ECLI:NL:RBOVE:2014:2257

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
28 april 2014
Zaaknummer
08.760025-13 en 08.951543-13 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldheling, Diefstal van voertuigen en Mishandeling door veelpleger met recidive risico

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere delicten, waaronder schuldheling van een auto, diefstal van een auto/bestelbus, diefstal van kentekenplaten en mishandeling van zijn ex-partner. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan deze feiten, waarbij het belang van de maatschappij om beschermd te worden tegen de verdachte zwaarder woog dan zijn recht op persoonlijke vrijheid. De verdachte, een bekende veelpleger, werd geconfronteerd met een aanzienlijk recidive risico, wat door de reclassering werd bevestigd. De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op voor de duur van twee jaar.

De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van een Fiat Bravo en een Peugeot Boxer, alsook de mishandeling van de ex-partner. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldheling van de Fiat Bravo, omdat hij deze auto had verworven terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De diefstal van de Peugeot Boxer werd bewezen geacht, evenals de diefstal van kentekenplaten van een Volkswagen Polo. De mishandeling van de ex-partner werd eveneens bewezen, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging nam.

De rechtbank benadrukte dat de verdachte, gezien zijn verleden en de ernst van de delicten, een gevaar voor de maatschappij vormde. De ISD-maatregel werd opgelegd om verdere criminaliteit te voorkomen en om de verdachte de kans te geven om aan zijn problematiek te werken. De rechtbank wees ook een schadevergoeding toe aan het slachtoffer van de diefstal van de kentekenplaten, die door de verdachte moest worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Locatie Zwolle
Parketnummers: 08.760025-13 en 08.951543-13 (P)
Uitspraak: 22 april 2014

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedag 1] 1988 te [geboorteplaats],
GBA-adres: [adres], [plaats 1],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwolle, Huis van Bewaring te Zwolle.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting in de zaak met parketnummer 08.760025-13 heeft plaatsgevonden op de politierechterzittingen van 29 mei 2013 en 8 april 2014. Op laatstgenoemde datum heeft de politierechter de zaak naar de meervoudige kamer verwezen zodat deze zaak kon worden gevoegd met de zaak met parketnummer 08.951543-13.
Het onderzoek in beide zaken heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van de meervoudige kamer op 8 april 2014. De verdachte is verschenen. Hij werd bijgestaan door mr. K.M.S. Bal, advocaat te Utrecht. Als officier van justitie was aanwezig mr. M. van Nes.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 08.760025-13 en 08.951543-13 tegen de verdachte aangebrachte zaken.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 08.760025-13
hij in of omstreeks de periode van 4 oktober 2012 tot en met 8 oktober 2012, in de gemeente Kampen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanaf een bedrijventerrein)
heeft weggenomen een (personen)auto (Fiat Bravo, kenteken [kenteken 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 4 oktober 2012 tot en met 8 oktober 2012, althans in de maand februari 2013, in de gemeente Kampen, in elk geval in Nederland, een (personen)auto (Fiat Bravo, kenteken [kenteken 1]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die (personen)auto wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
In de zaak met parketnummer 08.951543-13
1.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 17 december 2013 tot en met
19 december 2013 in de gemeente Kampen tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een bedrijfsauto (Peugeot, kenteken [kenteken 2]) met daarin een
hoeveelheid accu's en/of een hoeveelheid aluminium, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijf 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 17 december 2013 tot en met 19 december
2013 in de gemeente Kampen, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen een bedrijfsauto (Peugeot,
kenteken [kenteken 2]) en/of een hoeveelheid accu's en/of een hoeveelheid
aluminium heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die bedrijfsauto en/of die accu's en/of aluminium
wist(en), dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 17 december 2013 tot en met 19 december
2013 in de gemeente Kampen, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen een bedrijfsauto (Peugeot,
kenteken [kenteken 2]) en/of een hoeveelheid accu's en/of een hoeveelheid
aluminium heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die bedrijfsauto en/of die accu's en/of aluminium
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 januari 2014 te Heino, gemeente Raalte, met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening van(af) een personenauto (Volkswagen Polo)
heeft weggenomen twee, althans één of meer kentekenplaten [kenteken 3], in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 10 januari 2014 tot en met
13 januari 2014 te 's-Heerenbroek, gemeente Kampen, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening vanaf de Schoolsteeg heeft weggenomen een auto, merk Peugeot, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2014 tot en met 13 januari 2014
in de gemeente Kampen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen een auto, merk Peugeot heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn
mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die
auto wist(en), dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2014 tot en met 13 januari 2014
in de gemeente Kampen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen een auto, merk Peugeot heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn
mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die
auto redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 29 augustus 2012 te [plaats 4], gemeente Noordoostpolder,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 5]), tegen een been
heeft geslagen of gestompt en/of in de keel heeft geknepen, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (parketnummer 08/955355-13)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting vrijspraak geëist voor het onder parketnummer 08.760025-13 ten laste gelegde, nu [betrokkene] kentekenhouder is geweest van de aan de Fiat Bravo bevestigde kentekenplaten.
Hij heeft de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder parketnummer 08.951543-13 onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 ten laste is gelegd. Deze feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen - onder meer - op basis van de verklaringen van de vader en zus van verdachte. Het betoog dat zij verdachte vals beschuldigen is niet geloofwaardig.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Verdachte ontkent alle ten laste gelegde feiten.
