Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
gemachtigde: D.S.C. Jansen,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een gastouderbureau, eiseres, en de heffingsambtenaar van de gemeente Hellendoorn, verweerder. Eiseres had een legesaanslag van € 220,- opgelegd gekregen voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot registratie van een gastouder in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP). Eiseres stelde dat deze legesaanslag niet terecht was, omdat het in behandeling nemen van de aanvraag meer in het algemeen belang zou liggen dan in het individuele belang van het gastouderbureau. Verweerder daarentegen verdedigde de legesaanslag op basis van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2013 van de gemeente Hellendoorn.
De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail besproken. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de legesaanslag, maar dit was ongegrond verklaard door verweerder. Tijdens de zitting op 13 juni 2014 is het beroep behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en verweerder door drie vertegenwoordigers. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en zich vervolgens gebogen over de vraag of de legesaanslag terecht was opgelegd.
De rechtbank oordeelde dat het in behandeling nemen van de aanvraag tot registratie van een gastouder in het LRKP moet worden aangemerkt als een dienst in de zin van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet. Dit betekent dat verweerder bevoegd was om de legesaanslag op te leggen. Eiseres had ook aangevoerd dat de Verordening onverbindend verklaard moest worden, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder aannemelijk had gemaakt dat de rijksbijdrage en leges niet alle kosten dekte die de gemeente had gemaakt voor de uitvoering van de Wko. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.