ECLI:NL:RBOVE:2014:2378

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 mei 2014
Publicatiedatum
2 mei 2014
Zaaknummer
08/710645-12 en 08/9555078-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw uit Delden voor bedreiging, oplichting en diefstal van elektriciteit

Op 2 mei 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een vrouw uit Delden, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, oplichting en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 november 2012 twee politieagenten heeft bedreigd met zware mishandeling en een dienstvoertuig heeft beschadigd door een steen naar het voertuig te gooien. De verdachte is ook schuldig bevonden aan oplichting van verschillende bedrijven door zich voor te doen als een bonafide klant en niet te betalen voor geleverde diensten. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit door illegaal stroom af te nemen van Enexis, wat leidde tot gevaarlijke situaties door het manipuleren van de elektriciteitsinstallatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het volgen van reclasseringstoezicht. Tevens is haar de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor drie maanden ontzegd en is een geldboete van 500 euro opgelegd voor het doorrijden na een aanrijding. De rechtbank heeft de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beoordeeld, gezien haar geestelijke toestand, maar heeft haar toch verantwoordelijk gehouden voor haar daden.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/710645-12 en 08/9555078-14
Datum vonnis: 2 mei 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1948 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 augustus 2013, 5 november 2013 en 18 april 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.H.J.M. Damen en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. N. Brands, advocaat te Goor, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er – na doornummering van de onder parketnummers 08/710645-12 en 08/955078-14 ten laste gelegde feiten – kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 2 november 2012 twee hoofdagenten van politie heeft bedreigd;
feit 2:op 2 november 2012 een politieauto heeft beschadigd;
feit 3 tot en met feit 7:in de periode van september 2010 tot en met maart 2012 meerdere bedrijven heeft opgelicht (primair), dan wel zich ten aanzien van die bedrijven heeft schuldig gemaakt aan flessentrekkerij (subsidiair);
feit 8:in de periode van 1 juni 2012 tot en met 29 oktober 2012 heeft geprobeerd een tweetal financieringsinstellingen op te lichten (primair) dan wel ter misleiding van die bedrijven zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift (subsidiair), dan wel gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift (meer subsidiair);
feit 9:op 31 oktober 2012 een meteropnemer heeft bedreigd;
feit 10:op 9 april 2013 is doorgereden na een aanrijding waarbij letsel en/of schade aan een ander is toegebracht;
feit 11:op 9 april 2013 de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht waarbij zij een fietser heeft aangereden;
feit 12 tot en met 15:in de periode van 1 december 2007 tot en met 17 december 2013 en in de periode van 18 december 2013 tot en met 22 januari 2014 telkens elektriciteit heeft gestolen en een elektriciteitswerk heeft gemanipuleerd waardoor gevaar is ontstaan.
Voluit luidt de – doorgenummerde – tenlastelegging aan de verdachte:
1.
zij op of omstreeks 02 november 2012,
te Delden, in de gemeente Hof van Twente,
[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (beiden hoofdagent van politie Twente), heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend genoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2]
de woorden toegevoegd: "Jullie gaan hier nu weg, anders sla ik jullie vierkant
de tuin uit!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
heeft verdachte (vervolgens) - terwijl zij zich in de (onmiddellijke)
nabijheid van genoemde [verbalisant 1] bevond - opzettelijk dreigend een (ijzeren)
buis of staaf ter hand genomen en/of die (ijzeren) buis of staaf boven haar
hoofd getild of gehouden, en/of is verdachte (vervolgens) opzettelijk dreigend
met die (ijzeren) buis of staaf in de hand op genoemde [verbalisant 1] afgelopen
en/of tot op vrij korte afstand genaderd;
2.
zij op of omstreeks 02 november 2012,
te Delden, gemeente Hof van Twente,
opzettelijk en wederrechtelijk een dienstvoertuig, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan de regiopolitie Twente, in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt,
door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk een steen tegen/naar dat
dienstvoertuig te gooien;
3.
zij (al dan niet namens de [stichting]) in of omstreeks de periode van 26
maart 2012 tot en met 17 april 2012 te Delden, gemeente Hof van Twente, in elk
geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van
een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door
een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1], althans [bedrijf 1]
heeft bewogen tot het verlenen van een dienst en/of het aangaan van een schuld
en/of het teniet doen van een inschuld, hebbende verdachte met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid een reparatie aan haar zonwering laten
uitvoeren en zich hierbij voorgedaan als bona fide klant van [bedrijf 1],
waardoor [slachtoffer 1], althans [bedrijf 1] werd bewogen tot
bovenomschreven dienst en/of schuld en/of inschuld;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij (al dan niet namens de [stichting]) op of omstreeks enig tijdstip in
de periode van 26 maart 2012 tot en met 17 april 2012 te Delden, gemeente Hof
van Twente, in elk geval in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft
gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige
betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te
verzekeren, immers heeft verdachte, met voormeld oogmerk, het navolgende goed
gekocht, te weten: een band (voor de zonwering van haar woning) van [slachtoffer 1]
, althans [bedrijf 1];
4.
zij (al dan niet namens de [stichting]) op of omstreeks 5 januari 2012,
althans op enig tijdstip in de periode van 1 januari 2012 tot en met 24
augustus 2012 te Delden, gemeente Hof van Twente, in elk geval in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, de firma [bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte en het
plaatsen van een autoruit in haar auto, in elk geval van enig goed en/of tot
het verlenen van een dienst en/of het aangaan van een schuld en/of het teniet
doen van een inschuld, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid bij een medewerker van [bedrijf 3], die door [bedrijf 2]
naar verdachte was gestuurd, aangegeven dat zij verzekerd was voor de
reparatie/het vervangen van de ruit en/of zich heeft voorgedaan als bona fide
klant, waardoor de firma [bedrijf 2] werd bewogen tot bovenomschreven
afgifte en/of dienst en/of schuld en/of inschuld;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij (al dan niet namens de [stichting]) op of omstreeks 5 januari 2012,
althans op enig tijdstip in de periode van 1 januari 2012 tot en met 24
augustus 2012 te Delden, gemeente Hof van Twente, in elk geval in Nederland,
een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het
oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking
over die goederen te verzekeren, immers heeft verdachte, met voormeld oogmerk,
het navolgende goed gekocht, te weten:een achterruit (voor haar auto) van de
firma [bedrijf 2];
5.
zij (al dan niet namens de [stichting]) in of omstreeks de periode van
1 september 2010 tot en met 30 maart 2012 te Delden, gemeente Hof van Twente,
in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van
een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door
een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2], althans [bedrijf 4]
, heeft bewogen tot de afgifte van bouwmaterialen en/of het verlenen
van een dienst, te weten herstelwerkzaamheden aan het huis van verdachte en/of
het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, hebbende
verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich mevrouw
[valse naam] genoemd en/of zich voorgedaan als een bona fide klant, waardoor
[slachtoffer 2], althans [bedrijf 4] werd bewogen tot
bovenomschreven afgifte en/of dienst en/of schuld en/of inschuld;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 5 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij (al dan niet namens de [stichting]) in of omstreeks de periode van 1
september 2010 tot en met 30 maart 2012 te Delden, gemeente Hof van Twente, in
elk geval in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen
van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een)
ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, immers heeft
verdachte met voormeld oogmerk, de navolgende goederen gekocht, te weten:
diverse bouwmaterialen bij [bedrijf 4] te Bentelo;
6.
zij (al dan niet namens de [stichting]) in of omstreeks de periode van
1 oktober 2011 tot en met 28 maart 2012 te Delden, gemeente Hof van Twente,
in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van
een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door
een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3], althans de firma [bedrijf 5] BV,
heeft bewogen tot afgifte van enig goed en/of het verlenen van een dienst
en/of het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te
weten het laten schilderen van haar woonhuis en/of berging, hebbende verdachte
met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan
als een bona fide klant, waardoor [slachtoffer 3], althans de firma [bedrijf 5] BV
werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of dienst en/of schuld en/of
inschuld;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 6 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij (al dan niet namens de [stichting]) in of omstreeks de periode van
1 oktober 2011 tot en met 28 maart 2012 te Delden, gemeente Hof van Twente, in
elk geval in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen
van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een)
ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, immers heeft
verdachte, met voormeld oogmerk, de navolgende goederen gekocht, te weten: de
benodigde verf en/of andere materialen voor het laten schilderen van haar
woning, door [slachtoffer 3], althans de firma [bedrijf 5] BV;
7.
zij (al dan niet namens de [stichting]) in of omstreeks de periode van 20
mei 2011 tot en met 28 maart 2012 te Borne en/of Delden, in elk geval in
Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4], althans [bedrijf 6] heeft
bewogen tot het verlenen van een dienst en/of het aangaan van een schuld en/of
het teniet doen van een inschuld, te weten het repareren en/of installeren van
haar computer, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid zich voorgedaan als een bona fide klant, waardoor [slachtoffer 4],
althans [bedrijf 6], werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of dienst
en/of schuld en/of inschuld;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 7 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij (al dan niet namens de [stichting]) in of omstreeks de periode van 20
mei 2011 tot en met 28 maart 2012 te Borne en/of Delden, in elk geval in
Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen
met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de
beschikking over die goederen te verzekeren, immers heeft verdachte, met
voormeld oogmerk, de navolgende goederen gekocht, te weten:een videokaart
en/of materialen om haar computer te laten repareren, door [slachtoffer 4],
althans [bedrijf 6];
8.
zij (al dan niet namens de [stichting]) in of omstreeks de periode van 1
juni 2012 tot en met 29 oktober 2012 te Delden, gemeente Hof van Twente, in
elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 7] en/of SNS REAAL en/of [slachtoffer 5]
te bewegen tot het afgeven/verstrekken van een gedeeltelijk royement, met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid het bedrag van E. 250.000,00
in de waardeverklaring, opgemaakt door [naam 1] d.d. 17 april 2012, heeft
veranderd/vervangen door E. 450,000,00, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 8 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij (al dan niet namens de [stichting]) op of omstreeks enig tijdstip in de
periode van 17 april 2012 tot en met 14 juni 2012 te Delden, gemeente Hof van
Twente, een waardeverklaring - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot
bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers
heeft verdachte valselijk het bedrag van E. 250.000,00 vervangen
door/veranderd in E.450.000,00, zulks met het oogmerk om dat geschrift als
echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 8 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
zij (al dan niet namens de [stichting]) op of omstreeks enig tijdstip in de
periode van 17 april 2012 tot en met 14 juni 2012 te Delden, gemeente Hof van
Twente, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e)
waardeverklaring, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van
enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat
gebruikmaken hierin dat zij dit geschrift heeft overhandigd aan [bedrijf 7] en
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat het bedrag van E. 250.000,00
is vervangen door/veranderd in E. 450.000,00;
9.
zij op of omstreeks 31 oktober 2012 te Delden, gemeente Hof van Twente,
[slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[slachtoffer 6] dreigend de woorden toegevoegd :"eruit", waarbij/waarna ze een
steigerpijp heeft gepakt en die [slachtoffer 6] met die steigerpijp in de rug heeft
geduwd en/of dreigend met die steigerpijp in de richting van die [slachtoffer 6] is
gelopen;
10.
zij op of omstreeks 09 april 2013 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door
wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Deldenerstraat,
de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar zij
wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer 7])
letsel en/of schade was toegebracht;
11.
