamer te Zwolle
Parketnummer: 08.955727-13 (P)
Uitspraak: 5 juni 2014

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2014.
De verdachte is verschenen en als officier van justitie was aanwezig mr. G. Verstegen.

TENLASTELEGGING

Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 10 juni 2013 te Kampen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, merk Iveco, kenteken [kenteken 1], met daaraan gekoppeld een aanhanger, oplegger, merk Veldhuizen, kenteken [kenteken 2]), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg N50, komende uit de richting van Apeldoorn en gaande in de richting van Emmeloord, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer 70 km/u, en/of
terwijl het uitzicht van verdachte niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of op de voor hem (in dezelfde rijrichting) rijdende andere motorrijtuigen en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate en/of te laat heeft verminderd en/of aangepast aan het overige verkeer, en/of
(daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(daarbij) een voor hem stilstaande danwel met lage snelheid rijdende personenauto (Suzuki) niet (tijdig) heeft waargenomen, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die personenauto (Suzuki), en/of
(daarbij) naar links heeft gestuurd en/of vervolgens geheel of gedeeltelijk terecht is gekomen op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomend verkeer, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een hem tegemoetkomende personenauto (Toyota),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1] (bestuurder Suzuki) en/of [slachtoffer 2] (bestuurder Toyota) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 10 juni 2013 te Kampen, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk Iveco, kenteken [kenteken 1], met daaraan gekoppeld een aanhanger, oplegger, merk Veldhuizen, kenteken [kenteken 2]), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg N50, komende uit de richting van Apeldoorn en gaande in de richting van Emmeloord,
aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer 70 km/u, en/of
terwijl het uitzicht van verdachte niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of op de voor hem (in dezelfde rijrichting) rijdende andere motorrijtuigen en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate en/of te laat heeft verminderd en/of aangepast aan het overige verkeer, en/of
(daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(daarbij) een voor hem stilstaande danwel met lage snelheid rijdende personenauto (Suzuki) niet (tijdig) heeft waargenomen, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die personenauto (Suzuki), en/of
(daarbij) naar links heeft gestuurd en/of vervolgens geheel of gedeeltelijk terecht is gekomen op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomend verkeer, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een hem tegemoetkomende personenauto (Toyota),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSOVERWEGINGEN [1]

Inleiding

Op 10 juni 2013 omstreeks 17:18 uur heeft er op de N50 bij Kampen een verkeersongeval plaatsgevonden. Verdachte reed in een bedrijfsauto met aanhanger over de N50 ter hoogte van Kampen komende vanuit de richting van Apeldoorn. De Eilandbrug was omhoog (geweest), waardoor het verkeer voor verdachte stilstond. [slachtoffer 1] stond in een Suzuki Alto als achterste in de rij stil voor de brug, op dezelfde weghelft als verdachte. Doordat verdachte op enig moment naar het industrieterrein naast de weg keek, naar de plek waar het weekend ervoor brand was geweest, zag hij te laat dat de auto’s voor hem stilstonden. Als gevolg daarvan reed verdachte met zijn bedrijfsauto met aanhanger tegen de achterkant van het voertuig van [slachtoffer 1] aan. [slachtoffer 1] rolde daarop met zijn voertuig over de kop en belandde aan de rechterzijde van de weg in de berm.
Verdachte week vervolgens met zijn bedrijfsauto met aanhanger uit naar links en raakte daarbij de hem tegemoetkomende Toyota met [slachtoffer 2] als bestuurder. [slachtoffer 2] schoot hierdoor van de weg en kwam in de voor hem rechts gelegen berm terecht.
Verdachte schoot met zijn bedrijfsauto met aanhanger weer terug naar rechts en is, nadat hij een voor hem rijdende Peugeot had geschampt, verderop tot stilstand gekomen. [2]
[slachtoffer 1] is per ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Blijkens zijn verklaring [3] en de letselrapportage [4] heeft hij als gevolg van het ongeval een hoofdwond, hersenschudding en diverse schrammen en blauwe plekken opgelopen. Naar verwachting zal sprake zijn van volledig functioneel herstel binnen 4 tot 6 weken. Blijkens zijn aanvullende verklaring [5] heeft [slachtoffer 1] twee weken in bed gelegen vanwege duizeligheid en hoofdpijn. Daarna heeft hij langzaam zijn werk en studie weer op kunnen pakken.
Ook [slachtoffer 2] is per ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Blijkens zijn verklaring [6] en de letselrapportage [7] heeft hij als gevolg van het ongeval een diepe snee en schaafwonden op zijn linkerschouder en meerdere kleine snij-(glas-)verwondingen in het gelaat (linker helft en rond de linker oorschelp) en aan beide ogen opgelopen. Naar verwachting zal sprake zijn van volledig functioneel herstel binnen 2 tot 4 weken, waarbij mogelijk enige littekenvorming in het gelaat kan optreden. De ogen zullen binnen 2 weken restloos en volledig functioneel hersteld zijn. [slachtoffer 2] is op 18 juni 2013 weer aan het werk gegaan.

