ECLI:NL:RBOVE:2014:1698

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 april 2014
Publicatiedatum
2 april 2014
Zaaknummer
08/770008-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zware letsels door roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 2 april 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige bestuurder uit Vriezenveen, die op 21 april 2012 een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met een snelheid van ongeveer 110 km/u, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/u was, en was onder invloed van alcohol. Het ongeval vond plaats in Vriezenveen, waarbij de verdachte de controle over zijn voertuig verloor en tegen een woning botste. Drie inzittenden van de auto, die vrienden van de verdachte waren, raakten zwaar gewond, met blijvende gevolgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat leidde tot de conclusie dat hij schuld had aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De officier van justitie had een werkstraf van 240 uur, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier jaar (waarvan één jaar voorwaardelijk) en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden geëist. De rechtbank legde uiteindelijk een werkstraf van 240 uur op, een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij onder invloed van alcohol en met een veel te hoge snelheid heeft gereden, wat resulteerde in ernstig letsel voor zijn vrienden. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor verkeersdelicten, maar de rechtbank benadrukte de ernst van zijn gedrag en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770008-12
Datum vonnis: 2 april 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] (Irak),
wonende in [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 maart 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Tromp en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 21 april 2012 als bestuurder van een personenauto (primair) een aan zijn aanmerkelijke schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen dan wel (subsidiair onder a) onder invloed van alcoholhoudende drank, te weten 0,85 alcohol per milligram bloed, heeft gereden, terwijl voor hem als beginnend bestuurder 0,2 milligram is toegestaan en/of (subsidiair onder b) de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht waarbij hij tegen een aan het [straatnaam 1] gelegen perceel is gebotst.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 21 april 2012,
te Vriezenveen, in de gemeente Twenterand,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, roekeloos,
in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend,
met dat door hem bestuurde motorrijtuig daarmede rijdende over de weg, het
[straatnaam 1], en gekomen op of ter hoogte van de kruising of splitsing van die
weg met de [straatnaam 2],
terwijl hij onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde,
heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) 110 kilometer per uur, althans
met een (veel) hogere snelheid van de ter plaatste toegestane snelheid van 50
kilometer per uur, althans met een snelheid die -gezien de verkeerssituatie
ter plaatse- (veel) te hoog was, en/of
(daarbij) niet behoorlijk het verloop van het voor hem bestemde weggedeelte
van genoemd [straatnaam 1] heeft gevolgd, en/of
(daarbij) dat door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle
gehad en/of is hij, verdachte, niet voortdurend in staat geweest de
handelingen te verrichten die van hem werden vereist en/of is hij, verdachte,
(vervolgens) met dat door hem bestuurde motorrijtuig tegen een aan de -gezien
verdchte's rijrichting- rechterkant van het [straatnaam 1] gelegen perceel
aangereden of gebotst of gekomen,
waardoor (een) ander(en) (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan,
aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik
van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een
onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de
Wegenverkeerswet 1994, 0,85 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram,
alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat
motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor
de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren
verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft
plaatsgevonden;
zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij,
verdachte een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige
mate heeft overschreden, immers heeft hij, verdachte de ter plaatse voor dat
motorrijtuig toegestane maximum snelheid van 80 kilometer per uur, althans 50 kilometer per uur, met 60 kilometer per uur, in elk geval aanzienlijk overschreden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
a.
hij op of omstreeks 21 april 2012, te Vriezenveen, in de gemeente Twenterand,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit motorrijtuig heeft
bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte
van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid,
aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,85 milligram, in elk geval
hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl
voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de
datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen
vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30
maart 2002 heeft plaatsgevonden;
en/of
b.
