ECLI:NL:RBOVE:2014:2460

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 mei 2014
Publicatiedatum
9 mei 2014
Zaaknummer
08/710173-10
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van vrachtautobanden en -velgen in Duitsland

Op 9 mei 2014 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1980, die beschuldigd werd van diefstal van vrachtautobanden en -velgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 2 tot 3 maart 2010, samen met anderen, in Ibbenbüren, Duitsland, inbreuk heeft gemaakt op een bedrijfspand van [slachtoffer] GmbH & Co KG. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot het pand en heeft in totaal 122 vrachtautobanden en 76 velgen weggenomen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van elf weken opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van het proces. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich de toegang tot de plaats des misdrijfs had verschaft door middel van braak. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen vrachtwagen, die aan de verdachte toebehoorde, toegewezen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsvoering, waarbij onder andere sms-berichten en getuigenverklaringen zijn meegewogen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/710173-10
Datum vonnis: 9 mei 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1980 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 mei 2013 en 25 april 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.H.J.M. Damen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in vereniging of alleen (vracht)autobanden en of (vracht)autovelgen heeft weggenomen dan wel die (vracht) autobanden en/of (vracht)autovelgen alleen of in vereniging heeft geheeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 02 maart 2010 tot en met 03 maart 2010, te Ibbenburen in de Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand en/of bedrijfsterrein aan de [straat] aldaar hebben/heeft weggenomen 122, althans een of meer (vracht)autobanden en/of 76, althans een of meer (vrachtauto)velgen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] GmbH & Co KG, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 2 maart 2010 t/m 3 maart 2010, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn en/althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen 64 (vrachtauto)banden en/althans een (of meer) (vrachtauto)band(en) en/of een (of meer) (vrachtauto)velg(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde (autovracht)banden en/of (bijbehorende) velg(en) wist, althans redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de het primair tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat gelet op artikel 5 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) de Nederlandse strafwet van toepassing is op het tenlastegelegde, dat de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitiestelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsmanheeft zich wat betreft de bewezenverklaring van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van de getuige [getuige] en diens herkenning van de vrachtwagen van onwaarde is en niet voor het bewijs gebezigd kan worden. De raadsman heeft daarbij uiteengezet wat aan die verklaring is voorafgegaan en op welke wijze die verklaring vervolgens tot stand is gekomen.
Voorts heeft de raadsman gesteld dat de in het dossier weergegeven sms-berichten geen bewijs zijn dat verdachte in Duitsland bij de firma [slachtoffer] is geweest. Bovendien staat niet vast dat verdachte de sms-berichten aan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verstuurd.
De raadsman is subsidiair van oordeel dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, bij de op te leggen straf rekening dient te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 van het EVRM.
Bovendien is de raadsman van oordeel dat op grond van de uitspraak van 8 augustus 2012 van de meervoudige kamer van de rechtbank Almelo, zitting houdende te Groningen (WOTS-zaak) artikel 63 Sr dient te worden toegepast.
De raadsman concludeert in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, dat
geen verdere vrijheidsbenemende straf dient te worden opgelegd, maar geeft in overweging een additionele taakstraf op te leggen.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De verklaring van de getuige [getuige]
De rechtbank overweegt met betrekking tot het verweer van de verdediging inzake de verklaring van de getuige [getuige] als volgt.