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van wat primair aan hem ten laste is gelegd. De officier van justitie is van oordeel dat gelet op de verklaring van verdachte en het proces-verbaal van de VerkeersOngevalsAnalyse (hierna: VOA) wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden door niet continu op de weg en weggebruikers voor hem te letten.

Het standpunt van de verdediging

Verdachte heeft ter terechtzitting de gedragingen zoals tenlastegelegd bekend. Hij heeft erkend dat hij een fout heeft gemaakt.

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van het ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op het moment van het ongeval stilstond voor de brug op de N50. Hij stond één à twee minuten te wachten toen hij in zijn achteruitkijkspiegel een truck met hoge snelheid op hem af zag komen rijden. Hij wilde nog naar rechts uitwijken, maar weet verder alleen nog dat er een harde knal was. Hij kwam vervolgens bij toen hij al uit zijn auto was en door omstanders werd aangesproken. [8]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij vlak voor het ongeval de N50 was opgereden vanaf de nieuwe oprit bij het industrieterrein van Kampen. Hij reed langs een file die op de andere weghelft stond. Op een gegeven moment zag hij een geel busje met oplegger uitwijken en op zijn helft komen. [slachtoffer 2] stuurde daarop naar rechts en werd vervolgens in de linkerflank geraakt. Hij schoot met zijn voertuig door de berm en kwam verderop in de berm tot stilstand. [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, toen hij met zijn bedrijfsauto met aanhanger op de bewuste dag bij Kampen over de N50 reed, nieuwsgierig was naar wat de brand op het industrieterrein naast de weg het weekend ervoor had veroorzaakt. Doordat hij naar die plek keek zag hij de file niet die voor de brug was ontstaan. Vanuit een schrikreactie heeft hij geprobeerd uit te wijken, maar heeft een aanrijding niet meer kunnen voorkomen en heeft drie voertuigen geraakt. [10]
De rechtbank constateert dat de door verdachte geschetste toedracht van het ongeval past in de in het VOA-rapport [11] geconcludeerde toedracht, met dien verstande dat, gelet op de verklaring van [slachtoffer 1], [slachtoffer 1] stilstond met zijn voertuig.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld heeft verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto met aanhanger, rijdend met een snelheid van ongeveer 70 km per uur, wegkijkend van de rijbaan voor hem, de vóór hem op zijn rijbaan stilstaande auto van [slachtoffer 1] te laat opgemerkt en heeft hij daarbij niet tijdig kunnen stoppen, waarna hij tegen de auto van [slachtoffer 1] is gebotst. Vervolgens is verdachte, al uitwijkende, tegen de auto van de hem tegemoetkomende [slachtoffer 2] aangereden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee
aanmerkelijkonvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden en dat het ontstane verkeersongeval aan de schuld van verdachte, als bedoeld in artikel 6 WVW 1994 is te wijten. De rechtbank betrekt in haar oordeel, dat van verdachte als bestuurder van een zwaar voertuig, een bedrijfsauto met aanhanger, juist extra zorgvuldigheid in het verkeer verwacht had mogen worden. De rechtbank is echter anders dan de officier van justitie van oordeel dat voormelde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien nog niet met zich mee brengen dat sprake is geweest van
zeeronvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag.
Als gevolg van het ongeval hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen wat verdachte onder primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij op 10 juni 2013 te Kampen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, merk Iveco, kenteken [kenteken 1], met daaraan gekoppeld een aanhanger, oplegger, merk Veldhuizen, kenteken [kenteken 2]), daarmede rijdende over de Rijksweg N50, komende uit de richting van Apeldoorn en gaande in de richting van Emmeloord,
aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte,
aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer 70 km/u, en
terwijl het uitzicht van verdachte niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd, en
daarbij niet op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en op de voor hem in dezelfde rijrichting rijdende andere motorrijtuigen heeft gelet en is blijven letten, en
daarbij zijn snelheid niet en te laat heeft verminderd en aangepast aan het overige verkeer, en daarbij in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en
daarbij een voor hem stilstaande personenauto (Suzuki) niet tijdig heeft waargenomen, en
vervolgens is gebotst tegen die personenauto (Suzuki), en
naar links heeft gestuurd en vervolgens terecht is gekomen op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomend verkeer, en
vervolgens in aanrijding is gekomen met een hem tegemoetkomende personenauto (Toyota),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] (bestuurder Suzuki) en [slachtoffer 2] (bestuurder Toyota) zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994,
terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht,
strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van wat zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte veroordeeld wordt tot een werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar.

