5.2De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Beoordelingskader
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of en in welke mate sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994).
Toedracht ongeval
Verdachte reed op 10 april 2013 als bestuurder van een landbouwtractor met daaraan gekoppeld een aanhangwagen op de Engeland te Ane, gemeente Hardenberg. Verdachte kwam uit de richting van Hardenberg en reed in de richting van Ane. Aan de rechterzijde van de weg fietsten twee fietsers naast elkaar. Verdachte besloot deze twee fietsers in te halen. Verdachte week hiertoe uit naar links. Op het moment dat verdachte de fietsers bijna was gepasseerd, week hij plotseling weer uit naar rechts. Het meisje dat links fietste werd door een rong op de rechterachterzijde van de achter de tractor gekoppelde aanhangwagen geraakt aan het stuur van haar fiets. Hierdoor kwamen beide fietsers ten val. Verdachte zag beide fietsers vallen, maar reed zonder te stoppen door en vervolgende zijn weg in de richting van Ane.
Plaats van het ongeval
Het ongeval vond plaats op de Engeland, gelegen buiten de bebouwde kom van Ane in de gemeente Hardenberg. De Engeland had zijn verloop van Hardenberg naar Ane. Dit was ook de rijrichting van verdachte. Het ongeval vond plaats op een recht weggedeelte. De rijbaan had een breedte van circa 4,7 meter. Daarnaast lag aan beide zijden van de rijbaan grasbetonklinkers met een breedte van 0,4 meter elk.
Zicht
De spiegels van de tractor stonden juist afgesteld. Tevens bleek dat het uitzicht door de zijruiten van dit voertuig niet werd belemmerd en dat het zicht in de spiegels naar achteren voldoende was om de fietsers te doen opmerken.
Voertuig
Het voertuig bestond uit een landbouwtractor (international Harvester / DAF) met aanhangwagen. De aanhangwagen achter de landbouwtractor was op beide hoeken aan de achterzijde voorzien van een rong. Een rong is een verticale balk aan de zijkant van een aanhangwagen.
De landbouwtractor en de aanhangwagen verkeerden in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud en vertoonden geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval.
Letsel
Door het ongeval heeft het dertienjarige slachtoffer [slachtoffer 1] haar linker bovenarm gebroken. Het volledig herstel word geschat op twee keer zes weken. Het slachtoffer kan niet zelf naar school fietsen en moet naar school worden gebracht en gehaald.
Conclusie
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de feitelijke gedragingen van verdachte, gelet op de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Het verkeersgedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan dat wat van een bestuurder van een landouwtractor met aanhangwagen in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Op de bestuurder van een landbouwvoertuig rust, gelet op de specifieke eigenschappen van het voertuig (zwaar en breed, met extra aanhanger) en de wegsituatie te plaatse (een relatief smalle weg), een verhoogde zorgplicht. Van hem mag extra zorgvuldigheid en oplettendheid gevergd worden bij zijn deelname aan het verkeer. In deze situatie was nog extra oplettendheid geboden: verdachte haalde twee fietsende kinderen in. Een inhaalmanoeuvre vergt op zich al bijzondere oplettendheid, maar helemaal wanneer jonge verkeersdeelnemers die onberekenbaar verkeersgedrag kunnen vertonen, worden ingehaald. Verdachte heeft deze zorgplicht, gelet op de gebezigde bewijsmiddelen onvoldoende in acht genomen. De spiegels van de tractor stonden zodanig afgesteld dat de jonge fietsers goed in het zicht konden worden gehouden. Verdachte heeft dus niet goed op die fietsers gelet terwijl hij aan het inhalen was. Verdachte stuurde, terwijl hij de aldaar fietsende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] inhaalde, plotseling zonder dat daar een te rechtvaardigen aanleiding voor was -het was immers een rechte weg en er kwam geen verkeer uit tegengestelde richting- naar rechts, waardoor het linker uiteinde van het stuur van [slachtoffer 1] met de rong die op de rechterachterzijde van de aanhangwagen bevestigd was in aanraking kwam, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ten val kwamen.
Er zijn geen aanwijzingen in het dossier dat verdachte op dat moment niet anders had kunnen handelen door bijvoorbeeld achter de fietsers te blijven rijden of op een later moment naar rechts te sturen. Dusdoende heeft verdachte dan ook aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 10 april 2013 te Ane, gemeente Hardenberg op de Engeland als bestuurder van een landbouwtractor met aanhangwagen, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, zodat het omschreven ongeval aan zijn schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 te wijten is.
De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 10 april 2013, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat aan [slachtoffer 1] letsel en schade was toegebracht, de plaats waar bovengenoemd ongeval had plaatsgevonden -te weten de Engeland te Ane, gemeente Hardenberg- heeft verlaten.