ECLI:NL:RBOVE:2014:2879

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
08/996011-10
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude door caravanbedrijf met onjuiste aangiften omzetbelasting

Op 28 mei 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [bedrijf 1] V.O.F., een caravanbedrijf uit Hengelo, dat werd beschuldigd van belastingfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bedrijf in de periode van juni 2007 tot en met juli 2008 opzettelijk onjuiste aangiften voor de omzetbelasting heeft gedaan. De verdachte, vertegenwoordigd door [medeverdachte 1], heeft in deze periode nieuwe caravans als gebruikte caravans verkocht, waardoor te weinig belasting werd geheven. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. W. Bollen, in behandeling genomen en de verdediging gehoord, waarbij de raadsman, mr. F.J.M. Kobossen, betoogde dat de verdachte niet op de hoogte was van de onjuistheid van de aangiften.

De rechtbank heeft de feiten beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte inkoopverklaringen valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk deze als echt te gebruiken. De rechtbank heeft onder andere getuigenverklaringen van particuliere kopers in overweging genomen, die bevestigden dat de caravans als nieuw werden verkocht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte opzettelijk de margeregeling voor de omzetbelasting ten onrechte heeft toegepast, wat resulteerde in onjuiste aangiften. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk onjuist doen van aangiften, wat in strijd is met artikel 69 lid 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 3.500,-, rekening houdend met de ernst van de feiten en het blanco strafblad van de verdachte. De rechtbank heeft ook het tijdsverloop in de zaak in overweging genomen, wat heeft geleid tot een strafvermindering van € 500,-. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede feit dat hem ten laste was gelegd, namelijk valsheid in geschrifte met betrekking tot de inkoopverklaringen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/996011-10
Datum vonnis: 28 mei 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[bedrijf 1] V.O.F,
gevestigd te Hengelo, [adres 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 april 2010 en 14 mei 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bollen en van hetgeen door de gemachtigde van verdachte
(R. [medeverdachte 1]) en diens raadsman mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode juni 2007 tot en met juli 2008, al dan niet samen met een ander, opzettelijk onjuist of onvolledig aangiften voor de omzetbelasting heeft gedaan;
feit 2:in de periode januari 2007 tot en met juni 2008 inkoopverklaringen valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of te doen gebruiken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
zij op een of meer verschillende tijdstippen in de periode juni 2007 tot en met juli 2008, in de gemeente Enschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke personen en/of met een of
meer rechtspersonen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk als ondernemer, in de zin van de Wet op de
Omzetbelasting 1968, (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als
bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n)
voor de omzetbelasting over na te noemen of over een of meer van die na te
noemen kwartalen, te weten het tweede kwartaal van 2007 (onder de naam [medeverdachte 1]
) en/of het eerste en tweede kwartaal van 2008 (onder de naam [bedrijf 1]
V.O.F.)
onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen/belastingdienst Oost/kantoor Enschede,
terwijl die feiten/dat feit er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig
belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan, dat in de
digitale aangifte(n) betreffende die kwartalen/dat kwartaal (telkens) een te
laag bedrag aan omzet en/of een te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting
was vermeld;
(Vindplaats documenten: Ordner Documenten Zaak 4 (met opschrift T-001 t/m
T-015), D-T-002, doorgenummerde blz.4455/4456, "uitdraai" digitale aangifte
doorgenummerde blz.4467, D-T-003, doorgenummerde blz.4471/4472, uitdraaien
digitale aangiften, doorgenummerde blz.4477 en 4478 en D-T-005 "Verloop OB
2007 en 2008", doorgenummerde blz. 4515 t/m 4518)
2.
zij op een of meer verschillende tijdstippen in de periode januari 2007 tot en met juni 2008, te Hengelo (Ov), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke personen, althans alleen,
een aantal zogenaamde inkoopverkaringen, waaronder na te noemen of een of meer
van na te noemen inkoopverklaringen, te weten:
a. a) een inkoopverklaring afkomstig van [bedrijf 1], waarin (zakelijk
weergegeven) verkoper [naam 3] verklaart een gebruikte Hobby caravan
te hebben verkocht aan [bedrijf 1] en [bedrijf 1] vermeldt die
gebruikte Hobby-caravan op 29 mei 2007 te hebben ingekocht voor Euro 10.700,-;
(vindplaats document: Ordner Documenten Zaak 4 (T-001 t/m 015),D-T-001.01,
doorgenummerde bladzijde 4236)
en/of
b) een inkoopverklaring afkomstig van [bedrijf 1], waarin (zakelijk
weergegeven) verkoper, [bedrijf 3], verklaart een gebruikte Hobby caravan
te hebben verkocht aan [bedrijf 1] en [bedrijf 1] vermeldt die
gebruikte Hobby-caravan op 25 januari 2008 te hebben ingekocht voor Euro
15.680,-;
(vindplaats document: Ordner Documenten Zaak 4 (T-001 t/m 015),D-T-001.02,
doorgenummerde bladzijde 4252)
en/of
c) een inkoopverklaring afkomstig van [bedrijf 1], waarin (zakelijk
weergegeven) verkoper,[bedrijf 8], verklaart een gebruikte Hobby caravan
te hebben verkocht aan [bedrijf 1] en [bedrijf 1] vermeldt die
gebruikte Hobby-caravan op 7 april 2008 te hebben ingekocht voor Euro 12.500,-;
(vindplaats document: Ordner Documenten Zaak 4 (T-001 t/m 015),D-T-001.03
doorgenummerde bladzijde 4266)
(telkens) valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die/dat geschrift(en)
als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken (telkens) hierin bestaan, dat de in die
inkoopverklaring(en) genoemde caravan(s) (telkens) in werkelijkheid (een)
nieuwe en/of ongebruikte caravan(s) waren/was en/of dat de in die genoemde
inkoopverklaring(en) afkomstig van [bedrijf 1] de verkoper in
werkelijkheid (telkens) niet was genoemde [naam 3] en/of [bedrijf 3]
en/of [bedrijf 8], maar [verdachte 1].

