ECLI:NL:RBOVE:2014:2283

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 april 2014
Publicatiedatum
29 april 2014
Zaaknummer
07.653035-10 TBS
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van een veroordeelde met gewelddadige antecedenten

Op 29 april 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een man die in 2012 door het Gerechtshof Arnhem was veroordeeld tot TBS voor ernstige misdrijven, waaronder diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank oordeelde dat de termijn van TBS met twee jaar moest worden verlengd, op basis van een vordering van het openbaar ministerie die op 4 maart 2014 was ingediend. De rechtbank heeft het advies van de Pompekliniek, waar de betrokkene verblijft, gevolgd, waarin werd gesteld dat er een hoog risico op terugval in crimineel gedrag bestaat bij beëindiging van de TBS. De betrokkene vertoont een verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling en heeft een geschiedenis van antisociaal gedrag en middelenmisbruik. Tijdens de zitting in raadkamer op 15 april 2014 werd de betrokkene bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.R. Maarsingh, en de officier van justitie, mr. G.C. Pol, was ook aanwezig. De deskundige drs. E.A.E. Stevens gaf aan dat de behandeling van de betrokkene moeizaam verloopt en dat er weinig vooruitgang is geboekt. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen vereisen dat de TBS-maatregel met twee jaar wordt verlengd. De rechtbank heeft daarbij de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in acht genomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Strafraadkamer
Parketnummer : 07.653035-10 TBS
Uitspraak : 29 april 2014
Beslissingop de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de termijn, gedurende welke:

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in de Pompekliniek,
6532 CN Nijmegen, Weg door Jonkerbos 55,
hierna te noemen: betrokkene,
ter beschikking is gesteld teneinde van overheidswege te worden verpleegd.
Betrokkene is bij arrest van het Gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden d.d. 2 februari 2012 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, van welke terbeschikkingstelling de termijn is ingegaan op 7 april 2012.
Deze terbeschikkingstelling eindigt behoudens nadere voorziening op 7 april 2014.
Het openbaar ministerie heeft op 4 maart 2014 een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met twee jaar. Bij die vordering zijn de door de wet voorgeschreven stukken overgelegd.
Het onderzoek in raadkamer heeft plaatsgevonden op 15 april 2014.
In raadkamer zijn in het openbaar gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer,
  • de officier van justitie mr. G.C. Pol,
  • drs. E.A.E. Stevens, GZ psycholoog en als behandelcoördinator verbonden aan de Pompekliniek te Nijmegen, als deskundige.
Op 5 februari 2014 is door E.P.M.T. Brouns, psychiater en plaatsvervangend hoofd van de inrichting rapport en advies uitgebracht omtrent de eventuele verlenging van de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Geadviseerd is om deze maatregel voor de duur van twee jaar te verlengen.
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege voor de duur van twee jaar.
De raadsman van betrokkene heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling.

