Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
[verdachte],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwolle, Huis van Bewaring te Zwolle.
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
TENLASTELEGGING
VOORVRAGEN
BEWIJSOVERWEGINGEN
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het standpunt van de verdediging
Het oordeel van de rechtbank
BEWEZENVERKLARING
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
STRAFBAARHEID van de VERDACHTE
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het standpunt van de verdediging
Het oordeel van de rechtbank
Gezien de inhoud van het strafdossier, waaronder het strafblad van verdachte en gelet op de problematiek van verdachte zoals die naar voren komt uit voormelde rapportage valt niet te verwachten dat verdachte zonder een gedwongen behandeling stopt met het plegen van strafbare feiten, zodat de veiligheid van goederen en personen eist dat aan de verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd. Van een ambulante of klinische behandeling in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel gaat onvoldoende dwang uit om het beoogde doel - het weerhouden van verdachte om opnieuw strafbare feiten te plegen - te realiseren. Hetzelfde geldt voor een voorwaardelijke ISD-maatregel. In het verleden zijn verschillende pogingen ondernomen om verdachte ambulant of klinisch te behandelen in het kader van een voorwaardelijke straf, maar dit heeft geen effect gehad en niet gebleken is dat verdachte thans dusdanig gemotiveerd is dat een dergelijke vorm van behandeling nu wel kans van slagen heeft. De rechtbank is zich bewust van de zwaarte van onderhavige maatregel. Alles afwegende dient het belang van de maatschappij om tegen verdachtes handelen te worden beschermd te prevaleren. Dat maatschappelijk belang kan niet anders in voldoende mate worden beschermd dan door oplegging van de ISD-maatregel.
Vordering van de benadeelde partij
Beslissing
de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.
Schadevergoeding
[slachtoffer 3], wonende te [woonplaats], van een bedrag van
€ 7,84(zegge: zeven euro en vierentachtig cent) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2014 tot de dag van algehele voldoening.