zij op of omstreeks 09 april 2013 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
als bestuurder van een voertuig (personenauto), op de weg/kruising,
Oldenzaalsestraat, Bornsestraat en de Deldenerstraat, door rood licht is
gereden en/of (vervolgens) op de Deldenerstraat een fietser heeft aangereden
en aldus een aanrijding heeft veroorzaakt, door welke gedraging(en) van
verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt,
en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd
en/of door welke gedraging(en) van verdachte schade aan (een) goed(eren) en/of
letsel aan een persoon (te weten [slachtoffer 7]) is ontstaan;
12.
zij en/of de [stichting] in of omstreeks de periode van 1
december 2007 tot en met 17 december 2013 te Delden, gemeente Hof van Twente,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de
[adres 1] heeft weggenomen elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan de firma Enexis, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar
bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
13.
zij en/of de [stichting] in of omstreeks de periode van
1 december 2007 tot en met 17 december 2013, te Delden, gemeente Hof van
Twente, opzettelijk enig electriciteitsnetwerk heeft vernield, beschadigd of on
gemaakt of een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel
verijdeld, immers heeft verdachte
- het verzegelde deksel van de aansluiting van de elektriciteitsmeter
ongeoorloofd geopend of laten openen, waardoor de onder spanning staande
onderdelen van de huisaansluiting niet afgeschermd zijn en er direct gevaar
voor elektrocutie en/of kortsluiting (met als resultaat een vlamboog) aanwezig
is en/of
- kachel(s) en/of lamp(en) op een ondergrond geplaatst/gemonteerd van
gemakkelijk ontvlambaar materiaal,
terwijl hiervan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander
te duchten was;
14.
zij en/of de [stichting] in of omstreeks de periode van 18
december 2013 tot en met 22 januari 2014 te Delden, gemeente Hof van Twente,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de
[adres 1] heeft weggenomen elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan de firma Enexis, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar
bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
15.
zij en/of de [stichting] in of omstreeks de periode van
18 december 2013 tot en met 22 januari 2014 te Delden, gemeente Hof van
Twente, opzettelijk enig electriciteitsnetwerk heeft vernield, beschadigd of
onbruikbaar gemaakt of een ten opzichte van zodanig werk genomen
veiligheidsmaatregel verijdeld, immers heeft verdachte
- het deksel van de aansluitkast geopend of laten openen, dat gevaar voor
kortsluiting oplevert en/of
- het zegel verbroken en/of een kabel aangesloten en/of
- de hoofdbeveiling teruggeplaatst in de aansluitkast,
terwijl hiervan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander
te duchten was.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten 1, 2, 3 subsidiair, 4 primair, 5 primair, 6 subsidiair, 7 subsidiair, 8 meer subsidiair, 9, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Aan deze voorwaardelijke straf dient als bijzondere voorwaarde te worden verbonden dat verdachte zich dient te gedragen overeenkomstig de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt dat verdachte zich onder ambulante behandeling zal (blijven) stellen van GGZ Mediant en in dat kader de haar voorgeschreven medicatie zal innemen.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Voor wat betreft de feiten 1 en 2
5.1.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 ten laste gelegde bedreiging en de onder 2 ten laste gelegde zaaksbeschadiging bewezen kunnen worden op basis van de aangifte van de verbalisanten en de verklaring van de verdachte.
De raadsman heeft daarbij echter gesteld dat bij verdachte ten tijde van het begaan van die feiten de controle over de rationaliteit van haar handelen ontbrak, waardoor van opzet geen sprake is geweest. De raadsman wijst in dit verband mede op de Pro Justitia rapportages waarin verdachte ten aanzien van deze feiten als verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden aangemerkt.
5.1.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op grond van de hierna op te nemen bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op vrijdag 2 november 2012 omstreeks 18.00 uur begeven de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich naar de [adres 1] te Delden. De op dit adres woonachtige en verbalisanten ambtshalve bekende [verdachte] zou volgens een binnengekomen melding voor overlast in de buurt zorgen. Beide verbalisanten waren in uniform gekleed en beiden droegen een blauwe politietrui met op beide mouwen het herkenbare politie embleem. Op het moment dat verbalisanten het tuinpad aan de achterzijde van de woning betreden, duikt uit de bosjes een donkere gedaan op, die verbalisanten in het licht van de gebruikte zaklamp herkennen als de eerdergenoemde [verdachte]. [verdachte] weigert met verbalisanten in gesprek te gaan en loopt in eerste instantie de woning binnen. Nadat de verbalisant [verbalisant 2] op het keukenraam klopt en zich en collega [verbalisant 1] daarbij kenbaar maakt als politieagenten, komt [verdachte] weer naar buiten en roept: “Jullie gaan hier nu weg, anders sla ik jullie vierkant de tuin uit”. Verbalisanten zien vervolgens dat [verdachte] een ijzeren buis/staaf oppakt, deze opheft en daarmee op verbalisant [verbalisant 1] afloopt. Verbalisanten nemen hierop enige afstand en stellen zich op achter de voor de inrit van de woning staande dienstauto. Op dat moment zien verbalisanten dat [verdachte] iets in hun richting gooit, waarna zij een knal horen aan de linkerzijde van het voertuig. Bij nader onderzoek treffen verbalisanten aan die zijde een straatklinker aan en constateren zij een deuk in de linker dorpel van de dienstauto.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat er op 2 november 2012 twee mannen met donkere kleding, met hun auto voor de oprit van haar woning aan de [adres 1] in Delden stonden. Toen de mannen haar erf op klommen heeft zij hen aangesproken en zij werd woest toen zij pepperspray in haar gezicht kreeg.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 2 november 2012 genoemde verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft bedreigd met zware mishandeling en een dienstvoertuig van de politie heeft beschadigd. In tegenstelling tot de raadsman is de rechtbank voorts van oordeel dat het opzet bij verdachte tot het begaan van deze feiten heeft bestaan. Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte zich ervan bewust moet zijn geweest met politieambtenaren van doen te hebben. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van haar handelen kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden geconcludeerd dan dat verdachte er vervolgens welbewust voor heeft gekozen die politieambtenaren te bedreigen teneinde hen ertoe te bewegen haar woonerf te verlaten, en om een en ander kracht bij te zetten vervolgens een steen naar hun dienstauto heeft gegooid.
Uit vaste jurisprudentie blijkt voorts dat opzet slechts dan is uitgesloten, indien blijkt van een zo ernstige geestelijke afwijking bij de dader, dat aangenomen moet worden dat deze van elk inzicht in de reikwijdte van zijn/haar handelen en de mogelijke gevolgen daarvan is verstoken. Van een dergelijke geestelijke afwijking bij verdachte is naar het oordeel van de rechtbank echter niet gebleken, gelet op de verderop in dit vonnis te bespreken dubbelrapportage Pro Justitia die omtrent verdachte is opgemaakt. Hieruit blijkt weliswaar dat het oordeelsvermogen van verdachte beperkt was, maar daarentegen dient met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten ook te worden gesteld dat verdachte zich door niemand laat iets laat zeggen en meer vanuit narcistische agressie heeft gehandeld. In dat geval kan niet worden gezegd dat de wilsvrijheid bij verdachte geheel heeft ontbroken, doch slechts dat deze in mindere mate beperkt is geweest.
5.2
Voor wat betreft de feiten 3 tot en met 7
5.2.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 primair, 6 primair en 7 primair ten laste gelegde telkens niet bewezen kan worden, nu enkel het zich voordoen als bonafide klant ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad onvoldoende is om tot een bewezenverklaring ter zake van oplichting te komen. Een en ander geldt niet voor de feiten 4 primair en 5 primair, waarbij op grond van het zich voordoen als bonafide klant, onderscheidenlijk het listiglijk en in strijd met de waarheid aangegeven voor de reparatie
verzekerd te zijn en het opgaven van een valse naam, telkens tot een bewezenverklaring ter zake oplichting kan worden gekomen.
Voorts acht de officier van justitie bewezen dat verdachte een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het voornemen deze niet te betalen, op grond
waarvan zij zich schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij zoals telkens onder 3 subsidiair, 6 subsidiair en 7 subsidiair is ten laste gelegd.
De raadsman stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat verdachte van het sub 3, sub 4, sub 5, sub 6 en sub 7 ten laste gelegde integraal dient te worden vrijgesproken, nu er geen sprake is van oplichting noch flessentrekkerij, maar van civielrechtelijke wanprestatie.
5.2.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Oplichting
Op grond van het procesdossier stelt de rechtbank vast dat de verdachte met de in de dagvaarding genoemde bedrijven overeenstemming heeft bereikt over het verlenen van diensten, maar dat zij na het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden in gebreke is gebleven met de betaling daarvan. In navolging van jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 2 november 2010, LJN BM4208) stelt de rechtbank voorop dat het enkele aangaan van een overeenkomst en het vervolgens in gebreke blijven op zichzelf – ook indien degene die de overeenkomst is aangegaan al voorzag niet aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen – niet het aannemen van een valse hoedanigheid noch een listige kunstgreep als bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht oplevert. Niet elke vorm van bewust oneerlijk zakendoen levert het in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) strafbaar gesteld misdrijf “oplichting” op. Dat geldt eveneens wanneer kan worden bewezen dat men is benadeeld door een persoon die niet van plan of in staat was zijn verplichting na te komen en die zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als een bonafide klant. De enkele en eenmalige omstandigheid dat men zich bij het sluiten van een overeenkomst voordoet als iemand die zal betalen, is onvoldoende voor strafrechtelijke aansprakelijkheid, maar is mogelijkerwijs veeleer te beschouwen als een geval van moedwillige civielrechtelijke wanprestatie.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het procesdossier niet volgen dat de verdachte een valse naam of valse hoedanigheid heeft aangenomen, dan wel dat zij gebruik heeft gemaakt van een of meer listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels. Om die reden kan de onder 3 primair, 4 primair, 6 primair en 7 primair ten laste gelegde oplichting telkens niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard en dient verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
Dat geldt niet voor het onder 5 primair ten laste gelegde. Met betrekking tot dat feit stelt de rechtbank aan de hand van het procesdossier vast dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat het [bedrijf 4] werkzaamheden aan haar woning heeft verricht en dat zij de rekening daarvoor niet heeft betaald. Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte bij het aangaan van de overeenkomst met het in de dagvaarding genoemde bouwbedrijf, strekkende tot het verrichten van deze herstelwerkzaamheden aan haar woning, zich niet alleen heeft voorgedaan als bonafide klant maar ook een valse naam heeft opgegeven, te weten [valse naam]. De rechtbank is van oordeel dat deze welbewust door verdachte aangewende middelen bestemd en geschikt zijn geweest om het bouwbedrijf te misleiden en te bewegen tot het verrichten van de werkzaamheden. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook bewezen worden verklaard dat verdachte aangever door een samenweefsel van verdichtsels heeft bewogen tot het verrichten van werkzaamheden, zonder daarvoor te willen betalen. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan oplichting, zoals onder 5 primair is ten laste gelegd.
Flessentrekkerij
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of verdachte een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, zoals telkens onder 3 subsidiair, 4 subsidiair, 6 subsidiair en 7 subsidiair is ten laste gelegd. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen is een meervoud van handelingen waartussen verband bestaat vereist (HR 6 januari 1998, NJ 1998/423). De rechtbank is van oordeel dat de wijze waarop de aan verdachte verweten gedragingen in de tenlastelegging zijn omschreven – per delict afzonderlijk en niet als verzamelfeit – niet de vereiste pluraliteit van handelen inhoudt die als een “gewoonte” in de zin van artikel 326a Sr is te kwalificeren. De tenlastelegging beperkt zich bij de feiten 3 subsidiair, 4 subsidiair, 6 subsidiair en 7 subsidiair immers telkens tot één koop. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte voor die feiten vrijspreken.