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte schuldig wordt verklaard zonder toepassing van een straf.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft op basis van het onderliggende strafdossier geconcludeerd dat beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De raadsman heeft betoogd dat de feiten met de wetenschap van nu wettig en overtuigend bewezen kunnen worden waarbij hij heeft aangevoerd dat verdachte ten tijde dat de feiten werden begaan niet heeft geweten dat zij geen nieuwe caravans verkocht, maar er vanuit is gegaan dat zij jong gebruikte caravans heeft verkocht.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Algemeen: margeregeling
In deze strafzaak staat de toepassing van de margeregeling voor de omzetbelasting centraal. De margeregeling is een bijzondere regeling voor gebruikte goederen en is neergelegd in de artikelen 28b tot en met 28i van de Wet op de Omzetbelasting 1968. De regeling beoogt cumulatie van omzetbelasting te voorkomen en komt in hoofdlijnen op het volgende neer.
Als een niet-omzetbelastingplichtige (een particulier, een vrijgestelde ondernemer of een niet belastingplichtige rechtspersoon) een goed levert aan een omzetbelastingplichtige ondernemer is in de verkoopprijs omzetbelasting begrepen die de ondernemer niet in aftrek kan brengen, omdat de niet-omzetbelastingplichtige over zijn verkoopprijs geen omzetbelasting mag berekenen en ook geen omzetbelasting op de factuur mag vermelden. Teneinde dubbele heffing te voorkomen hoeft de ondernemer bij doorverkoop van het goed slechts over zijn marge (verkoopprijs minus inkoopprijs) omzetbelasting af te dragen. De margeregeling kan ook worden toegepast als de ondernemer een goed inkoopt dat aan hem met toepassing van de margeregeling is verkocht.
Op de factuur die de leverancier uitschrijft mag geen omzetbelasting worden vermeld en moet een aanduiding staan die wijst op toepassing van de margeregeling. Indien de leverancier geen factuur uitreikt (wanneer de leverancier een particulier is) en de koper wil de margeregeling toepassen bij de doorlevering van het goed, dan is de koper verplicht een inkoopverklaring uit te reiken en te laten ondertekenen, waarin een verklaring van de verkopende partij is opgenomen dat deze ter zake van het verkochte goed geen omzetbelasting in aftrek heeft gebracht.
Feitelijke gang van zaken
Medeverdachte [medeverdachte 1] is op 20 november 2003 onder de handelsnaam [bedrijf 1] een eenmanszaak gestart. Per 1 januari 2007 is de eenmanszaak omgezet in een vennootschap onder firma onder de naam [bedrijf 1] VOF. Vennoten zijn verdachte [medeverdachte 1] en zijn echtgenote medeverdachte [medeverdachte 2]. De dagelijkse werkzaamheden van [medeverdachte 1] omvatten voornamelijk de in- en verkoop van caravans en reparaties aan caravans in opdracht van klanten. De dagelijkse werkzaamheden van [medeverdachte 2] omvatten alle administratieve handelingen met betrekking tot de in- en verkoop van caravans. Tevens maakte zij inkoopverklaringen en verkoopfacturen op, die vervolgens werden verzameld en periodiek werden aangeleverd aan de boekhouder van [bedrijf 1] VOF. Deze maakte vervolgens aan de hand van deze gegevens de aangiften voor de omzetbelasting op en diende de aangiften in bij de Belastingdienst.
In de periode van 2007 tot en met 2008 heeft medeverdachte [verdachte 1] nieuwe caravans van het merk Hobby geleverd aan [bedrijf 1] VOF. [verdachte 1] kocht deze nieuwe caravans bij de Duitse onderneming [bedrijf 5] en verkocht deze met toepassing van de margeregeling aan [bedrijf 1] VOF. [verdachte 1] maakte samen met [medeverdachte 2] inkoopverklaringen op waar telkens op werd vermeld dat het om een “margewagen” ging. [bedrijf 1] VOF verkocht de van [verdachte 1] verkregen caravans vervolgens door aan particulieren als nieuwe caravans, eveneens met toepassing van de margeregeling.
Weerlegging van de verklaring van de gemachtigde van verdachte
Verdachte’s gemachtigde [medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij caravans van [verdachte 1] heeft ingekocht, maar dat hij niet wist dat het om nieuwe caravans ging. Hij wist ook niet dat hij door de toepassing van de margeregeling te weinig belasting zou betalen.
