ECLI:NL:RBOVE:2014:2935

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juni 2014
Publicatiedatum
3 juni 2014
Zaaknummer
08/770217-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling door inrijden op politieagenten met een auto

Op 3 juni 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een man uit Duitsland, die beschuldigd werd van het inrijden op twee politieagenten. De verdachte werd op 19 september 2013 in Hengelo betrapt terwijl hij met een auto op de agenten inreed, wat leidde tot de verdenking van poging tot zware mishandeling. Tijdens de zittingen op 14 januari en 20 mei 2014 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. H.J. Timmer, gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. I. Mercanoglu. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet met zijn auto op de agenten inreed, waardoor zij genoodzaakt waren om opzij te springen om niet aangereden te worden. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de poging tot zware mishandeling en legde een gevangenisstraf op van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte de rijbevoegdheid ontzegd voor twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, de betrokken politieagenten, die immateriële schade hadden geleden door het incident. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet eerder voor een misdrijf was veroordeeld, wat in zijn voordeel werd meegewogen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770217-13
Datum vonnis: 3 juni 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 in [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland),
wonende in [woonplaats] (Bondsrepubliek Duitsland), [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 januari 2014 en 20 mei 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Timmer en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. I. Mercanoglu, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:geprobeerd heeft om twee politiebeambten zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een auto op hen in te rijden;
subsidiair:twee politiebeambten heeft mishandeld door met een auto op hen in te rijden.
Voluit luidt de tenlastelegging – na wijziging – aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 19 september 2013 te Hengelo, althans in de gemeente
Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
een persoon genaamd [slachtoffer 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar van politie)
en/of [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie), opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet met een (personen)auto met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid, in elk geval met oplopende snelheid op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
voornoemd is ingereden en/of (tot op zeer korte afstand) is toegereden,
waardoor deze genoodzaakt waren om opzij te stappen/springen teneinde te
voorkomen dat zij werden aangereden door verdachte, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 19 september 2013 te Hengelo, althans in de gemeente
Hengelo (O),opzettelijk mishandelend met een (personen)auto met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid, in elk geval met oplopende snelheid op een persoon (te weten
[slachtoffer 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar van politie) en/of [slachtoffer 2]
(hoofdagent van politie) is ingereden en/of (tot op zeer korte afstand) is
toegereden, waardoor deze genoodzaakt waren om opzij te stappen/springen
teneinde te voorkomen dat zij werden aangereden door verdachte, waardoor
voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen gedurende 12 maanden. Voorts vorderde de officier van justitie toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte probeerde te vluchten en, terwijl hij wist dat er politieagenten achter zijn auto stonden, vol gas achteruit reed. Zelfs al zou verdachte de agenten niet hebben gezien, dan heeft hij door zo hard achteruit te rijden bewust de aanmerkelijke kans aanvaard – het zogenaamde voorwaardelijke opzet – dat hij die agenten zou aanrijden. De stelling van verdachte dat hij niet wist dat het politieagenten waren is ongeloofwaardig nu zij zich kort daarvoor hadden gelegitimeerd, wat is bevestigd door de getuige [getuige].
Volgens de raadsman wist verdachte niet dat het politiebeambten waren maar dacht hij dat het overvallers betroffen die het hadden voorzien op zijn geld , € 8.000,-- aan contanten. Aangezien de auto van de opsporingsambtenaren voor zijn auto stond kon hij niet anders dan eerst achteruit rijden om vervolgens weg te kunnen rijden. Dat achteruit rijden kan technisch gezien niet met hoge snelheid. Daarbij stonden de opsporingsambtenaren niet achter zijn auto, maar bij de auto van [getuige], wat door laatstgenoemde is bevestigd. Er was bij verdachte geen bewustzijn van de aanwezigheid van politiebeambten achter de auto. Verdachte heeft dit risico dus ook niet aanvaard en aldus niet de aanmerkelijke kans voor lief genomen dat er bij de beambten zwaar lichamelijk letsel zou kunnen ontstaan. Er is dus ook geen sprake van voorwaardelijk opzet. Het technisch onderzoek aan de auto van verdachte ondersteunt de verklaringen van de agenten in hun aangiften evenmin. Die verklaringen vertonen opvallend veel gelijkenis en zijn dus afgestemd. De raadsman heeft de aangiften ter terechtzitting in kopie overgelegd en de eenvormige passages gearceerd. De raadsman concludeert dat verdachte voor het primair en subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Wat de geloofwaardigheid van de aangiften en verklaringen door de aangevers/verbalisanten betreft overweegt de rechtbank het volgende. Met de raadsman is de rechtbank van mening dat de aangiften opvallend veel gelijkluidende passages bevatten. De conclusie van de raadsman dat er daarom sprake is van afstemming, waardoor de waarheid – bedoeld of onbedoeld - geweld is aangedaan, deelt de rechtbank echter niet. Kennelijk hebben aangevers tijdens het incident hetzelfde waargenomen. Gelet op de beperkte ruimte waarin zich een en ander heeft afgespeeld, hebben zij dat ook kunnen doen. Aangevers hebben beiden een dag na het gebeurde bij dezelfde verbalisant en kort na elkaar aangifte gedaan. Ook hebben zij gezamenlijk het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Dat de zakelijke weergave van datgene wat beiden zich van het gebeurde herinneren overeenkomt is in dat licht bezien te begrijpen. Bij de rechter-commissaris in strafzaken hebben zij hun verklaring, ieder voor zich, gehandhaafd en nader toegelicht. Er is dus geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de aangiften en van bedoelde verklaringen.