Het onder parketnummer 08.760025-13 ten laste gelegde kan niet worden bewezen, nu verdachte een geloofwaardige verklaring heeft afgelegd over hoe hij - legaal - aan de auto is gekomen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 08.951543-13 onder 1 en 2 ten laste gelegde geldt dat de wegnemingshandelingen door niemand zijn gezien. Slechts de verklaringen van de vader en de zus van verdachte wijzen op verdachtes betrokkenheid bij deze feiten. Zij hebben echter mogelijk een motief om verdachte vals te beschuldigen. Bovendien betreffen het verklaringen de auditu. Het overtuigend bewijs voor deze twee feiten ontbreekt.
De onder 3 primair ten laste gelegde diefstal kan niet worden bewezen, omdat de verklaring van getuige [getuige 1] niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen en deze verklaring bovendien onbetrouwbaar is. Dat de autosleutel van de betreffende auto in de woning van verdachte is aangetroffen en dat een imbussetje in deze auto is aangetroffen dat mogelijk uit de woning van verdachte afkomstig is, is onvoldoende bewijs voor verdachtes betrokkenheid bij de subsidiair ten laste gelegde heling van de auto. Voor het aantreffen van deze goederen is een alternatief scenario mogelijk.
Voor de onder 4 ten laste gelegde mishandeling ontbreekt overtuigend bewijs.

Het oordeel van de rechtbank

Beoordeling van het onder parketnummer 08.760025-13 ten laste gelegde
Verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 4 tot en met 8 oktober 2012 een Fiat Bravo heeft gestolen of geheeld.
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. In de nacht van 4 op 5 oktober 2012 is van het terrein van [bedrijf 1] BV, een Fiat Bravo gestolen.
De Fiat Bravo is vervolgens op 7 oktober 2012 aangetroffen op de vluchtstrook van de Rijksweg A6. Hij is daar achtergelaten door verdachte. Op het moment van aantreffen van de auto was de auto voorzien van valse kentekenplaten. Deze kentekenplaten horen bij een BMW 3.25 en staan sinds 1 mei 2012 op naam van [betrokkene].
De rechtbank zal verdachte, conform de eis van de officier van justitie en het betoog van de verdediging, van de primair ten laste gelegde diefstal van de Fiat Bravo vrijspreken, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de persoon is geweest die deze auto van het terrein van het [bedrijf 1] B.V. heeft weggenomen. Het signalement dat getuige [getuige 2] van de vermoedelijke dader van de diefstal heeft gegeven, biedt onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat verdachte de persoon is geweest die zij heeft gezien.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de auto. Vast staat dat de auto van diefstal afkomstig was en dat verdachte in deze auto heeft gereden. De vraag is echter of verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de auto uit misdrijf afkomstig was.
Uit het dossier is niet af te leiden dat verdachte wist of bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de auto uit misdrijf afkomstig was. Wegens het ontbreken van bewijs zal hij van de subsidiair ten laste gelegde opzetheling worden vrijgesproken.
Verdachte heeft verklaard dat hij de auto voor € 100,- heeft gekocht van [betrokkene], daarmee doelend op [betrokkene]. De koop heeft plaatsgevonden bij [betrokkene] voor de deur. Verdachte heeft bij de koop geen kentekenpapieren gekregen. Volgens verdachte is dat niet opmerkelijk, omdat de auto zou zijn uitgevoerd. Dat de auto is uitgevoerd blijkt volgens verdachte uit het feit dat hij het kenteken van de auto, na de koop, op de site van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) heeft gecontroleerd en dat daaruit niet bleek dat de auto was gestolen. Verdachte heeft al eens eerder een conflict met [betrokkene] gehad in verband met de koop van een auto.
Gelet op de omstandigheden waaronder de koop van de auto heeft plaatsgevonden, met name gezien het feit dat verdachte geen papieren bij de auto kreeg, maar slechts een mondelinge mededeling dat de auto was uitgevoerd, had verdachte naar het oordeel van de rechtbank op dat moment redelijkerwijs moeten vermoeden dat de Fiat Bravo van misdrijf afkomstig was. Het door verdachte verrichte onderzoek op de site van de RDW, wat daar verder ook van zij, heeft pas plaatsgevonden na het verwerven en voorhanden krijgen van de auto en maakt het voorgaande dus niet anders.
Anders dan de officier van justitie en de verdediging hebben betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de meer subsidiair ten laste gelegde schuldheling wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Gebruikte bewijsmiddelen ten aanzien van het onder parketnummer 08.760025-13 ten laste gelegde [1]
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2012, inclusief bijlage weggenomen goederen, opgenomen op pagina 6 e.v. van het dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] (mede) namens [bedrijf 1] BV
Op donderdag 4 oktober 2012 omstreeks 18:30 heb ik het pand het het terrein afgesloten. (…) Op vrijdag 5 oktober 2012 omstreeks 7:30 uur kom ik aan bij mijn bedrijf. (…) ik zie dat het hek openstaat en geforceerd is. (…) Omdat ik geen idee had of er wat weg was heb ik geen actie ondernomen. Op maandag 8 oktober 2012 omstreeks 15:30 uur belde politie Flevoland. (…) Hij vroeg aan mij of wij een auto misten en hij kwam meteen met een verhaal dat er een auto was gevonden op de A6 en bij navraag bleek dat de auto van autobedrijf [bedrijf 1] was uit [plaats 2]. (…) Op dat moment wist ik genoeg en gingen er inderdaad lampjes bij mij branden dat de auto bij ons vandaag kwam. (…)
Bijlage weggenomen goederen (…) Voertuig: Personenauto; Merk/type: Fiat Fiat Bravo (…) Kenteken: [kenteken 1] (…).
