[slachtoffer 2], wonende te [plaats] aan [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.755,= (één duizend zevenhonderdenvijfenvijftig euro).
Deze schade bestaat uit de volgende posten:
De rechtbank overweegt het navolgende.
Een ingediende civiele vordering kan worden toegewezen indien er een rechtstreeks verband bestaat tussen het door een verdachte gepleegd feit en de daardoor ontstane schade. In de onderhavige zaak heeft [slachtoffer 2] een civiele vordering ingediend, aangezien zijn aanhangwagen begin oktober 2011 is gestolen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is, naar het oordeel van de rechtbank, niet komen vast te staan dat verdachte deze diefstal heeft gepleegd. Het betreft een nieuwe gesloten aanhangwagen die een nieuwwaarde heeft van
€ 1.600,= inclusief BTW en op 18 maart 2011 door het bedrijf van [naam 1] is verkocht aan de benadeelde [slachtoffer 2]. Vast staat dat verdachte deze aanhangwagen begin oktober 2011 voor € 650,= heeft verkocht aan [naam 2]. Deze [naam 2] heeft vervolgens de aanhangwagen dezelfde dag voor € 800,= doorverkocht aan [naam 1]. Laatstgenoemde, die daarover op 1 december 2011 als getuige een verklaring heeft afgelegd (blz. 58-60), constateerde dat de aanhangwagen afkomstig was van het bedrijf van zijn zoon. Deze [naam 1] zag ook dat er grote plakletters op de zijkant van de aanhanger hadden gezeten, waarvan de afdrukken nog iets zichtbaar waren. Ook zag hij dat er een telefoonnummer op had gestaan. Hij heeft dat nummer gebeld en kreeg contact met [slachtoffer 2] uit [plaats], die hem vertelde dat zijn aanhangwagen te huur stond bij het tankstation in [plaats]. Bij controle door [slachtoffer 2] bleek de aanhanger daar echter niet meer te staan. [naam 1] deelde hierop aan de verkoper ([naam 2]) mede dat de koop niet doorging, omdat hij geen gestolen aanhanger wilde hebben.
[naam 2] gaf [naam 1] hierop het geld, € 800,=, terug. [naam 2] begreep uit het gesprek tussen [naam 1] en [slachtoffer 2] dat het met betrekking tot die aanhangwagen niet zuiver was en hij heeft direct verdachte gebeld. Verdachte is teruggereden en hij, [naam 2], heeft het geld van verdachte teruggekregen. [naam 2] heeft ook aan verdachte gezegd dat de aanhangwagen geen zuivere koffie was.
Gelet op het vorenstaande, waaronder de nog zichtbare afdrukken van de plakletters en het telefoonnummer op de aanhangwagen, alsmede de waarde van die aanhangwagen, wist verdachte in ieder geval op het moment dat hij de aanhangwagen terugnam van [naam 2] en aldus weer verwierf en voorhanden kreeg, dat die aanhangwagen ‘niet zuiver’ was. Bij die stand van zaken had het op de weg van verdachte gelegen op dat moment na te gaan wat ‘die niet zuivere koffie’ inhield en enig onderzoek te doen naar de mogelijke herkomst van de aanhangwagen. Niet gebleken is dat verdachte enig nader onderzoek heeft gedaan. Integendeel, verdachte heeft de aanhangwagen nadien eenvoudigweg weer aan een ander (onbekend gebleven) persoon verkocht en afgeleverd. Verdachte heeft door die bewuste helingshandeling de aanhanger buiten het zicht van de rechtmatige eigenaar gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee het causaal verband tussen de opzetheling en de schade van de benadeelde partij, bestaande uit het verlies van de aanhangwagen, voldoende komen vast te staan. Daarbij komt nog dat het bovendien een feit van algemene bekendheid is dat, bij koop/verkoop van goederen waarbij wordt meegedeeld dat het ‘geen zuivere koffie is’, daarmee doorgaans goederen worden aangeduid die van misdrijf (voornamelijk van diefstal) afkomstig zijn.
Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft hij dan ook rechtstreeks schade toegebracht aan de benadeelde partij en is, naar het oordeel van de rechtbank, de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit sub 2 subsidiair rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost ‘aanschaf aanhanger’ is niet betwist en is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 1.425,=.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De gestelde schade voor wat betreft de posten ‘belettering’ en ‘aanhanger slot’ zijn geen schades die aan verdachte kunnen worden toegerekend. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om die stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.