ECLI:NL:RBOVE:2014:2682

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 mei 2014
Publicatiedatum
19 mei 2014
Zaaknummer
Awb 13/2815
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Legesaanslag voor registratie gastouder in het LRKP

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een gastouderbureau, eiseres, en de heffingsambtenaar van de gemeente Hellendoorn, verweerder. Eiseres had een legesaanslag van € 220,- opgelegd gekregen voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot registratie van een gastouder in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP). Eiseres stelde dat deze legesaanslag niet terecht was, omdat het in behandeling nemen van de aanvraag meer in het algemeen belang zou liggen dan in het individuele belang van het gastouderbureau. Verweerder daarentegen verdedigde de legesaanslag op basis van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2013 van de gemeente Hellendoorn.

De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail besproken. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de legesaanslag, maar dit was ongegrond verklaard door verweerder. Tijdens de zitting op 13 juni 2014 is het beroep behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en verweerder door drie vertegenwoordigers. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en zich vervolgens gebogen over de vraag of de legesaanslag terecht was opgelegd.

De rechtbank oordeelde dat het in behandeling nemen van de aanvraag tot registratie van een gastouder in het LRKP moet worden aangemerkt als een dienst in de zin van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet. Dit betekent dat verweerder bevoegd was om de legesaanslag op te leggen. Eiseres had ook aangevoerd dat de Verordening onverbindend verklaard moest worden, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder aannemelijk had gemaakt dat de rijksbijdrage en leges niet alle kosten dekte die de gemeente had gemaakt voor de uitvoering van de Wko. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/2815
uitspraak van de meervoudige belastingkamer in het geschil tussen
[eiseres] B.V.,
gevestigd te Bladel, eiseres,
gemachtigde: D.S.C. Jansen,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hellendoorn,
verweerder.
13/2815

1.Ontstaan en loop van het geding

Bij besluit van 10 april 2013 heeft verweerder aan eiseres een legesaanslag opgelegd ter hoogte van € 220,- voor het in behandeling nemen van het verzoek tot registratie van
[naam]in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP).
Bij besluit van 25 november 2013 heeft verweerder het hiertegen door eiseres ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweer gevoerd.
Het beroep is behandeld ter zitting van 13 juni 2014. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door H. Harting-Ekkel,
C.G. Motshagen en J. Dokter.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2.De feiten

Eiseres voert een gastouderbureau als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko). Ingevolge dit artikel is een gastouderbureau een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt. Artikel 1.45, tweede lid, van de Wko brengt mee dat de houder van een gastouderbureau een aanvraag tot inschrijving indient voor degene die door zijn tussenkomst voornemens is gastouderopvang te bieden. Op 9 april 2013 heeft eiseres in haar hoedanigheid als houder van een gastouderbureau namens
[naam]bij de gemeente Hellendoorn een aanvraag ingediend voor het bieden van kinderopvang. Voor het in behandeling nemen van deze aanvraag heeft verweerder op grond van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2013 van de gemeente Hellendoorn (hierna: de Verordening) aan eiseres een legesaanslag opgelegd ter hoogte van
€ 220,-.

3.Het geschil

In geschil is de vraag of verweerder aan eiseres terecht een legesaanslag heeft opgelegd ter hoogte van € 220,- voor het in behandeling nemen van het verzoek tot registratie van
[naam]in het LRKP.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat bij het in behandeling nemen van een aanvraag tot inschrijving van een gastouder in het LRKP meer het algemeen belang vooropstaat dan het individuele belang dat een gastouderbureau daarbij heeft. Deze handeling is volgens haar daarom meer gelegen in de sfeer van de publieke taakuitoefening door de gemeente. Om die reden kan het in behandeling nemen van een dergelijke aanvraag volgens eiseres niet worden aangemerkt als een dienst in de zin van artikel 229, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet en mogen voor die handeling geen leges worden geheven. Daarnaast is eiseres van mening dat de Verordening onverbindend dient te worden verklaard.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de legesaanslag op grond van de Verordening terecht is opgelegd. Tevens is hij van mening dat er geen aanleiding is om de Verordening onverbindend te verklaren.