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2012, opgenomen op pagina 10 van het dossier, inhoudende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]
Op zondag 7 oktober 2012 omstreeks 02:13 uur bevonden wij, verbalisanten ons in uniform gekleed en belast met de algemene surveillance ons op de openbare weg Rijksweg A6 (…). Aldaar zagen wij een auto op de vluchtstrook staan (…). Wij verbalisanten zagen dat het een auto betrof van het merk Fiat type Bravo voorzien van het kenteken [kenteken 4]. (…) Ik [verbalisant 1], hoorde dat de centralist zei dat het kenteken was afgegeven voor een BMW 3.25. (…) Wij, verbalisanten zagen het chassisnummer dit betrof [chassisnummer]. (…) ik hoorde dat het chassisnummer was afgegeven bij een Fiat Bravo (…) het kenteken wat afgegeven was bij dit chassisnummer betreft [kenteken 1].
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 22 februari 2013, opgenomen op pagina 38 en 39 van het dossier, inhoudende de verklaring van verdachte
(…) Ik had die auto van [betrokkene] gekocht maar er was een mankement. Ik reed op de snelweg van Lelystad naar Emmeloord en toen ging hij kapot. Ik heb hem daarom langs de weg gezet. (…)V: Wat heb je voor die auto betaald? A: Honderd 100 euro volgens mij. [betrokkene] had nooit geld en verklaarde dat het kenteken van de auto was uitgevoerd. V: Waar heb je de auto van die [betrokkene] gekocht? A: Bij hem voor de deur bij de [flat]. (…)
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 23 februari 2013, opgenomen op pagina 40 en 41 van het dossier, inhoudende de verklaring van verdachte(…).Ik hoorde via iemand dat [betrokkene] een auto te koop had. Toen ben ik erheen gegaan. Toen kon hij mij die auto verkopen. (…).
Ik zocht (g)een auto en deze was voor 100 euro te koop en hij was uitgevoerd dus er was geen kenteken bij. Ik kon hem voor meer bij de sloop kwijt. (…) De kentekenplaten zaten erop. Ik heb die kentekenplaten gecheckt bij de RDW, op de site RDW.nl en (zag) dat die uitgevoerd was en geen gegevens bekend waren. (…) de platen zat er nog op toen ze die auto aantroffen. (…) Ik ben naar [betrokkene] toegegaan, ik heb toen de auto gekocht voor 100 euro. V= Je verklaarde eerder een auto van hem gekocht te hebben? A= Ja klopt een Opel Omega. (…) Daar is ook gezeik mee gekomen. Die was wel eerlijk maar daarvoor moest ik me ook verantwoorden bij de politie. (…)
Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2013, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3]
Van het kenteken [kenteken 4] is onderstaande aansprakelijkheid bekend: begindatum 01-05-2012 09:55; einddatum ‘blanco’; persoon [betrokkene] (…) De volledige gegevens van de laatste aansprakelijke betreffen: [betrokkene]; Geboren [geboortedag 2]-1986; (…) Adres [adres] (…)
Beoordeling van het parketnummer 08.951543-13 onder 3 ten laste gelegde
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij tussen 10 en 13 januari 2014 een gele Peugeot Partner heeft gestolen of geheeld.
De diefstal van de gele Peugeot Partner bedrijfsauto heeft blijkens de aangifte van [slachtoffer 4] plaatsgevonden tussen 10 en 13 januari 2014. Verdachte ontkent bij de diefstal betrokken te zijn geweest. Enig ander bewijsmiddel dat de aangifte kan ondersteunen, ontbreekt. De verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de vraag of er wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de Peugeot Partner overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte ontkent dat hij een gele Peugeot Partner onder zich heeft gehad. Het enige concrete bewijs van het tegendeel zou kunnen zijn de getuigenverklaring van [getuige 1]. Hij heeft op 21 januari 2014 verklaard dat hij verdachte op 12 januari 2014 zag komen aanrijden in een gele Volkswagen Caddy. Hij heeft voorts verklaard dat hij van [slachtoffer 5] heeft gehoord dat verdachte deze gestolen auto onder zich had. Dit laatste heeft [getuige 1] op 14 januari 2014 reeds aan de politie gemeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van [getuige 1] onvoldoende betrouwbaar om als bewijsmiddel te kunnen worden gebruikt. Volgens de verklaring van [getuige 1] heeft hij verdachte zien rijden in een gele Volkswagen Caddy. Hij spreekt niet over een gele Peugeot Partner. Weliswaar verklaart [getuige 1] nadat de politie hem een foto van de Peugeot heeft getoond dat hij deze auto herkent als de auto waarin verdachte heeft gereden, maar met een dergelijke aanpassing van de verklaring - zeker nu deze is ingegeven door het tonen van de foto – moet behoedzaam worden omgegaan. Daarnaast heeft [getuige 1] verklaard dat hij van getuige [slachtoffer 5] heeft gehoord dat verdachte in een gestolen gele auto rijdt, terwijl zij in haar beide getuigenverklaringen, afgelegd op 16 en 21 januari 2014 - na de melding van [getuige 1] - heeft verklaard dat zij niets afweet van (de diefstal van) een gele Peugeot Partner.
Ook op basis van de overige omstandigheden zoals die blijken uit het dossier - de Peugeot was geparkeerd op de, volgens Van Norden, favoriete parkeerplek van verdachte, de sleutel van deze auto is aangetroffen in een woning waar ook verdachte verbleef en in de auto is een imbussetje aangetroffen dat toebehoort aan Van Norden - kan niet buiten enige twijfel worden geconcludeerd dat het verdachte is geweest die de gele Peugeot Partner heeft gestolen of geheeld, ook niet wanneer deze omstandigheden in samenhang met de verklaring van [getuige 1] worden bezien.
Al met al is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de Peugeot Partner. Hij zal ook voor het onder 3 subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Beoordeling van het parketnummer 08.951543-13 onder 1 en 2 ten laste gelegde
Verdachte wordt onder 1 verweten dat hij tussen 17 en 19 december 2013 een Peugeot Boxer heeft gestolen dan wel heeft geheeld en onder 2 dat hij op of omstreeks 11 januari 2014 kentekenplaten van een Volkswagen Polo heeft gestolen.