5.3
Voor wat betreft feit 8
5.3.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de primair ten laste gelegde poging tot oplichting en de subsidiair ten laste gelegde valsheid in geschrift niet bewezen kunnen worden. Wel acht de officier van justitie bewezen dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalste waardeverklaring, zoals in de tenlastelegging meer subsidiair omschreven.
De verdediging heeft aangevoerd dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte de waardeverklaring heeft vervalst en opgestuurd, zodat zij integraal dient te worden vrijgesproken van hetgeen haar onder 8 is ten laste gelegd.
5.3.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Blijkens de aangifte van [slachtoffer 5] namens SNS Reaal Groep N.V. en/of [bedrijf 7] heeft verdachte bij genoemde instellingen een aanvraag gedaan voor gedeeltelijk royement
voor schenking van een bijgebouw van haar woning aan de [stichting] te Delden. Verdachte is voorzitter/penningmeester van deze stichting, die bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer] als zodanig (verkort) staat geregistreerd als [stichting] op het adres [adres 1] te Delden. Ter beoordeling van die aanvraag is door [naam 1] Makelaardij & Taxaties op 17 april 2012 een
waardeverklaring opgesteld en afgegeven aan verdachte van haar woning met schuur, ondergrond en tuin tot een bedrag van € 250.000,=. Op 14 juni 2012 ontvangt [bedrijf 7] de door [naam 1] voornoemd opgestelde waardeverklaring, waarin niet de door hem vastgestelde waarde van € 250.000,= is vermeld, maar een onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik van € 450.000,= is opgenomen. Uit nader onderzoek blijkt dat het lettertype van laatstgenoemd bedrag afwijkt van het overigens in de waardeverklaring gebruikte lettertype. [naam 1] voornoemd heeft desgevraagd te kennen gegeven dat door hem geen verklaring met het bedrag € 450.000,= is afgegeven aan verdachte, maar dat in de door hem opgestelde en ondertekende waardeverklaring een bedrag van € 250.000,= stond vermeld en dat hij niemand toestemming heeft gegeven het bedrag te veranderen.
Uit bovenstaande feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate worden afgeleid dat de door [bedrijf 7] ontvangen waardeverklaring een vervalsing betreft van het originele door [naam 1] opgestelde exemplaar. Niet vastgesteld kan echter worden dat verdachte degene is geweest die het daarin opgenomen bedrag heeft veranderd en vervolgens daarmee door (een van) de in artikel 326 Sr genoemde oplichtingsmiddelen heeft getracht [bedrijf 7] en/of SNS Reaal Groep N.V. te
bewegen tot het verstrekken van een gedeeltelijk royement. Dit impliceert dat verdachte van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank echter wel voldoende aanknopingspunten om te komen tot bewezenverklaring van hetgeen verdachte meer subsidiair is ten laste gelegd, te weten het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift. De rechtbank baseert haar oordeel, naast de verklaring van aangever [slachtoffer 5], met name op het bij die aangifte door [bedrijf 7] als bijlage gevoegde en door verdachte ondertekende faxbericht van 14 juni 2012 aangaande “schenking bijgebouw aan de [stichting] Delden.nl” en de daarbij meegestuurde eerdergenoemde waardeverklaring van 17 april 2012.
5.4
Voor wat betreft feit 9
5.4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verbale bedreiging.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de door verdachte gebruikte bewoording geen bedreiging oplevert in de zin van artikel 285 Sr, zodat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
5.4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Blijkens de aangifte begeeft aangever [slachtoffer 6] zich op 31 oktober 2012 in zijn hoedanigheid van meteropnemer bij Enexis naar de woning van verdachte aan de [adres 1] te Delden. Omdat de rolluiken van de voordeur gesloten zijn, loopt aangever naar de achterkant van de woning en maakt zich vervolgens meerdere keren met luide stem kenbaar als meteropnemer. Aldaar wordt aangever geconfronteerd met verdachte die, nadat hij haar vertelt wie hij is en voor wie hij werkt, tegen hem zegt “eruit”. Aangever loopt hierop weg, maar ziet in een ooghoek dat verdachte een steigerpijp pakt en daarmee achter hem aankomt. Aangever voelt dat verdachte met de steigerpijp in zijn rug duwt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij wilde dat aangever uit haar tuin zou verdwijnen, maar zij ontkent daartoe te hebben gedreigd met een steigerpijp.
Nu het dossier naast de verklaring van aangever dienaangaande geen andere bewijsmiddelen bevat, acht de rechtbank met inachtneming van het bepaalde in artikel 343, lid 2 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever met een steigerpijp heeft bedreigd. Wel acht de rechtbank op grond van de verklaring van aangever en de eigen verklaring van verdachte ter zitting, voldoende aannemelijk dat verdachte aangever opzettelijk heeft toegevoegd “eruit”. Volgens vaste jurisprudentie is voor de bewezenverklaring van een bedreiging met een misdrijf echter vereist dat de uitlatingen van de verdachte van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn gedaan dat bij degene tot wie zij zijn gericht, de redelijke vrees kon ontstaan dat hij slachtoffer van een misdrijf zouden kunnen worden. De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte geuite bewoordingen niet van dien aard zijn en niet als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling kunnen worden opgevat, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 9 is ten laste gelegd.
5.5
Voor wat betreft de feiten 10 en 11
5.5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft tot bewezenverklaring van de feiten geconcludeerd. In de visie van de officier van justitie is verdachte door rood licht gereden en als gevolg daarvan in aanrijding gekomen met een fietser, waarna verdachte zonder te stoppen is doorgereden.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte een rood verkeerslicht heeft genegeerd, maar niet dat verdachte zich bewust was dat hierdoor een verkeersongeval plaatsvond. Van opzettelijk doorrijden kan daarom in de visie van de verdediging geen sprake zijn.
5.5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 9 april 2013 om omstreeks 16.50 uur rijden de verbalisanten [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5] in een opvallend dienstvoertuig te Hengelo (O) vanaf de Bornsestraat de Deldenerstraat in. Gekomen bij de fietsersoversteekplaats Bornsestraat/Deldenerstraat/ Burgemeester Jansenstraat worden zij door een aantal mensen, waaronder een vrouw met een hoofdwond tot stoppen gebaard, waarna laatstgenoemde hen verklaart zojuist te zijn aangereden door een donkere auto met een Duits kenteken, waarin zich de lettercombinatie [deel kenteken] bevindt. De vrouw deelt verbalisanten mee dat deze auto daarna de plaats van het ongeval heeft verlaten, zonder dat de bestuurder zijn/haar identiteit en/of die van het voertuig heeft bekend gemaakt. Volgens de vrouw is de auto doorgereden over de Deldenerstraat in de richting van Delden en zijn tussen de aanrijding en de komst van de politie circa tien seconden verstreken. Door de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] wordt hierop de achtervolging ingesteld, waarna door hen, rijdende op de Hengelosestraat te Delden, een donkerblauwe Mercedes, voorzien van het kenteken [kenteken 1], wordt aangetroffen. De bestuurster van die auto, genaamd [verdachte], wordt hierop als verdachte van het verlaten van de plaats van het ongeval aangehouden.
Op de dag van het ongeval is een aantal getuigen gehoord, waaronder aangeefster [slachtoffer 7]. Zij heeft verklaard dat zij op genoemde dag en tijd reed over het fietspad aan de rechter zijde van de Bornsestraat. Gekomen bij de kruising Bornsestraat/Oldenzaalsestraat/Deldenerstraat/ Burgemeester Jansenstraat, zag zij dat het stoplicht voor haar groen was. Zij is hierop de kruising gaan oversteken teneinde haar weg te vervolgen over de Burgemeester Jansenstraat. Toen zij al een stuk op de Deldenerstraat reed voelde zij dat zij ineens van links werd aangereden door een auto, waardoor zij ten val kwam. De bestuurder van de auto die haar aanreed is niet gestopt na de aanrijding, maar reed door in de richting van Delden. Als gevolg van de aanrijding heeft zij een hoofdwond boven haar rechter oog en hoofdpijn bekomen. Ook raakte haar fiets bij de aanrijding beschadigd.
Ook heeft de politie een verklaring opgenomen van de getuige [getuige 1]. Hij heeft verklaard dat hij op genoemde dag en tijd fietste op het fietspad van de Bornsestraat. Voor hem fietste een vrouw. Gekomen bij de kruising met de Deldenerstraat zag hij dat het verkeerslicht voor hem en de vrouw groen was. Hij zag dat de vrouw begon met het oversteken van de kruising en dat, toen zij bijna midden op de rijbaan van de Deldenerstraat reed, werd aangereden door een donkere auto met een Duits kenteken. Hij zag dat de vrouw op straat viel en dat de bestuurder van de auto na de aanrijding met de vrouw doorreed in de richting van Delden. Hij weet zeker dat de vrouw en hij groen licht hadden.
Tot slot heeft de politie de getuige [getuige 2] gehoord. Zij heeft verklaard dat zij op genoemde dag en tijd stil stond voor de verkeerslichten op de kruising Deldenerstraat/ Oldenzaalsestraat/Bornsestraat op de strook voor rechtdoor gaand verkeer. Voor haar stond een donkere auto met een Duits kenteken beginnend met [deel kenteken], stil. Toen het verkeerslicht voor rechtsaf op groen ging, zag zij dat de donkere auto voor haar optrok. Zij zag dat het verkeerslicht voor rechtdoor nog op rood stond. Zij zag vervolgens dat de donkere auto voor haar, rechts bij de fietsersoversteekplaats een vrouw op de fiets raakte en dat de auto doorreed na de aanrijding.
Verdachte heeft verklaard dat zij op genoemde dag en tijd als bestuurster in haar auto, een donkerblauwe Mercedes, voorzien van het kenteken [kenteken 1], door de verkeerslichten op de kruising Oldenzaalsestraat, Bornsestraat en Deldenerstraat te Hengelo (O) is gereden. Zij stond in het vak voor rechtdoor. Zij heeft op de kruising geen auto’s of fietsers gezien. Toen zij het verkeerslicht passeerde hoorde verdachte een harde klap. Zij is niet gestopt. Gekomen bij de rotonde aan de Deldenerstraat zag zij dat haar rechter spiegel kapot was.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte zich ervan bewust is geweest dat door haar gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt. De rechtbank acht het onaannemelijk dat verdachte geen verband heeft gelegd tussen de knal die zij hoorde en de daarmee gepaard gaande mogelijkheid van een aanrijding. Bovendien wordt de stelling van verdachte dat zij zich niet van enige betrokkenheid bij het ongeval bewust was, in voldoende mate gelogenstraft door de afgelegde verklaringen van de hiervoor genoemde getuigen. Nu verdachte na het ongeval is doorgereden zonder dat haar gegevens en die van haar auto (afdoende) vastgesteld konden worden, heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan het in artikel 7, lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 bedoelde misdrijf.
Voorts is de rechtbank op grond van de verklaringen van verdachte en genoemde getuigen van oordeel dat verdachte op de kruising Oldenzaalsestraat/Bornsestraat/Deldenerstraat in onvoldoende mate heeft gelet en is blijven letten op het voor haar, gezien haar rijrichting, geldende verkeerslicht en daardoor niet heeft waargenomen dat het verkeerslicht rood licht uitstraalde op het moment dat zij besloot de kruising over te rijden. Deze rijwijze van verdachte heeft niet alleen geresulteerd in gevaar scheppend gedrag voor het overige verkeer als bedoeld in artikel 5 van genoemde wet, maar dat gevaar heeft zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt, met alle nadelige gevolgen voor het slachtoffer van dien.