hij op of omstreeks 21 april 2012,
te Vriezenveen, in de gemeente Twenterand,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende op het [straatnaam 1], en gekomen op of ter hoogte van de
kruising of splitsing van die weg met de [straatnaam 2], heeft gereden met een
snelheid van (ongeveer) 110 kilometer per uur, althans met een (veel) (te)
hoge snelheid althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatste
toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, althans met een snelheid die
-gezien de verkeerssituatie ter plaatse- (veel) te hoog was, (daarbij) niet
behoorlijk het verloop van het voor hem bestemde weggedeelte van genoemd
[straatnaam 1] heeft gevolgd en/of heeft hij, verdachte, (daarbij) dat door hem
bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle gehad en/of is hij,
verdachte, niet voortdurend in staat geweest de handelingen te verrichten die
van hem werden vereist en/of is hij, verdachte, (vervolgens) met dat door hem
bestuurde motorrijtuig tegen een aan de -gezien verdachte's rijrichting-
rechterkant van het [straatnaam 1] gelegen perceel aangereden of gebotst of
gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg(en) werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en)
werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, een ontzegging van de bevoegdheid motorijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de duur dat het rijbewijs ingevorderd is geweest en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte schuld heeft aan het ongeval en dat de schuld van verdachte bestaat uit de zwaarste vorm van schuld, te weten roekeloosheid.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Toedracht van het ongeval
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op vrijdagavond 20 april 2012 met zijn vrienden [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is gaan stappen bij [café 1] en bij [café 2] in Hardenberg. Verdachte drinkt daar 4 à 5 glazen bier. Op zaterdag
21 april omstreeks 02:30 uur vertrekken de jongens. Ze rijden mee met verdachte, die de BMW van zijn moeder bij zich heeft. Zijn moeder heeft deze auto pas drie dagen. Verdachte zit achter het stuur, [slachtoffer 2] zit rechts voorin, [slachtoffer 1] zit achter [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zit achter verdachte. Verdachte rijdt vanuit het centrum van Vriezenveen, richting Hoge Hexel over het [straatnaam 1]. Verdachte nadert de kruising met de [straatnaam 2] / [straatnaam 3] en ziet dat de verkeerslichten oranje knipperlicht uitstralen. Verdachte let niet op de weg en is aan het praten met zijn medepassagiers. Nabij het kruispunt met de [straatnaam 2] / [straatnaam 3], raakt verdachte de controle over de auto kwijt. De auto schiet rechtdoor. De achterkant van de BMW komt omhoog. De BMW van verdachte botst met de rechtervoorzijde tegen de gevel van [huisnummer 1].
Plaats van het ongeval
Het ongeval vindt plaats op het [straatnaam 1], net na de kruising met de [straatnaam 2] en de [straatnaam 3], gelegen binnen de bebouwde kom van Vriezenveen. Hier geldt een maximumsnelheid van 50 km/u. Het [straatnaam 1] heeft zijn verloop van het centrum van Vriezenveen richting Hoge Hexel. Dit is ook de rijrichting van de BMW. Het [straatnaam 1] maakt na het kruispunt met de [straatnaam 2] en de [straatnaam 3] een geringe bocht naar links en direct weer een bocht naar rechts. In de bocht naar links is de BMW rechtdoor gereden en met de rechtervoorzijde tegen de gevel van [huisnummer 1] gebotst. De BMW slingert naar links en botst tegen het perceel van [huisnummer 2] aan. Vervolgens slingert de BMW van verdachte naar rechts en komt tegen een aldaar staande lichtmast tot stilstand.
Alcohol
Het ongeval vond plaats om 03:07 uur. Het bloedonderzoek, uitgevoerd om 05:15 uur, wijst uit dat het alcoholgehalte van het bloed ten tijde van het onderzoek 0,85 milligram ethanol per millimeter bloed bedroeg.
Gereden snelheid
De snelheid van de BMW vlak voor en tijdens het ongeval kan niet aan de hand van sporen worden vastgesteld. Tijdens het ongeval is de BMW door beschadiging in de bekabeling stroomloos geraakt. Ten gevolge hiervan zijn verschillende meters van het dashboard in de stand blijven staan die ze op dat moment hadden. Het gaat daarbij onder andere om de snelheidsmeter, de toerenteller en de verbruiksmeter. Aan de hand van een reconstructierit, met een vervangend, vergelijkbaar, voertuig dat aan gelijke specificaties voldoet, wordt een mogelijk gereden snelheid van 120 km/u vastgesteld. Deze snelheid is indicatief. Verdachte verklaart dat het zou kunnen kloppen dat hij deze snelheid heeft gereden.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte met een snelheid van ongeveer 110 km/u heeft gereden.