De rechtbank leidt echter uit het dossier af dat verdachte, die al sinds 2002 in het vak zit, wel degelijk wist dat de door [verdachte 1] geleverde Hobby-caravans nieuw waren en niet gebruikt. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden.
- Van een tiental willekeurig gekozen particuliere kopers hebben acht kopers schriftelijk verklaard dat de caravan nieuw was toen ze deze bij verdachte/[bedrijf 1] VOF kochten. Een koper heeft niet gereageerd op de vragenbrief en slechts een koper heeft verklaard dat het om een gebruikte caravan ging. Deze laatste koper woont echter in dezelfde straat als verdachte en de rechtbank kan dan ook niet uitsluiten dat deze koper de vragen na overleg met verdachte heeft beantwoord.
- Uit de Duitse voertuigbescheiden blijkt dat de caravans voor de inkoop door verdachte uitsluitend op naam hebben gestaan van de onderneming [bedrijf 5]. Deze tenaamstelling op naam van [bedrijf 5] duurde meestal slechts enkele dagen. De caravans hebben niet op naam gestaan van een particuliere eigenaar.
- Een groot deel van de caravans zijn door [verdachte 1] op bestelling aan verdachte geleverd.
- De caravans zijn alle ingekocht in het modeljaar dat in het voertuig identificatienummer is te lezen.
- Van de door [verdachte 1] geleverde caravans waren sommige onderdelen nog in plastic verpakt en de caravans vertoonden geen sporen van gebruik.
Uit het feit dat verdachte wist dat de door [verdachte 1] geleverde caravans nieuw waren volgt dat hij ook moet hebben geweten dat de margeregeling ten onrechte werd toegepast en dat hij te weinig omzetbelasting aangaf. Het verweer wordt verworpen.
Het onjuist doen van omzetbelasting
De rechtbank leidt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting af dat de door [verdachte 1] aan de [bedrijf 1] VOF verkochte caravans niet als gebruikte caravans konden worden aangemerkt, omdat het nieuwe caravans waren die nog nooit op naam van een particulier hadden gestaan. Door bij de doorverkoop van deze caravans ten onrechte de margeregeling toe te passen is er uitsluitend omzetbelasting afgedragen over de door [bedrijf 1] VOF behaalde winstmarge, in plaats van over het volledige verkoopbedrag. Daardoor zijn de in de tenlastelegging genoemde kwartaalaangiftes voor de omzetbelasting in 2007 en 2008 opzettelijk onjuist gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Valsheid in geschrifte
De rechtbank heeft de beide medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om verschillende redenen
vrijgesproken van valsheid in geschrifte met betrekking tot de inkoopverklaringen. [medeverdachte 1] is van dit feit vrijgesproken omdat onvoldoende vaststaat dat hij de in de tenlastelegging genoemde inkoopverklaringen heeft ingevuld en wat hij op elk van die verklaringen precies ingevuld heeft. [medeverdachte 2] is van dit feit vrijgesproken omdat niet bewezen is dat zij wist dat de inkoopverklaringen onjuistheden bevatten.
Onder deze omstandigheden dient ook [bedrijf 1] VOF vrijgesproken te worden van het valselijk opmaken van de in de tenlastelegging genoemde inkoopverklaringen.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode juni 2007 tot en met juli 2008 in Nederland, opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de Omzetbelasting 1968, bij de Belastingwet voorziene aangiften als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de
omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2007 (onder de naam [medeverdachte 1]) en het eerste en tweede kwartaal van 2008 (onder de naam [bedrijf 1] V.O.F.) onjuist heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst Oost/kantoor Enschede,
terwijl die feiten er toe strekten dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid hierin bestaan, dat in de digitale aangiften betreffende die kwartalen een te
laag bedrag aan te betalen omzetbelasting was vermeld.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
[bedrijf 1] VOF heeft een drietal kwartaalaangiftes voor de omzetbelasting opzettelijk onjuist ingediend, waardoor de Belastingdienst in totaal een bedrag van ruim
€ 6.000,-- aan omzetbelasting is misgelopen. De Belastingdienst heeft in verband hiermee naheffingsaanslagen voor de omzetbelasting opgelegd.
Door het indienen van onjuiste belastingaangiftes heeft [bedrijf 1] VOF het vertrouwen beschaamd dat de Belastingdienst moet kunnen stellen in ondernemers die belastingaangifte doen.
De rechtbank houdt bij de strafbepaling voorts rekening met:
- de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het stelselmatige karakter van de bewezenverklaarde feiten;
- het blanco strafblad van verdachte.