Aangevers hebben verklaard dat zij, aangezien zij in burger waren, zich hebben gelegitimeerd. Volgens [slachtoffer 2] stond hij daarbij ongeveer een meter à anderhalve meter voor de verdachte en heeft hij zich daarbij, behalve in het Nederlands, ook in het Duits voorgesteld. Die gang van zaken is bevestigd door [slachtoffer 1] en ook de getuige [getuige] heeft verklaard dat aangevers zich gelegitimeerd hebben en zeiden dat ze van de politie waren. Het is niet aannemelijk dat verdachte deze gang van zaken is ontgaan en dat hij in de veronderstelling verkeerde met overvallers van doen te hebben. Dat klemt te meer nu hij na een dergelijke confrontatie, waarvan hij was weggereden, geen contact heeft opgenomen met de politie om aangifte te doen. Dat zou in dat geval in de rede hebben gelegen.
Vast staat dat verdachte achteruit heeft gereden terwijl hij, zo heeft hij ter zitting verklaard, naar achteren keek. Gelet op de door de aangevers afgelegde verklaringen, betekent dat dat hij moet hebben gezien dat er zich mensen achter zijn auto bevonden. Desondanks rijdt verdachte naar achteren, ongeacht de mogelijke consequenties voor anderen. Ook al zou verdachte niet met (zeer) hoge snelheid achterwaarts hebben gereden, naar algemene ervaringsregels staat wel vast dat een kwetsbare verkeersdeelnemer als een onbeschermde voetganger die onverwacht met een auto met (geringe) snelheid in aanraking komt uit balans kan raken en zich daarbij kan verwonden. Dat blijkt in deze zaak met name uit de verklaring van [slachtoffer 2], die zich met gestrekte armen beschermde tegen de onverwacht achteruit rijdende auto, daardoor werd weggeslingerd en ten gevolge daarvan rugletsel opliep. [slachtoffer 1] kon erger voorkomen door snel opzij te stappen. Indien verdachte zich er niet van had vergewist dat er personen achter de auto stonden, dan had het op zijn weg gelegen om zeer behoedzaam te manoeuvreren, wetende dat er zich verschillende mensen in de nabijheid van zijn auto bevonden. Door dat niet te doen heeft hij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij iemand met zijn auto zodanig zou raken dat deze persoon zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Een botsing tussen een auto en een persoon brengt, ook bij relatief lage snelheden, een aanmerkelijke kans met zich op zwaar lichamelijk letsel. Botbreuken en hoofdletsel door de botsing of een val als gevolg van de botsing, zijn geenszins denkbeeldig.
Uit het vorenstaande volgt dat het primair tenlastegelegde feit ten aanzien van beide politiebeambten bewezen is.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 september 2013 in de gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar van politie) en [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een personenauto met oplopende snelheid op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voornoemd is ingereden, waardoor deze genoodzaakt waren om opzij te stappen/springen teneinde te voorkomen dat zij werden aangereden door verdachte, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45 en 302 Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling door met een auto in de richting van twee politieambtenaren te rijden. Dat de slachtoffers door hun alerte handelen erger wisten te voorkomen is niet de verdienste van verdachte en de rechtbank rekent het hem zwaar aan dat hij bereid was om het risico te nemen dat er zwaar letsel zou ontstaan, louter omdat hij zich wilde onttrekken aan een controle door de politie.
De rechtbank neemt de door het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting als uitgangspunt. Deze oriëntatiepunten noemen voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, waarbij naar het oordeel van de rechtbank in dit geval de auto als wapen is gebruikt. Hoewel het enerzijds bij een poging is gebleven, gaat het anderzijds om (twee) politiefunctionarissen wat weer een strafverhogend effect heeft.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte niet eerder voor een misdrijf is veroordeeld, waarmee de rechtbank ten voordele van de verdachte rekening houdt.
