ECLI:NL:RBOVE:2014:232

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
08/700102-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens gewoontewitwassen met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 21 januari 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2004 tot en met 25 juni 2012 in Almelo samen met anderen geldbedragen heeft gewitgewassen. De tenlastelegging omvatte meerdere contante stortingen op verschillende data, waarbij de verdachte telkens wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. De officier van justitie had een geldboete van € 60.000,-- en een werkstraf van 140 uren geëist, maar de rechtbank oordeelde anders. Na het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 januari 2014, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord, kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan het primair ten laste gelegde feit van gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank heeft geen geldboete opgelegd, omdat dit ook de familie van de verdachte zou treffen, die niet betrokken was bij de strafbare feiten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de relevante wetsartikelen, waaronder artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/700102-12
Datum vonnis: 21 januari 2014
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1964 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 januari 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Grooters en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R.F. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: er samen met een ander of anderen een gewoonte van heeft gemaakt om de criminele herkomst van geldbedragen en/of goederen te verhullen (witwassen);
subsidiair: samen met een ander of anderen die geldbedragen en/of goederen heeft verworven, voor handen gehad en/of overgedragen, terwijl zij wist dan wel moest vermoeden dat die geldbedragen en/of goederen van misdrijf afkomstig waren,
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij in of omstreeks (de nader te noemen tijdstippen in) de periode van 1
januari 2004 tot en met 25 juni 20012, in de gemeente Almelo en/althans in
Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
(van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt door)
(telkens) van een voorwerp,
te weten een geldbedrag(en), en wel:
* op of omstreeks 21 september 2004 een contante storting van euro 9.500,--
op rekening [rekeningnummer 1] (ordner 1/7 pag. 0210), en/of
* op of omstreeks 5 november 2004 een contante storting van euro 7.500,-- op
rekening [rekeningnummer 1] (ordner 1/7 pag. 0207), en/of
* op of omstreeks 17 november 2004 een contante storting van euro 7.000,-- op
rekening [rekeningnummer 1] (ordner 1/7 pag. 0208), en/of
* op of omstreeks 15 december 2004 een contante storting van euro 1.800,-- op
rekening [rekeningnummer 1] (ordner 1/7 pag. 0209), en/of
* op of omstreeks 7 januari 2005 een contante storting van euro 26.500,-- op
rekening [rekeningnummer 1] (ordner 5/7 deeldossier [straat 1] pag 026), en/of
* op of omstreeks 21 maart 2006 en/of 23 maart 2006 (telkens) een contante
storting van (in totaal een drietal) bedrag(en) respectievelijk euro
10.145,-- en/of euro 855,-- en/of euro 3.410,-- op rekening [rekeningnummer 1]
(ordner 6/7 deeldossier [straat 2]), en/of
* op of omstreeks 12 juni 2007 een contante storting van euro 5.900,-- op
rekening [rekeningnummer 1] (ordner 7/7 deeldossier voertuigen), en/of
* op of omstreeks 12 juni 2007 een contante storting van euro 6.000,-- op
rekening [rekeningnummer 2] (ordner 7/7 deeldossier voertuigen), en/of
* in of omstreeks de maand december 2007 een bedrag van euro 11.500,--
(“Aflossing lening en rente zoals besproken” - ordner 7/7 deeldossier
voertuigen), en/of
te weten (een) goed(eren), en wel:
* in of omstreeks de periode van 27 augustus 2004 tot en met 20 januari 2005
een woonhuis aan de [adres 2] te [plaats], (ordner 5/7 deeldossier
[straat 1]), en/of
* in of omstreeks de periode van 24 maart 2006 tot en met 4 juli 2008 een
garagebox/hal aan de [adres 3] te [plaats],
(ordner 6/7 deeldossier [straat 2]),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende op die/dat geldbedrag(en) en/of goed(eren) was,
en/of
bovenomschreven geldbedrag(en) en/of goed(eren) heeft verworven en/of
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/althans van
die/dat geldbedrag(en) en/of goed(eren) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dan wel redelijkerwijs
kon(den) vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004
tot en met 25 juni 2012 in de gemeente Almelo en/althans (elders) in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal,
(telkens) van een voorwerp,
te weten een geldbedrag(en), en wel:
* op of omstreeks 21 september 2004 een contante storting van euro 9.500,--
op rekening [rekeningnummer 1] (ordner 1/7 pag. 0210), en/of
* op of omstreeks 5 november 2004 een contante storting van euro 7.500,-- op
rekening [rekeningnummer 1] (ordner 1/7 pag. 0207), en/of
* op of omstreeks 17 november 2004 een contante storting van euro 7.000,-- op
rekening [rekeningnummer 1] (ordner 1/7 pag. 0208), en/of
* op of omstreeks 15 december 2004 een contante storting van euro 1.800,-- op
rekening [rekeningnummer 1] (ordner 1/7 pag. 0209), en/of
* op of omstreeks 7 januari 2005 een contante storting van euro 26.500,-- op
rekening [rekeningnummer 1] (ordner 5/7 deeldossier [straat 1] pag 026), en/of
* op of omstreeks 21 maart 2006 en/of 23 maart 2006 (telkens) een contante
storting van (in totaal een drietal) bedrag(en) respectievelijk euro
10.145,-- en/of euro 855,-- en/of euro 3.410,-- op rekening [rekeningnummer 1]
(ordner 6/7 deeldossier [straat 2]), en/of
* op of omstreeks 12 juni 2007 een contante storting van euro 5.900,-- op