5.6
Voor wat betreft de feiten 12 tot en met 15
5.6.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van stroom alsmede aan beschadiging van een elektriciteitsnetwerk gepleegd op 17 december 2013 en in de periode van 18 december 2013 tot en met 22 januari 2214.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten te kunnen komen.
5.6.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op 17 december 2013 is door de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] een onderzoek ingesteld naar aanleiding van het overtreding van schorsingsvoorwaarden door de verdachte [verdachte], wonende te [woonplaats]. Eveneens was bij verbalisanten het vermoeden gerezen dat verdachte zich schuldig zou kunnen maken aan diefstal van stroom. Uit meerdere bezoeken aan haar woning was verbalisanten gebleken dat zowel de woning als de schuur door meerdere elektrische kachels werden verwarmd. Uit ingewonnen informatie bij Enexis bleek dat in de periode 26 februari 2011 tot 1 december 2012 het door verdachte opgegeven verbruik nihil was, terwijl het hen, verbalisanten, bekend was dat zij in die periode wel degelijk haar woning verwarmde door middel van elektriciteitskachels en dat ook de verlichting in haar woning brandde. Om die reden werden verbalisanten op 17 december 2013 vergezeld door [naam 2], fraude inspecteur van Enexis. Door hem werd de meterkast met elektriciteitsaansluiting van de betreffende woning gecontroleerd, waarbij werd geconstateerd dat er voor de meter stroom werd afgenomen. Uit de door genoemde fraude inspecteur in dit verband namens Enexis gedane aangifte blijkt dat het deksel van de aansluitkast ongeoorloofd open was, waardoor de onder spanning staande onderdelen van de huisaansluiting niet meer afgeschermd zijn en bij aanraking direct gevaar voor elektrocutie met letsel het gevolg kan zijn. Het door onbevoegden uitvoeren van werkzaamheden in de aansluitkast levert gevaar op voor kortsluiting, hetgeen kan resulteren in een vlamboog die tot brand in de woning kan leiden. Voorts werd geconstateerd dat lampen en/of kachels op een ondergrond waren gemonteerd van gemakkelijk ontvlambaar materiaal.
Omdat op 17 december 2013 de toevoer van de elektriciteit voor dit perceel in verband met de illegale afname was afgesloten, is op 6 januari 2014 door genoemde verbalisanten
wederom onderzoek gedaan naar het verbruik van stroom aan de [adres 1] te Delden. Door een medewerker van Enexis was een verzegeling op de nieuwe situatie van de stroomvoorziening geplaatst, waardoor het vanaf 17 december 2013 voor de bewoonster van het perceel niet mogelijk was om de woning van stroom te voorzien, anders dan door deze wederom illegaal af te nemen. Bij het door verbalisanten en verrichte onderzoek is door hen en andere collega’s waargenomen dat achtereenvolgens op 19 december 2013, 20 december 2013 en op 26 december 2013 volop verlichting brandde in de woning, respectievelijk in de
achtertuin van de woning. Uit onderzoek bleek dat deze stroomvoorziening niet van een aggregaat of van stroomkabels van naastgelegen percelen afkomstig was.
In verband met een en ander is door de verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] op 22 januari 2014 de woning van verdachte betreden, waarbij zij constateerden dat links naast de voordeur enkele rode lampjes brandden. Bij controle van de meterkast bleek dat de eerder aangebrachte verzegeling verbroken en dat er een geheel nieuwe stroomtoevoer was gemaakt, zonder dat deze langs een kilowatt/uur meter kwam. Voorts constateerde verbalisant [verbalisant 6] dat een kachel in de woonkamer en in de keuken warmte uitstraalde en dat ook een in de badkamer geplaatste straalkachel nog restwarmte afgaf. In de woning zagen verbalisanten meerdere plekken met straalkachels die vermoedelijk tot heden zoveel warmte hebben gegenereerd dat er op de houten platen die er onder liggen
schroeiplekken zijn ontstaan. Bij onderzoek in de woning bleek niet dat er stroom werd verkregen door middel van aggregaat en/of accu’s.
Uit de door de medewerker fraudebestrijding van Enexis [naam 3] gedane aangifte blijkt dat het deksel van de aansluitkast ongeoorloofd open is geweest hetgeen gevaar oplevert voor kortsluiting. Voorts was sprake van een illegale aansluiting op de bovenzijde zekeringhouders ten behoeve van de elektrische kachels en was de hoofdbeveiliging in de aansluitkast na eerdere wegneming in december 2013 teruggeplaatst. Het gevolg van deze handelwijze is dat er levensgevaar en gevaar voor goederen te duchten is geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het voorgaande bewezen worden verklaard dat verdachte zich op 17 december 2013 en aansluitend in de periode van 18 december 2013 tot en met 22 januari 2014 schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit en in verband daarmee aan het beschadigen van een elektriciteitsnetwerk.
5.7
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het onder 1, 2, 5 primair, 8 meer subsidiair, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 2 november 2012 te Delden, in de gemeente Hof van Twente,
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] (beiden hoofdagent van politie Twente) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend genoemde [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de woorden toegevoegd: "Jullie gaan hier nu weg, anders sla ik jullie vierkant de tuin uit!" en heeft verdachte (vervolgens) – terwijl zij zich in de (onmiddellijke) nabijheid van genoemde [verbalisant 1] bevond – opzettelijk dreigend een (ijzeren) buis of staaf ter hand genomen, en is verdachte (vervolgens) opzettelijk dreigend met die (ijzeren) buis of staaf in de hand op genoemde [verbalisant 1] afgelopen en tot op vrij korte afstand genaderd;
2.
zij op 2 november 2012 te Delden, gemeente Hof van Twente,
opzettelijk en wederrechtelijk een dienstvoertuig, toebehorende aan de regiopolitie Twente, heeft beschadigd door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk een steen tegen dat dienstvoertuig te gooien;
5.
zij (al dan niet namens de [stichting]) in de periode van 1 september 2010 tot en met 30 maart 2012 te Delden, gemeente Hof van Twente, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van
een valse hoedanigheid, [bedrijf 4], heeft bewogen tot de afgifte van bouwmaterialen en het verlenen van een dienst, te weten herstelwerkzaamheden aan het huis van verdachte, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich mevrouw
[valse naam] genoemd en zich voorgedaan als een bonafide klant, waardoor [bedrijf 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en dienst;
8.
zij (al dan niet namens de [stichting]) op enig tijdstip in de periode van 17 april 2012 tot en met 14 juni 2012 te Delden, gemeente Hof van Twente,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalste waardeverklaring, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij dit geschrift heeft overhandigd aan [bedrijf 7] en bestaande die vervalsing hierin dat het bedrag van
€ 250.000,00 is vervangen door/veranderd in € 450.000,00;
10.
zij op 9 april 2013 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Deldenerstraat, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar zij redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander te weten [slachtoffer 7] letsel en/of schade was toegebracht;
11.
zij op 9 april 2013 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
als bestuurder van een voertuig (personenauto), op de weg/kruising, Oldenzaalsestraat, Bornsestraat en de Deldenerstraat, door rood licht is gereden en vervolgens op de Deldenerstraat een fietser heeft aangereden en aldus een aanrijding heeft veroorzaakt, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd, en door welke gedragingen van verdachte schade aan een goed en letsel aan een persoon te weten [slachtoffer 7] is ontstaan;
12.
zij op 17 december 2013 te Delden, gemeente Hof van Twente,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres 1] heeft weggenomen elektriciteit, toebehorende aan de firma Enexis, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
13.
zij op 17 december 2013 te Delden, gemeente Hof van Twente,
opzettelijk enig elektriciteitsnetwerk heeft beschadigd of een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel verijdeld, immers heeft verdachte:
- het verzegelde deksel van de aansluiting van de elektriciteitsmeter ongeoorloofd geopend of laten openen, waardoor de onder spanning staande onderdelen van de huisaansluiting niet afgeschermd waren en er direct gevaar voor elektrocutie en/of kortsluiting (met als resultaat een vlamboog) aanwezig was, en
- kachels op een ondergrond geplaatst/gemonteerd van gemakkelijk ontvlambaar materiaal,
terwijl hiervan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander
te duchten was;
14.
zij in de periode van 18 december 2013 tot en met 22 januari 2014 te Delden, gemeente Hof van Twente, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [adres 1] heeft weggenomen elektriciteit, toebehorende aan de firma Enexis, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
15.
zij in de periode van 18 december 2013 tot en met 22 januari 2014 te Delden, gemeente Hof van Twente, opzettelijk enig elektriciteitsnetwerk heeft beschadigd of een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel verijdeld, immers heeft verdachte
- het deksel van de aansluitkast geopend of laten openen, dat gevaar voor
kortsluiting oplevert en
- het zegel verbroken en een kabel aangesloten en
- de hoofdbeveiliging teruggeplaatst in de aansluitkast,
terwijl hiervan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2, 5 primair, 8 meer subsidiair, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 161bis, 225, 285, 311, 326 en 350 Sr en bij de artikelen 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 5 primair
het misdrijf: oplichting;
feit 8 meer subsidiair
het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift als ware het echt en onvervalst, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik;
feit 10
het misdrijf: overtreding van artikel 7, eerste lid onder a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 11
de overtreding: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 12 en feit 14
telkens het misdrijf: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 13 en 15
telkens het misdrijf: opzettelijk enig elektriciteitsnetwerk beschadigen en een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel verijdelen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging, vernieling, oplichting, gebruik maken van een vervalst geschrift, diefstal, beschadiging van elektriciteitswerken, alsmede aan twee verkeersdelicten.
Door het plegen van oplichting is aan het gedupeerde bouwbedrijf niet alleen financiële schade toegebracht, maar is ook het door dat bedrijf in verdachte gestelde vertrouwen ernstig misbruikt. Oplichting werkt naar de overtuiging van de rechtbank ontwrichtend op het maatschappelijk bestel. In een open samenleving moeten mensen elkaar kunnen vertrouwen en ook het economisch verkeer is gediend door het vertrouwen dat bedrijven en particulieren in elkaar moeten kunnen stellen bij het maken van afspraken en het aangaan van verplichtingen. Aan deze maatschappelijke belangen is door verdachte uit winstbejag voorbij gegaan en zij heeft in geen enkel opzicht laten blijken de verwerpelijkheid van haar handelen in te zien, noch enige vorm van berouw of compassie getoond ten opzichte van het door haar verrichte activiteiten gedupeerde bedrijf.
De door verdachte gepleegde bedreiging en in het verlengde daarvan het beschadigen van een dienstauto, richtte zich tegen twee politieambtenaren. Het optreden van verdachte jegens de politieambtenaren verdient afkeuring nu het getuigt van gebrek aan respect voor de betrokken verbalisanten en voor het door de politie vertegenwoordigde gezag.
Het illegaal aftappen van stroom heeft niet alleen financiële schade voor het energiebedrijf tot gevolg gehad, maar heeft mede, gelet op de wijze waarop hierbij de elektriciteitsmeters werden beschadigd, ook zeer (brand)gevaarlijke situaties in de woning van verdachte doen ontstaan.