Alles overwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van het voorarrest. Aangezien verdachte zijn auto als wapen heeft gebruikt bij het plegen van de onderhavige feiten, acht de rechtbank voorts een ontzegging van de rijbevoegdheid gedurende twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, geïndiceerd.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], p/a 7511 JN Enschede aan de Hermandad 2, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 350,-- (driehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Het betreft immateriële schade.
Deze is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost is betwist door de raadsman aangezien de vordering niet is onderbouwd. De rechtbank acht het aannemelijk dat het incident het ongerief en ongemak heeft veroorzaakt bij de benadeelde partij, zoals omschreven in de vordering. De rechtbank schat het immateriële nadeel op € 350,--. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
[slachtoffer 2], p/a 7511 JN Enschede aan de Hermandad 2, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 500,-- (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Het betreft immateriële schade.
Deze is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost is betwist door de raadsman aangezien de vordering niet is onderbouwd. De rechtbank acht het aannemelijk dat het incident ongemak, ongerief en pijn heeft veroorzaakt, zoals omschreven in de vordering. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij telkens de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr. opleggen, aangezien de verdachte jegens beide slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten zijn toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 91 Sr en artikel 179a Wegenverkeerswet 1994.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • primairpoging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
  • verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • ontzegt veroordeelde de
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], p/a Hermandad 2, 7511 JN Enschede, van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], p/a Hermandad 2, 7511 JN Enschede, van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. C.C.S. Koppes en
mr. F.H.W. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2014.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met registratienummer PL05KL 2013096103. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 20 september 2013 (blz. 7 en 8), zakelijk weergegeven inhoudende:
"Bij deze doe ik aangifte van poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling. Ik ben ambtenaar van de politie Twente. Op 19 september 2013 was ik samen met mijn collega [slachtoffer 1] op surveillance. We waren beiden in burger gekleed. Toen we ter hoogte waren gekomen van de voetbalvelden van de voetbalclub ATC, zag ik op de parkeerplaats, welke bij het sportpark behoort, twee auto's stonden. Dit betrof een zwarte Volkswagen Passat (stationcar), voorzien van witte kentekenplaten, vermoedelijk Duitse. De andere auto betrof een zilverkleurige Volkswagen Golf. Ik zag dat van beide auto's de kofferdeksels geopend waren. Ik zag verder dat er twee mij onbekende mannen achter de auto's stonden. Ik zag dat één van de mannen een op een kartonnendoos gelijkend voorwerp uit de kofferbak van de Golf pakte en deze plaatste in de kofferruimte van de Volkswagen Passat. Ik had op dat moment het idee dat gelet op de situatie (een afgelegen parkeerplaats en de wijze waarop de auto's ten opzichte van elkaar stonden geparkeerd - ze stonden haaks met de achterzijden op elkaar) dit niet een normale situatie was, althans verdacht was. We besloten om te draaien en te controleren wat daar gaande was. Op het moment dat we de parkeerplaats opreden, zag ik dat de twee mannen zich tussen beide voertuigen aan de achterzijde daarvan bevonden. Toen ik dichter bij kwam zag ik dat zich in de Volkswagen Passat nog een derde persoon bevond. Deze persoon bevond zich voorin aan de bestuurderszijde. Ik parkeerde mijn dienstvoertuig aan de voorzijde van de Volkswagen Passat, welke met de voorzijde geparkeerd stond in de richting van de Torenlaan. Ik ben uitgestapt en heb mij voorgesteld als [slachtoffer 2] van de Politie Twente en heb mijn legitimatiebewijs getoond. Beiden keken op mijn legitimatie. Mijn collega deed hetzelfde. Ik vroeg aan beide mannen om hun legitimatiebewijs. Een man liep achter de Volkswagen Passat langs en liep naar het bestuurdersportier. Wat hij daar precies deed weet ik niet, maar ik was in de veronderstelling dat hij een legitimatiebewijs zocht. Ik zag toen dat de man, die eerder achter het stuur van de Passat had gezeten, uitstapte en in mijn richting liep. Ik zag echter dat hij tussen mij en het voertuig doorliep en plaats nam op de bijrijdersplaats van de Passat. Ik zag dat de andere man in de Passat stapte. Ik zag dat hij het portier dicht trok en de motor van de auto direct startte. Ik hoorde en zag dat hij met gierende banden achteruit reed, recht op de plek af waar ik me bevond. Ik stond op dat moment op ongeveer een meter afstand, midden achter het voertuig. Ik doe mijn handen vooruit als bescherming van mezelf. Daardoor kwamen mijn handen op de achterzijde van het voertuig. Door de kracht van het voertuig word ik achteruit geslingerd en kwam daardoor naast het voertuig terecht. Ik kon me net staande houden. De Passat vloog rakelings langs mij heen. Ongeveer een meter voorbij mij schakelde de bestuurder de auto in de vooruit en scheurde met gierende banden weg in de richting van de Torenlaan. Door deze manoeuvre bekwam ik rugletsel. Als ik me niet fysiek had kunnen afzetten tegen het voertuig was ik er zeker onder gekomen. De afstand tot en de snelheid van de Passat was dusdanig dat ik geen mogelijkheid had om op een normale manier weg te komen. De gevolgen daarvan valt te raden. Zo snel en onverwacht gebeurde dit alles. Ik ga me vandaag onder doktersbehandeling stellen, omdat ik heel veel last heb van het door mij bekomen rugletsel. Ik heb nog steeds last van mijn rug en tinteling in de benen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit."
