ECLI:NL:RBOVE:2014:231

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
08/760208-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met vuurwapen en wapenbezit in Enschede

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 23 september 2013 in Enschede een geladen pistool op een slachtoffer richtte. De verdachte, die eerder al veroordeeld was voor soortgelijke misdrijven, werd beschuldigd van poging tot moord, bedreiging met een vuurwapen, en wapenbezit. Tijdens de zitting op 7 januari 2014 heeft de officier van justitie, mr. A.E. Postma, gevorderd dat de verdachte voor de poging tot moord zou worden vrijgesproken, maar voor de andere feiten een gevangenisstraf van vijftien maanden zou krijgen, met een geldboete voor het bezit van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de bewuste dag een vuurwapen, merk Zastava, en een omgebouwde gasrevolver, merk Rohm, bij zich had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het slachtoffer met het vuurwapen had bedreigd, maar sprak hem vrij van de poging tot moord. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vijftien maanden op, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke geldboete voor het bezit van hennep. De inbeslaggenomen vuurwapens en munitie werden onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/760208-13
Datum vonnis: 21 januari 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1968 in [geboorteplaats 1] (Turkije),
wonende in [woonplaats], [adres],
nu verblijvende in de PI Arnhem – De Berg te Arnhem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 januari 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.E. Postma en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. R.F. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:geprobeerd heeft om [slachtoffer] met een pistool te vermoorden,
feit 1 subsidiair:gedreigd heeft om [slachtoffer] met een pistool te doden of zwaar te mishandelen,
feit 2:twee vuurwapens en diverse kogels voorhanden had,
feit 3:hennep bij zich had.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 23 september 2013,
in de gemeente Enschede,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
met een (doorgeladen) vuurwapen (merk Zastava) (type CZ 99) (kaliber 9 mm)
(waarvan de hamer (op dat moment) in de achterste stand stond) zich naar/nabij
de Brinkstraat heeft begeven en/of (vervolgens) voornoemd vuurwapen op (het
lichaam van) die [slachtoffer] heeft gericht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 23 september 2013,
in de gemeente Enschede,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
een (doorgeladen) vuurwapen (merk Zastava) (type CZ 99) (kaliber 9 mm)
(waarvan de hamer (op dat moment) in de achterste stand stond) op (het lichaam
van) die [slachtoffer] gericht en/of aan die [slachtoffer] getoond;
2.
hij op of omstreeks 23 september 2013,
in de gemeente Enschede,
een of meer wapen(s) van categorie III, te weten:
- een vuurwapen (merk Zastava) (type CZ 99) (kaliber 9 mm) en/of
- een (omgebouwde) gasrevolver (merk Rohm) (type Little Joe) (kaliber .22 mm)
en/of
munitie van categorie III, te weten (diverse) (kogel)patronen (kaliber 9 mm
en/of kaliber .22) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 23 september 2013,
in de gemeente Enschede,
aanwezig heeft gehad ongeveer 15,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet
meer dan 30 gram hennep (marihuana), zijnde hennep (marihuana) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en voor het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot vijftien maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. Voor het onder 3 tenlastegelegde – een overtreding – heeft zij veroordeling tot een geldboete van
€ 200,--, te vervangen door vier dagen hechtenis gevorderd. Zij vordert de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De feiten die niet ter discussie staan
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Feit 2
Verdachte had op 23 september 2013 een omgebouwde gasrevolver van het merk Rohm, type Little Joe, kaliber .22 mm, alsmede enkele patronen van dat kaliber voorhanden.
Feit 3
Verdachte had op 23 september 2013 15,9 gram marihuana aanwezig.
5.2
Feiten 1 en 2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot moord op [slachtoffer].
Volgens de officier van justitie is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, zoals onder 1 subsidiair is tenlastegelegd, het slachtoffer [slachtoffer] met de dood heeft bedreigd door een doorgeladen pistool, waarvan de hamer gespannen stond, op [slachtoffer] te richten. Zij baseert dat op de verklaring van het slachtoffer, de getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3], het onderzoek van de politie naar het pistool en op de conclusies van het DNA- en dactyloscopisch onderzoek door het NFI. Op grond van deze bewijsmiddelen concludeert de officier van justitie dat het doorgeladen en op scherp staande pistool door verdachte was meegebracht en dat hij daarmee [slachtoffer] bedreigde.
Ook de raadsman van verdachte komt tot de conclusie dat vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde feit moet volgen.