Zicht
Op een afstand van 38,60 meter voor het eerste botspunt bevindt zich het kruispunt met de [straatnaam 2] en de [straatnaam 3]. Gezien de rijrichting van de BMW is het zicht naar links en naar rechts bij het oprijden van het kruisingsvlak beperkt. Op slechts enkele meters vanaf het kruisingsvlak is er zicht naar links en naar rechts. Om het kruisingsvlak op een veilige en verantwoorde manier op te rijden moet dit plaatsvinden met lage naderingssnelheid.
Letsel
Door de botsing hebben de slachtoffers [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] allen zwaar lichamelijk letsel opgelopen. [slachtoffer 1] had een gebroken bovenbeen, een zware hersenschudding en een schedelbreuk. [slachtoffer 3] had een hersenkneuzing, een scheurtje in het hersenvlies, een gebroken jukbeen, een spiraalbreuk in de bovenarm en gekneusde ribben, long en hart. [slachtoffer 2] zijn rechter onderbeen is door het letsel geamputeerd, daarnaast had hij een gebroken knieschijf, gebroken bovenbeen, gebroken onderarm en een verbrijzelde elleboog.
Conclusie
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW 1994 dient te worden vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij alle slachtoffers heeft in deze zaak niet ter discussie gestaan en is naar het oordeel van de rechtbank op grond van de zich in het dossier bevindende letselverklaringen ook wettig en overtuigend bewezen.
De vraag is vervolgens of de hiervoor beschreven feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan en de overige, eveneens hiervoor beschreven, omstandigheden van het geval, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994 en zo ja, of deze schuld, zoals de officier van justitie stelt, bestaat in roekeloosheid.
Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van de WVW 1994 houdt in, dat voor strafbaarheid minimaal sprake dient te zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. Handelen dat als ‘onvoorzichtig’ kan worden gekenmerkt, is dus onvoldoende om tot een bewezenverklaring van ‘schuld’ te kunnen komen. De zwaarste schuldvorm houdt roekeloosheid in.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is geweest van roekeloosheid komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voor roekeloosheid, als zwaarste, aan opzet grenzende schuldvorm gelden in de jurisprudentie zeer strenge eisen. Daarbij verdient opmerking dat “roekeloosheid” in de zin van de wet een specifiekere betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder “roekeloos” in de betekenis van “onberaden” wordt verstaan.
Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 175, tweede lid WVW 1994 zal de rechter zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Roekeloosheid vereist een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid. Zoals hiervoor heeft overwogen staat vast dat verdachte als beginnend bestuurder heeft gereden onder invloed van teveel alcoholhoudende drank (0,85 mg terwijl voor een beginnend bestuurder 0,2 mg is toegestaan). Hij is rijdend in een auto met een veel te hoge snelheid een voorrangskruising opgereden, terwijl hij daarbij onvoldoende oplette omdat hij aan het praten was met zijn medepassagiers, waarna het hiervoor beschreven ongeval is ontstaan, met de hiervoor beschreven gevolgen. De vraag is of deze omstandigheden kunnen leiden tot de conclusie dat sprake was van roekeloos verkeersgedrag van verdachte.
Uit de meest recente uitspraken van de Hoge Raad over het onderwerp roekeloosheid lijkt sprake te zijn van een aanscherping in die zin dat de Hoge Raad aan het vaststellen en motiveren van de componenten van roekeloosheid hogere eisen stelt dan uit eerdere rechtspraak naar voren lijkt te komen. In gevallen waarin sprake was van onoplettendheid en van forse snelheidsovertredingen, terwijl de bestuurder onder invloed van alcohol verkeerde, oordeelde de Hoge Raad dat deze omstandigheden niet zonder meer toereikend zijn voor roekeloos rijden. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat de omstandigheden in deze zaak evenmin tot het oordeel kunnen leiden dat sprake was van roekeloos verkeersgedrag bij verdachte.