Tot slot dient het verdachte te worden aangerekend dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het verlaten van de plaats van een ongeval waarbij zij betrokken was geraakt en dat door haar was veroorzaakt. Verdachte is met de door haar bestuurde auto op een kruising door het rode verkeerslicht gereden en heeft daarbij een fietser aangereden. Vervolgens is zij meteen doorgereden. Doorrijden na een aanrijding zonder personalia bij de benadeelde achter te laten is een ernstig strafbaar feit waardoor de mogelijkheden voor laatstgenoemde tot aansprakelijkstelling van de veroorzaker van de aanrijding worden bemoeilijkt. Door aldus te handelen heeft verdachte zich onttrokken aan haar verantwoordelijkheid die van haar als deelnemer aan het verkeer wordt vereist.
Naast deze feiten en omstandigheden zal de rechtbank echter ook uitdrukkelijk rekening houden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze uit het dossier en ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. In dat verband hebben psychiater
F. Nhass en klinisch psycholoog B. van Giessen respectievelijk op 15 april 2014 en op 16 april 2014 in hun Pro Justitia-rapport over verdachte gerapporteerd. Daarin wordt verdachte beschreven als een persoon met een zeer kwetsbaar zelfgevoel en een zwak geïntegreerde persoonlijkheidsstructuur. Een zwak gevoel en de angst voor desintegratie kunnen echter niet verdragen worden en worden om die reden geprojecteerd op de buitenwereld die in de visie van verdachte uit is op vernietiging. In deze bedreiging door de buitenwereld staat het meest fundamentele voor verdachte, namelijk haar persoon, op het spel, hetgeen de heftigheid van haar emoties en reacties op die buitenwereld verklaart.
De gezamenlijke conclusie van de gedragsdeskundigen is dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een waanstoornis. Voorts is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde en narcistische mogelijk borderline persoonlijkheidstrekken. Het advies luidt om verdachte al naar gelang hetgeen bewezen wordt verklaard verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De aan verdachte ten laste gelegde verkeersdelicten kunnen verdachte volledig worden toegerekend.
De rechtbank zal op basis van het rapport en het advies van de gedragsdeskundigen de hiervoor bewezen verklaarde bedreiging, vernieling en oplichting, in (sterk) verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
In al hetgeen hiervoor is overwogen ziet de rechtbank evenals de officier van justitie aanleiding een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf aan verdachte op te leggen. Bij de vaststelling van de duur hiervan wijkt de rechtbank af van de vordering van de officier van justitie aangezien de rechtbank is gekomen tot een afwijkende bewezenverklaring, alsmede op de hiervoor vermelde gronden. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden. Teneinde de kans op recidive te beperken zal de rechtbank overeenkomstig het advies van genoemde gedragsdeskundigen hieraan een bijzondere voorwaarde verbinden, inhoudende dat verdachte zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, ook als deze een continuering van de begeleiding van verdachte door GGZ Mediant inhouden.
Daarnaast dient naar het oordeel van de rechtbank voor het bewezen verklaarde doorrijden na aanrijding verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen te worden ontzegd voor een periode van drie maanden.
Voor het veroorzaken van gevaar op de weg, welk feit als overtreding ingevolge het bepaalde in artikel 62 Sr afzonderlijk dient te worden bestraft, acht de rechtbank een geldboete van
€ 500,= subsidiair 10 dagen hechtenis passend en geboden.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[naam 4], wonende te [adres 2], heeft zich namens [bedrijf 2] voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, met betrekking tot feit 4 op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 738,90 (zevenhonderd acht en dertig euro en negentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, nu verdachte van het ten laste gelegde feit 4 wordt vrijgesproken.
De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 2], wonende te [adres 3], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, met betrekking tot feit 5 op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.444,10 (één duizend vierhonderd vier en veertig euro en tien eurocent). Deze schade bestaat uit de post: Factuur werkzaamheden onderhoud woning.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, nu de raadsman van verdachte ter terechtzitting aannemelijk heeft gemaakt dat het gevorderde bedrag inmiddels door verdachte aan de benadeelde is voldaan. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[bedrijf 5], gevestigd te [adres 4], heeft zich met betrekking tot feit 6 voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 4.308,90 (vier duizend driehonderdacht euro en negentig eurocent), Deze schade bestaat uit de post: Factuur 2011B00885;
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk nu verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
SNS Reaal/[bedrijf 7], gevestigd te Utrecht, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, met betrekking tot feit 8 op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 549,= (vijfhonderd negen en veertig euro). Deze schade bestaat uit de post: Onderzoekskosten.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het hiervoor onder 8 meer subsidiair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank zal die schade daarom toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 549,=. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
[slachtoffer 7], wonende te [adres 5], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, met betrekking tot feit 10 op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 5.439,15 (vijfduizend vierhonderd negen en dertig en vijftien eurocent). Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • materiële schade € 3.939,15=;
  • immateriële schade van € 1.500,=.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het hiervoor onder 10 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost met betrekking tot de fiets acht de rechtbank aannemelijk. De rechtbank zal die schade daarom toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 385,65. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De gestelde overige materiële en de gestelde immateriële schade is door de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om haar stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal bij de hiervoor door haar toegewezen vorderingen telkens tevens de
maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de betreffende feiten is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 62 en 91 Sr en op de artikelen 5 en 7 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 primair en subsidiair, onder 4 primair en subsidiair, onder 6 primair en subsidiair, onder 7 primair en subsidiair, onder 8 primair en subsidiair en onder 9 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 5 primair, 8 meer subsidiair, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 5 primair, 8 meer subsidiair, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2 het misdrijf:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoort, beschadigen;
feit 5 primair het misdrijf:oplichting;
feit 8 meer subsidiair het misdrijf:opzettelijk gebruik van een vervalst geschrift als ware
het echt en onvervalst, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik;
feit 10 het misdrijf:overtreding van artikel 7, eerste lid onder a van de Wegenverkeerswet
1994;
feit 11 de overtreding:overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 12 en feit 14 telkens het misdrijf:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 13 en 15 telkens het misdrijf:opzettelijk enig elektriciteitsnetwerk beschadigen en een
ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel verijdelen, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 5 primair, 8 meer subsidiair, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte voor de feiten 1, 2, 5 primair, 8 meer subsidiair, 10, 12, 13, 14 en 15 tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • ontzegt verdachte ter zake feit 10 tevens de
  • veroordeelt verdachte ter zake feit 11 tot betaling van een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

- bepaalt dat de benadeelde partij [naam 4] voornoemd, in het geheel
niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voornoemd, in het geheel niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf 5] voornoemd, in het geheel niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 7] voornoemd voor een deel van
€ 5.053,50 niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij SNS Reaal/[bedrijf 7] voornoemd van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] voornoemd van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. S.K. Huisman en mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. ter Haar, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2014.
Buiten staat
Mr. Huisman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit de dossiers van de regiopolitie Twente met nummers 2012110935. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Voor wat betreft de feiten 1 en 2
1.
Een proces-verbaal van aangifte van 4 november 2012, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven, verklaring van [verbalisant 1]:
Ik doe aangifte van bedreiging door [verdachte], woonachtig aan de [adres 1] in Delden. Op vrijdag 2 november 2012 omstreeks 19.20 uur stond ik samen met mijn collega [verbalisant 2] voor de woning van [verdachte]. Wij waren beide gekleed in het ons van dienstwege verstrekte politie uniform en droegen beide een blauwe politietrui met op beide mouwen het herkenbare politie embleem. Omdat aan de voorzijde van de woning de rolluiken naar beneden waren stelde ik aan [verbalisant 2] voor om aan de achterzijde van de woning te kijken om contact met [verdachte] te krijgen. Toen [verbalisant 2] en ik het pad in de tuin betraden, kwam er voor mij van links een donkere gedaante uit de bosjes tevoorschijn. In de lichtbundel van mijn zaklamp zag ik dat het [verdachte] betrof. Ik zeg tegen haar: “Hallo mevrouw [verdachte], politie. We willen even met u praten”. Ik zag dat [verdachte] zich omdraaide en haar woning binnen liep. Ik zag dat [verbalisant 2] hierna op het keukenraam klopte en ik hoorde dat hij ons voorstelde als politieagenten. Kort hierop kwam [verdachte] weer naar buiten. Ik zei nogmaals dat we even met haar wilden praten. Ik hoorde [verdachte] vervolgens zeggen: “Jullie gaan hier nu weg, anders sla ik jullie vierkant de tuin uit’. Hierop zag ik dat [verdachte] een ijzeren buis pakte. Ik zag dat [verdachte] de buis in haar linker hand vasthield en haar arm omhoog hief. Ik stond op dat moment op circa 3 meter afstand van [verdachte]. Op dat moment voelde ik mij bedreigd door [verdachte]. Plots kwam ze op mij aflopen. Ik nam snel enkele passen achteruit om te vorkomen dat [verdachte] mij kon verwonden met de ijzeren buis. Ik zag dat [verdachte] zich vervolgens omdraaide en naar binnen rende. [verbalisant 2] en ik besloten hierop enige afstand te nemen. Kort hierna zag ik dat [verdachte] weer naar buiten kwam. Ik zag dat ze wederom de ijzeren buis in haar linker hand had, maar dat ze deze keer ook wat in haar rechter hand had. Ik zag dat [verdachte] op ons af kwam lopen. We besloten op dat moment veilige afstand te nemen en gingen achter ons dienstvoertuig staan. Deze stond direct voor de oprit van [verdachte]. Toen [verbalisant 2] en ik hier net achter stonden, zag ik dat [verdachte] iets in onze richting gooide. Ik hoorde hierbij een knal tegen de linkerzijde van ons dienstvoertuig. Toen ik aan de andere zijde van ons dienstvoertuig ging kijken zag ik een straatklinker liggen. Ik scheen vervolgens met mijn zaklamp op ons voertuig en zag dat er een deuk in de dorpel van de auto zat. Ik weet dat die deuk er voor onze komst bij [verdachte] nog niet zat. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Een proces-verbaal van aangifte van 4 november 2012, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven, verklaring van [verbalisant 2]:
Op vrijdag 2 november 2012 was ik met collega [verbalisant 1] belast met de zogenaamde handhavingsdienst. Wij deden dienst in uniform en reden in een opvallend politievoertuig. Wij kregen het verzoek te bemiddelen in de overlast tussen de bewoners van [adres 1] [nummers] te Delden. Omstreeks 19.20 uur kwamen wij ter plaatse. Ik parkeerde ons dienstvoertuig voor de inrit van [adres 1]. Wij zagen dat de voordeur door middel van een rolluik afgesloten was. Om toch contact met mevrouw [verdachte] te krijgen ben ik samen met collega [verbalisant 1] de tuin ingelopen aan de achterzijde van de woning. Wij zagen ineens dat wij van opzij werden benaderd door een vrouwspersoon gekleed in een lange zwarte jurk. Ik herkende deze persoon als de mij ambtshalve bekende mevrouw [verdachte]. Ik hoorde mijn collega zeggen: “Hallo mevrouw [verdachte], politie. Wij willen even met u praten”. Ik zag dat mevrouw [verdachte] bij ons wegrende en via de achterdeur haar woning binnen ging. Ik stond met mijn collega ongeveer 2 meter van de achterdeur toen mevrouw [verdachte] wederom naar buiten kwam. Wij hoorden mevrouw [verdachte] toen zeggen: “Als je die lamp nu niet uit doet, dan sla ik je vierkant hier van het terrein af” en “dan sla ik de kop van je romp af”, of woorden van gelijke strekking. Gelijktijdig zag ik dat mevrouw [verdachte] met grote passen richting een aldaar geplaatste plantenbak liep en daaruit een ijzeren staaf pakte, haar arm ophief en dreigend in onze richting liep. Ik zag dat zij de staaf in haar linker hand had en met versnelde pas en met de opgeheven staaf richting mijn collega liep. De afstand op dat moment tussen [verdachte] en mijn collega [verbalisant 1] schat ik op drie meter. Ik heb hierop mijn pepperspray gepakt en daarmee in het gezicht van [verdachte] gespoten. Ik zag dat [verdachte] de woning in rende. Wij begaven ons weer richting de openbare weg. Ik zag dat [verdachte] wederom via de achterdeur naar buiten kwam. Ik zag dat zij nog steeds de ijzeren staaf in haar linker hand had en dat zij iets anders in haar rechter hand had. Vervolgens zag ik dat verdachte in onze richting kwam lopen. Mijn collega en ik begaven ons voor onze veiligheid op grotere afstand. Ik liep achter ons onopvallend dienstvoertuig dat nog steeds voor de inrit van eerdergenoemd perceel stond. Ik zag dat verdachte [verdachte] iets in onze richting gooide. Ik hoorde toen een knal alsof er iets tegen het dienstvoertuig werd gegooid. Ik zag dat verdachte [verdachte] wederom haar woning binnen rende. Mijn collega en ik zagen bij het bestuurdersportier van ons dienstvoertuig een straatsteen liggen. Ik zag dat er een deuk in de linker dorpel van ons dienstvoertuig zat. Het is mij zeker dat er voorgaand aan dit incident totaal geen schade aan dit dienstvoertuig zat, deze is namelijk helemaal nieuw en nog voor aanvang van onze dienst gecontroleerd op eventuele schade.