De raadsman stelt dat het betreffende pistool niet van verdachte maar van [slachtoffer] was. Hij baseert dat op de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] dat [slachtoffer] een pistool op verdachte richtte. De op het pistool aangetroffen dactyloscopische en DNA-sporen van verdachte zijn ontstaan doordat verdachte, tijdens het handgemeen met [slachtoffer], het pistool en de magazijnhouder in handen heeft gehad. Het wapen is ten onrechte niet onderzocht op sporen van de beide [slachtoffer en getuige 1]. Zelfs als wordt aangenomen dat het verdachtes wapen was, dan kan het zo zijn dat één van de [slachtoffer en getuige 1] de haan van het pistool naar achteren heeft gebracht aangezien zij de beiden dat pistool in handen hebben gehad.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Feit 1 primair
De rechtbank deelt het standpunt van zowel de officier van justitie als de raadsman en is van oordeel dat de primair tenlastegelegde poging tot moord op [slachtoffer] niet bewezen kan worden.
Feit 1 subsidiair
Op basis van de hierna opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
Op 23 september 2013 vindt er in Enschede een ontmoeting plaats tussen verdachte en [slachtoffer].
De getuige [getuige 1] kwam aanlopen en zag dat zijn neef [slachtoffer] en verdachte op straat met elkaar stonden te praten. Hij zag vervolgens dat verdachte [slachtoffer] een kopstoot gaf, dat verdachte een pistool in zijn hand had en dat hij dat pistool in de richting van [slachtoffer] hield. [slachtoffer] pakte volgens [getuige 1] het pistool van verdachte af en riep woorden in de trant van: “Die gek wil mij doodschieten.” Daarop pakte [getuige 1] het pistool van [slachtoffer] af en gooide dat op een dak.
De getuige [getuige 3] zag dat twee mannen elkaar begonnen te slaan en dat de “kleine man” – verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij kleiner is dan [slachtoffer] – begon met slaan en dat de lange man op de kleine man sprong en hem iets afpakte. De lange man stond daarna op en richtte een pistool op de kleine man. Zij zag vervolgens dat een derde man het pistool van de lange man afpakte en op het dak gooide.
De politie vindt op het dak een pistool en onderzoekt dat. Het wapen blijkt doorgeladen te zijn en op scherp te staan (de hamer ook wel haan genoemd stond in gespannen stand). Het patroonmagazijn bevatte patronen.
Door deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is een vergelijkend dactyloscopisch onderzoek verricht naar een op dat patroonmagazijn, door het NFI patroonhouder genoemd, aangetroffen dactyloscopisch handpalmspoor. Het rapport van het NFI bevat een afbeelding (figuur 1 op bladzijde 7) waarop met een orde pijl de locatie van het spoor is aangegeven. Anders dan verdachtes raadsman lijkt te veronderstellen bevindt dat spoor zich niet op een plek die aangeraakt kan worden als de patroonhouder zich in het pistool bevindt.
De conclusie van het onderzoek luidt voor het spoor dat de dactyloscopische informatie overeenkomt met de linkerhandpalmafdruk van verdachte. Het is
veel waarschijnlijkerdat het spoor afkomstig is van verdachte dan wanneer het afkomstig is van een willekeurige andere persoon.
Verdachte ontkent dat hij het wapen voorhanden heeft gehad en dat hij daarmee [slachtoffer] heeft bedreigd. Hij heeft geen verklaring voor zijn op de patroonhouder aangetroffen dactyloscopische handpalmspoor. De door zijn raadsman geopperde verklaring – verdachte probeerde het wapen te pakken toen dat tijdens de worsteling op de grond zou zijn beland - wordt weerlegd door het rapport van het NFI en de bevindingen dat het handpalmspoor is aangetroffen op dat deel van de patroonhouder dat zich in het pistool bevond.
De rechtbank acht verder niet aannemelijk geworden dat het [getuige 1] is geweest die de haan gespannen heeft, omdat hij juist degene is geweest die het wapen om erger te voorkomen op het dak heeft gegooid.