Bruikbaarheid verklaringen van [getuige 3] en [getuige 4]
De verdediging heeft betoogd dat de verklaring van de zus van verdachte, [getuige 3], en de verklaring van de vader van verdachte, [getuige 4], als onbetrouwbaar terzijde moeten worden geschoven. De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag of deze verklaringen voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Volgens de verdediging beschuldigen [getuige 3] en [getuige 4] verdachte ten onrechte van deze strafbare feiten. De reden hiervoor zou zijn gelegen in een conflict dat tussen verdachte en [getuige 3] bestaat over de koop van een Daihatsu Cuore. [getuige 4] zou daarbij [getuige 3] ten koste van verdachte in bescherming nemen en bevestigt daarom haar verklaring.
Het kan zo zijn dat tussen verdachte en [getuige 3] onenigheid bestaat over de (ver)koop van een auto, maar dat verklaart nog niet zonder meer waarom [getuige 3] en [getuige 4] verdachte (volgens verdachte) ook ten onrechte zouden beschuldigen van (andere) strafbare feiten. Verdachte heeft niet onderbouwd waarom [getuige 4] [getuige 3] ten koste van hem zou beschermen. Daarnaast hebben zowel [getuige 3] als [getuige 4] een vrij gedetailleerde verklaring afgelegd over wat verdachte hen over de respectievelijke diefstallen zou hebben verteld, waarbij zij melding hebben gemaakt van specifieke zaken die overeenkomen met andere stukken in het dossier. Zo zou verdachte hen beide hebben verteld dat de Peugeot is gestolen bij een sloopbedrijf en dat deze auto buiten de omheining van dat terrein stond. Dit komt overeen met de aangifte van [slachtoffer 2]. Voorts heeft verdachte [getuige 4] verteld dat hij de kentekenplaten van een auto buiten de stad vandaan had, hetgeen overeenkomt met de aangifte van [slachtoffer 3] waarin staat dat de kentekenplaten in Heino zijn weggenomen.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] betrouwbaar zijn en als bewijs kunnen worden gebruikt. Dat sprake is van zogenaamde verklaringen de auditu maakt dat niet anders, nu dergelijke verklaringen blijkens vaste jurisprudentie voor de bewijsvoering kunnen worden gebruikt.
Verdere beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De Peugeot Boxer met kenteken [kenteken 2], is gestolen tussen 17 en 19 december 2013. In de auto lagen ongeveer tien accu’s en een partij aluminium. Verdachte heeft in de Peugeot gereden en is op 19 december 2013 met zijn vader, [getuige 4], naar metaalhandel [metaalhandel] in [plaats 1] geweest om de accu’s en het aluminium te verkopen.
De vraag is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de Peugeot boxer of heling ervan.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de verklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] en gezien het relatief korte tijdsverloop tussen de diefstal en het moment waarop verdachte de auto onder zich had, wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de Peugeot Boxer heeft gestolen. Daarbij heeft de rechtbank mede in haar overwegingen betrokken dat verdachte zijn verklaringen met betrekking tot de herkomst van deze auto steeds heeft aangepast. Deze verklaringen zullen derhalve als onbetrouwbaar worden beschouwd. In eerste instantie heeft verdachte iedere betrokkenheid bij de auto en verkoop van accu’s en aluminium ontkend. Later, na uitgebreide confrontatie met videobeelden van de metaalhandel waarop verdachte als bestuurder van deze Peugeot is te zien, heeft hij zijn verklaring op niet verifieerbare wijze aangepast in die zin dat hij de auto tijdelijk van een onbekend gebleven vriend heeft gekregen in wiens opdracht hij de goederen zou hebben verkocht.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen nu niet is bewezen dat verdachte de diefstal met een ander of anderen heeft gepleegd.
Verdere beoordeling van het onder 2 ten laste gelegde
Op basis van de verklaring van [getuige 4], in combinatie met de verklaring van [getuige 3] en de aangifte is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is geweest die de kentekenplaten op of omstreeks 11 januari 2014 van de auto van [slachtoffer 3] heeft gestolen. De kentekenplaten zijn aangetroffen op de Daihatsu Cuore die verdachte had gekocht en welke stond geparkeerd in de directe nabijheid van de woning waar verdachte verbleef. Daarbij acht de rechtbank voor het bewijs redengevend dat verdachte op 10 januari 2014 de oorspronkelijke kentekenplaten van de Diahatsu Cuore heeft afgehaald en dat hij vervolgens met de Diahatsu Cuore is vertrokken, terwijl de diefstal van de onderhavige kentekenplaten zich vlak daarna, tussen 10 januari en 11 januari 2014 heeft afgespeeld.
Gebruikte bewijsmiddelen ten aanzien van het parketnummer 08.951543-13 onder 1 ten laste gelegde [2]
Een proces-verbaal aangifte d.d. 20 december 2013, opgenomen op pagina 52 e.v. van het dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]
Ik doe aangifte van diefstal van een blauwe bestelbus, merk Peugeot, type Boxer,
voorzien van het kenteken [kenteken 2].
De bestelbus is eigendom van [bedrijf 2], [adres], [plaats 2], waarvan
ik de eigenaar ben. Ik heb aan niemand de toestemming gegeven de bestelbus weg te nemen en zich toe te eigenen. Tussen dinsdag 17 december 2013, 18.00 uur en donderdag 19 december 2013, 09.00 uur is de bestelbus vanaf het terrein van mijn bedrijf weggenomen. (…) Personeel had de bestelbus buiten het hek gezet (…) In de auto lagen ongeveer tien accu’s en een partij aluminium.(…)
Een proces-verbaal sporenonderzoek, opgenomen op pagina 60. van het dossier, inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant 4]
Op zondag 22 december 2013 te 8.00 uur werd door mij als forensisch onderzoeker (..) een forensisch onderzoek verricht. (..)