De getuige [getuige] is op de avond voorafgaand aan de diefstal bij het bedrijf van [slachtoffer] in Ibbenbüren geweest om aldaar een vrachtwagen te parkeren. [getuige] is medewerker bij de Verkeersacademie in Münsterland/Fahrschule (blz.169) en hij heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij vrachtwagenchauffeur is en vrachtauto’s van de firma [slachtoffer] gebruikt als lesvrachtauto. Het is derhalve naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat de getuige enige kennis bezit op het gebied van vrachtwagens. Voorts heeft [getuige], vóórdat hem foto’s van de in en vóór de loods in Nijverdal aangetroffen vrachtauto’s werden getoond, een beschrijving gegeven van de door hem in Ibbenbüren waargenomen vrachtauto’s. Dat hem vervolgens foto’s zijn getoond en is meegedeeld dat de foto’s in Nederland zijn genomen omdat daar die vrachtauto’s waren aangetroffen en dat er in de loods vrachtautobanden ontdekt waren, is weliswaar een ongelukkige (en ook zeker onwenselijke) keuze geweest van de verbalisant, maar maakt de waarneming van de getuige niet minder geloofwaardig. Bovendien betreft het hier geen persoonsconfrontatie. Het tonen van die foto’s en de daarop volgende herkenning ziet de rechtbank als een bevestiging/ ondersteuning van hetgeen tevoren ter plaatse door de getuige is waargenomen en is meegedeeld.
De rechtbank verwerpt het verweer en is van oordeel dat de verklaring van getuige [getuige] voor het bewijs gebezigd mag worden.
De sms-berichten
Met betrekking het verweer aangaande het sms-verkeer overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft kort na aanvang van het onderzoek ter terechtzitting op vragen van de voorzitter verklaard dat hij in de nacht van 2 op 3 maart 2010 met [medeverdachte 1] heeft ge-sms’t maar dat het over en weer flauwe grapjes waren. Later tijdens de zitting verklaarde verdachte vervolgens dat hij niet gezegd heeft dat hij degene is geweest met wie medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ge-sms’t en dat hij zijn mobiele telefoon wel eens uitleent.
De rechtbank stelt deze laatste verklaring als ongeloofwaardig terzijde en houdt verdachte aan zijn eerste verklaring dat hij met [medeverdachte 1] ge-sms’t heeft. Bij zijn aanhouding had verdachte de mobiele telefoon ook in zijn bezit.
Daarnaast vormt de inhoud van de sms-berichten, die in de nachtelijke uren van 2 op 3 maart 2010 tussen de mobiele telefoontoestellen van de medeverdachte [medeverdachte 1] (van welke telefoon de gesprekken zijn uitgeprint) en van verdachte zijn verstuurd, naar het oordeel van de rechtbank – bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen – bewijs dat verdachte in die nacht in Ibbenbüren is geweest. Uit de hoeveelheid en inhoud van de sms-berichten leidt de rechtbank af dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] intensief bezig zijn geweest met grensoverschrijdende activiteiten.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Overige overwegingen
Uit de samenhang van de bewijsmiddelen blijkt van betrokkenheid van verdachte bij de diefstal van de in de nacht van 2 op 3 maart 2010 in Duitsland weggenomen goederen, welke de volgende ochtend in zijn bijzijn in de loods in Nijverdal zijn aangetroffen. Het scenario, zoals dat door verdachte ter terechtzitting is geschetst en hieronder kort is weergegeven, erop neerkomend dat verdachte op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het wegnemen van de autobanden, dient naar het oordeel van de rechtbank als volstrekt ongeloofwaardig ter zijde te worden gesteld.
Dat betreft, kort weergegeven, dat verdachte heeft verklaard:
  • de blauwe vrachtwagen, merk Mercedes, is wel van mij, maar ik heb geen sleutel van die auto en ik kon de cabine dus niet afsluiten;
  • ik heb gezien dat er stickers zaten op een aantal van de autobanden, maar ik heb niet gezien wat er op die stickers stond;
  • ik ben met mijn personenauto ergens naar toe gereden en toen ik op die afgesproken plaats aankwam stond mijn vrachtauto daar al. De banden lagen al op de vrachtwagen;
  • mijn vrachtwagen stond dus ergens. Een ander heeft mijn vrachtwagen daar dus naar toegereden. De vrachtwagen stond op een plaats waar wel meer handelaren hun goederen stallen.
  • ik zeg niet dat iemand mijn vrachtwagen heeft gestolen, maar die iemand zal de auto hebben geleend.
De rechtbank stelt daarbij vast dat verdachte korte tijd na de diefstal van de autobanden is aangetroffen op de plaats waar (een deel van) de gestolen autobanden waren opgeslagen.
In de nachtelijk uren, voorafgaand aan de diefstal, is er uitvoerig sms-contact geweest tussen verdachte en één van zijn mededaders en uit de inhoud van die berichten blijkt van grensoverschrijdende activiteiten. Op de plaats delict wordt de aan verdachte toebehorende vrachtwagen herkend en verdachte heeft de gestolen autobanden samen met zijn mededaders [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] van die auto afgeladen en in de loods in Nijverdal opgeslagen.
Verdachte heeft verklaard onschuldig te zijn aan zowel de diefstal als de heling, maar hij wenst op geen enkele wijze een redelijke verklaring te geven voor zijn bezit van de kort tevoren weggenomen autobanden. Het door verdachte geschetste alternatieve scenario is, zoals de rechtbank hiervoor al heeft weergegeven, niet alleen volstrekt ongeloofwaardig, maar ook, door de wijze waarop verdachte ervoor heeft gekozen te verklaren, zodanig vaag dat aan enig onderzoek naar een begin van aannemelijkheid van verdachtes verhaal niet kan worden toegekomen.
Het primair ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 2 maart 2010 tot en met 3 maart 2010 te Ibbenbüren in de
Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand en bedrijfsterrein aan de [straat] aldaar heeft weggenomen vrachtautobanden en vrachtautovelgen, toebehorende aan [slachtoffer] GmbH & Co KG, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders ten laste is gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 311 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor strafoplegging de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Die vermelden voor
een bedrijfsinbraak een gevangenisstraf van zes weken.
Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank mee dat verdachte eerder ter zake van vermogensdelicten is veroordeeld en in totaal 29 pagina’s documentatie heeft, terwijl hij het onderhavige feit in vereniging met anderen heeft gepleegd.
Bovendien rekent de rechtbank het verdachte aan dat het bewezenverklaarde feit op professionele wijze en over ’s lands grenzen is uitgevoerd met behulp van een daartoe geschikte en aan verdachte toebehorende vrachtwagen en dat door dit feit aanzienlijke bedrijfsschade is toegebracht.
De rechtbank rekent het verdachte ook aan dat hij kennelijk niet het verwerpelijke van zijn handelen in wenst te zien en ter terechtzitting een volstrekt ongeloofwaardige verklaring heeft afgelegd.
Artikel 63 Sr
Ter terechtzitting is meegedeeld dat uit het meest recente uittreksel uit verdachte’s
documentatie d.d. 4 april 2014 blijkt dat verdachte op 8 augustus 2012, dus na de datum van het onderhavige feit, is veroordeeld door de rechtbank in Groningen. Om die reden zou art. 63 Sr van toepassing zijn. Ook de raadsman heeft in zijn pleitnota aangegeven dat art. 63 Sr van toepassing is en hij heeft het betreffende vonnis als bijlage gevoegd achter zijn pleitnota.
De rechtbank heeft tijdens de beraadslaging in raadkamer echter geconstateerd, mede na het raadplegen van een ouder uittreksel uit verdachte’s documentatie (d.d. 9 april 2013), dat het vonnis een WOTS-zaak betreft.
Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad geldt dat, indien de rechtbank verlof verleent tot tenuitvoerlegging van een buitenlandse rechterlijke beslissing en daartoe een straf oplegt overeenkomstig het bepaalde in artikel 31 WOTS, die strafoplegging niet een veroordeling oplevert als bedoeld in artikel 63 Sr. Nu die feitelijke situatie zich hier voordoet is artikel 63 Sr niet van toepassing in deze strafzaak.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van veertien (14) weken passend is en dat het opleggen van een taakstraf niet geïndiceerd is.
De redelijke termijn
Verdachte is op 3 maart 2010 aangehouden en in verzekering gesteld. De redelijke termijn is op die datum aangevangen. Als uitgangspunt geldt dat het geding – behoudens bijzondere omstandigheden die een dergelijke lange duur rechtvaardigen – met een einduitspraak dient te zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is gaan lopen. Nadat de dagvaarding op 13 juli 2012, 30 oktober 2012 en 15 februari 2013 nietig was verklaard, vond op 14 mei 2013 een inhoudelijke behandeling plaats waarbij de onderhavige zaak, op verzoek van de verdediging, werd verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van getuigen. Op 25 april 2014 werd de zaak ter terechtzitting voortgezet en er wordt op 9 mei 2014 vonnis gewezen. Aldus is sprake van een tijdsverloop van in totaal 4 jaar en 2 maanden.
De rechtbank acht het redelijk dat van deze overschrijding een periode van zes maanden wordt toegerekend aan de verdediging, in verband met de op verzoek van de verdediging verrichte werkzaamheden van de rechter-commissaris. Er is naar het oordeel van de rechtbank derhalve sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met twintig maanden.
Naar het oordeel van de rechtbank dient om die reden de voorgenomen straf met 20% verlaagd te worden, zodat resteert een gevangenisstraf voor de duur van elf (11) weken.

9.Beslag

De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen vrachtwagen, merk Mercedes, voorzien van het Duitse tijdelijke kenteken [kenteken], vatbaar is voor verbeurdverklaring, aangezien die vrachtwagen aan verdachte toebehoort en met behulp waarvan het feit is begaan.
Op grond van artikel 24 Sr heeft de rechtbank hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 5, 10, 27, 33 en 33a Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het primair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen vrachtwagen, merk Mercedes, met het tijdelijke Duitse kenteken [kenteken].
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. P.L. Alers, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2014.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PLO5QB 2010069376 ‘dossier Parlando’. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen opgemaakt proces-verbaal.
Door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen wat betreft het primair ten laste gelegde:
(1)
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De blauwe vrachtwagen, merk Mercedes, met het tijdelijke Duitse kenteken [kenteken], is mijn eigendom.
U, voorzitter, vraagt mij naar het Sms-verkeer tussen mij en [medeverdachte 1] in de periode van 2 maart 2010 te 22.50 uur en 3 maart 2010 te 02.03 uur en u zegt mij dat ik twaalf keer SMS contact heb gehad met [medeverdachte 1]. Ik zeg u dat dat wel zo kan zijn.
De vrachtwagen stond wel op mijn naam. Hij was inderdaad voorzien van een tijdelijk kenteken.
Ik heb de autobanden samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uitgeladen.
Ik heb gezien dat er stickers zaten op een aantal autobanden.
(2)
Blz. 8-16: het stam proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 15 augustus 2010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 maart 2010 werden [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] aangehouden. In de bedrijfshal aan de [adres 2] te Nijverdal werden vrachtwagenbanden aangetroffen. In de hal stond een blauwe Mercedes vrachtwagen met witte container, voorzien van een Duits kenteken. Het bleek dat er in de nacht van 2 op 3 maart 2010 bij het bedrijf [slachtoffer] in Ibbenbüren in Duitsland 120 vrachtwagenbanden waren ontvreemd. Bij aanhouding op 3 maart 2010 bleken alle drie verdachten in het bezit te zijn van een gsm telefoon, te weten [verdachte]: [telefoonnummer 1], [medeverdachte 1] [telefoonnummer 2] en [medeverdachte 2] [telefoonnummer 3].
Verdachte [medeverdachte 1] trachtte zijn gsm telefoon weg te werken. Ik heb de telefoons uitgelezen. In de gsm telefoon van [medeverdachte 1] zijn 18 sms berichten aangetroffen afkomstig van de gsm telefoon van verdachte [verdachte].
Deze berichten waren verzonden tussen 2 maart 2010 te 22.50 uur en 3 maart 2010 te 10.37 uur en de inhoud van die berichten luidt, zakelijk weergegeven, als volgt:
Nummer: [telefoonnummer 1]: bericht:
  • waar ben je
  • ga maar bij de grens kijken;
  • rij jij zo met [naam 1] mee die auto weg zetten? Dan zet ik deze weg en kom ik naar jullie toe bij die auto waar we mee weggaan oké?