De rechtbank stelt op grond van de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 3] vast dat het verdachte is geweest die met een door hem meegebracht vuurwapen, zijn handpalmspoor is immers op de patroonhouder in het wapen aangetroffen, [slachtoffer] met een door hem meegebracht doorgeladen en op scherp staand vuurwapen heeft bedreigd, met een misdrijf gericht tegen het leven van die [slachtoffer]. Daarmee kan ook bewezen worden verklaard dat verdachte die dag in Enschede dat wapen met munitie voorhanden heeft gehad.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
subsidiair
hij op 23 september 2013, in de gemeente Enschede, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een doorgeladen vuurwapen merk Zastava type CZ 99 kaliber 9 mm waarvan de hamer op dat moment in de achterste stand stond op die [slachtoffer] gericht en/of aan die [slachtoffer] getoond;
2.
hij op 23 september 2013, in de gemeente Enschede, wapens van categorie III, te weten:
- een vuurwapen merk Zastava type CZ 99 kaliber 9 mm en
- een omgebouwde gasrevolver merk Rohm type Little Joe kaliber .22 mm
en
munitie van categorie III, te weten diverse kogelpatronen kaliber 9 mm en kaliber .22 voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 23 september 2013, in de gemeente Enschede, aanwezig heeft gehad ongeveer 15,9 gram hennep (marihuana), zijnde hennep (marihuana) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 subsidiair, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 285 Sr, 26 en 55 Wet wapens en munitie en 3 en 11 Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 3
de overtreding: handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich op het standpunt dat ter zake het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit sprake was van noodweer aangezien verdachte zich moest verdedigen tegen [slachtoffer] die het pistool bij zich droeg en op verdachte richtte.
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie was van een noodweersituatie geen sprake.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat het verdachte is geweest die het vuurwapen heeft meegenomen naar zijn ontmoeting met [slachtoffer], hem daarmee heeft bedreigd, waarna in een worsteling [slachtoffer] het wapen te pakken heeft gekregen en daarmee gericht heeft op verdachte. Die vaststelling staat haaks op de door de raadsman geopperde hypothese dat wellicht verdachte het wapen heeft vastgepakt tijdens de worsteling en op [slachtoffer] in noodweer heeft gericht. De rechtbank acht deze hypothese niet aannemelijk geworden zodat reeds daarom het beroep op noodweer faalt.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Volgens de officier van justitie rechtvaardigen de bedreiging met een geladen en gespannen pistool op klaarlichte dag en op de openbare weg, waarbij gemakkelijk een slachtoffer had kunnen vallen, het verboden wapen- en munitiebezit en de omstandigheid dat verdachte reeds vaker is veroordeeld voor wapenbezit en bedreiging met enig misdrijf, dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden. Voor het bezit van hennep acht de officier van justitie een geldboete van € 200,-- passend, te vervangen door vier dagen hechtenis.
De raadsman is van mening dat verdachte slechts voor feit 2, voor zover het gaat om de omgebouwde gasrevolver, kan worden veroordeeld tot een vrijheidsstraf. Een straf gelijk aan het voorarrest voldoet volgens de raadsman, zodat verdachte met ingang van de datum van dit vonnis in vrijheid moet worden gesteld. Ter zake het bezit van hennep denkt de raadsman aan een (geringe) geldboete.
De overwegingen van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft overdag op de openbare weg een doorgeladen en op scherp staand wapen op een ander gericht. Daarmee heeft hij het risico genomen dat, bijvoorbeeld tijdens de daaropvolgende worsteling, het pistool was afgegaan en [slachtoffer] dan wel één van de andere zich daar bevindende personen, door een kogel was geraakt. De getuige [getuige 2] verklaart dat tijdens die worsteling het pistool alle kanten op wees, ook in haar richting.
De door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten straftoemeting kennen weliswaar een oriëntatiepunt voor verbale bedreiging (een geldboete van € 250,--), maar voor een bedreiging met een wapen geeft het LOVS geen oriëntatiepunt. Dat in deze zaak een doorgeladen en schietklaar pistool is gebruikt, is een strafverzwarende omstandigheid. Verder houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met zijn justitiële documentatie, waaruit blijkt dat hij op 24 augustus 2009 door het gerechtshof in Arnhem is veroordeeld voor onder meer bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en voor handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en op 23 mei 2008 voor onder meer bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Over verdachte is door J. Geijtenbeek van de Reclassering Nederland, adviesunit Arnhem-Nijmegen, een reclasseringsrapport uitgebracht. Omdat verdachte ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde heeft rapporteur het zelf- en probleeminzicht van verdachte niet kunnen duiden, maar stelt rapporteur dat verdachte het in sommige situaties lijkt te ontbreken aan alternatieve oplossingsstrategieën. Op basis hiervan is volgens rapporteur niet uit te sluiten dat hij in delictsituaties terecht kan komen. Indien de verdachte schuldig wordt bevonden wordt geadviseerd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank zal dat advies bij de strafoplegging laten meewegen.
Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Voor de overtreding – het aanwezig hebben van hennep – kan worden volstaan met een voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
  • een vuurwapen (pistool) inclusief patroonmagazijn,
  • een vuurwapen (revolver) Rohm Little Joe,
  • 4 patronen 6 mm,
  • 7 patronen 9 x 19,
  • 15,9 gram hennep, verpakt in twee plastic gripzakjes,
vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met behulp van het pistool het feit onder 1 subsidiair is begaan of voorbereid en dit voorwerp en de overige voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Het stroomstootwapen is niet onder verdachte in beslag genomen zodat de rechtbank daarover in deze zaak geen beslissing zal nemen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 27, 36b, 36c, 57, 62 en 91 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2 het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 3 de overtreding: handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte voor het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

de inbeslaggenomen voorwerpen

- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
  • een vuurwapen (pistool) merk Zastava, inclusief patroonmagazijn,
  • een vuurwapen (revolver) Rohm Little Joe,
  • 4 patronen 6 mm,
  • 7 patronen 9 x 19,
  • 15,9 gram hennep, verpakt in twee plastic gripzakjes;
  • veroordeelt verdachte voor het onder 3 tenlastegelegde tot betaling van
  • beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. S.K. Huisman en
mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2014.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland/District Twente met nummer 2013097497. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van 23 september 2013, opgemaakt door brigadier [verbalisant 1], brigadier [verbalisant 2] en hoofdagent [verbalisant 3], blz. 76 en 77, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 23 september 2013 hoorden wij via de portofoon dat er een ruzie gaande was tussen personen op de Brinkstraat hoek Rietmolenstraat te Enschede. Daar troffen wij een viertal mannen aan. Op aanwijzingen van een getuige werd een doorgeladen pistool aangetroffen op een nabijgelegen dak. Verdachte [verdachte] had in zijn auto een klein pistool met kogels en marihuana.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] , blz. 42 en 43, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 23 september 2013 belde [slachtoffer] mij om te zeggen dat hij die dag had afgesproken om met [verdachte] in de Brinkstraat te Enschede iets uit te praten. Ik ben er naar toegegaan en ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] een kopstoot gaf. Ik zag dat [verdachte] een pistool in zijn hand had en dit pistool hield hij richting [slachtoffer]. Er ontstond een worsteling tussen die twee. Ik rende ernaar toe. Ik zag dat [slachtoffer] hem het pistool had afgepakt. Ik hoorde dat [slachtoffer] zei: “Die gek wil me doodschieten, die gek heeft een pistool” of woorden van gelijke strekking. Ik pakte het pistool van [slachtoffer] af en gooide het op een dak.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3], blz. 55, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik keek uit mijn raam en zag ik dat twee mannen elkaar begonnen te slaan. De kleine man begon. De lange man sprong op de kleine en pakte iets van de kleine man af. De lange man stond op en richtte met het pistool op de kleine man. Een derde man pakte het pistool van de lange man af en gooide deze op het dak.
4.
De verklaring van verdachte, ter terechtzitting van 7 januari 2014 afgelegd en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 23 september 2013 heb ik in Enschede een pistool in mijn hand gehad terwijl [slachtoffer] tegenover mij stond.
Op genoemde datum en plaats lag er een gasrevolver merk Rohm, type Little Joe, kaliber .22 mm, in de auto waarvan ik toen gebruik maakte. Ik had die revolver in de auto gelegd en deze was van mij, net als de munitie die erbij lag.
Op genoemde datum en plaats had ik 15,9 gram hennep (marihuana) in die auto liggen. De hennep was van mij.
5.
Een proces-verbaal van [verbalisant 4], brigadier van politie Oost-Nederland, blz. 125 en 126, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 23 september 2013 is op een dak van perceel Brinkstraat te Enschede een doorgeladen vuurwapen aangetroffen. Op de patroonhouder in het vuurwapen werd een handpalmspoor aangetroffen. Het SIN nummer van dit spoor is AAFH8569NL.
6.