Het betrof een blauwe Peugeot Boxer bestelauto voorzien van het kenteken [kenteken 2]. Op de zij- en achterkant van de bestelbus stond reclame met de plaatsnaam en een telefoonnummer. Dit betrof de naam: [bedrijf 3], [plaats 3], (..) De auto werd op zaterdag 21 december 2013 na diefstal aangetroffen op een openbare parkeerplaats aan de [adres] te [plaats 2].
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2013, opgenomen op pagina 62 van het dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5]
Tijdens het “aangifte”gesprek hoorde ik [getuige 3] tegen mij zeggen, dat
haar broer een crimineel is. (…) Ze vertelde mij, dat ze [verdachte] de vorige werk in een blauwe bus heeft zien rijden. [getuige 3] vertelde mij dat ze aan haar broer heeft gevraagd hoe
hij aan deze blauwe bus kwam. Ik hoorde haar zeggen dat [verdachte] had verteld dat hij
deze had gestolen bij een demontage bedrijf. (…) [verdachte] had haar verteld dat de bus buiten het hek van het terrein stond (…) Op mijn vraag of er iets op de bus stond, vertelde ze mij dat er wel een soort van reclame op stond. (…)
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 januari 2014, opgenomen op pagina 78 van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3], de zus van verdachte
(…)
V: Je hebt bij de politie te Epe verklaard dat je [verdachte] in de blauwe bus heb(t) zien rijden. Wanneer was dat?
A: Dat was in diezelfde periode in december 2013. Ik zag [verdachte] achter het stuur zitten van een blauwe bestelbus.
V: Wat weet je verder van deze blauwe bus?
A: [verdachte] kwam met die bus naast mij rijden op de Reggelaan te Zwolle. Ik dacht
toen nog wat is dat voor een gek, dat bleek [verdachte] te zijn. Hij reed mij gewoon voorbij. Tijdens het voorbij rijden zag ik wel letters op de zijkant van de bus staan. Het leek wel of er iets over die letters was heen gespoten of geplakt. De letters stonden er in een soort boog op de zijkant. Ik kon nog lezen dat er Epe op de zijkant van die bus stond. (…)
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 januari 2014, opgenomen op pagina 110 e.v. van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 4], vader van verdachte
V: Deze bestelbus, de Peugeot Boxer is in Kampen gestolen. Wat weet u van deze diefstal?
A: Misschien kan ik het maar beter eerlijk vertellen. [verdachte] kwam bij ons. Hij was met de bus. Hij vertelde dat hij de bus bij een sloopbedrijf in Kampen gestolen was (had). Hij heeft bij ons op internet gekeken en heeft het kenteken opgezocht bij het RDW. Er verschenen gegevens van de bus. Ik was daarbij.
(…)
V: Wanneer is de bus, de Peugeot Boxer, gestolen?
A: Ik weet het niet. Het was vorig jaar, voor de kerst nog. Het was in november of december 2013. (…)
V: Hoe is dat precies gegaan?
A: Dat weet ik niet. Hij stond bij een autosloperij in Kampen buiten het hek. Er stond wel een auto achter, hij heeft de auto die erachter stond weggestoten. De auto was niet verzekerd en mag nog niet eens buiten het hek staan. En de sleutel zat erin. Dat heeft [verdachte] mij allemaal verteld. [verdachte] heeft ook verteld dat hij de versnellingspook dood moest slaan, hij wilde niet schakelen, ik had daar nog nooit van gehoord maar dat zei [verdachte]. Hij moest hem in de kom doen zeg maar en dan kon hij ermee rijden. (…)
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 januari 2014, opgenomen op pagina 63 van het dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 6] betreffende de inhoud van de camerabeelden van metaalhandel [metaalhandel] te [plaats 1]
Ik zag (dat) op de videobeelden de datum en tijd vermeld werd van 19 december 2013 om
l5.42 uur. Ik zag op dit tijdstip dat een blauwe bestelbus met het kenteken [kenteken 2] het terrein van de metaalhandel op reed. Ik zag twee mannen voorin de auto zitten. Ik zag dat de bus doorreed, parkeerde en dat de bestuurder uitstapte. Ik zag op de linkerflank van het busje een oranje bedrijfslogo staan. Ik zag dat de bestuurder een kort praatje maakte met een medewerker van het metaalbedrijf. Ik zag dat de bestuurder in de bus stapte, de bus iets achteruit reed en de bus met de rechter zijkant voor een toegangsdeur van het bedrijf parkeerde. Ik zag dat vervolgens de bestuurder en de bijrijder uitstapten. Ik zag de beide mannen overlegden met een bedrijfsmedewerker. Ik zag dat de bedrijfsmedewerker met een
vorkheftruck een grijze bak bij de rechter zijkant van de bus zette. Ik zag dat de twee mannen van de bus een aantal accu’s via de zijdeur losten in de grijze bak. (…) Ik zag op de linkerflank van de bus het oranje bedrijfslogo staan en een gedeelte van het bedrijfsnaam, te weten “[deel bedrijfsnaam bedrijf 3]”. (…) De bestuurder van de bus herken ik als de mij ambtshalve bekende [verdachte]. (…)
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 april 2014, zakelijk weergegeven inhoudende dat
Hij in de periode van 17 tot en met 19 december 2013 in de Peugeot Boxer heeft gereden en samen met zijn vader de accu’s en het aluminium uit de auto heeft verkocht aan metaalbedrijf [metaalhandel].