3.
Een proces-verbaal van aangifte van 3 november 2012, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven, verklaring van [verbalisant 10]:
Ik doe als inspecteur van politie, zijnde hulpofficier van justitie, namens de politie Twente aangifte van vernieling van een dienstvoertuig. Door de politieambtenaren [verbalisant 2] en
[verbalisant 1] is gezien dat er met een voorwerp in hun richting werd gegooid. Deze verbalisanten bevonden zich op dat moment achter een onopvallend dienstvoertuig, zijnde een blauwe Volkswagen Golf, gekentekend [kenteken 2]. Door hen werd op dat moment en knal gehoord waarna de verdachte [verdachte] weg was gerend. Vervolgens zagen zij bij het bestuurdersportier van het dienstvoertuig een straatsteen liggen. Ook zagen zij dat er een deuk in de linker dorpel van het dienstvoertuig zat. Door de politieambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] werd aangegeven dat deze schade voor dit gebeuren niet aan het dienstvoertuig zat. Niemand had het recht of de toestemming om deze vernieling te plegen.
4.
Een proces-verbaal verhoor verdachte van 3 november 2012, voor zover inhoudende als,
zakelijk weergegeven, verklaring van verdachte:
Gisteravond stonden twee mannen met donkere kleding aan, met hun auto’s voor de oprit van mijn woning aan de [adres 1] in Delden. De twee mannen klommen mijn erf op. Ik heb ze tien meter mijn erf op laten lopen en toen heb ik ze aangesproken. Ze hadden een donkere auto bij zich, die ze hadden geparkeerd voor de oprit. Ik kreeg ineens een felle lichtflits in mijn ogen. Op hetzelfde moment dat ik mij omdraaide kreeg in pepperspray in mijn gezicht. Ik werd toen woest.
Voor wat betreft feit 5 primair
5.
Een proces-verbaal van aangifte van 30 maart 2012, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven, verklaring van [slachtoffer 2]:
Ik wil bij deze aangifte doen van oplichting. De aangifte doe ik namens [bedrijf 4] in Bentelo. Ik ben de eigenaar hiervan. Ik doe de aangifte tegen mevrouw [valse naam] uit Delden, woonachtig aan de [adres 1]. In september 2010 ben ik door mevrouw [valse naam] benaderd om herstelwerkzaamheden uit te voeren bij haar woning aan de [adres 1] in Delden. Hiervoor is een factuur opgemaakt voor een bedrag van 1494,10 euro. Deze factuur is door ons op 19 oktober 2010 verzonden. Kort hierna werd een tegenrekening door deze mevrouw [valse naam] opgestuurd. In deze factuur laat mevrouw [valse naam] allerlei kosten naar voren komen van haar kant en streept ze de gemaakte kosten van ons weg. Door de verstuurde rekening van ons naast zich neer te leggen en een tegenrekening te sturen en daarbij de nodige correspondentie te gebruiken, richt ze de aandacht ergens anders op en wordt ons bedrag niet betaald, waardoor ons bedrijf is benadeeld voor 1494,10 euro. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van dit feit.
6.
Een als bijlage bij voormeld proces-verbaal gevoegde (fotokopie) van een door [bedrijf 4] op 19 oktober 2010 aan verdachte gestuurde factuur nummer 292351 betreffende verricht onderhoud aan haar woning tot een bedrag van 1494,10 euro.
7.
Een als bijlage bij voor vermeld proces-verbaal gevoegde bundel correspondentie afkomstig van [stichting], gericht aan [bedrijf 4].
8.
Een schrijven van [bedrijf 4] van 28 november 2011, gericht aan verdachte, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderhoud; woning dakpannen+rest
Openstaan faktuur; nr. 292351. Wilt u deze factuur alsnog betalen. Graag zie ik tegemoet. Fact. Datum 19-10-2010 ruim een jaar over de tijd.
9.
Een proces-verbaal verhoor verdachte van 4 november 2012, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik hoor van u dat [bedrijf 4], die werkzaamheden aan mijn woning heeft verricht, aangifte tegen mij heeft gedaan. Ik zou hun rekening niet hebben betaald. Dat klopt. Ik ontken dat niet. Hij kwam met een rekening van 1.400 euro.
Voor wat betreft feit 8 meer subsidiair
10.
Een proces-verbaal van aangifte van 29 oktober 2012, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 5]:
Op 28 augustus 2012 heeft [slachtoffer 5] van de afdeling veiligheidszaken van SNS REAAL aangifte gedaan inzake een kennelijke valsheid in geschrift gepleegd door verdachte [verdachte]. SNS REAAL doet aangifte namens [bedrijf 7]. [verdachte] had met betrekking tot een schenking een gedeeltelijk royement aangevraagd. Om een dergelijk gedeeltelijk royement te kunnen beoordelen moet er eerst een recente waardetaxatie van het perceel worden opgemaakt. [verdachte] heeft de waardebepaling voor het perceel [adres 1], [postcode] Delden op laten maken door [naam 1] makelaardij en taxaties. Dit document van [naam 1] met betrekking tot de waardebepaling waarop het bedrag 450.000 euro is vermeld, is door voornoemde [verdachte] overhandigd aan [bedrijf 7]. Na controle van voornoemde taxatie bleek dat voornoemd perceel net door [naam 1] op 450.000 euro was getaxeerd maar op 250.000 euro. Kennelijk is dit taxatierapport vervalst en daarna als echt aangeboden door [verdachte] aan [bedrijf 7].
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
11.
Een bij voormeld proces-verbaal gevoegde aangifte van 31 augustus 2012 opgesteld door [slachtoffer 5], van beroep adviseur veiligheidszaken van SNS Reaal Groep N.V., zakelijk weergegeven, inhoudende:
Benadeelde bedrijf:[bedrijf 7], gevestigd te Geleen.
Inzake:Aanvraag voor gedeeltelijk royement voor schenking van het bijgebouw (schuur) van privé aan een eigenstichting.
Betrokkenen:Datum aanvraag royement 14 juni 2012
Adres en plaats onderpand: [adres 1] Delden, [postcode]
Aanvrager: HJMM [verdachte]
Adres aanvrager: [adres 1]
Plaats aanvrager: Delden, postcode [postcode]
Makelaar/taxateur: [naam 1] makelaardij.
Taxatiewaarde VOV: 250.000,00
Verklaring
Namens [bedrijf 7] ben ik uit hoofde van mijn functie gerechtigd tot het doen van aangifte van strafbare feiten die gepleegd zijn ten nadele van [bedrijf 7]. [bedrijf 7] houdt zich onder andere bezig met het verstrekken van hypothecaire geldleningen. [bedrijf 7] wenst aangifte te doen ter zake overtreding van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrift). Om een aanvraag voor gedeeltelijk royement te kunnen beoordelen stelt de bank als voorwaarde dat er een recent taxatierapport of waardeverklaring wordt overgelegd met betrekking tot de waarde van het resterend dele van het onderpand. Het taxatierapport geeft een executiewaarde en een vrije marktwaarde aan. Deze waarden zijn zeer belangrijk voor de financier. Op basis van onder andere de executiewaarde bepaalt de bank het maximale bedrag dat geleend kan worden. Op basis van deze stukken wordt uiteindelijk beoordeeld of een gedeeltelijk royement al dan niet verstrekt wordt. Vanwege het belang worden er documenten gevraagd met een hoge graad van betrouwbaarheid en dienen deze door anderen dan de aanvrager zelf opgesteld te zijn.
Op 14 juni 2012 ontving [bedrijf 7] een fax inzake schenking bijgebouw aan de [stichting] Delden.nl. Als bijlage zijn twee waardeverklaringen aangetroffen van [naam 1] Makelaardij & Taxaties. De dossierbehandelaar van [bedrijf 7] ziet dat op de waardeverklaring van woning met schuur, ondergrond en tuin, het cijfer E.450.000,00 in en afwijkend lettertype staat weergegeven. Betreffende medewerker heeft telefonisch navraag gedaan bij [naam 1]. Deze beaamde dat het bedrag niet overeenstemt met het bedrag zoals door de taxateur bepaald. Op de fax inzake schenking bijgebouw aan de stichting [stichting] staat het Kamer van Koophandelnummer [nummer] vermeld. In de kamer van Koophandel is onder dat nummer geregistreerd: [stichting] [adres 1] [postcode] DELDEN. Via de onderpandgegevens hebben we kunnen herleiden welke klant het betreft. Dit is mevrouw [verdachte]. Zij is ook de voorzitter/penningmeester en enig zelfstandig bevoegde van de genoemde stichting. Op 20 juni is door [bedrijf 7] gemaild dat voor verdere beoordeling nog aangeleverd moet worden een volledig taxatierapport met de marktwaarde en executiewaarde na verkoop van het perceel en met het recht van overweg. Op 14 juli ontvingen wij per fax van genoemde stichting een waardering teneinde minimale verkoopwaarde vrij van huur vast te stellen met als briefhoofd [bedrijf 8] te Almelo. Er staat een andere waarde genoemd dan in de waardeverklaring die we eerst hadden ontvangen van [naam 1]. Bij nadere inspectie constateert een medewerker van [bedrijf 7] dat op de verklaring van [naam 1] het lettertype van het cijfer (de rechtbank leest hier: getal)
€ 450.000 afwijkend is van het overige lettertype in de brief. Voor verificatie is vervolgens telefonisch contact opgenomen met [naam 1]. Hij gaf aan dat zijn vastgestelde waarde geen € 450.000 bedroeg, maar nog een stuk lager dan € 300.000. Op 7 augustus heeft [bedrijf 7] de waardeverklaring van [naam 1] per mail aan hem voorgelegd ter verificatie en met het verzoek schriftelijk te reageren. Op 23 augustus ontvingen wij zijn schriftelijke reactie en een aanvulling ontvingen wij op 24 augustus. [naam 1] schrift in zijn mail dat hij geen verklaring met het bedrag € 450.000 heeft afgegeven. In zijn opgestelde en ondertekende verklaring stond een bedrag ad € 250.000 en hij heeft niemand toestemming gegeven dit cijfer te veranderen. Naar aanleiding van de afgegeven verklaring van [naam 1] concluderen wij dat de waardeverklaring die mevrouw [verdachte] op 14 juni 2012 aan [bedrijf 7] heeft overgelegd, vervalst is.
