5.2De bewijsoverwegingen van de rechtbank
In deze strafzaak staat de toepassing van de margeregeling voor de omzetbelasting centraal. De margeregeling is een bijzondere regeling voor gebruikte goederen en is neergelegd in de artikelen 28b tot en met 28i van de Wet op de Omzetbelasting 1968. De regeling beoogt cumulatie van omzetbelasting te voorkomen en komt in hoofdlijnen op het volgende neer.
Als een niet-omzetbelastingplichtige (een particulier, een vrijgestelde ondernemer of een niet belastingplichtige rechtspersoon) een goed levert aan een omzetbelastingplichtige ondernemer is in de verkoopprijs omzetbelasting begrepen die de ondernemer niet in aftrek kan brengen, omdat de niet-omzetbelastingplichtige over zijn verkoopprijs geen omzetbelasting mag berekenen en ook geen omzetbelasting op de factuur mag vermelden. Teneinde dubbele heffing te voorkomen hoeft de ondernemer bij doorverkoop van het goed slechts over zijn marge (verkoopprijs minus inkoopprijs) omzetbelasting af te dragen. De margeregeling kan ook worden toegepast als de ondernemer een goed inkoopt dat aan hem met toepassing van de margeregeling is verkocht.
Op de factuur die de leverancier uitschrijft mag geen omzetbelasting worden vermeld en moet een aanduiding staan die wijst op toepassing van de margeregeling. Indien de leverancier geen factuur uitreikt (wanneer de leverancier een particulier is) en de koper wil de margeregeling toepassen bij de doorlevering van het goed, dan is de koper verplicht een inkoopverklaring uit te reiken en te laten ondertekenen, waarin een verklaring van de verkopende partij is opgenomen dat deze ter zake van het verkochte goed geen omzetbelasting in aftrek heeft gebracht.
Feitelijke gang van zaken
Medeverdachte [medeverdachte 1] is op 20 november 2003 onder de handelsnaam [bedrijf 1] een eenmanszaak gestart. Per 1 januari 2007 is de eenmanszaak omgezet in een vennootschap onder firma onder de naam [bedrijf 1] VOF. Vennoten zijn verdachte [medeverdachte 1] en zijn echtgenote medeverdachte [medeverdachte 2]. De dagelijkse werkzaamheden van [medeverdachte 1] omvatten voornamelijk de in- en verkoop van caravans en reparaties aan caravans in opdracht van klanten. De dagelijkse werkzaamheden van [medeverdachte 2] omvatten alle administratieve handelingen met betrekking tot de in- en verkoop van caravans. Tevens maakte zij inkoopverklaringen en verkoopfacturen op, die vervolgens werden verzameld en periodiek werden aangeleverd aan de boekhouder van [bedrijf 1] VOF. Deze maakte vervolgens aan de hand van deze gegevens de aangiften voor de omzetbelasting op en diende de aangiften in bij de Belastingdienst.
In de periode van 2007 tot en met 2008 heeft medeverdachte [verdachte 1] nieuwe caravans van het merk Hobby geleverd aan [bedrijf 1] VOF. [verdachte 1] kocht deze nieuwe caravans bij de Duitse onderneming [bedrijf 5] en verkocht deze met toepassing van de margeregeling aan [bedrijf 1] VOF. [verdachte 1] maakte samen met [medeverdachte 2] inkoopverklaringen op waar telkens op werd vermeld dat het om een “margewagen” ging. [bedrijf 1] VOF verkocht de van [verdachte 1] verkregen caravans vervolgens door aan particulieren als nieuwe caravans, eveneens met toepassing van de margeregeling.
Weerlegging van de verklaring van de gemachtigde van verdachte
Verdachte’s gemachtigde [medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij caravans van [verdachte 1] heeft ingekocht, maar dat hij niet wist dat het om nieuwe caravans ging. Hij wist ook niet dat hij door de toepassing van de margeregeling te weinig belasting zou betalen.
De rechtbank leidt echter uit het dossier af dat verdachte, die al sinds 2002 in het vak zit, wel degelijk wist dat de door [verdachte 1] geleverde Hobby-caravans nieuw waren en niet gebruikt. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden.
- Van een tiental willekeurig gekozen particuliere kopers hebben acht kopers schriftelijk verklaard dat de caravan nieuw was toen ze deze bij verdachte/[bedrijf 1] VOF kochten. Een koper heeft niet gereageerd op de vragenbrief en slechts een koper heeft verklaard dat het om een gebruikte caravan ging. Deze laatste koper woont echter in dezelfde straat als verdachte en de rechtbank kan dan ook niet uitsluiten dat deze koper de vragen na overleg met verdachte heeft beantwoord.
- Uit de Duitse voertuigbescheiden blijkt dat de caravans voor de inkoop door verdachte uitsluitend op naam hebben gestaan van de onderneming [bedrijf 5]. Deze tenaamstelling op naam van [bedrijf 5] duurde meestal slechts enkele dagen. De caravans hebben niet op naam gestaan van een particuliere eigenaar.
- Een groot deel van de caravans zijn door [verdachte 1] op bestelling aan verdachte geleverd.
- De caravans zijn alle ingekocht in het modeljaar dat in het voertuig identificatienummer is te lezen.
- Van de door [verdachte 1] geleverde caravans waren sommige onderdelen nog in plastic verpakt en de caravans vertoonden geen sporen van gebruik.
Uit het feit dat verdachte wist dat de door [verdachte 1] geleverde caravans nieuw waren volgt dat hij ook moet hebben geweten dat de margeregeling ten onrechte werd toegepast en dat hij te weinig omzetbelasting aangaf. Het verweer wordt verworpen.
Het onjuist doen van omzetbelasting
De rechtbank leidt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting af dat de door [verdachte 1] aan de [bedrijf 1] VOF verkochte caravans niet als gebruikte caravans konden worden aangemerkt, omdat het nieuwe caravans waren die nog nooit op naam van een particulier hadden gestaan. Door bij de doorverkoop van deze caravans ten onrechte de margeregeling toe te passen is er uitsluitend omzetbelasting afgedragen over de door [bedrijf 1] VOF behaalde winstmarge, in plaats van over het volledige verkoopbedrag. Daardoor zijn de in de tenlastelegging genoemde kwartaalaangiftes voor de omzetbelasting in 2007 en 2008 opzettelijk onjuist gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De rechtbank heeft de beide medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om verschillende redenen
vrijgesproken van valsheid in geschrifte met betrekking tot de inkoopverklaringen. [medeverdachte 1] is van dit feit vrijgesproken omdat onvoldoende vaststaat dat hij de in de tenlastelegging genoemde inkoopverklaringen heeft ingevuld en wat hij op elk van die verklaringen precies ingevuld heeft. [medeverdachte 2] is van dit feit vrijgesproken omdat niet bewezen is dat zij wist dat de inkoopverklaringen onjuistheden bevatten.
Onder deze omstandigheden dient ook [bedrijf 1] VOF vrijgesproken te worden van het valselijk opmaken van de in de tenlastelegging genoemde inkoopverklaringen.