Wel zijn de genoemde omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank toereikend voor het oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, in de zin van artikel 6 WVW 1994. Dit is qua gradatie de schuldvorm die direct ligt onder de zwaarste schuldvorm roekeloosheid.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte
zeeronvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, zodat het omschreven ongeval aan zijn schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 te wijten is.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 april 2012 te Vriezenveen in de gemeente Twenterand, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer onvoorzichtig en onoplettend, met dat door hem bestuurde motorrijtuig daarmede rijdende over de weg, het [straatnaam 1], en ter hoogte van de kruising met de [straatnaam 2], terwijl hij onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 110 kilometer per uur, daarbij niet behoorlijk het verloop van het voor hem bestemde weggedeelte van genoemd [straatnaam 1] heeft gevolgd, en daarbij dat door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle gehad en is hij, verdachte, niet voortdurend in staat geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist en is hij, verdachte, vervolgens met dat door hem bestuurde motorrijtuig tegen een aan de -gezien verdachte's rijrichting- rechterkant van het [straatnaam 1] gelegen perceel gebotst, waardoor anderen, genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,85 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat
motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden; zulks terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, immers heeft hij, verdachte de ter plaatse voor dat motorrijtuig toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur, aanzienlijk overschreden.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 175 WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 WVW 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige de krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid WVW 1994.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig verkeersongeval door zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag te vertonen. Verdachte heeft met veel te hoge snelheid en onder invloed van alcoholhoudende drank een zeer ernstig ongeval veroorzaakt, ten gevolge waarvan drie slachtoffers, te weten [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zeer zwaar letsel hebben bekomen met blijvende gevolgen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. Verdachte heeft ernstig verwijtbaar gehandeld en heeft grove schuld aan het ongeval. Daarvoor verdient hij straf.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
24 januari 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een verkeersdelict.
Door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn oriëntatiepunten vastgesteld voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel. Bij een grove verkeersfout en een alcoholgehalte van minder dan 570 ugl is het uitgangspunt een gevangenisstraf van 6 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren
.
Alles afwegende en tevens rekening houdend met het lange tijdsverloop in deze zaak, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een werkstraf passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Deze voorwaardelijke straf heeft mede als doel verdachte ervan te weerhouden zich nogmaals schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
Daarnaast is het, in verband met het ernstig gevaarzettend gedrag van verdachte op de weg, alsmede uit het oogpunt van verkeersveiligheid, noodzakelijk dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor lange tijd wordt ontzegd.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 91 Sr en op de artikelen 178 en 179 WVW 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder het primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
-
ontzegtveroordeelde de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
3 (drie) jaren waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren,met aftrek van de duur dat het rijbewijs ingevorderd is geweest ingevolge artikel 179 WVW 1994;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. H. Stam en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 april 2014.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer PL05OB 2012040472. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, zakelijk weergegeven:
Op 21 april 2012 heb ik als bestuurder van een personenauto (BMW) een ongeval veroorzaakt op het [straatnaam 1] te Vriezenveen waarbij mijn vrienden [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zwaargewond zijn geraakt. Ik reed op het [straatnaam 1] veel harder dan de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u. Toen ik de kruising met de [straatnaam 2] en de [straatnaam 3] naderde zag ik de verkeerslichten oranje knipperlicht uitstralen. Nabij het kruispunt raakte ik de controle over de auto kwijt. Ik remde, de achterkant van de auto kwam daarbij los van de grond. Ik probeerde nog naar links te sturen, maar ik knalde tegen een woning aan de rechterzijde van het [straatnaam 1]. Ik was er met mijn gedachten niet bij. Ik had die avond 4 à 5 glazen bier gedronken. Ik was nog een beginnend bestuurder.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van 22 april 2012, inhoudende zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 21 april 2012, omstreeks 03.07 uur kregen wij verbalisanten, de melding, te gaan naar het [straatnaam 1] alwaar een ongeval zou hebben plaats gevonden met letsel.