4.Beoordeling van het geschil

Ingevolge artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
Op grond van dit artikel heeft de raad van de gemeente Hellendoorn de Verordening vastgesteld.
Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening bepaalt dat onder de naam ‘leges’ rechten worden geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
Ingevolge artikel 3 van de Verordening is belastingplichtig de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.
Artikel 5, eerste lid, van de Verordening bepaalt dat de leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij de verordening behorende tarieventabel.
Ingevolge artikel 1.17.1 van de tarieventabel bedraagt het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag om registratie in het LRKP voor een gastouder € 220,-.
In de uitspraak van 5 februari 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1456, overwoog het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van
9 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ4105, dat door of vanwege het gemeentebestuur verrichte werkzaamheden kunnen worden aangemerkt als een dienst in de zin van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet, indien die werkzaamheden rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang. Het hof overwoog voorts dat uit de Gemeentewet en de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat hierbij het doorslaggevend criterium is of bij het in behandeling nemen van de aanvraag naast een algemeen belang tevens sprake is van een individualiseerbaar belang dat groter is dan het algemeen belang.
In de uitspraak van 5 februari 2013 concludeerde het hof dat bij de inschrijving van de gastouder in het LRKP sprake is van enig algemeen belang, omdat hiermee door de gemeente een toets wordt uitgevoerd of de gastouder aan de bepaalde kwaliteitseisen voldoet. Het hof oordeelde vervolgens echter dat het in behandeling nemen van de aanvraag tot registratie van een gastouder in het LRKP rechtstreeks en in overwegende mate verband houdt met het individuele belang van zowel het gastouderbureau als dat van de gastouder namens wie het gastouderbureau de aanvraag doet. Uit het systeem van de wettelijke bepalingen van de Wko volgt immers dat betalingen door ouders die gebruik maken van gastouderopvang aan de gastouders enkel via een gastouderbureau kunnen geschieden, en dat ouders die gebruik maken van gastouderopvang alleen via een verzoek tot in behandeling nemen van een aanvraag tot inschrijving in het LRKP door een gastouderbureau aanspraak kunnen maken op een vergoeding voor de kinderopvang op de voet van de Wko. Op basis van deze overwegingen oordeelde het hof dat het individuele belang van de gastouder en het gastouderbureau bij het in behandeling nemen van de aanvraag tot inschrijving in het LRKP groter is dan het algemeen belang dat daarmee is gediend.
Mede op basis van de aangehaalde uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is de rechtbank van oordeel dat het in behandeling nemen van de aanvraag tot registratie van de gastouder in het LRKP dient te worden aangemerkt als een dienst in de zin van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet. Verweerder was dan ook bevoegd om eiseres hiervoor een legesaanslag op te leggen.
Ter onderbouwing van haar stelling dat de Verordening onverbindend dient te worden verklaard, heeft eiseres aangevoerd dat slechts de kosten die niet door de bijdrage van de rijksoverheid worden gedekt als leges in rekening mogen worden gebracht. Eiseres stelt dat de rijksbijdragen die de gemeente Hellendoorn voor de in dit geval te verrichten diensten krijgt kostendekkend zijn.
Verweerder heeft in verweer onweersproken uiteengezet dat gemeenten van de overheid geen doeluitkering ontvangen voor de toezicht op en handhaving van de uitvoering van de Wko, maar dat het gemeentefonds is opgehoogd voor de uitvoering van deze gemeentelijke taken. Daarnaast heeft verweerder in verweer gemotiveerd uiteengezet dat de kosten die hij in 2013 heeft gemaakt voor het toezicht op en de handhaving van de uitvoering van de Wko hoger waren dan de leges en de rijksbijdrage die verweerder hiervoor ontving. Ter zitting heeft verweerder ter onderbouwing van dit standpunt twee documenten overgelegd, waaronder het ambtelijk werkproces voor de behandeling van aanvragen tot registratie van een gastouder in het LRKP.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de rijksbijdrage voor 2013, vermeerderd met de in dat jaar ontvangen leges voor het in behandeling nemen van aanvragen om registratie in het LRKP, niet alle kosten hebben gedekt die de gemeente Hellendoorn heeft gemaakt voor de uitvoering van de Wko. Bovendien ziet de norm uit artikel 229b van de Gemeentewet, waar eiseres in dit verband op doelt, op het totaal van de geraamde baten en lasten van de Verordening. Gesteld noch gebleken is dat de totale baten van de Verordening de lasten van alle in de Verordening opgenomen diensten overstijgen. Derhalve is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan de Verordening onverbindend dient te worden verklaard.
Uit de niet nader onderbouwde stelling van eiseres dat het de gemeente Hellendoorn niet is toegestaan om kosten in rekening te brengen voor structureel vervolgtoezicht, volgt evenmin dat verweerder geen leges mocht heffen voor het in behandeling nemen van de aanvraag van eiseres.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is.

5.Proceskosten

Voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, voorzitter, en mr. J.F.M.J. Bouwman en
mr. H.R. Schimmel, rechters, in aanwezigheid van mr. P.J.H. Bijleveld, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Afschrift verzonden op: