ECLI:NL:RBOVE:2014:2380

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 april 2014
Publicatiedatum
2 mei 2014
Zaaknummer
Awb 13/2712
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onduidelijke machtiging en afwezigheid van eiser en gemachtigde

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, op 30 april 2014 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. drs. J.M.C. Niederer, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie, dat zijn verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) buiten behandeling had gesteld. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaarschrift, waarop de rechtbank had geoordeeld dat het beroep gegrond was en verweerder had opgedragen om binnen twee weken een beslissing te nemen.

Na het bestreden besluit van 16 oktober 2013, waarin verweerder de bezwaren gegrond verklaarde, heeft eiser opnieuw beroep ingesteld. De zitting vond plaats op 22 april 2014, maar zowel eiser als zijn gemachtigde waren zonder kennisgeving afwezig. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ingebrachte machtiging van de gemachtigde beoordeeld. Deze machtiging was te algemeen geformuleerd en voorzien van een gekopieerde handtekening, wat vragen opriep over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemachtigde.

De rechtbank concludeerde dat niet aannemelijk was gemaakt dat eiser daadwerkelijk gemachtigd was om het beroep in te stellen. Hierdoor was de rechtbank van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor belanghebbenden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/2712

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser]

wonende te Losser, eiser,
gemachtigde: mr. drs. J.M.C. Niederer, werkzaam bij Legal Control te Helmond,
en

de Minister van Veiligheid en Justitie,

verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 februari 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) buiten behandeling gesteld.
Hiertegen heeft eiser op 1 maart 2012 (de rechtbank leest: 1 maart 2013) bezwaar gemaakt.
Op 26 juni 2013 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaarschrift.
Bij uitspraak van 4 oktober 2013, zaaknummer 13/1447, heeft de rechtbank, voor zover van belang, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen twee weken een beslissing te nemen op eisers bezwaarschrift.
Bij besluit van 16 oktober 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren (kennelijk) gegrond verklaard. Voor wat betreft de gevraagde proceskosten in bezwaar heeft verweerder hierbij verwezen naar voornoemde uitspraak van de rechtbank.
Hiertegen heeft eiser bij fax van 17 november 2013 beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 22 april 2014 behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, zonder kennisgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. P.A. Luscher, werkzaam bij verweerders ministerie.

Overwegingen

1.
Bij fax van 10 december 2012 heeft eiser, onder verwijzing naar de Wob, verweerder verzocht hem het recentste zaaksoverzicht met betrekking tot CJIB-nummer 2062 5421 5980 1402 naar hem toe te zenden. Bij brief van 30 januari 2013 heeft verweerder aan eisers toenmalige gemachtigde meegedeeld dat deze een machtiging van eiser dient te overleggen binnen een termijn van drie weken. Op 10 februari 2013 heeft deze gemachtigde een machtiging naar verweerder gefaxt.
Bij het primaire besluit van 22 februari 2013 heeft verweerder eisers aanvraag buiten behandeling gesteld omdat er geen (toereikende) machtiging was ingebracht.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit herroepen omdat er wel tijdig een toereikende machtiging was ingebracht. Verweerder heeft vervolgens alsnog de aanvraag in behandeling genomen en eisers aanvraag gehonoreerd middels toezending van het zaaksoverzicht van 12 september 2013. Voor wat betreft de gevraagde proceskostenvergoeding in bezwaar heeft verweerder verwezen naar voornoemde uitspraak van de rechtbank van 4 oktober 2013 en zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank hierover reeds een uitspraak heeft gedaan.
Eiser heeft bij fax van 17 november 2013 hiertegen beroep ingesteld.
2.
Bij brief van 3 december 2013 heeft de rechtbank aan gemachtigde meegedeeld dat de door hem ingebrachte machtiging een zogenaamde ‘standaard volmacht’ betreft zodat niet wordt voldaan aan de eis dat een machtiging voldoende specifiek moet zijn. De rechtbank heeft gemachtigde in de gelegenheid gesteld om binnen veertien dagen een machtiging in het geding te brengen waaruit blijkt dat eiser gemachtigde heeft gemachtigd om, namens hem, het onderhavige beroep in te stellen.
Op 4 december 2013 heeft gemachtigde een machtiging, gedateerd 5 augustus 2013, in het geding gebracht. Gemachtigde heeft hierbij aangegeven dat, indien naar aanleiding van deze machtiging bij de rechtbank vragen resteren, de rechtbank wordt verzocht een zitting te organiseren waar gemachtigde samen met zijn cliënt zal verschijnen om vragen omtrent de vertegenwoordigingsbevoegdheid van gemachtigde te beantwoorden.
De mondelinge behandeling ter zitting is vervolgens gepland voor 22 april 2013.
Bij brief van 10 april 2013 heeft de rechtbank aan gemachtigde het navolgende meegedeeld:
“Ter zitting zal de rechtbank allereerst de vraag aan de orde stellen of u bevoegd bent om namens [eiser] in rechte op te treden. In dit kader zal aan de orde komen of de door u ingebrachte machtiging voldoende specifiek is. Daarnaast zal aan de orde komen dat de door u ingebrachte machtiging niet is voorzien van een reguliere (handmatig aangebrachte) handtekening maar dat er sprake is van een kopie van een handtekening.
Ter afsluiting attendeer ik u op uw aanbod om samen met uw cliënt ter zitting te verschijnen, zodat uw cliënt desgewenst de vragen van de rechtbank kan beantwoorden.”
Gemachtigde en eiser zijn, zonder kennisgeving, niet ter zitting verschenen.
3.
De rechtbank overweegt als volgt.
De door gemachtigde ingebrachte machtiging, gedateerd 5 augustus 2013, vermeldt dat eiser gemachtigde machtigt om “alle handelingen te verrichten teneinde geschillen in rechte te bestrijden alsmede al hetgeen daartoe door gemachtigde noodzakelijk wordt geacht, waaronder het aanwenden van rechtsmiddelen en het opvragen van gegevens, bijvoorbeeld op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, (…) een en ander in de ruimste zin des woords.” De machtiging is voorzien van een gekopieerde handtekening.
De rechtbank oordeelt dat deze machtiging dermate ruim is geformuleerd dat (nagenoeg) alle rechtshandelingen hieronder vallen. Mede gelet op het feit dat deze machtiging is voorzien van een gekopieerde handtekening, roept deze machtiging bij de rechtbank de vraag op of eiser zich ervan bewust is dat gemachtigde deze beroepsprocedure, namens hem, heeft ingesteld.
Nu eiser en zijn gemachtigde, zonder nadere kennisgeving, niet zijn verschenen ter zitting, is de rechtbank de mogelijkheid ontnomen om ter zitting hierover vragen te stellen.
4.
Gelet op vorenstaande oordeelt de rechtbank dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiser gemachtigde heeft gemachtigd om deze beroepsprocedure, namens hem, in te stellen. Nu het beroep is ingesteld door een persoon die daartoe niet bevoegd is, zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E.M. Lever, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk opwww.raadvanstate.nlvoor meer informatie over het indienen van digitaal beroep