Gebruikte bewijsmiddelen ten aanzien van het parketnummer 08.951543-13 onder 2 ten laste gelegde [3]
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 13 januari 2014, opgenomen op pagina 129 van het dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3]
(…)
Op vrijdag 10 januari 2014 plaatste ik mijn personenauto, merk Volkwagen, type Polo, kleur zilver grijs, met het kenteken [kenteken 3] bij het station te Heino. (…)
Op zaterdag 11 januari 2014 omstreeks 21.30 uur kwam ik terug op de plaats waar ik
mijn personenauto had achter gelaten Ik zag dat de beide kentekenplaten, voorzijde
en achterzijde waren ontvreemd. De kentekenplaten waren voorzien van de letters en
nummers: [kenteken 3]. De kentekenplaten waren geel van kleur. (…)
Een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 132 van het dossier, inhoudende dat
kentekenplaten, voorzien van [kenteken 3], afgegeven voor een VW Polo, waren op 14 januari 2014 bevestigd op een Daihatsu Cuore waarvoor het kenteken [kenteken 5] was afgegeven.
Een proces-verbaal ven verhoor getuige d.d. 15 januari 2014, opgenomen op pagina 139 e.v. van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3], zus van verdachte
(…)
A: Afgelopen vrijdag, 10 januari 2014 wilde ik mijn Daihatsu Cuore voorzien van
het kenteken [kenteken 5] over laten schrijven op de naam van de vriendin van mijn
broer [verdachte]. Zijn vriendin heet [slachtoffer 5] en woont aan de [adres]
te [plaats 2].
V: Waarom wilde je de auto op haar naam laten schrijven?
A: Misschien dat u het niet gezien heeft maar de banden van mijn auto en de uitlaat
waren slecht. Ik had met [verdachte] afgesproken dat ik de auto zou over laten schrijven
op naam van [slachtoffer 5]. [verdachte] heeft mij in totaal 130 Euro betaald voor de auto. Ik
was het eens met die prijs. (…)
V: Wat is de reden dat je de kentekenplaten van jouw auto afgehaald hebt?
A: Omdat [verdachte] mijn auto mee wilde nemen en ik de auto niet kon overschrijven op
zijn naam. Ik was bang dat ik bekeuringen zou krijgen en die kan ik niet betalen.
[verdachte] heeft zelf de kentekenplaten [kenteken 5] van mijn auto afgehaald. [verdachte] heeft
die kentekenplaten vrijdagavond van mijn auto gehaald. Ik heb tegen [verdachte] gezegd
dat hij die kentekenplaten van mijn auto moest halen.
Ik heb de kentekenplaten meegenomen en verstopt in mijn huis. Ik was bang dat
[verdachte] de kentekenplaten mee zou nemen. [verdachte] zei tegen mij dat de auto nu van hem
was omdat hij mij geld had betaald. (…)
V: Hoe lang heeft [verdachte] deze auto al in zijn bezit?
A: Sinds afgelopen vrijdag 10 januari 2014. (…)
Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 januari 2014, opgenomen op pagina 173 e.v. van het dossier, inhouden de verklaring van [getuige 4], vader van verdachte
(…)
V: Was [verdachte] van het weekend nog bij u geweest?
A: Ja, zondag is hij geweest. Hij kwam even in een flits. Hij had ruzie met [slachtoffer 5]
gehad. Ik heb begrepen dat ze uit elkaar zijn. [verdachte] wil dan wel zijn verhaal
kwijt aan ons.
Zaterdag is [verdachte] geweest en zondag ook. Zaterdag rond 11:00 uur en rond 12:00 uur
zijn we naar Kampen gegaan. Zondag was [verdachte] er ook maar ik weet niet meer hoe
laat.
V: Hoe is hij bij u gekomen?
A: Met een auto. Een blauwe auto, een Daihatsu. Zondag kwam hij met die auto. Het
is de auto van mijn dochter [getuige 3]. Dat weet ik zeker die auto is van mijn dochter [getuige 3] geweest. (…)
V: Wat is het kenteken van de auto?
A: Dat weet ik niet. Ik heb begrepen dat de platen die op de auto zitten niet op de
auto horen. [verdachte] vertelde mij dat hij die platen van een andere auto afgeschroefd
heeft. Dat vertelde hij mij gister, maandag 13 januari. De platen heeft hij ergens
vandaan gehaald. Ik weet niet waar maar dat heeft hij al eerder gedaan. [verdachte]
vertelde mij dat de platen hij een andere auto hoorden, hij heeft het merk wel
genoemd maar ik weet niet meer welk merk bij nou noemde.
Mijn dochter heeft de platen van de auto afgehaald en het kenteken voor de helft
ingehouden. Er waren namelijk moeilijkheden met de overschrijving. (…)
V: Wat heeft [verdachte] verder over die kentekenplaten verteld?
A: Hij had ze van een auto buiten de stad vandaan. (…)
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 april 2014,
zakelijk weergegeven inhoudende dat het klopt dat hij de Daihatsu Cuore voor 130 euro van zijn zus heeft gekocht.
Beoordeling van het onder parketnummer 08.951543-13 onder 4 ten laste gelegde
Verdachte wordt verweten dat hij op 29 augustus 2012 zijn (ex)vriendin [slachtoffer 5] heeft mishandeld.
