Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
- de dagvaarding van de curator van 18 december 2012;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] van 22 mei 2013;
- de conclusie van repliek van de curator van 20 november 2013.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
ex artikel 2:394 lid 3 BW gegunde termijn voor het deponeren van de jaarstukken, in strijd is gehandeld met de op het bestuur van W&H rustende verplichting.
van de aanvrager van het faillissement, de incasso door de Belastingdienst en de veroordeling van W&H tot betaling van € 370.984,24 aan de ING Bank bij vonnis van de rechtbank Almelo van 18 februari 2009, bekrachtigd door het Gerechtshof Arnhem bij arrest van 11 januari 2011.
is dat dit een belangrijke oorzaak van het faillissement van W&H is geweest.
[X] is dan ook aansprakelijk voor het tekort in het faillissement. Op grond van artikel 2:11 BW rust deze uit artikel 2:248 lid 1 BW voortvloeiende aansprakelijkheid tevens op [gedaagde] als indirect bestuurder van W&H.
2 punten x tarief II à € 452,00.