  • Ja
  • Wacht bij de grens is beter
  • Als we op de auto baan zijn dan rij maar voor uit naar de grens kan je ons zo weer tegemoet rijden oké
  • Ff een code…1 keer met je lampen knipperen is oké heel vaak knipperen is niet goed….
(3)
Blz.163-167: de Strafanzeige van Frau [naam 2], Mitarbeiterin der Firma [slachtoffer] GmbH & Co KG d.d. 3 maart 2010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Straftat(en): Bes. Schw. Fall des Diebstahls (Par. 243 StGB);
Tatzeitraum: von 02.03.2010, 17:10 Uhr bis 03.03.2010, 08:10 Uhr;
Tatort: Ibbenbüren, [straat];
Tatörtlichkeit: Firma [slachtoffer] GmbH & Co KG;
Geschädigter ist: [slachtoffer] GmbH & Co KG
Beschädigungen: Maschendrahtzaun durchtrennt/Vorhängeschlösser aufgebrochen;
Erlangtes Gut: Reifen, LKW-Reifen auf Felge/ohne Felge; mindestens 120 Stück.
(4)
Blz. 169-170: het proces-verbaal van de Kreispolizei Steinfurt, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van de getuige [getuige], medewerker van de Verkeersacademie in Münsterland/Fahrschule, dat hij op 2 maart 2010 om ongeveer 22.45 uur een vrachtwagen heeft geparkeerd op het terrein van de firma [slachtoffer] in Ibbenbüren en ziet dat de containers niet opengebroken zijn.
Als hij om ongeveer 22.50 uur het terrein verlaat ziet hij in de nabijheid een tweetal verdachte vrachtwagens staan (zonder slaapcabines), die beide een tijdelijk kenteken hebben: een MAN en een Mercedes.
Blz. 203: op 4 maart 2010 heeft [getuige] de vrachtwagen met kenteken [kenteken], die in de loods is aangetroffen, herkend als een van de vrachtwagens die in de nabijheid van het bedrijfsterrein van [slachtoffer] stond geparkeerd
(5)
Het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van de getuige [getuige] d.d. 16 september 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op de vraag wat ik mij er nog van kan herinneren antwoord ik als volgt. Ik ben ’s avonds met mijn lesvrachtauto naar [slachtoffer] gereden. Ik gebruik vrachtauto’s van de firma [slachtoffer] als lesvrachtauto. Toen ik daar aan kwam heb ik gezien dat bij een kunststoffabriek, naast [slachtoffer], 2 vrachtauto’s stonden met een tijdelijk kenteken. De ene was een Mercedes met een bijzondere opbouw. De fabrikant van de opbouw is Ruthmann.
De andere vrachtauto was een gele MAN. Beide vrachtauto’s hadden geen slaapcabine en dat vond ik raar.
Nadat ik de lesvrachtauto geparkeerd had ben ik met mijn privéauto weggereden. Op de plek waar de vrachtauto’s stonden, stonden meestal dezelfde voertuigen, dus dit vond ik raar, dat die vrachtauto’s met een tijdelijk kenteken daar stonden.