Op het moment, dat wij verbalisanten de kruising [straatnaam 1] met de [straatnaam 2]/[straatnaam 3] over gestoken waren, zagen wij, dat na ongeveer 25 meter een gedeelte van de hoek van een woning geheel weg was. Wij verbalisanten zagen, dat er vervolgens op de rijbaan vele brokstukken lagen, vermoedelijk van de betreffende woning. Dit betrof perceel [huisnummer 1]. Vervolgens zagen wij verbalisanten dat tussen deze brokstukken onderdelen van een auto lagen. Wij verbalisanten zagen, dat ter hoogte van perceel [huisnummer 3], een zwarte BMW personenauto, gekentekend [kenteken 1] dwars op de rijbaan stond tegen een lantaarnpaal. Wij verbalisanten zagen, dat de voorzijde van deze auto zeer zwaar beschadigd was.
3.
Het proces-verbaal van getuige [slachtoffer 1], van 11 mei 2012, in onderling verband en in samenhang bezien met het verhoor van getuige van 10 december 2013 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Op 21 april 2012 zat ik rechts achterin in de auto van verdachte. Van het ongeval kan ik mij niets herinneren. Ik heb negen dagen in het ziekenhuis gelegen. Na het ongeluk is het volgende letsel geconstateerd. Mijn rechter bovenbeen is gebroken. Ik had een zware hersenschudding en mijn hoofd lag open over een lengte van 20 centimeter van boven mijn rechteroog tot boven op mijn schedel. Ik ben aan mijn rechterbeen geopereerd, er is een pin van 38 centimeter ingezet. Ik kon in het begin bijna niets. Ik kon eigenlijk helemaal niet lopen. Daarna heb ik ruim twee maand op krukken gelopen. Ik heb door het ongeluk het laatste deel van het schooljaar gemist. Ik heb fysiotherapie gehad ter revalidatie van het ongeluk tot maart 2013. Op 13 september 2013 is de pin uit mijn been verwijderd. Op mijn hoofd is nog een litteken zichtbaar.
4.
Het proces-verbaal van getuige [slachtoffer 3], van 9 juni 2012, in onderling verband en in samenhang bezien met het verhoor van getuige van 6 december 2013 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Op 21 april 2012 zat ik links achterin in de auto van verdachte. Van de aanrijding kan ik mij niets herinneren. Door de aanrijding heb ik het volgende letsel opgelopen. Ik had een hersenkneuzing, een scheurtje in het hersenvlies, gebroken jukbeen, spiraalbreuk linker bovenarm en gekneusde ribben, longen en hart. Ik heb de eerste twee dagen op de intensive care gelegen. In totaal heb ik vier weken in het ziekenhuis gelegen. Vervolgens heb ik zeven weken intern gerevalideerd in het Roessingh. Na deze zeven weken ben ik een tijdlang drie à vier keer per week poliklinisch in het Roessingh geweest. Op therapeutische basis werk ik nu maximaal 12 uur per week. Mijn HBO studie heb ik noodgedwongen moeten beëindigen. Ik weet niet of ik weer helemaal zal genezen. Mijn korte termijn geheugen en concentratievermogen zijn sterk verminderd.
5.
Het proces-verbaal van getuige [slachtoffer 2], van 1 juni 2012, in onderling verband en in samenhang bezien met het verhoor van getuige van 5 december 2013 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Op 21 april 2012 zat ik rechts voorin in de auto van verdachte. Ik kan mij van het ongeval niets meer herinneren. Ik had door het ongeluk het volgende letsel, rechter knieschijf gebroken, rechter onderbeen gebroken, rechter onderbeen geamputeerd, linker onderarm op twee plaatsen gebroken, rechter elleboog verbrijzeld. Ook had ik inwendig letsel aan mijn lever en nier. Na het ongeluk heb ik zes weken in het ziekenhuis gelegen. Na deze zes weken heb ik twaalf weken intern gerevalideerd in het Roessingh. Tot september 2013 heb ik fysiotherapie gehad. Een jaar na het ongeluk ben ik aan mijn linkerarm geopereerd. Voor mijn rechterbeen heb ik een prothese. Volgend jaar staat er een operatie gepland waarbij de pinnen en schroeven uit mijn knieschijf, rechterbovenbeen en linker onderarm worden verwijderd.