OVERWEGINGEN

De rechtbank moet op grond van het bepaalde in artikel 38d van het Wetboek
van Strafrecht bepalen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.
Bij arrest van het Gerechtshof Arnhem van 2 februari 2012 is gelast dat betrokkene ter beschikking zal worden gesteld en dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Blijkens de bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de oplegging van de straf of maatregel, in onderling verband en samenhang bezien, is de maatregel van terbeschikkingstelling opgelegd onder meer ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld en afpersing.
De vordering is op 4 maart 2014 en dus tijdig ingediend.
De rechtbank sluit zich aan bij voormeld advies van de Pompekliniek van 5 februari 2014. Dit advies is - kort en zakelijk weergegeven - gebaseerd op het volgende:
Gezien het gebrek aan medewerking van betrokkene is de voorinformatie vrij summier gebleven. Het beeld dat vanuit het dossier naar voren komt, duidt op een verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling, met B-cluster-kenmerken. Een antisociale persoonlijkheidsstoornis lijkt evident, gecombineerd met narcistische en mogelijk ook borderline kenmerken. Misbruik dan wel afhankelijkheid van middelen en medicatie lopen vanaf zijn zestiende levensjaar als een rode draad door het leven van betrokkene. Betrokkene lijkt te functioneren op beneden gemiddeld intellectueel niveau.
Bij beëindiging van de TBS met dwangverpleging wordt het risico op terugval in crimineel gewelddadig gedrag als hoog ingeschat. Betrokkene heeft weinig probleembesef, ontkent zijn delicten en stoornis, bagatelliseert zijn verslavingsproblematiek en reageert op diverse situaties buitenproportioneel emotioneel.
Bij beëindiging van de TBS wordt verwacht dat de stressoren die ten tijde van de delicten aanwezig waren onverminderd aanwezig zijn waardoor het risico op terugval in vermogensdelicten hoog is. Wordt betrokkene hierbij in de weg gestaan dan zal hij bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of geweldpleging niet schuwen.
Het risico kan als acuut aangemerkt worden. Betrokkene beschikt over beperkte interne beschermende factoren en is daardoor, naar verwachting, blijvend aangewezen op externe structuur en begeleiding. Als externe structuur en begeleiding ontbreken, neemt de kans op ontwikkeling van de dynamiek zoals die gold ten tijde van de indexdelicten snel toe.
Er zal door middel van behandeling en resocialisatie toegewerkt worden naar een begeleide woonvorm waar voldoende toezicht, controle en ondersteuning aanwezig is.
Het belangrijkste behandeldoel is het stabiliseren van gedrag en het meewerken aan verschillende onderzoeken. Op dit eerste punt is enige vooruitgang geboekt. Betrokkene functioneert na een erg moeizame start redelijk op de behandelafdeling. Door zijn wisselende toezeggingen komen de beoogde onderzoeken echter niet van de grond waardoor cruciale informatie ontbreekt. Ook gesprekken met een psycholoog, om zijn spanningen te reguleren, heeft betrokkene afgewezen.
De focus van de behandeling ligt, vanwege de vermoedelijk beperkte intellectuele capaciteiten en de ontkenning van delicten, niet op het verkrijgen van inzicht maar op het aanpassen van gedrag.
Ook ligt de focus op het accepteren van toezicht door dit met behulp van externe structuur te laten inslijten. Het uiteindelijke resocialisatiedoel zal gaandeweg duidelijk worden, maar de inschatting is dat het gehele traject de termijn van twee jaar ruim zal overstijgen.
De komende twee jaar zal worden gebruikt voor het zo mogelijk uitbreiden van vrijheden door middel van het aanvragen van begeleid verlof en verdere stabilisatie van gedrag en dagbesteding.
Gezien het gegeven dat betrokkene een belangrijk deel van zijn leven crimineel gedrag heeft vertoond, kan gesproken worden van diep ingeslepen antisociale gedragspatronen. De inschatting is dan ook dat het lang gaat duren voordat deze problematiek dusdanig bewerkt is dat het recidivegevaar substantieel afgenomen is en de dwangverpleging kan worden opgeheven. De prognose is dat het een langdurig traject gaat worden waarbij de inschatting is dat er altijd een vorm van toezicht, structuur en begeleiding (al dan niet in een dwingend kader) nodig blijft.
Wij adviseren derhalve de maatregel van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege te verlengen voor de duur van twee jaar.
De deskundige drs. E.A.E. Stevens heeft in raadkamer het advies toegelicht. Deze toelichting houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in:
De afgelopen twee jaar zijn voor betrokkene en de kliniek stroef verlopen. Betrokkene vindt dat hem ten onrechte de TBS maatregel is opgelegd. Betrokkene werkt wisselend mee waardoor er vrijwel geen behandeling heeft plaatsgevonden. Er is op dit moment sprake van een uiterst prille en fragiele samenwerking tussen betrokkene en de kliniek. Betrokkene heeft in de afgelopen periode om overplaatsing gevraagd maar is hier gisteren op teruggekomen. Als betrokkene blijft weigeren om aan behandeling mee te werken dan wordt het lastig om hem binnen de huidige behandelafdeling van de Pompekliniek te laten verblijven, temeer nu diverse incidenten en drugsgebruik het aanvragen van begeleid verlof in de weg staan. Over de impasse waarin we nu verkeren zal in de komende weken met betrokkene worden gesproken. Als betrokkene dezelfde houding blijft tonen ten opzichte van zijn behandeling en de door hem gepleegde delicten dan wordt het lastig om vooruitgang te boeken.
Gelet op het vorenstaande en op de in raadkamer door de deskundige gegeven toelichting is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen onverkort eist dat maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met twee jaar wordt verlengd.
Voor zover betrokkene zich op het standpunt stelt dat de TBS-maatregel ten onrechte is opgelegd omdat hij de indexdelicten niet heeft gepleegd, merkt de rechtbank op dat de toets van de verlengingsrechter slechts ziet op de vraag of aan alle vereisten tot verlenging, met name de vraag of sprake is van gevaar voor de algemene veiligheid van anderen, is voldaan. Deze toets strekt zich dus niet uit tot de vraag of het Gerechtshof destijds terecht tot een bewezenverklaring en oplegging van de maatregel is gekomen.
De rechtbank overweegt verder dat betrokkene in de raadkamer heeft verklaard dat hij geen stoornis heeft, dat hij daarom niet in de kliniek hoeft te worden behandeld en dat hij zeker niet in een TBS-kliniek maar eigenlijk in een verslavingskliniek thuishoort. Gelet op deze stelling is het aannemelijk dat de behandeling nog ten minste twee jaar in beslag zal nemen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 509o, 509p, 509s en 509t van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING

De rechtbank
verlengtde termijn gedurende welke [veroordeelde] voornoemd ter beschikking is gesteld, met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd, met
twee jaar.
Aldus gegeven door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mrs. S. Taalman en M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2014.