Op basis van bovenstaande wens ik namens [bedrijf 7] aangifte te doen van valsheid in geschrift aangezien gepoogd is [bedrijf 7] te bewegen tot instemming op gedeeltelijk royement, gebaseerd op niet juiste bescheiden met het doen deze als juist te gebruiken.
12.
Een als bijlage bij voormeld proces-verbaal gevoegde waardeverklaring gedateerd 17 april 2012, opgesteld door [naam 1] en gericht aan mevrouw [verdachte], [adres 1] [postcode] Delden, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
Hierbij verklaart [naam 1], makelaar en beëdigd taxateur in onroerende zaken, dat de woning met schuur, ondergrond en tuin, staande en gelegen aan de [adres 1] te Delden, kadastraal bekend gemeente Stad Delden, [kadaster], groot 397 m2, als volgt wordt gewaardeerd.
Onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik E. 450.000,00
Aldus gedaan ter goeder trouw en naar beste kennis en wetenschap.
w.g. [naam 1].
13.
Een als bijlage bij voormeld proces-verbaal gevoegde waardeverklaring gedateerd 17 april 2012, opgesteld dor [naam 1] en gericht aan mevrouw [verdachte], [adres 1], [postcode] Delden, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
Betreft: afspraak taxatie o.z. [adres 1] Delden
Hierbij verklaart [naam 1], makelaar en beëdigd taxateur in onroerende zaken dat de woning met schuur, ondergrond en tuin, staande en gelegen aan de [adres 1] te Delden, kadastraal bekend gemeente Stad Delden, [kadaster], groot 397 m2, als volgt wordt gewaardeerd.
Onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik € 250.000,-.
Aldus gedaan ter goeder trouw en naar beste kennis en wetenschap.
14.
Een als bijlage bij voormeld proces-verbaal gevoegd mailbericht van [slachtoffer 5] van 23 augustus 20102 gericht
[e-mail], inhoudende:
“U stuurt als bijlage een verklaring, zoals die bij u in de computer staat, met een onderhandse verkoopwaarde vrij van huur E 250.000,00. Verder verklaart u dat de door ons toegestuurde verklaring met een onderhandse verkoopwaarde vrij van huur E 450.000,00 door u is afgegeven en dat de handtekening van u afkomstig is.
-Wat is de reden dat er door u een verklaring met een waarde van E 450.000,00 is afgegeven, terwijl in uw computer een bedrag ad E 250.000,00 staat vermeld?
-Toen u uw handtekening plaatste op de verklaring, welk bedrag stond er toen vermeld als onderhandse verkoopwaarde vrij van huur?
-Welk bedrag stond er vermeld als onderhandse verkoopwaarde vrij van huur toen u de verklaring aan mevrouw [verdachte] heeft overlegd c.q. heeft gepost?
-Heeft u iemand toestemming gegeven om het bedrag op de verklaring te wijzigen van E 250.000,00 naar E 450.000,00 ?
-Welk bedrag is de juiste weergave van de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur van de [adres 1] te Delden?
15.
Een naar aanleiding van bovenstaande mal door [naam 1] [e-mail] op vrijdag 24 augustus 2012 aan [slachtoffer 5] voornoemd verzonden mailbericht, inhoudende:
“De verklaring is door mij opgesteld en ondertekend, uit de gegevens uit mijn computer blijkt dat ik er een bedrag van € 250.000,- heb staan. Ik heb dus geen verklaring met het bedrag € 450.000,- afgegeven, iemand heeft dat gewijzigd. In mijn afgegeven indicatie stond op het moment van ondertekening en afgifte uiteraard € 250.000,-. Toen de indicatie verstuurd werd stond er € 250.000,-. Ik heb aan niemand toestemming gegeven om het bedrag van € 250.000,- in ¤ 450.000,- te wijzigen. Ik zie € 250.000,- als het juiste bedrag van de onderhandse verkoopwaarde.
Voor wat betreft de feiten 10 en 11
16.
Een proces-verbaal van 29 mei 2013, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven, als relaas van waarneming en bevindingen van de verbalisant [verbalisant 3]:
Op 9 april 2013, omstreeks 16.50 uur, reed ik samen met de collega’s [verbalisant 4] en [verbalisant 5] op de kruising Bornsestraat/Deldenerstraat/Oldenzaalsestraat/Burgemeester Jansenstraat te Hengelo. Langs genoemde wegen, deel uitmakende van de kruising, zijn met uitzondering van de Burgemeester Jansenstraat, langs beide zijden fietspaden gelegen. De rijbaan van de Oldenzaalsestraat is verdeeld in vier rijstroken en de rijbaan van de Deldenerstraat is verdeeld in drie rijstroken. Het verkeer op genoemde kruising wordt geregeld door driekleurige verkeerslichten. Toen wij met ons dienstvoertuig rechtsaf de Deldenerstraat indraaiden, zag ik rechts van mij op de fietsersoversteekplaats Bornsestraat/Deldenerstraat/Burgemeester Jansenstraat dat een aantal mensen, waaronder een vrouw met een hoofdwond, ons gebaarde te stoppen. Wij stopten en hoorden de vrouw zeggen dat ze zojuist was aangereden door een donkere auto met een Duits kenteken, waarin zich de lettercombinatie [deel kenteken] bevond. De vrouw deelde ons mede dat de auto, nadat ze was aangereden, de plaats van de aanrijding had verlaten, zonder dat de bestuurster haar identiteit c.q. de identiteit van het voertuig aan haar bekend had gemaakt. Wij hoorden haar zeggen dat de auto was doorgereden over de Deldensestraat in de richting van Delden. Tussen de aanrijding en onze komst op de plaats van het ongeval waren ca. 10 seconden verstreken. De collega’s [verbalisant 4] en [verbalisant 5] zetten daarop de achtervolging in op het voertuig welke zojuist de plaats van het ongeval had verlaten. Door hen werd het voertuig, een donkerblauwe Mercedes, voorzien van het kenteken [kenteken 1], rijdend aangetroffen op de Hengelosestraat te Delden. De bestuurster genaamd [verdachte], werd aldaar door hen als verdachte van het verlaten van de plaats van het ongeval aangehouden.
Op de plaats van het ongeval werden de genoemde collega’s aangesproken door [getuige 2]. Zij verklaarde getuige te zijn geweest van het ongeval en achter de auto van verdachte te hebben gereden. Zij verklaarde tevens dat verdachte door het rode verkeerslicht zou zijn gereden.
Ik, verbalisant [verbalisant 3], zag dat aangeefster een hoofdwond had. Ik zag dat van de fiets waarop aangeefster reed, een remkabel los op de grond hing. Ik zag dat de remkabel was ontdaan van de kunststoffen behuizing. Genoemde kunststoffen behuizing werd door de collega’s [verbalisant 4] en [verbalisant 5] bij de aanhouding van verdachte [verdachte] op de rechter buitenspiegel van haar auto aangetroffen. Deze zat vastgeklemd op de spiegeldelen.
17.
Een proces-verbaal van aangifte van 15 april 2013, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven, verklaring van [slachtoffer 7]:
Op 9 april omstreeks 16.50 uur, fietste ik over het fietspad aan de rechter zijde van de Bornsestraat. Gekomen bij de kruising Bornsestraat/Oldenzaalsestraat/Deldenerstraat/Burgemeester Jansenstraat, moest ik de Deldenerstraat oversteken. Ik zag dat het stoplicht voor mij groen was. Ik begon daarom met de oversteek en reed de Deldenerstraat op om mijn weg te vervolgen over de Burgemeester Jansenstraat. Toen ik al een stuk op de Deldenerstraat reed, voelde ik dat ik ineens van links aangereden werd door een auto. Ik kwam daardoor ten val. Ik zag en voelde dat ik ineens op het wegdek lag. De bestuurder van de auto die mij aanreed stopte niet na de aanrijding, maar reed door in de richting van Delden. De bestuurder verliet de plaats van het ongeval zonder zijn identiteit of die van zijn voertuig aan mij bekend te maken. Ik heb een hoofdwond boven mijn rechter oog en ik heb hoofdpijn. Mijn fiets raakte bij de aanrijding beschadigd.
18.
Een proces-verbaal verhoor getuige van 9 april 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 1]:
Op 9 april fietste ik op het fietspad van de Bornsestraat. Gekomen bij de kruising met de Deldenerstraat, wilde ik deze rechtdoor oversteken. Voor mij fietste een vrouw. Ik zag dat zij dezelfde richting in wilde rijden als ik. Ik zag dat het verkeerslicht voor mij en die vrouw groen was. Vervolgens zag ik dat de vrouw begon met haar oversteek. Toen ze bijna midden op de rijbaan van de Deldenerstraat reed, zag ik dat ze werd aangereden door een donkere auto met een Duits kenteken. Ik zag dat de vrouw op straat viel. Daarna zag ik dat de bestuurder van die auto na de aanrijding met die vrouw, doorreed in de richting van Delden. Ik zag dat die vrouw een wond had aan haar hoofd. Ik weet zeker dat die vrouw en ik groen licht hadden.
19.
Een proces-verbaal verhoor getuige van 9 april 2013, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven, verklaring van A. [getuige 2]:
Op 9 april 2013 omstreeks 16.40 uur, reed ik de Oldenzaalsestraat op in de richting van de Deldenerstraat. Toen ik stilstond voor de verkeerslichten op de kruising Deldenerstraat met de Oldenzaalsestraat en de Bornsestraat, stond ik op de strook voor rechtdoor. Voor mij stond een donkere auto stil. Naast ons had je de strook voor rechts afslaand verkeer. Ik zag dat het verkeerslicht voor rechtsaf op groen ging. Ik zag dat de donkere auto voor mij optrok. Ik zag dat het verkeerslicht voor rechtdoor nog op rood stond. Ik zag dat de donkere auto voor mij, rechts bij de fietsers oversteekplaats, een vrouw raakte op de fiets. Ik zag dat de auto de fietser met de rechter kant van het voertuig raakte. Ik zag dat de auto doorreed na de aanrijding. Toen ik groen licht kreeg ben ik doorgereden en ik heb eerst nog even met de fietser gesproken die was aangereden. Hierna ben ik achter de eerdergenoemde auto aangereden. Ik wist dat het een Duits kenteken was dat begon met [deel kenteken].
20.
Een proces-verbaal van 9 april 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Vandaag, 9 april 2013, reed ik als bestuurder van mijn auto, en donkerblauwe Mercedes, voorzien van het kenteken [kenteken 1], over de Oldenzaalsestraat te Hengelo (O). Ik was onderweg naar Delden. Ik reed door de verkeerslichten op de kruising Oldenzaalsestraat, Bornsestraat en de Deldensestraat. Ik stond in het vak voor rechtdoor. Ik heb geen auto’s of fietsers gezien op de kruising. Toen ik het verkeerslicht passeerde, hoorde ik een harde klap. Ik ben niet gestopt. Bij de rotonde aan de Deldensestraat zag ik dat mijn rechter spiegel kapot was.