Het standpunt van de verdediging

Verdachte heeft verklaard het merkwaardig te vinden dat hij voor de door hem gemaakte fout zwaar gestraft zou moeten worden. Voorts heeft hij verklaard het eens te zijn met een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen. Hij heeft bepleit om de gevorderde werkstraf, gelet op zijn werkweek van vijf à zes dagen, te matigen.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft door aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag op 10 juni 2013 op de N50 ter hoogte van Kampen met een bedrijfsauto met aanhanger, een verkeersongeval veroorzaakt door op een niet tijdig opgemerkte stilstaande auto voor hem te botsen en vervolgens tegen een hem tegemoetkomende auto te rijden tijdens de uitwijkmanoeuvre. Als gevolg van het ongeval hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] letsel opgelopen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van artikel 6 WVW, waarbij sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout, zonder dat sprake was van alcoholgebruik en het slachtoffer lichamelijk letsel dan wel een tijdelijke ziekte heeft bekomen, een geldboete van € 1.000,- en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 maanden.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 22 april 2014, blijkt dat verdachte wel eerder met justitie in aanraking is gekomen, maar niet voor een soortgelijk feit als het bewezenverklaarde.
Verdachte heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij voor zijn werk afhankelijk is van zijn rijbewijs. Hij is eigenaar van een bedrijf in grondverzet en moet, omdat hij vanwege de slechte financiële positie van het bedrijf geen personeel meer heeft, zelf de grondverzetmachines naar de steeds wisselende werkplekken vervoeren. Ook heeft verdachte verklaard zich nu meer bewust te zijn van zijn verantwoordelijkheid als chauffeur van een zwaar voertuig.
De rechtbank zal, gelet op het belang van verdachte bij behoud van zijn rijbewijs, in het voordeel van verdachte, de rijontzegging voorwaardelijk opleggen. Gelet daarop zal de rechtbank daarnaast, om de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking te brengen, aan de verdachte, ook een werkstraf opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 40 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden. Dat betreft een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd, maar dat is er mede in gelegen dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is geweest van een lagere schuldgradatie dan door de officier van justitie bewezen werd geacht.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Beslissing

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor aangegeven wat de strafbare feiten oplevert zoals hiervoor vermeld.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De verdachte is strafbaar.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, te weten een
werkstrafvan
40 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De rechtbank ontzegt verdacht de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
3 maanden, die niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter, mrs. S. Taalman en J. de Ruiter-Kok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, team Kampen, onder dossiernummer PL04KA 2013047366, opgemaakt op 28 augustus 2013.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 22 mei 2014 en het proces-verbaal VOA, opgemaakt op 31 juli 2013, door [verbalisant], [verbalisant] en [verbalisant], allen brigadier, Forensische opsporing, taakgebied VOA, pag. 32 en 33.
3.Proces-verbaal verhoor betrokkene, opgemaakt op 27 juni 2013, door [verbalisant], brigadier, pag. 25.
4.Opgemaakt op 16 juli 2013 door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts GGD, pag.12 en 13.
5.Proces-verbaal verhoor betrokkene, opgemaakt op 17 maart 2014, door [verbalisant], brigadier, blad 1.
6.Proces-verbaal verhoor betrokkene, opgemaakt op 27 juni 2013, door [verbalisant], brigadier, pag. 27.
7.Opgemaakt op 16 juli 2013 door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts GGD, pag.16 en 17.
8.Proces-verbaal verhoor betrokkene, opgemaakt op 27 juni 2013, door [verbalisant], brigadier, pag. 25.
9.Proces-verbaal verhoor betrokkene, opgemaakt op 27 juni 2013, door [verbalisant], brigadier, pag. 27.
10.Proces-verbaal terechtzitting d.d. 22 mei 2014.
11.Proces-verbaal VOA, opgemaakt op 31 juli 2013, door [verbalisant], [verbalisant] en [verbalisant], allen brigadier, Forensische opsporing, taakgebied VOA, paragraaf 5.2 Ongevalsoorzaak, toedracht en gevolg, pag. 54 en 55.