Op grond van voorgaande overwegingen acht de rechtbank in beginsel een geldboete van
€ 4.000,= op zijn plaats.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de strafmaat echter ook rekening met het tijdsverloop in deze zaak. Op 10 maart 2010 heeft een doorzoeking van het bedrijfspand van [bedrijf 1] VOF plaatsgevonden. Op die datum heeft verdachte’s vervolging een aanvang genomen. De zaak is op 16 april 2012 voor de eerste keer ter terechtzitting behandeld. Op die datum is de zaak verwezen naar de rechter-commissaris in verband met het verhoor van getuigen in de zaak van een medeverdachte. De zaak tegen verdachte is toen wegens de onderlinge samenhang ook aangehouden, maar het tijdsverloop dat van deze aanhouding het gevolg is geweest komt niet voor rekening van verdachte. De inhoudelijke behandeling heeft op 13 mei 2014 plaatsgevonden en er wordt op 27 mei 2014 uitspraak gedaan. De totale tijdsduur van deze zaak bedraagt daarmee ruim vier jaren en twee maanden en de overschrijding van de redelijke termijn (van twee jaren) bedraagt twee jaren en twee maanden. De rechtbank zal, rekening houdend met die overschrijding, een strafvermindering toepassen van € 500,--.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23 en 24, 51, 57 en 91 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 meer of anders ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 3.500,=.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. A.A.J. Lemain en mr. J. Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2014.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit bladzijden uit het dossier van de FIOD/ECD met de nummers 44798, 44953, 45679 en 45680. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 14 mei 2014 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb in de tenlastegelegde periode caravans verworven van [verdachte 1]. Ik dacht dat het ging om gebruikte caravans, maar ik heb ze als nieuw verkocht. De inkoopverklaringen werden door [verdachte 1] en mijn vrouw ingevuld. Af en toe vulde ik ze ook wel in.
2.
Een proces-verbaal van verhoor van 23 maart 2010 (blz. 7402 t/m 7406), voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte [medeverdachte 1], zakelijk weergegeven:
Vraag verbalisanten: wat kunt u vertellen over uw bedrijf [bedrijf 1] V.O.F. (hierna [bedrijf 1] genoemd)?
Antwoord gehoorde:
Ik ben in 2002 ben ik samen begonnen met de heer [naam 7] in de caravanhandel ons bedrijf heette toen [bedrijf 1] en was gevestigd aan de [adres 2] in Hengelo. Na 1,5 jaar is [naam 7] eruit gestapt en vervolgens ben ik als eenmanszaak verder gegaan en in ik geloof dat in 2004 mijn vrouw [medeverdachte 2] er bij in is gekomen. Momenteel is de bedrijfsvorm een VOF, wij zijn ieder voor 50% eigenaar van ons bedrijf.
Wij hebben vanaf de periode januari 2006 tot en met 2007 [verdachte 1] voor 20 uur per week in loondienst gehad.
De activiteiten waren onderhoud aan caravans en de verkoop van nieuwe en gebruikte caravans.
Vraag verbalisanten: wat zijn uw dagelijkse werkzaamheden bij [bedrijf 1]?
Antwoord gehoorde:
Mijn werkzaamheden bestaan uit inkoop en verkoop van zowel nieuwe als gebruikte caravans, tevens doe ik de reparatie van caravans, ik ben de enige die de klantcontacten onderhoud. Ik ben de enige die de inkoop en de verkoop deed in het verleden en nu nog steeds van de caravans. [medeverdachte 2] besteld op mijn aangeven de accessoires via de computer bij de groothandel.
Vraag verbalisanten: wie heeft de dagelijkse leiding bij [bedrijf 1]?
Antwoord gehoorde:
Wij hebben samen de leiding binnen ons bedrijf [bedrijf 1] maar ik zelf doe de inkoop en de verkoop van de caravans met andere woorden ik ben de handelaar bij [bedrijf 1].
Vraag verbalisanten: wat kunt u verklaren over de heer [verdachte 1] uit Enschede?
Antwoord gehoorde:
In 2005 heeft [verdachte 1] voor het eerst opgebeld en hij heeft gevraagd of hij caravans mocht leveren. Ik heb toen gezegd dat hij dat graag voor ons kon doen.
[verdachte 1] heeft in loondienst voor [bedrijf 1] gewerkt in de periode 2006 en 2007 voor ongeveer 20 uur per week.
Ik heb toen de eerste caravan van hem gekocht nadat hij aangaf dat hij een caravan te koop had. Het kwam ook voor dat er klanten waren die bij mij een caravan bestelden en dat ik deze bestelling vervolgens aan [verdachte 1] doorgaf. [verdachte 1] leverde dus ook caravans op bestelling aan mij.
3.
Een proces-verbaal van verhoor van 23 maart 2010 (blz. 7407 t/m 7410), voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte [medeverdachte 1], zakelijk weergegeven:
Ik heb gewoon bij [verdachte 1] bijna nieuwe caravans gekocht. Alle caravans die ik bij [verdachte 1] heb gekocht waren bijna nieuw.
4.
Een proces-verbaal van verhoor van 23 maart 2010 (blz. 7421 t/m 7427), voor zover inhoudende de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2], zakelijk weergegeven:
Vraag verbalisanten: wat kunt u vertellen over uw bedrijf [bedrijf 1] V.O.F. (hierna [bedrijf 1] genoemd)?
Antwoord gehoorde:
De oprichtingsdatum was 1 januari 2007. Wij zijn bedien eigenaar voor 50%.
Vraag verbalisanten: wie heeft de dagelijkse leiding bij [bedrijf 1]?
Antwoord gehoorde:
Dat doen we samen, we overleggen. Als er een nieuwe computer moet worden aangeschaft bijvoorbeeld dat overleggen wij. De in- en verkoop is duidelijk de taak van mijn man.
5.
Een proces-verbaal van verhoor van 23 maart 2010 (blz. 7428 t/m 7433), voor zover inhoudende de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2], zakelijk weergegeven:
Vraag verbalisanten: welke gevolgen heeft deze manier van omzet verwerken in uw administratie voor de maandaangiften omzetbelasting over het jaar 2005?