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag van 23 december 2013 opgesteld door S. Lie Kwie, met de resultaten van een vergelijkend dactyloscopisch onderzoek, voor zover inhoudende:
De persoonsgegeven van de verdachte waren niet in alle aangeleverde documenten hetzelfde. Op het dactyloscopische signalement [AAGK3695NL] wordt gesproken van “[verdachte], geboren [geboortedag]-1968 te [geboorteplaats 2]”. In de benoeming van de R-C wordt gesproken van “[verdachte], geboren [geboortedag]-1968 te [geboorteplaats 1]”, en in het aanvraagformulier van “[verdachte], geboren [geboortedag]-1968”. In dit rapport gaan we uit van “[verdachte], geboren [geboortedag]-1968 te [geboorteplaats 2]”, zoals vermeld op het dactyloscopisch signalement.
Op de patroonhouder [AAFH8569NL] is een dactyloscopisch spoor waargenomen dat geschikt is voor een vergelijkend onderzoek. Ter beantwoording van de onderzoeksvraag betreffende de bewijskracht van de vergelijking van het dactyloscopische spoor [AAFH8569NL] met de linkerhandpalmafdruk van verdachte wordt een bewijskracht gegeven. Het vergelijkend onderzoek heeft vastgesteld dat voor spoor [AAFH8569NL] dactyloscopische informatie overeenkomt met de linkerhandpalmafdruk. Aan de hand van de specificiteit en hoeveelheid dactyloscopische informatie is de volgende trede uit de waarschijnlijkheidsschaal toegewezen. De bevindingen van het onderzoek zijn
veel waarschijnlijkerwanneer het spoor [AAFH8569NL] afkomstig is van [verdachte], geboren op [geboortedag]-1968 te [geboorteplaats 2], dan wanneer het afkomstig is van een willekeurige andere persoon.
7.
Een proces-verbaal van [verbalisant 2] en [verbalisant 1], beiden brigadier van de politie Oost-Nederland, blz. 90 tem. 92, zakelijk weergegeven inhoudende:
Bij een vechtpartij op 23 september 2013 is er volgens een getuige een vuurwapen op een dak van een perceel aan de Brinkstraat in Enschede gegooid. Dit wapen hebben wij veiliggesteld. Het wapen was doorgeladen met een kogelpatroon in de kamer en de hamer in gespannen toestand. Na verwijdering van het patroonmagazijn bleek dat deze was gevuld met kogelpatronen. De kamer van dit pistool bevatte een volmantel kogelpatroon. Het is een pistool van het merk Zastava, type CZ 99, kaliber 9 mm. Het voorwerp is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e van de Wet Wapens en Munitie. Het vuurwapen behoort tot artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1e, van de Wet Wapens en Munitie.
Bij dit wapen waren in totaal 7 volmantel kogelpatronen kaliber 9 mm, 2 kogelpatronen kaliber 9 mm luger, 4 kogelpatronen kaliber 9 mm luger en 1 kogelpatroon 9x19 (1 volmantel kogelpatroon in de kamer van het wapen en 6 volmantel kogelpatronen in het patroonmagazijn van het wapen). Deze munitie is geschikt om te worden verschoten bij dit bij verdachte [verdachte] inbeslaggenomen pistool. Dit is munitie in de zin van artikel 1, onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
In het dashboardkastje van een auto merk Mercedes werd een omgebouwde gasrevolver van het merk Rohm type Little Joe, kaliber .22 mm aangetroffen. De kamers van de roterende trommel waren allen uitgeboord en ook de loop was uitgeboord waarna een nieuwe loop in het wapen was aangebracht. Door de voornoemde handelingen is deze revolver omgebouwd en geschikt gemaakt om scherpe munitie te verschieten. Het voorwerp is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is deze revolver een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e van de Wet Wapens en Munitie. Het vuurwapen behoort tot artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1e, van de Wet Wapens en Munitie. Bij vorenbedoeld wapen waren in totaal 4 deelmantel kogelpatronen, kaliber .22. Deze munitie is geschikt om te worden verschoten met de bij verdachte [verdachte] in beslaggenomen revolver. Dit is munitie in de zin van artikel 1, onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
8.
Een proces-verbaal van [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier van de politie Oost-Nederland, blz. 119 en 120, zakelijk weergegeven inhoudende:
In de achterbakruimte van een personenauto merk Mercedes troffen wij op 23 september 2013 in Enschede een hoeveelheid op marihuana gelijkende stof aan, in beslag genomen onder de verdachte [verdachte]. Deze stof is getest met de ODV verdovende middelentest. Hierbij werd positief gereageerd op de aanwezigheid van THC, zijnde de werkzame stof in marihuana. Het totaalgewicht van deze marihuana bedroeg 15,9 gram.