6.
Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse van verbalisant [verbalisant] van 4 mei
2012, inhoudende zakelijk weergegeven:
2.2.2 Wegsituatie
Het verkeersongeval had plaats gevonden op het [straatnaam 1], gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Vriezenveen in de gemeente Twenterand. Het [straatnaam 1] heeft zijn verloop van het centrum van Vriezenveen richting Hoge Hexel en vice versa. De rijrichting van de BMW was eveneens richting Hoge Hexel. Na het kruispunt met de [straatnaam 2] en de [straatnaam 3] maakt het [straatnaam 1], gezien de rijrichting van de BMW bestuurder een geringe bocht naar links en direct weer een bocht naar rechts. In de bocht naar links is de BMW nagenoeg rechtdoor gereden en met de rechter voorzijde tegen de gevel van [huisnummer 1] gebotst.
2.2.3 Verkeersmaatregelen ter plaatse
Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 50 km/h.
2.3.2 Sporen aan wegmeubilair of op andere obstakels
De beschadiging op de voorgevel van perceel [huisnummer 2], werd veroorzaakt door het linker achterlicht en linker achterzijde van de BMW.
2.4.2 Rijproeven
Tijdens het ongeval is het voertuig, door beschadiging in de bekabeling, stroomloos geraakt. Ten gevolge hiervan zijn verschillende meters van het dashboard in de stand blijven staan die ze op dat moment hadden. Het gaat daarbij onder anderen om de snelheidsmeter, de toerenteller en de verbruiksmeter.
Op donderdag 26 april 2012 is door mij een testrit gemaakt in een vergelijkbare BMW, type 316i sedan, gekentekend [kenteken 2], eveneens van bouwjaar 2001.
Het is dan ook een aanwijzing met betrekking tot de gereden snelheid.
4.1.3 Snelheidsberekening/indicatie
Aan de hand van de beperkt aangetroffen sporen op het wegdek kon geen snelheidsberekening gemaakt worden.
Uit de gehouden rijtest blijkt, dat het voertuig, merk BMW vermoedelijk heeft gereden met een snelheid van ongeveer 120 km/h.
4.1.4 Verkeersregeling
Op een afstand van 38,60 meter voor het eerste botspunt bevind zich het kruispunt met de [straatnaam 2] en de [straatnaam 3]. Gezien de rijrichting van de BMW is het zicht naar links en naar rechts bij het oprijden van het kruisingsvlak beperkt. Op slechts enkele meters vanaf het kruisingsvlak is er zicht naar links en naar rechts. Om het kruisingsvlak op een veilige en verantwoorde manier op te rijden moet dit plaatsvinden met lage naderingssnelheid.
7.
Het proces-verbaal van relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van 13 juli 2012, inhoudende zakelijk weergegeven:
Eerste contact
Op zaterdag 21 april 2012 te 3:10 uur was het eerste contact met de bestuurder. Verbalisant [verbalisant], heeft de verdachte in het ziekenhuis gevraagd zijn toestemming te verlenen tot het verrichten van een onderzoek als bedoeld in artikel 8 lid 3, onder b van de WVW 1994. Op zaterdag 21 april 2012 te 5.15 uur, heeft de GG&GD arts
[arts], in aanwezigheid van [verbalisant], de verdachte door middel van een venapunctie bloed afgenomen. Het bloedmonster kreeg het nummer TAAB8162NL.
8.
Een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut rapport van K.S. Kruseman van
25 april 2012, inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 24 april 2012 werd op het NFI ontvangen een bloedblok voorzien van SIN TAAB8160NL. De bepaling van het alcoholgehalte in het bloed geschiedde door twee onafhankelijk van elkaar werkende analisten volgens de ADH Methode. Het resultaat van de analyse bedroeg, na aftrek van de wettelijk voorgeschreven correctie 0,85 milligram ethanol per milliliter bloed.