Antwoord gehoorde:
Ik weet nu dat die aangiften niet juist zijn gedaan, maar ik leverde alles aan de boekhouder en ging er vanuit dat dit allemaal in orde was. Dat op basis van gegevens die [verdachte 1] ons aanreikte.
6.
Een proces-verbaal van verhoor van 28 mei 2010, voor zover inhoudende de verklaring van de getuige [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Vraag verbalisanten:
Klopt het dat u in het jaar 2005 en in het jaar 2006 een caravans hebt gekocht van de firma [bedrijf 1] uit Hengelo?
Antwoord gehoorde:
Ja, dat is correct in die zin dat beide caravans door ons in 2006 zijn gekocht. De eerste was een gebruikte van het bouwjaar 2005 Daarna hebben wij in het najaar van 2006, december, een nieuwe gekocht en de andere daarop ingeruild. Deze tweede caravan is mij gefactureerd in begin 2007.
Vraag verbalisanten:
Waren de caravans op dat moment uit voorraad leverbaar of moesten de caravans worden besteld?
Antwoord gehoorde:
De eerste, gebruikte, caravan was op voorraad. En naderhand zagen wij op het internet dat [bedrijf 1] een nieuwe Hobby had staan en daar zijn wij op af gegaan en hebben die uiteindelijk gekocht. Deze hoefde dus niet te worden besteld.
Vraag verbalisanten:
Welke levertijd zat er op de door u aangekochte caravans?
Antwoord gehoorde:
Op beide caravans zat geen levertijd.
Vraag verbalisanten:
Welk merk en type caravan heeft u gekocht van [bedrijf 1] uit Hengelo?
Antwoord gehoorde:
De gebruikte caravan was een Hobby 400 SB, met kenteken [kenteken 1]. De nieuwe is een Hobby 410 Sfe, [kenteken 3] en die hebben wij nog steeds in ons bezit.
Vraag verbalisanten:
Heeft u een gebruikte of een nieuwe caravan gekocht?
Antwoord gehoorde:
In 2006 kochten wij de gebruikte caravan, Volgens [medeverdachte 1] was dat een caravan die slechts kort gebruikt was. Deze caravan had een vast bed en volgens ons was het een type dat normaliter is voorzien van twee treinzits. Ik had met [medeverdachte 1] afgesproken dat ik voor deze caravan binnen een jaar bij de aankoop van een nieuwe caravan hetzelfde bedrag zou terugkrijgen. Dit omdat wij bij de aflevering vaststelden dat deze caravan hagelschade had. Met de kerst in 2006 zijn wij bij de kerstshow van [bedrijf 1] geweest. Toen stond de Hobby 410 daar te koop. Wij waren hier van gecharmeerd en hebben thuis via het internet het een en ander nader opgezocht en uiteindelijk vonden wij dat wij deze maar moesten kopen. Bij het gesprek met [medeverdachte 1] heeft hij ons wel aangegeven dat het een Duitse caravan was, waardoor de aslast afwijkt van een “Hollandse”. Het betrof de aslast van 1200 kg. Ik wilde dat hoger hebben en wel naar 1350 kg. Uiteindelijk is mij dat ook gelukt, door tussenkomst van Hobby Nederland in Dordrecht.
Vraag verbalisanten:
Waaraan kon u zien dat het om een nieuw gekochte caravan ging?
Antwoord gehoorde:
Er zat blauwe folie op, onder andere op de tafel. De matrassen zaten nog in het plastic, op de koelkastdeur zat nog beschermfolie. Mijn vrouw en ik hadden de overtuiging dat het gewoon een spik-splinter nieuwe caravan was.
7.
Een proces-verbaal van verhoor van 12 mei 2010 voor zover inhoudende de verklaring van de getuige [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Vraag verbalisanten:
Klopt het dat u in het jaar 2007 een caravan heeft gekocht van de firma [bedrijf 1] uit Hengelo?
Antwoord gehoorde:
Ja, dat klopt.
Vraag verbalisanten:
Wanneer heeft u deze caravan gekocht?
Antwoord gehoorde:
We hebben de caravan op 28 juni betaald. Ongeveer twee weken daarvoor, in elk geval op een zaterdag hadden we de caravan feitelijk gekocht.
Vraag verbalisanten:
Was de caravan op dat moment uit voorraad leverbaar of moest de caravan worden besteld?
Antwoord gehoorde:
De caravan stond op voorraad: hij stond in de showroom als een nieuwe caravan.
Vraag verbalisanten:
Welk merk en type caravan heeft u gekocht van [bedrijf 1] uit Hengelo?
Antwoord gehoorde:
Een Hobby 450 UF met het kentekennummer [kenteken 2] en met het chassisnummer [nummer].
Vraag verbalisanten:
Heeft u een gebruikte of een nieuwe caravan gekocht?
Antwoord gehoorde:
Wij hebben de caravan als nieuw gekocht. Als ik mij goed weet te herinneren stond die caravan ook als nieuw op het internet. We zijn eerst via internet op zoek geweest naar een caravan en kwamen op de site van [bedrijf 1] terecht. We zijn toen naar [bedrijf 1] gegaan en hebben toen ook met de baas van [bedrijf 1] gepraat, dat was [medeverdachte 1] en die zei ook dat het een nieuwe caravan was.