Voor wat betreft de feiten 12 tot en met 15
21.
Een proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7]:
Op 17 december 2013 hebben wij in opdracht van de officier van justitie mr. A.H.J.M. Damen ter zake overtreden schorsingsvoorwaarden aangehouden [verdachte], geboren te Borne op [1948], wonende [adres 1] te Delden. Eveneens was bij ons het vermoeden gerezen dat [verdachte] zich schuldig zou kunnen maken aan diefstal stroom. Uit meerdere bezoeken aan haar woning was ons gebleken dat zowel de woning als de schuur door meerdere elektrische kachels verwarmd werden. Uit ingewonnen informatie bij Enexis bleek ons dat in de periode 26 februari 2011 tot 1 december 2012 het door de contractant opgegeven verbruik nihil was, terwijl ons bekend was dat zij in die periode wel degelijk haar woning verwarmde door middel van elektriciteitskachels en dat er ook verlichting in haar woning brandde. Derhalve werden wij op 17 december 2013 vergezeld door [naam 2], fraude inspecteur van Enexis. Door hem werd de meterkast met elektriciteitsaansluiting van de betreffende woning gecontroleerd. Door hem werd geconstateerd dat er voor de meter stroom werd afgenomen.
22.
Een door [naam 3], medewerker fraudebestrijding bij Enexis opgestelde aangifte van 17 december 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Enexis B.V. transporteert en distribueert energie naar particulieren en bedrijven, waaronder naar de eigenaar/bewoner van perceel [adres 1], [postcode] te Delden. Op verzoek van politieambtenaar [verbalisant 6] is op 17 december 2013 door fraude-inspecteur [naam 2] van Enexis B.V. een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting in bovengenoemd perceel. De fraude-inspecteur constateerde op 17 december 2013 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie en trof het volgende aan: Het deksel van de aansluitkast is ongeoorloofd open. Ieder ander dan degene die gemanipuleerd heeft en in deze meterkast komt kan, doordat de onder spanning staande onderdelen van de huisaansluiting niet meer afgeschermd zijn, deze per ongeluk aanraken waardoor er gevaar is voor elektrocutie met letsel tot gevolg. Het door onbevoegden uitvoeren van werkzaamheden in de aansluitkast levert gevaar op voor kortsluiting. Kortsluiting in de aansluitkast vóór de hoofdzekering kan resulteren in een vlamboog die direct gevaar kan opleveren en tot brand in de woning kan leiden. Door de manipulatie werd afgenomen elektriciteit ten behoeve van de elektrische kachels niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. De fraude-inspecteur heeft de elektriciteitsmeter verwijderd en de toevoer onderbroken. Naar aanleiding van deze inventarisatie en het door Enexis B.V. ingestelde onderzoek is door mij een berekening gemaakt waaruit blijkt dat er minimaal 50.400 kWh illegaal is afgenomen (weggenomen) ten behoeve van de elektrische kachels. Niemand had het recht of de toestemming van Enexis B.V. om het zegel te verbreken of wijziging in de bedrading aan te brengen. Niemand is gerechtigd de elektra, zijnde eigendomvan Enexis B.V. op deze wijze weg te nemen en zich toe te eigenen.
23.
Een proces-verbaal van bevindingen van 6 januari 2014, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven, verklaring van de verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 6]:
Op 6 januari 2014 is door ons onderzoek gedaan naar het verbruik van stroom aan de [adres 1] te Delden. Het is ons bekend dat op 17 december 2013 de toevoer van de elektriciteit voor dit perceel is afgesloten omdat de stroomvoorziening illegaal werd afgenomen. Bijkomend feit is dat er een zeer gevaarlijke situatie is ontstaan door de illegale afname va stroom. Deze zeer gevaarlijke situatie bevindt zich zowel in de woning als aan de buitenzijde van de woning, waardoor ook anderen dan de bewoonster zelf gevaar lopen. Door een medewerker van Enexis is een verzegeling op de nieuwe situatie van de stroomvoorziening geplaatst. Het is vanaf 17 december 2013 voor de bewoonster van het perceel niet mogelijk om de woning van stroom te voorzien, anders dan door deze wederom illegaal af te nemen. Op 19 december 2013 heb ik, verbalisant [verbalisant 7], gezien dat er geheel tegen de verwachting in weer verlichting in de woning aan de [adres 1] te Delden brandde. Door mij, verbalisant [verbalisant 6] en collega [verbalisant 11] is op 19 december 2013 omstreeks 18.00 uur een onderzoek uitgevoerd rondom de woning gelegen aan de [adres 1] te Delden. Ik, verbalisant [verbalisant 6], zag dat er volop verlichting brandde in de woning. Ik heb in de woning geen geluiden gehoord die het gebruik van een aggregaat bevestigden. Tevens zag ik geen stroomkabel vanaf naastgelegen percelen komen. Op vrijdag 20 december 2013 is door collega’s [verbalisanten] gezien dat er in de achtertuin van het perceel verlichting brandde. Op 26 december 2013 heb ik, verbalisant [verbalisant 6], wederom onderzoek gedaan naar de situatie omtrent de stroomvoorziening aan de [adres 1] te Delden. Wederom zag ik dat er volop verlichting brandde in de woning en mij is uit het onderzoek niet gebleken dat deze stroomvoorziening van en aggregaat of naastgelegen percelen afkomstig was. Hierdoor wordt het vermoeden bevestigd dat er mogelijk wederom stroom wordt afgenomen voor de verzegeling en dat er sprake is van diefstal van stroom. Door collega [verbalisant 12] is op 1 januari 2014 geconstateerd dat er volop verlichting brandde.
24.
Een proces-verbaal van bevindingen van 22 januari 2014, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven, verklaring van de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7]:
Op 22 januari 2014 hebben wij een onderzoek ingesteld naar mogelijke diefstal van stroom aan de [adres 1] te Delden. Door collega’s [verbalisant 8] en [verbalisant 9] is op 22 januari 2014 de woning betreden aan de achterzijde bij de badkamer. Wij, verbalisanten, zagen dat er links naast de voordeur enkele rode lampjes brandden. Deze lampjes waren aangesloten op een of andere stroomvoorziening. Wij zagen dat deze verlichting uit ging kort nadat, verbalisant [verbalisant 6], luidkeels “Politie, open de deur” had geroepen en tevens op de achterdeur en ramen van de keuken en kamer had gebonsd. Nadat de voordeur geopend was om ons toegang te verschaffen, bleek dat [verdachte] in het toilet verstopt zat. Nadat door mij, [verbalisant 6], in de meterkast was gekeken, bleek dat de eerder aangebrachte verzegeling verbroken was en dat er een geheel nieuwe stroomtoevoer was gemaakt, zonder dat deze langs een kilowatt/uur meter komt. Ten tijde van het betreden van de woning werden door, verbalisanten, verschillende straalkachels gevoeld. Ik, [verbalisant 6], voelde dat een kachel in de woonkamer en in de keuken warmte uitstraalde. Ik, [verbalisant 7], heb in de badkamer gevoeld aan een aldaar geplaatste straalkachel en deze gaf ook nog restwarmte af. In de woning zagen wij, verbalisanten, meerdere plekken met straalkachels. Deze straalkachels hebben vermoedelijk tot heden zoveel warmte gegenereerd dat er op de houten platen die er onder lagen schroeiplekken zijn ontstaan. Op geen enkele plek in de woning is gebleken dat er middels andere manier (bv aggregaat of accu’s) stroom werd gegenereerd.
25.
Een door [naam 3], medewerker fraudebestrijding bij Enexis B.V. opgestelde aangifte van 27 januari 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Namens Enexis B.V. ben ik bevoegd om aangifte te doen. Enexis B.V. transporteert en distribueert energie naar particulieren en bedrijven, waaronder naar de eigenaar van perceel [adres 1] te [postcode] Delden. Op verzoek van politieambtenaar [verbalisant 6] is door een monteur van Enexis B.V. een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting in bovengenoemd perceel. De monteur constateerde op 22 januari 2014 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie en trof het volgende aan: Het deksel van de aansluitkast is ongeoorloofd open geweest. Het door onbevoegden uitvoeren van werkzaamheden in de aansluitkast levert gevaar op voor kortsluiting. Er was sprake van illegale aansluiting op de bovenzijde zekeringhouders ten behoeve van de elektrische kachels. De hoofdbeveiliging in de aansluitkast van Enexis was teruggeplaatst na eerdere wegname in december 2013. Er was onvoldoende beveiliging tegen kortsluiting waardoor gevaar was voor brand in de eigen installatie/woning en de directe omgeving. De monteur zag dat er sprake was van een handelwijze waarbij niet is voldaan aan de norm NEN 1010. Deze norm beschrijft de minimale voorschriften waaraan een elektrische installatie moet voldoen om de veiligheid te kunnen waarborgen. Het gevolg van de handelwijze is dat er levensgevaar en gevaar voor goederen te duchten is geweest. De afgenomen elektriciteit ten behoeve van de elektrische kachels werd niet via een elektriciteitsmeter geregistreerd. De elektriciteitsmeter was al verwijderd in december 2013. Enexis levert de stroom tot in de huis-aansluitkast. Van deze kast heeft mevrouw [verdachte] de zegels verbroken, de kabel aangesloten en zo de stroom illegaal afgenomen. Naar aanleiding van deze inventarisatie en het door Enexis B.V. ingestelde onderzoek is door mij berekend dat er minimaal 820 kWh illegaal is afgenomen (weggenomen) ten behoeve van het huishoudelijk verbruik.
Niemand had het recht of de toestemming van Enexis B.V. om het zegel te verbreken of wijziging in de bedrading aan te brengen. Niemand is gerechtigd de elektra, zijnde eigendom van Enexis B.V., op deze wijze weg te nemen en zich toe te eigenen.
26.
Een proces-verbaal van 23 januari 2014, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven:
- als vraagstelling van verbalisanten:
Wij laten u een foto zien van uw meterkast (fotoblad 2). Wij wijzen u een foto aan van en wit apparaat (foto 1 en 2). Wat is dit?
- als verklaring van verdachte:
Een tussenmeter. Er zat geen kilowatt uurmeter meer in de meterkast. Die was weggehaald na een eerdere aanhouding. Er is door mijzelf een hoofdzekering geplaatst. Dat is gebeurd op onze verantwoordelijkheid. Dat gedeelte gaat jullie niets aan.
- als vraagstelling van verbalisanten:
Hoe heeft u de tussenmeter geplaatst ?
- als antwoord van verdachte:
Ik heb de groepenkast naar boven opgeschoven zodat de tussenmeter er tussen kon.
- als vraagstelling van verbalisanten:
Wanneer heeft u deze situatie gemaakt bij de meterkast?
- als antwoord van verdachte:
Dat was na 17 december. Ik denk dat ik net voor de Kerst de onderdelen heb gekocht.
- als vraagstelling van verbalisanten:
Waarom heeft u hiervoor gekozen?
- als antwoord van verdachte:
De metingen van Enexis stonden mij niet. Daarom wilde ik zelf meten.
- als vraagstelling van verbalisanten:
Wie heeft u toestemming gegeven om de meterkast zo in te richten?
- als antwoord van verdachte:
Ik heb geen toestemming nodig. Dat is mijn huis dus doe ik dat zelf.
27.
Een vijftal bij voormeld proces-verbaal door de politie Twente vervaardigde gevoegd fotobladen.