Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
2.Vaststaande feiten
3.De vordering
5.De beoordeling
“Het was Holland Estate alsmede de participanten van Holland Estate die investeerden in de gronden. Het betrof gronden die van bestemming zouden kunnen veranderen.”
“hoe hot de grond is”en bericht hij hen daarna over de uitkomst van dit onderzoek. Tevens vermeldt hij hierbij: “
Het project van interrumfinanciering gaat ca 13 maart van start. In het contract komt niet aankoop en daarna de verkoopprijs te staan, maar het rentepercentage. Ik vind dit fiscaal veiliger”en eindigt hij met “
P.S. zijn er vragen altijd bellen”. Vervolgens blijkt uit deze emailberichten dat andere verstrekkers van interim-financiering aan [eiser] mededelen dat ze willen deelnemen en voor welk bedrag ze deelnemen en geeft [eiser] dit door aan notarisklerk [J]. Dat de hier genoemde emailberichten wellicht (gedeeltelijk) niet zien op de onderhavige hypotheekakten, maar op daaraan voorafgaande verstrekte interim-financieringen, doet voorts niet af aan het oordeel dat [eiser] zich als bemiddelaar c.q. adviseur van andere interim-financiers heeft opgesteld.
Ik heb gezegd dat er 21 woningen op aqualande worden ondergezet. Gelet op het feit dat [R] nu eigen gelden er in gaat steken, is het verzoek of de hypotheek ook op 10 woningen mag komen”.Uit deze formulering volgt immers dat het hier slechts een verzoek betreft tot wijziging van het onderpand, waarbij de rechtbank constateert dat [eiser] akkoord is gegaan met dit verzoek door accordering van de conceptakte waarin deze aanpassing stond vermeld.
“dit recht van 1e hypotheek dat uw cliënten hebben op het perceel kadastraal bekend Gemeente Oppenhuizen, sectie [XXXX] niet zal betwisten”.[eiser] heeft deze latere brief niet betwist, terwijl hij voorts geen feiten en omstandigheden heeft aangedragen waaruit volgt dat [B] de geldigheid van de akte rangwisseling ook na deze brief nog betwistte. Bovendien staat in de akte rangwisseling vermeld dat [B] bij volmacht is verschenen bij het verlijden van deze akte en staat in het “hypothecair bericht object” van het Kadaster eveneens vermeld dat er een rangwisseling is geweest. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat [eiser] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, dat hij na de akte rangwisseling het eerste recht van hypotheek heeft verkregen. Nu de rechtbank er derhalve vanuit gaat dat [eiser] inmiddels een recht van eerste hypotheek heeft verkregen, is zij voorts van oordeel dat [eiser] onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd dat het onderpand onverkoopbaar is. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft gemotiveerd, dat hij door het voorgaande de door hem gestelde schade lijdt dan wel heeft geleden c.q. dat hij de lening ten aanzien van de akte Oppenhuizen niet zou hebben verstrekt, indien hij deze, inmiddels dus herstelde, fout vooraf had geweten.
“De omschrijving van het verbonden registergoed luidt als volgt: een perceel grond met eventuele daarop staande loods, plaatselijk bekend [adres], [plaats], ter grootte van ongeveer zeventien aren en drie centiare, uitmakende kennelijk ter plaatse aangeduide of aan te duiden gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Lelystad, sectie [YYYY];
tengevolge van de inschrijving ten kantore van de dienst van het kadaster en de openbare registers te Apeldoorn, in register hypotheek 4, van een afschrift van een akte van levering, op heden voor mij, notaris, verleden”.De rechtbank sluit echter niet uit dat door deze formulering i.p.v. het expliciet vermelden van de aankomsttitel ter zake “het perceel Lelystad [YYYY] gedeeltelijk ter grootte van 5 are en 1 centiare”, per abuis een hypotheekrecht op 1202 m2 in plaats van 1703 m2 is ingeschreven in het register van het kadaster, hetgeen zou kunnen betekenen dat de notaris ten aanzien hiervan een beroepsfout heeft gemaakt.
“recht van eerste hypotheek te verlenen aan de schuldeiser (…) op de hierna te omschrijven registergoederen”. Nu de reeds bestaande hypotheekrechten in dezelfde akte uitvoerig zijn beschreven en ten aanzien van de andere onderpanden wel een eerste recht van hypotheek is gevestigd, is de rechtbank van oordeel dat [eiser] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de hiervoor vermelde zinsnede een kennelijke verschrijving was. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat
“recht van eerste hypotheek te verlenen aan de schuldeiser (…) op de hierna te omschrijven registergoederen”, terwijl op de onderpanden die zien op “recreatiepark Aqualande” sprake is van een vierde recht van hypotheek. De rechtbank is echter van oordeel dat [eiser] ook ten aanzien van deze fout onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat hij hierdoor de door hem gestelde schade heeft geleden c.q. dat hij de lening ten aanzien van de betreffende akte niet zou hebben verstrekt, indien hij hiermee bekend was geweest voorafgaand aan het passeren van de akte. Immers gelet op hetgeen hiervoor onder 5.25 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het hier slechts een kennelijke verschrijving betreft, waardoor [eiser] niet is benadeeld en welke verschrijving bij ontdekking voorafgaand aan de passering van de akte eenvoudig gewijzigd had kunnen worden.