Vraag verbalisanten:
Waaraan kon u zien dat het om een nieuw gekochte caravan ging?
Antwoord gehoorde:
Aan het type, het model. Het was een model van 2007, dat kon je ook zien aan de kleuren van het interieur. Het kenteken moest ook nog aangevraagd worden. Er zat nog plastic om de matras. Er zat nog folie over het toilet en over de afdekplaat over het fornuis. We kregen er ook een flesje met schoonmaakvloeistof bij die je de eerste keer in het toilet moet doen Er zat ook een informatiepakket van de Hobby fabriek bij. We hebben er twee jaar garantie bij gekregen. Je kon nog langer garantie krijgen op waterdichtheid, maar dan moest je de beurten bij een Hobby-dealer laten doen. Maar dat kon niet bij [bedrijf 1].
8.
Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek administratie van 30 juni 2010 (AH018), opgemaakt door de verbalisant [verbalisant], zakelijk weergegeven:
In het kader van het onderzoek tegen bovengenoemde verdachten relateer ik het volgende.
De Belastingdienst heeft tijdens het boekenonderzoek bij [bedrijf 1] een verzoek om wederzijdse bijstand gedaan aan de Duitse Belastingdienst. Als resultaat daarvan heeft de Duitse Belastingdienst een rapport gezonden aan de Nederlandse Belastingdienst. Bij dit rapport zijn 384 verkoopfacturen gevoegd van [bedrijf 5], die betrekking hebben op de verkoop van caravans.
Tegenover de Duitse Belastingdienst, zo staat in het rapport te lezen, heeft [bedrijf 5] verklaard dat het caravans betreft die hij aan verdachte [verdachte 1] heeft verkocht.
Aan de hand van de voertuigidentificatienummers hebben wij bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer ( RDW) van de caravans die in de verkoopfacturen van [bedrijf 5] worden genoemd, de Duitse voertuigbescheiden opgevraagd.
De Duitse voertuigbescheiden bestaan uit de Zulassungsbescheinigung teil I en II
Tevens hebben wij bij de RDW de keuringsrapporten van deze caravans opgevraagd.
Op 10 maart 2010 hebben wij bij een doorzoeking van het bedrijfspand van [bedrijf 1] onder meer de in- en verkoopadministratie in beslag genomen.
De aldus verkregen bescheiden hebben wij op basis van de voertuig identificatienummers geordend.
Daarbij hebben wij per caravan de volgende bescheiden verzameld:
 Verkoopfactuur van [bedrijf 5];
 Verkoopfactuur van [bedrijf verdachte 1] of inkoopverklaring van [bedrijf 1], aangetroffen in de inkoopadministratie van [bedrijf 1];
 Verkoopfacturen, afkomstig uit de verkoopadministratie van [bedrijf 1],
waarmee de caravan verkocht is aan een particuliere afnemer;
 RDW Keuringsrapport;
 Zulassungsbescheinigung teil I en II, afkomstig van de RDW. Deze zijn bij de keuring van de caravan door de RDW ingenomen.
Deze bescheiden leveren onder meer de volgende gegevens op:
 Datum afgifte Zulassungsbescheinigung teil I en II voor de eerste tenaamstelling;
 Datum eerste tenaamstelling in Duitsland;
 Datum intrekking tenaamstelling in Duitsland;
 Datum verkoop aan [verdachte 1];
 Datum verkoop door [verdachte 1] aan de caravanhandelaren;
 Datum van keuring door de RDW;
 De Duitse tenaamstelling.
Ik heb een excelbestand aangemaakt en deze gevuld, onder meer, met de hierboven genoemde gegevens van alle caravans die door [verdachte 1] bij [bedrijf 5] zijn ingekocht en zijn doorverkocht aan [bedrijf 1].
In het bestand zijn in totaal over de periode 02-07-2005 tot 28-02-2008, 20 caravans opgenomen die afkomstig zijn van [bedrijf 5] en via [verdachte 1] aan [bedrijf 1] zijn verkocht. De eerste caravan is ingekocht op 02-07-2005, de laatste op 28-02-2008.
In het bestand zijn twee kolommen toegevoegd met rekenfuncties.
Kolom: Aantal dagen inkoop -/- tenaamstelling.
In deze kolom is, middels een rekenfunctie van Excel het aantal dagen opgenomen die liggen tussen de datum van de eerste Duitse tenaamstelling en de datum van inkoop door [bedrijf 6] BV.
Gemiddeld liggen er 9 dagen tussen de datum van de eerste Duitse tenaamstelling en de datum van inkoop door [bedrijf 6] BV.
Kolom: aantal dagen tenaamstelling
In deze kolom is opgenomen het aantal dagen dat de eerste Duitse tenaamstelling heeft geduurd.
Het aantal dagen tussen de datum van de eerste tenaamstelling in Duitsland en de datum intrekking van die eerste tenaamstelling is gemiddeld 4 dagen.
Op 9 keuringsrapporten die door de RDW keurmeesters zijn opgemaakt heb ik gezien dat bij de datum eerste toelating wordt vermeld: “nieuw”
Geen van de onderzochte caravans heeft in de periode voor de inkoop door [bedrijf 1]
op naam gestaan van een particulier.
