ECLI:NL:RBOVE:2014:2934

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juni 2014
Publicatiedatum
3 juni 2014
Zaaknummer
08/955479-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schennis van de eerbaarheid gepleegd door verdachte in de periode van 1 april 2012 tot en met 21 mei 2013 te Rijssen

Op 3 juni 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich gedurende een langere periode schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich opzettelijk oneerbaar heeft gedragen op een niet openbare plaats, waarbij hij met ontbloot geslachtsdeel aanwezig was in de slaapkamer van een woning, terwijl meerdere slachtoffers, die vanuit een andere slaapkamer konden zien, daar haars/huns ondanks getuige van waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met bijzondere voorwaarden waaronder behandeling bij een zorginstelling en toezicht door de reclassering. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en hen gedeeltelijk in het gelijk gesteld, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat de verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd op basis van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/955479-13
Datum vonnis: 3 juni 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1971 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 mei 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Timmer en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. J.W. Stegeman, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte schennis heeft gepleegd van de eerbaarheid.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2012 tot en met
21 mei 2013 te Rijssen, gemeente Rijssen-Dinkelland, zich (telkens) opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten (in de slaapkamer van) een woning, gelegen op/aan de [adres 2], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden, terwijl daarbij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (die vanuit een slaapkamer/woning verdachte hebben kunnen zien en) haars/huns ondanks tegenwoordig was/waren.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen, voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Aan de voorwaardelijke straf dient als bijzondere voorwaarde toezicht door de reclassering te worden verbonden, alsmede een verplichte behandeling bij De Tender.
De civiele vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] dienen te worden toegewezen tot de gevorderde bedragen met toewijzing van de wettelijke rente en oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde feit bewezen verklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die daarbij worden genoemd. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met als dossiernummer PL05QC2013059568 van 18 juni 2013. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.1
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Als bewijsmiddelen daarvoor gelden:
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 mei 2014, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering (Sv);
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 21 maart 2013, pagina 4;
3. Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] van 11 april 2013, pagina 8;
4. Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] van 25 april 2013, pagina 10;
5. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] van 21 maart 2013, pagina 5.
5.2
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 april 2012 tot en met 21 mei 2013 te Rijssen, zich telkens opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten in de slaapkamer van een woning, gelegen aan de [adres 2], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden, terwijl daarbij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], die vanuit een andere slaapkamer/woning verdachte hebben kunnen zien, haars/huns ondanks tegenwoordig was/waren.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 239 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode veelvuldig schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid. Naar het oordeel van de rechtbank betreft het hier zeer hinderlijke feiten waartegen de wetgever toevallig aanwezige derden heeft willen beschermen. Deze feiten hebben bij aangeefsters, die toen nog relatief jong waren, gevoelens van angst en afschuw opgewekt. Dit blijkt uit de zich in het dossier bevindende schadeonderbouwingsformulieren. Aangeefsters [slachtoffers 1 en 4] werden gedurende langere tijd in hun woongenot beperkt door het strafbare handelen van verdachte.
In het kader van de op te leggen straf overweegt de rechtbank dat het vooral van belang is dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het opnieuw plegen van dergelijke feiten. Een ambulante behandeling bij de forensische polikliniek De Tender is hierbij volgens de ingeschakelde deskundigen aangewezen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij sinds twee weken in behandeling is bij De Tender, welke behandeling mogelijk een periode van een jaar in beslag gaat nemen. Om verdachte gemotiveerd te houden voor deze mogelijk ingrijpende en confronterende behandeling is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf verdachte hierin beter zal ondersteunen dan een voorwaardelijke taakstraf zoals de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op de lange duur en de frequentie van het strafbare handelen van verdachte.
Nu verdachte heeft aangegeven in ploegendienst werkzaam te zijn en de behandeling bij De Tender ook de nodige tijdsinspanning kost, zal de rechtbank het aantal uren taakstraf dat verdachte dient te verrichten enigszins matigen.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met het over verdachte op 14 maart 2014 door drs. M. van Heteren, GZ-psycholoog uitgebracht rapport, waaruit blijkt dat verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten lijdende was aan een ziekelijke stoornis in de vorm van exhibitionisme. Deze ziekelijke stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde zodanig dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Verdachte is geneigd gevoelens, waaronder agressiviteit en seksualiteit te verdringen. Dit houdt in dat hij op basis van de verdrongen innerlijke dynamiek ingehaald kan worden door deze verdrongen gevoelens en dit via re-enactment plotseling kan doorbreken. Dit uit verdachte dan via het exhibitioneren. De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog over en maakt deze tot de hare.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 1], beiden wonende te [woonplaats] aan de [adres 3], hebben zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partijen gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partijen vorderen veroordeling van de verdachte tot betaling van € 750,- immateriële schade aan ieder van hen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd. Ook hebben de benadeelde partijen gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de benadeelde partijen in hun vordering ontvankelijk en zijn de vorderingen deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de slachtoffers. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en op zichzelf aannemelijk, zij het dat de rechtbank de omvang van de schade dient te schatten. De rechtbank zal de vorderingen naar redelijkheid en billijkheid toewijzen tot een bedrag van € 400,-. Voor wat betreft de gevorderde wettelijke rente is de rechtbank van oordeel dat deze toewijsbaar is vanaf de einddatum van de bewezenverklaarde periode, nu in elk geval vanaf die datum de vorderingen geheel opeisbaar waren. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt of zullen maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De rechtbank zal de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen en bepalen dat de benadeelde partijen hun vorderingen voor die delen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij telkens de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr. opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten aan hen is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert: schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is, meermalen gepleegd.
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en
[slachtoffer 1], beiden wonende te [woonplaats], aan de [adres 3], een bedrag van elk
€ 400,- te betalen,beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2013 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoelde bedragen daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partijen te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partijen de verschuldigde bedragen heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige deel niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, en dat de benadeelde partijen de vorderingen voor die delen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Koppes, voorzitter, mr. M. Melaard en
mr. F.H.W. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van M. Dijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2014.