Op basis van de aangifte van [slachtoffer 5], de verklaring van verdachte en de foto’s van het letsel dat aangeefster heeft opgelopen, in combinatie met de geneeskundige verklaring, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte haar op 29 augustus 2012 heeft mishandeld door haar in haar keel te knijpen en haar tegen het rechteronderbeen te slaan en dat dit knijpen en slaan pijn en letsel heeft veroorzaakt. Wat betreft het letsel in de hals van aangeefster is op de zich in het originele dossier bevindende foto’s, die recent na het gebeurde van aangeefster zijn gemaakt, duidelijk te zien dat aangeefster aan de beide kanten van haar hals rode/paarse plekken heeft. Deze constatering bevestigt de verklaring van aangeefster dat verdachte haar met beide handen bij de keel heeft vastgepakt en haar vervolgens met beide handen in de keel heeft geknepen. De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring dat hij aangeefster met één hand bij één kant van de nek heeft vastgehad, wordt mede door deze foto’s weerlegd. Wat er verder ook zij van een eventuele rol van aangeefster binnen het gebeurde en de relatie, dat doet niet af aan het handelen van verdachte en de strafbaarheid daarvan.
Gebruikte bewijsmiddelen ten aanzien van het onder parketnummer 08.951543-13 onder 4 ten laste gelegde [4]
Proces-verbaal van aangifte d.d. 29 augustus 2012, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5], (ex)partner van verdachte en de daarachter gevoegde foto’s van het letsel bij aangeefster
Vandaag 29 augustus 2012 omstreeks 12.00 uur heeft mijn ex partner [verdachte] mijn keel dicht geknepen.
Proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 29 augustus 2012, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5]
Boven ben ik door [verdachte] kennelijk opzettelijk en met kracht tegen mijn rechteronderbeen aan geslagen. (..) Ik had meteen pijn in mijn rechteronderbeen. Het voelde als en schram aan. Door die pijn ging ik moeilijkere lopen. (..) Toen ik lag is [verdachte] bovenop mij gaan zitten. Ik zag en voelde dat hij mij kennelijk opzettelijk en met kracht met twee handen bij mijn keel greep. Hij kneep dit keer niet zo hard, maar de lucht werd mij wel ontnomen. Ik werd bang en kon met mijn hand [verdachte] in zijn gezicht raken. Ik zag dat hij schrok en voelde dat hij kennelijk opzettelijk en met kracht nog harder mijn keel dichtkneep. Ik voelde dat hij zo hard kneep dat mijn adamsappel naar voren werd gedrukt. Ik heb mijn hoofd naar links gedraaid en voelde dat ik bijna geen lucht meer kreeg. (…) Op dit moment heb ik, ten gevolge van de daden van [verdachte], hoofdpijn, pijn met slikken en een stijve nek. Eerder had ik ook last van mijn stem. Ik stotterde en ik klonk schor. Dit is nu gelukkig wel weer wat beter. In mijn nek voelt het nu alsof ik mij verbrand heb en is het helemaal warm.
Een viertal bij de aangifte van [slachtoffer 5] gevoegde foto’s,
waarop is te zien dat zich aan beide kanten van de hals van aangeefster [slachtoffer 5] rode/paarse plekken bevinden.
De geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 5] d.d. 29 augustus 2012,
inhoudende dat door de arts striemen, hematomen en kleine bloeduitstortinkjes in de hals en een hematoom op het rechter onderbeen zijn waargenomen.
De door verdachte ter terechtzitting van 8 april 2014 afgelegde verklaring, onder meer inhoudende:
Op 29 augustus 2012 bevond ik mij in de woning van [slachtoffer 5] te [plaats 4]. Ik heb die [slachtoffer 5] toen en aldaar met één hand bij de nek vastgepakt en in de nek geknepen.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 08.760025-13 meer subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij in de periode van 4 oktober 2012 tot en met 8 oktober 2012, in de gemeente Kampen, een personenauto (Fiat Bravo, kenteken [kenteken 1]) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die personenauto redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 08.951543-13 onder 1 primair, 2 en 4 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1
primair.
hij in de periode van 17 december 2013 tot en met 19 december 2013 in de gemeente Kampen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bedrijfsauto Peugeot, kenteken [kenteken 2] met daarin een hoeveelheid accu's en een hoeveelheid aluminium, toebehorende aan [bedrijf 2];
2.
hij op of omstreeks 11 januari 2014 te Heino, gemeente Raalte, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een personenauto Volkswagen Polo heeft weggenomen twee kentekenplaten [kenteken 3], toebehorende aan [slachtoffer 3];
4.
hij op 29 augustus 2012 te [plaats 4], gemeente Noordoostpolder, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 5] tegen een been heeft geslagen en in de keel heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 08.760025-13, meer subsidiair:
Schuldheling, strafbaar gesteld bij artikel 417bis van het Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 08.951543-13:
Feit 1 primair,
Diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht
Feit 2,
Diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht
Feit 4,
Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht
De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren wordt opgelegd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft primair vrijspraak gevraagd. Subsidiair heeft zij verzocht de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen en meer subsidiair om te bepalen dat indien een onvoorwaardelijke ISD-maatregel wordt opgelegd een tussentijdse toets zal plaatsvinden.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
- een reclasseringsadvies d.d. 4 april 2014 betreffende verdachte, opgemaakt door S. de Jong, reclasseringswerker;
- een ketendossier veelpleger d.d. 23 oktober 2013;
- een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 4 maart 2014.
De rechtbank overweegt omtrent de door de officier van justitie gevorderde ISD-maatregel het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie vermogensdelicten: schuldheling van een auto, diefstal van een auto/bestelbus en diefstal van kentekenplaten. Dit zijn hinderlijke feiten die schade, ergernis en overlast bezorgen aan de betrokkenen.
Daarnaast heeft hij, kennelijk tijdens een ruzie over het beëindigen van de relatie, zijn (ex)vriendin mishandeld in haar woning, een plek waar zij bij uitstek veilig zou moeten zijn.