De politie van Ibbenbüren heeft een verklaring van mij opgenomen. De politieagent heeft mij later foto’s laten zien en mij gevraagd of dat de vrachtauto’s waren die ik gezien had. De auto’s op de foto’s kwamen overeen met de door mij van de vrachtauto’s gegeven beschrijving. Mijn verklaring is opgenomen in het kantoor van de Verkeersacademie Münsterland GmbH. Op de vraag waar mij de foto’s zijn getoond antwoord ik: in het kantoor van de Verkeersacademie. De politieagent wilde nog eens weten wat voor vrachtauto’s het geweest waren die ik had gezien en toen heeft hij mij de foto’s getoond en mij gevraagd of dat de vrachtauto’s waren die ik had gezien. Ik heb beide auto’s herkend. Voordat de foto’s aan mij zijn getoond had ik een beschrijving van de door mij waargenomen vrachtauto’s gegeven. Op de vraag of de politieagent mij alleen vragen heeft gesteld of mij ook dingen heeft gezegd antwoord ik: hij heeft gevraagd of ik een beschrijving wilde geven. Vervolgens heeft hij mij de foto’s getoond. Op de vraag of de politieagent iets gezegd heeft over de herkomst van de foto’s antwoord ik: hij heeft mij alleen verteld dat de foto’s in Nederland gemaakt waren omdat daar die vrachtauto’s waren aangetroffen. Ik weet niet waar die foto’s precies gemaakt zijn in Nederland. De politieagent heeft mij gezegd dat die vrachtauto’s in Nederland aangetroffen waren en dat er bij opening vrachtautobanden in ontdekt waren.
Op de vraag of de monteurs van [slachtoffer] mij ook verteld hebben wat er in de opengebroken container zat antwoord ik: ja, vrachtautobanden.
(6)
Blz. 221-222: het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 4 maart 2010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 maart 2010, omstreeks 12.00 uur, ben ik naar het industrieterrein in Nijverdal gegaan. Door een burger zou zijn gezien dat een vrachtwagen met Duitse kentekenplaten een transport aan vrachtwagenbanden naar binnen had gereden in een pand aan de [adres 2]. Enkele weken terug is in dit pand een gestolen vrachtwagen aangetroffen, waarbij gebruik is gemaakt van een “jammer” om GPS signalen te storen.
Ik heb met collega’s post gevat nabij de McDonald’s. Er werd doorgegeven dat een rode Citroën vanaf het pand in onze richting kwam. Wij hebben dit voertuig en de inzittenden gecontroleerd. De bestuurder bleek [medeverdachte 1], geboren [geboortedag] 1971 te zijn. Naast hem zat [verdachte], geboren [geboortedag] 1980 en op de achterbank zat [medeverdachte 2], geboren [geboortedag] 1970. Tijdens de controle zag ik dat er een mobiele telefoon lag in het bakje nabij de versnellingspook. Tevens zag ik een grote rode betonschaar op de vloer liggen en in het dashboardkastje een groene muts. Dat bleek later een bivakmuts te zijn.
Ik ben samen met de collega’s en [medeverdachte 1] en [verdachte] terug gegaan naar het pand aan de [adres 2]. De in de hal aangetroffen banden bleken gestolen bij een bedrijf in Duitsland.
(7)
Blz. 223-225: het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 3 maart 2010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 maart 2010 kwam de melding dat er een vrachtwagen vol met vrachtwagenbanden/ wielen was binnengereden in het pand [adres 2] te Nijverdal, gemeente Hellendoorn. In het pand was enkele weken eerder een gestolen vrachtwagen aangetroffen. Wij hebben ter plaatse een onderzoek ingesteld en hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] aangesproken. [medeverdachte 1] opende de toegangsdeur en zei “ga je gang”.
In het pand zagen wij een blauwe vrachtwagen staan met een soort container. Op het voertuig stond een witte container. Deze vrachtwagen was voorzien van een Duits tijdelijk kenteken. Verder zagen wij dat in de loods tegen een zijwand een groot aantal vrachtwagenbanden (64 stuks) stonden. Het merendeel van de banden was nieuw. Sommige waren voorzien van velgen. Wij zagen dat op een groot aantal banden stickers stonden met de bedrijfsnaam [slachtoffer], [straat], [postcode] Ibbenbüren. Hierna is contact opgenomen met de collega’s uit Duitsland. Door de collega’s uit Duitsland werd doorgegeven dat afgelopen nacht een inbraak bij dit bedrijf had plaatsgevonden en dat hierbij meer dan 100 vrachtwagenwielen/banden waren weggenomen.