De hiervoor vermelde bevindingen doen vermoeden dat alle 20 caravans die door [verdachte 1] aan [bedrijf 1] heeft geleverd nieuw waren ten tijde van de inkoop door [bedrijf 1].
Op 10 maart 2010 zijn de audit-files en administratie in beslag genomen bij de (voormalig) adviseur van [bedrijf 1]; [naam 8] te Almelo.
Ik heb de audit-files van de administratie van [bedrijf 1] onderzocht met behulp van de applicatie Clair. Daarbij zag ik dat in de grootboekadministratie van [bedrijf 1] voor de inkoop van gebruikte caravans en de verkoop van gebruikte caravans de volgende grootboekrekeningen zijn gebruikt.
5200: Inkopen marge
8500: Verkopen marge
Aan de hand van de inkoop- en verkoopfacturen die in het excelbestand zijn opgenomen heb ik geconstateerd dat de inkoop van de caravans van [verdachte 1] op de grootboekrekening 5200: Inkopen marge werden geboekt en dat de verkoop van deze caravans op grootboekrekening 8500: Verkopen marge werden geboekt.
Op 10 maart 2010 is bij de (voormalig) adviseur van verdachte, [naam 8] te Almelo naast de audit-files een aantal mappen inbeslaggenomen. Vanaf het jaar 2009 is overigens [naam 9] te Borne de adviseur van [bedrijf 1]. Ik heb deze mappen die bij [naam 8] in beslag zijn genomen beoordeeld op omzetbelastingbelasting gegevens. In deze map zie ik onder andere de vier kwartaalaangiften omzetbelasting over 2006 met een aantal bijlagen. De bijlagen hebben betrekking op een nadere onderbouwing van de desbetreffende aangifte. Ik heb de gegevens van de ingediende aangiften vergeleken met de gegevens uit het intern klanten systeem van de belastingdienst (hierna
Deze gegevens komen met elkaar overeen. Verder zie ik dat bij elke aangifte bij het hoofdstuk margeregeling dat een rondrekening BTW is bijgevoegd. Hier staat onder andere op vermeld dat de gegevens van de rekeningen 8500 Marge verkopen en 5200 Marge inkopen zijn opgenomen in deze aangifte omzetbelasting. Ik heb deze kwartaalgegevens met betrekking tot de rekeningen 8500 Marge verkopen en 5200 Marge inkopen vergeleken met de gegevens van deze rekeningen in de audit-file 2006 en ook deze gegevens komen met elkaar overeen. Hieruit leid ik af dat de complete omzet van rekening 8500 Marge verkopen en de complete inkopen van rekening 5200 Marge inkopen in de desbetreffende aangifte zijn verwerkt.
Vermoedelijk is ook voor deze jaren dezelfde berekeningsmethode toegepast. In de IKB-gegevens van 2009 zie ik dat er maandaangiften worden gedaan, verdere informatie over de omzetbelastinggegevens van 2009 ontbreekt.
Ik heb de digitaal ingediende omzetbelastingaangiften van de jaren 2007 en 2008 vergeleken met de omzetgegevens zoals die zijn aangetroffen in de inbeslaggenomen auditfiles en heb geconstateerd dat deze gegevens overeenkomen zoals hieronder aangegeven:
Belastingjaar 2007: volgens vertalingbericht op pagina 15 en 16.
Pagina 12: OB aangifte 1e kwartaal onder nummer 15 MOA+O50 betaalde
omzetbelasting: € 3171,-
Pagina 13: OB aangifte 2e kwartaal onder nummer 15 MOA+O50 betaalde
omzetbelasting: € 1083,-
Pagina 14: OB aangifte 3e kwartaal onder nummer 15 MOA+O50 betaalde
omzetbelasting: € 2843,-
D-T-003 Pagina 6: OB aangifte 4e kwartaal onder nummer 19 MOA+O50 betaalde
omzetbelasting: € 2480,-
Belastingjaar 2008: volgens vertalingbericht op pagina 15 en 16.
Pagina 7: OB aangifte 1e kwartaal onder nummer 15 MOA+O50 betaalde
omzetbelasting: € 1967,-
Pagina 8: OB aangifte 2e kwartaal onder nummer 15 MOA+O50 betaalde
omzetbelasting: € 477,-
Pagina 9: OB aangifte 3e kwartaal onder nummer 15 MOA+O50 betaalde
omzetbelasting: € 4200,-
Pagina 10: OB maandaangifte oktober onder nummer 15 MOA+O50 betaalde
omzetbelasting: € 1007,-
Pagina 11: OB maandaangifte november onder nummer 15 MOA+O50 ontvangen
omzetbelasting: € 221,-
Pagina 12: OB maandaangifte december onder nummer 15 MOA+O50 betaalde
omzetbelasting: € 443,-
Vervolgens heb ik beoordeeld of er over de jaren 2007 tot en met 2009 een suppletie aangifte omzetbelasting is ingediend, waarin een correctie is opgenomen met betrekking tot de in- en verkoop van caravans waarvoor de margeregeling is toegepast en waarbij de correctie ertoe heeft geleid dat over caravans die in eerste instantie als gebruikte caravans in de administratie waren opgenomen, alsnog als nieuwe caravans voor de omzetbelasting zijn aangegeven. Ik heb in geen van de suppleties een dergelijke correctie aangetroffen.