rekening [rekeningnummer 1] (ordner 7/7 deeldossier voertuigen), en/of
* op of omstreeks 12 juni 2007 een contante storting van euro 6.000,-- op
rekening [rekeningnummer 2] (ordner 7/7 deeldossier voertuigen), en/of
* in of omstreeks de maand december 2007 een bedrag van euro 11.500,--
(“Aflossing lening en rente zoals besproken” - ordner 7/7 deeldossier
voertuigen), en/of
te weten (een) goed(eren), en wel:
* in of omstreeks de periode van 27 augustus 2004 tot en met 20 januari 2005
een woonhuis aan de [adres 2] te [plaats], (ordner 5/7 deeldossier
[straat 1]), en/of
* in of omstreeks de periode van 24 maart 2006 tot en met 4 juli 2008 een
garagebox/hal aan de [adres 3] te [plaats],
(ordner 6/7 deeldossier [straat 2])
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen
van die/dat aanzienlijk(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) (telkens) wist(en)
dan wel redelijkerwijs kon(den) vermoeden dat het (een) door misdrijf
verkregen geld en/of goed(eren) betrof;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het gewoontewitwassen, zoals hem primair is ten laste gelegd, wordt veroordeeld tot een geldboete van
€ 60.000,-- waarvan € 30.000,-- voorwaardelijk en een werkstraf van 140 uren alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 25 juni 2012, in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt door telkens van een voorwerp,
te weten geldbedragen, en wel:
* op 21 september 2004 een contante storting van euro 9.500,-- op rekening [rekeningnummer 1] , en
* op 5 november 2004 een contante storting van euro 7.500,-- op rekening [rekeningnummer 1] , en
* op 17 november 2004 een contante storting van euro 7.000,-- op rekening [rekeningnummer 1] , en
* op 15 december 2004 een contante storting van euro 1.800,-- op rekening [rekeningnummer 1] en
* op 7 januari 2005 een contante storting van euro 26.500,-- op rekening [rekeningnummer 1] en
* op 21 maart 2006 en 23 maart 2006 een contante storting van in totaal een drietal bedragen respectievelijk euro 10.145,-- en euro 855,-- en euro 3.410,-- op rekening [rekeningnummer 1] , en
* op 12 juni 2007 een contante storting van euro 5.900,-- op rekening [rekeningnummer 1] en
* op 12 juni 2007 een contante storting van euro 6.000,-- op rekening [rekeningnummer 2] , en
* in de maand december 2007 een bedrag van euro 11.500,-- (“Aflossing lening en rente zoals besproken”) , en
goederen, en wel:
* in de periode van 27 augustus 2004 tot en met 20 januari 2005 een woonhuis aan de [adres 2] te [plaats], , en
* in de periode van 24 maart 2006 tot en met 4 juli 2008 een garageboxaan de [adres 3] te [plaats], ,
de werkelijke aard, de herkomst, de vervreemding heeft verborgen en verhuld,
en bovenomschreven geldbedragen en goederen heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en omgezet en van die geldbedragen en goederen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en zijn mededader telkens wisten dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden
zijn redengevend voor deze beslissing.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
het misdrijf: een gewoonte maken van witwassen.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van een geldboete achterwege moet blijven, nu de officier van justitie kenbaar heeft gemaakt dat er een ontnemingsvordering zal worden ingediend.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voor de bepaling van de strafmaat uitgegaan dient te worden van de waarde/bedragen die zijn witgewassen en de rol die verdachte daarin gespeeld heeft.
Voor de rol van verdachte geldt categorie 3, te weten: de “facilitator”, onmisbaar voor de georganiseerde criminaliteit, de hawalabankier/Endstra/Paalberg-achtigen, kenmerk: ze doen het bijzonder “sofisticated” en vermoedelijk voor riante vergoedingen voor de “echte” criminelen.
Bij de straf dient te worden uitgegaan van het totale bedrag dat is witgewassen, zijnde
€ 250.000,-- vermeerderd met de categorie en vermeerderd met 1/3 voor het gewoontewitwassen. Aldus komt de officier van justitie tot de strafeiszoals onder punt 3 in dit vonnis is weergegeven.
Overwegingen van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan het gewoontewitwassen. Dergelijke feiten, het witwassen van criminele gelden, maken een inbreuk en ondermijnen het vertrouwen in het financieel en economisch verkeer. De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf en de hoogte daarvan allereerst rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Voor het onderhavige feit zijn geen landelijke oriëntatiepunten straftoemeting vastgesteld, zodat de rechtbank de strafoplegging in vergelijkbare zaken in haar overwegingen heeft betrokken.
Gelet op het vorenstaande is voor dit feit in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats. Anderzijds is van belang dat het feiten betreffen die meer dan 6 jaren geleden hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal daarom aan verdachte een vrijheidsstraf opleggen die geheel voorwaardelijk zal zijn.
Daarnaast zal de rechtbank “ter compensatie” aan verdachte een werkstraf opleggen die hoger zal zijn dan door de officier van justitie is gevorderd. Voor het opleggen van een geldboete ziet de rechtbank geen aanleiding. Te minder nu een geldboete niet alleen verdachte, maar ook zijn gezin zou treffen, die aan het bewezenverklaarde part noch deel hebben gehad, althans daaraan geen strafbare bijdrage hebben geleverd.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: een gewoonte maken van witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de in verzekering doorgebrachte dagen twee uren per dag aftrek plaatsvindt
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. M.E. van Wees en
mr. A.A.J. Lemain, rechters, in tegenwoordigheid van R.E. Groot, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2014.