Verdachte staat sinds 1 juli 2011 bekend als veelpleger. Het strafblad van verdachte is omvangrijk en uit het strafblad blijkt dat verdachte vele malen is veroordeeld voor een variëteit aan delicten waaronder huiselijk geweld en veel vermogensdelicten.
Aangezien verdachte na het plegen van de schuldheling van de auto en de mishandeling van zijn (ex)partner in verband met een ander delict is veroordeeld tot een werkstraf, zal de rechtbank voor die feiten toepassing geven aan het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Uit het reclasseringsadvies en de ter terechtzitting gegeven toelichting komt naar voren dat verdachte op meerdere leefgebieden problemen heeft. Vanwege zijn verstandelijke beperking en gedragsproblemen heeft hij weinig werkervaring en thans geen inkomen. Er is sprake van problematische relaties met zijn (ex)partner en familie. Verdachte heeft vrienden in het criminele circuit. Verder heeft verdachte weinig inzicht in de oorzaken van zijn gedrag, wat kan samenhangen met zijn verstandelijke beperking. Eerdere ambulante en klinische behandelingen zijn niet succesvol gebleken en werden voortijdig negatief beëindigd. Verdachte heeft verklaard nu wel ambulante behandeling te willen, maar volgens de reclassering is er geen sprake van intrinsieke motivatie. Interventies of behandelingen zijn niet geïndiceerd. De reclassering acht oplegging van de ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk gezien de delictgeschiedenis, het verloop van eerdere behandelpogingen, de gebrekkige motivatie van verdachte en de grote kans op recidive. Binnen het kader van deze maatregel kan nader onderzoek plaatsvinden naar de achterliggende problematiek bij verdachte en kan vervolgens worden gekeken naar een passende behandeling.
Het advies van de reclassering is inzichtelijk tot stand gekomen en onderbouwd met de bevindingen in het rapport. De rechtbank neemt de inhoud en de conclusies van het advies over. Gelet op het advies en de ter zitting gegeven toelichting zal de rechtbank verdachte de ISD-maatregel – in onvoorwaardelijke vorm - opleggen voor de duur van twee jaar. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Voor de bewezenverklaarde feiten is voorlopige hechtenis mogelijk. Voorts is verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten onder meer op 16 maart 2012, 16 juni 2011 en 29 januari 2010 telkens onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor het plegen van meerdere misdrijven. De onderhavige feiten zijn na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straffen gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte, gezien het hoge recidiverisico, opnieuw een misdrijf zal begaan. In zoverre wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 38m eerste lid onder 2e van het Wetboek van Strafrecht.
Bij de oplegging van de ISD-maatregel dient enerzijds te worden afgewogen het belang van de maatschappij om beveiligd te worden tegen de aantasting van personen en goederen door deze misdrijven en anderzijds het - onder meer - in artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden neergelegde recht op persoonlijke vrijheid.
Gezien de inhoud van het strafdossier, waaronder het strafblad van verdachte en gelet op de problematiek van verdachte zoals die naar voren komt uit voormelde rapportage valt niet te verwachten dat verdachte zonder een gedwongen behandeling stopt met het plegen van strafbare feiten, zodat de veiligheid van goederen en personen eist dat aan de verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd. Van een ambulante of klinische behandeling in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel gaat onvoldoende dwang uit om het beoogde doel - het weerhouden van verdachte om opnieuw strafbare feiten te plegen - te realiseren. Hetzelfde geldt voor een voorwaardelijke ISD-maatregel. In het verleden zijn verschillende pogingen ondernomen om verdachte ambulant of klinisch te behandelen in het kader van een voorwaardelijke straf, maar dit heeft geen effect gehad en niet gebleken is dat verdachte thans dusdanig gemotiveerd is dat een dergelijke vorm van behandeling nu wel kans van slagen heeft. De rechtbank is zich bewust van de zwaarte van onderhavige maatregel. Alles afwegende dient het belang van de maatschappij om tegen verdachtes handelen te worden beschermd te prevaleren. Dat maatschappelijk belang kan niet anders in voldoende mate worden beschermd dan door oplegging van de ISD-maatregel.
De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding om tot een tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel te besluiten, zoals verzocht door de verdediging. Indien en voorzover verdachte op enig moment van mening is dat er alsnog redenen zijn voor een dergelijke tussentijdse beoordeling kan daarom overeenkomstig artikel 38s Wetboek van Strafrecht worden verzocht.
Gelet op de doelstelling van de maatregel ziet de rechtbank geen aanleiding om de periode van voorarrest af te trekken van de duur van de maatregel.

Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 7,84 gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] als gevolg van het onder parketnummer 08.951543-13 onder 2 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 7,84, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder parketnummer 08.951543-13 onder 2 bewezenverklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 38n van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het in de zaak met parketnummer 08.760025-13 primair en subsidiair en het in de zaak met parketnummer 08.951543-13 onder 3 ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt verdachte daarvan vrij.
Het in de zaak met parketnummer 08.760025-13 meer subsidiair en het in de zaak met parketnummer 08.951543-13 onder 1 primair, 2 en 4 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt op
de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.

Schadevergoeding

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3], wonende te [woonplaats], van een bedrag van
€ 7,84(zegge: zeven euro en vierentachtig cent) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2014 tot de dag van algehele voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7,84, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. M. van Bruggen, voorzitter, mrs. F.E.J. Goffin en V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2014. Mr. Van Bruggen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onder dossiernummer PL04KA 2012088135, opgemaakt en gesloten op 28 februari 2013.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onder dossiernummer 2014004329, opgemaakt en gesloten op 15 januari 2014.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onder dossiernummer 2014004329, opgemaakt en gesloten op 15 januari 2014.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Politie Flevoland, onder dossiernummer PL2525 2012061562, opgemaakt en gesloten op 4 oktober 2012.