Uit het voorgaande leid ik af dat alle caravans die als gebruikte caravans in de administratie zijn opgenomen met toepassing van de margeregeling in de aangiften omzetbelasting zijn opgenomen.
Tevens leid ik hieruit af dat de caravans die ten onrechte als gebruikte caravans in de administratie zijn opgenomen ook ten onrechte met toepassing van de margeregeling in de aangiften zijn opgenomen, waardoor de aangiften waarop dit betrekking heeft onjuist en wel te laag zijn gedaan.
Er zijn twee momenten waarop de ten onrechte onder de margeregeling verhandelde caravans een onjuiste aangifte veroorzaken.
Ten eerste op het moment van inkoop. Op dat moment wordt er geen melding gemaakt in de aangifte omzetbelasting, terwijl er normaal gesproken de vooraftrek omzetbelasting zou moeten worden vermeld.
Het tweede moment is het moment van verkoop. Op dat moment ontstaat de verplichting de op de verkoop drukkende omzetbelasting aan te geven en af te dragen.
Voor het bepalen welke aangiften onjuist zijn heb ik gekeken naar de data waarop de inkoop en verkoop tot stand is gekomen.
Vervolgens heb ik aan de hand van de gegevens uit het geautomatiseerde informatiesysteem van de Belastingdienst vastgesteld welke aangiften omzetbelasting op naam van [bedrijf 1] heeft gedaan in de periode waarin de caravans van [verdachte 1] zijn ingekocht. Ik heb die gegevens gekoppeld aan de gegevens in het excelbestand en vastgesteld welke aangiften op basis van het ten onrechte toepassen van de margeregeling ten aanzien van deze caravans, onjuist zijn gedaan
Op basis van deze beoordeling heb ik een overzicht opgemaakt waarin is te lezen welke aangiften omzetbelasting onjuist zijn gedaan.
Aangifteperiode
Aantal ingekochte Hobby caravans
Aantal verkochte Hobby caravans
opmerking
1e kwartaal 2005
2e kwartaal 2005
2
2
BTW aangifte onjuist
3e kwartaal 2005
4
4
BTW aangifte onjuist
4e kwartaal 2005
1
1
BTW aangifte onjuist
1e kwartaal 2006
1
1
BTW aangifte onjuist
2e kwartaal 2006
2
2
BTW aangifte onjuist
3e kwartaal 2006
5
5
BTW aangifte onjuist
4e kwartaal 2006
2
2
BTW aangifte onjuist
1e kwartaal 2007
2e kwartaal 2007
1
1
BTW aangifte onjuist
3e kwartaal 2007
4e kwartaal 2007
1e kwartaal 2008
1
1
BTW aangifte onjuist
2e kwartaal 2008
1
1
BTW aangifte onjuist
3e kwartaal 2008
September 2008
November 2008
December 2008
Januari 2009
Februari 2009
Maart 2009
April 2009
Mei 2009
Juni 2009
Juli 2009
Augustus 2009
September 2009
Oktober 2009
November 2009
December 2009
De hiervoor vermelde bevindingen doen vermoeden dat
:
 Alle 20 caravans van het merk Hobby die door [verdachte 1] bij [bedrijf 5] als nieuwe caravans zijn ingekocht, ten onrechte onder de margeregeling zijn doorverkocht aan [bedrijf 1] en ten onrechte als gebruikte caravans in de administratie van [bedrijf 1] zijn opgenomen.
 Alle inkoopfacturen en inkoopverklaringen betrekking hebbende op de caravans die door [bedrijf 1] van [verdachte 1] zijn ingekocht valselijk zijn opgemaakt en gebruikt als waren ze echt en onvervalst;
 Alle aangiften omzetbelasting onjuist zijn voor zover zij gedaan zijn over de perioden waarin [bedrijf 1] handelstransacties heeft uitgevoerd met betrekking tot de caravans die bij [verdachte 1] zijn ingekocht. Van 1 januari 2005 tot en met 30 september 2008 zijn kwartaalaangiften omzetbelasting ingediend, van 1 oktober 2008 tot en met 31 december 2009 zijn maandaangiften omzetbelasting ingediend.
9.
Een ambtshandeling opgesteld door [naam 10] d.d. 11 mei 2010 (blz 7582 t/m 7584) waaruit blijkt dat er 10 willekeurig gekozen particuliere kopers zijn benaderd die bij [bedrijf 1] een caravan hebben gekocht die [bedrijf 1] bij [verdachte 1] heeft ingekocht. Wij hebben hen aangeschreven met het verzoek om een vragenlijst in te vullen en getekend aan ons te retourneren. Wij hebben van 9 van de 10 caravankopers de vragenlijst ingevuld en ondertekend geretourneerd gekregen.
8 particuliere kopers die gereageerd hebben verklaren schriftelijk dat de caravan nieuw was toen zij deze bij [bedrijf 1] hebben gekocht.
1. koper geeft aan dat het om een “gebruikte” caravan gaat. Opmerkelijk hierbij is dat deze koper en verdachte [medeverdachte 1] van [bedrijf 1] in dezelfde straat wonen.