2.
Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 20 september 2013 (blz. 10 en 11), zakelijk weergegeven inhoudende:
"Bij deze doe ik aangifte van poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling. Ik ben ambtenaar van de Politie. Op 19 september 2013 was ik met mijn collega [slachtoffer 2] op surveillance in een onopvallende dienstauto. We reden op dat moment op de Torenlaan te Hengelo (0). We waren beiden in burger gekleed. Onze taak was een controle onder andere op de Wet Economische Delicten. Toen we ter hoogte waren gekomen van de voetbalvelden van de voetbalclub ATC, zag ik op de parkeerplaats, welke bij het sportpark behoort, twee auto's stonden. Dit betrof een zwarte Volkswagen Passat. De andere auto betrof een zilverkleurige Golf. Ik zag dat van beide auto's de kofferdeksels geopend waren. Ik zag verder dat er voor mij twee onbekende mannen achter de auto's stonden. Ik zag dat één van de mannen een op een kartonnen doos gelijkend voorwerp uit de kofferbak van de Golf pakte en deze plaatste in de kofferruimte van de Volkswagen Passat. Ik had op dat moment het idee dat gelet op de situatie (een afgelegen parkeerplaats en de wijze waarop de auto's ten opzichte van elkaar stonden geparkeerd - ze stonden haaks met de achterzijden op elkaar) dit niet een normale situatie was, althans verdacht was. We besloten om te draaien en te controleren wat daar gaande was. Op het moment dat we de parkeerplaats opreden, zag ik dat de twee mannen zich tussen beide voertuigen aan de achterzijde daarvan bevonden. Mijn collega [slachtoffer 2] parkeerde het dienstvoertuig aan de voorzijde van de Volkswagen Passat, welke met de voorzijde geparkeerd stond in de richting van de Torenlaan.
Mijn collega [slachtoffer 2] stapte uit en stelde zich voor als opsporingsambtenaar van Politie en toonde zijn legitimatie. Ik stapte tevens uit en heb tevens mijn legitimatiebewijs getoond. Mijn collega [slachtoffer 2] vroeg aan beide mannen om hun legitimatiebewijs. Ik zag dat een man met meerkleurige kleding naar de Volkswagen Golf liep, iets uit de auto pakte, en terug kwam met een rijbewijs. Het rijbewijs werd aan mijn collega [slachtoffer 2] overhandigd
De andere man liep achter de Volkswagen Passat langs en liep naar het bestuurdersportier. Wat hij daar precies deed weet ik niet. Op dat moment zag ik een blanke man uit de auto komen uit het bestuurdersportier. Ik zag dat deze man tussen mij en het voertuig doorliep en zonder iets te zeggen plaats nam op de bijrijdersplaats van de Passat. Ik zag dat de andere man in de Passat stapte. Ik zag dat hij het portier dicht trok en de motor van de auto direct startte. Voordat ik het in de gaten had wat hij wilde, hoorde en zag ik dat hij met gierende banden achteruit reed. Ik stond op dat moment op ongeveer 1 á 1,5 meter afstand, achter het voertuig. Ik stapte rechts schuin naar achteren om te voorkomen dat de auto mij zou raken. Zou ik dit niet hebben gedaan dan had de VW Passat mij zeer zeker geraakt en omver gereden. De bestuurder van de auto schakelde nadien in de vooruit en scheurde met gierende banden weg in de richting van de Torenlaan. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit."
3.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 mei 2014, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 19 september 2013 stond ik met mijn zwarte Volkswagen Passat op een parkeerplaats bij een sportcomplex in Hengelo (O). Daar stond ook een grijze Volkswagen Golf. Er kwam een auto aanrijden waaruit twee mannen stapten: zij liepen naar de Golf. Ik ben in mijn auto gestapt en ik ben ongeveer één meter achteruit gereden. Ik keek daarbij naar achteren.
4.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris op
9 januari 2014, zakelijk weergegeven inhoudende:
In de zaak van [verdachte] kwamen agenten op ons af die zich gelegitimeerd hebben. Ik zag het pasje waarop stond “politie”. Eén van de mannen uit de Passat zat in de auto, de andere stond naast mij. De achterkant van de Passat en de achterkant van mijn auto waren naar elkaar gericht. De Passat reed met flinke vaart weg.