ECLI:NL:RBOVE:2014:2270

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 april 2014
Publicatiedatum
28 april 2014
Zaaknummer
ak_zwo_13_2956
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking uitwonendenbeurs en terugvordering te veel ontvangen studiefinanciering na onvoldoende onderzoek door verweerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, wonende te Deventer, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. De zaak betreft de intrekking van de uitwonendenbeurs van eiseres en de terugvordering van te veel ontvangen studiefinanciering, die verweerder heeft gebaseerd op een controlebezoek op 28 mei 2013. Verweerder stelde dat eiseres niet op het door haar opgegeven adres woonde, wat leidde tot de intrekking van de beurs met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012 en een terugvordering van € 3.261,48.

Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 27 maart 2014 heeft eiseres verklaard dat zij wel degelijk op het opgegeven adres woont en dat de verklaring van haar tante, die door de controleur is gebruikt als bewijs, niet betrouwbaar is. Eiseres voerde aan dat haar tante onvoldoende Nederlands spreekt en onder druk is gezet om de verklaring te ondertekenen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan. De rechtbank constateerde dat het besluit van 15 juni 2013 volledig was gebaseerd op de verklaring van de tante van eiseres en het huisbezoek, zonder dat er eigen waarnemingen of een buurtonderzoek zijn verricht. De rechtbank oordeelde dat de enkele verklaring van de tante niet voldoende was om de intrekking van de beurs te rechtvaardigen, vooral omdat deze verklaring door eiseres werd betwist en ondersteund door verklaringen van haar oom.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is bepaald dat het door eiseres gestorte griffierecht van € 44,-- moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/2956

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres]

wonende te Deventer, eiseres,
en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

verweerder.
13/2956
Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2013 heeft verweerder de uitwonendenbeurs van eiseres op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) met ingang van 1 januari 2012 ingetrokken. Van eiseres wordt een bedrag van € 3.261,48 aan - over de periode van 1 januari 2012 tot en met mei 2013 - te veel ontvangen studiefinanciering teruggevorderd.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het besluit van 27 november 2013 ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 27 maart 2014 behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door E.H.A. van de Berg.

Overwegingen

1. Aan de gedingstukken en het verhandelde ter zitting ontleent de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 22 oktober 2011 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij met ingang van
1 januari 2012 een beurs voor uitwonenden krijgt. Op 28 mei 2013 is door verweerde op het door eiseres opgegeven woonadres, [adres 1] te Deventer, een controle verricht.
Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld in de vorige rubriek.
2.1
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het huisbezoek op 28 mei 2013 is gebleken dat eiseres niet woont op het adres dat zij bij verweerder heeft opgegeven als haar woonadres. Als een student niet woont op het adres waaronder hij of zij staat ingeschreven in de gemeentelijks basisadministratie persoonsgegeven vindt herziening plaats uiterlijk tot de datum van inschrijving op het laatst bekende GBA-adres. In de situatie van eiseres bestaat met ingang van 1 januari 2012 geen recht op een uitwonendenbeurs.
2.2
Eiseres stelt dat zij wél woont op het adres aan de [adres 1] te Deventer. Eiseres stelt dat zij vanaf 2007 inwoont bij haar oom en tante op voornoemd adres. Uit de controle van verweerder kan niet worden afgeleid dat zij op dit adres (niet) meer woonachtig zou zijn. Eiseres woont er nog steeds.
De verklaring van haar tante, [naam], van 28 mei 2013 kan niet aan het besluit ten grondslag worden gelegd. Eiseres voert daartoe aan dat haar tante [naam] onvoldoende Nederlands spreekt en verstaat waardoor een miscommunicatie is ontstaan met de controleur
[controleur] hierna: de controleur). Haar tante heeft gezegd dat eiseres een week elders verbleef. Voorts is haar tante onder druk gezet door de controleur om het gespreksverslag op 28 mei 2013 te ondertekenen, zonder dat zij precies wist wat er in vermeld stond. Ter onderbouwing wijst eiseres op de verklaring van haar tante van 18 december 2013 en de verklaringen van haar oom, Z. Ince, zoals afgelegd ter zitting.
De opmerking van de controleur dat de kamers te klein zijn en dat er mogelijk weinig slaapkamers zijn kan evenmin doorslaggevend zijn, aldus eiseres. Het is immers enkel de beleving van de controleur wat klein is. Daar komt bij dat niet is gekeken naar haar kamer aan de [adres als boven] een kamer die zij deelt met haar neef.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
Op grond van artikel 1.1 van de Wsf 2000, voor zover thans van belang, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
uitwonende studerende: studerende die voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 1.5 van de Wsf 2000.
Op grond van artikel 1.5, eerste lid, van de Wsf 2000 komt voor het normbedrag voor een uitwonende studerende in aanmerking de studerende die voldoet aan de volgende verplichtingen:
a. de studerende woont op het adres waaronder hij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, en
b. het woonadres van de studerende is niet het adres waaronder zijn ouders of een van hen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat of staan ingeschreven.
Op grond van artikel 7.1, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wsf 2000, voor zover hier van belang, vindt de herziening plaats op grond van het feit dat te veel of te weinig studiefinanciering is toegekend.
3.2
De rechtbank constateert dat het besluit van 15 juni 2013 volledig is gebaseerd op het huisbezoek op 28 mei 2013 in de woning op het adres [adres 1] te Deventer en de verklaringen van de tante van eiseres [naam]. De controleur heeft ten tijde van het huisbezoek geen eigen waarnemingen verricht, noch heeft hij een buurtonderzoek verricht. Derhalve wordt het onderzoek gedragen door de verklaringen van de tante van eiseres. Eiseres is voor het besluit van 15 juni 2013 niet gehoord teneinde haar visie te geven op de verklaringen van haar tante.
Tijdens de hoorzitting van 12 november 2013 heeft de oom van eiseres, eveneens wonend op het adres [adres 1] te Deventer, verklaard dat eiseres op dit adres woonde en nog steeds woont.
Gelet hierop heeft verweerder niet zonder nader onderzoek het besluit van 15 juni 2013 in het bestreden besluit kunnen handhaven. Voor een ingrijpende maatregel zoals thans opgelegd is de enkele verklaring van de tante onvoldoende om het besluit te kunnen dragen. Immers, de verklaring van de tante wordt bestreden door eiseres, waarbij zij wordt gesteund door de verklaringen van haar oom. Voorts is in beroep gebleken dat de tante van eiseres haar verklaring heeft ingetrokken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder meer onderzoek had moeten doen, bijvoorbeeld in de vorm van een buurtonderzoek, dan wel eigen waarnemingen van de controleur bij en om de woning, alvorens over te gaan tot intrekking van de uitwonendenbeurs.
Derhalve is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een zorgvuldig onderzoek en dat het daarom in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4 De rechtbank ziet hierin aanleiding om tot een gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van het bestreden besluit te komen. Voor verdere beoordeling is een nadere beoordeling door verweerder vereist. De rechtbank ziet dan ook geen mogelijkheid het geschil finaal te beslechten door zelf in de zaak te voorzien. Zij ziet evenmin aanleiding om toepassing te geven aan de zogenoemde bestuurlijke lus als bedoeld in artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb. De rechtbank zal verweerder daarom opdragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres te nemen.
5 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-draagt aan verweer op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
-gelast dat verweerder aan eiseres het door haar gestorte griffierecht ad €44,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, rechter, en door hem en mr. E.G.M. ten Kate-van Holsteijn als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.