Op 1 april 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van straatroof met geweld. De verdachte, geboren in 1994 in Iran, werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van een straatroof op 30 november 2013 in Deventer. Tijdens de terechtzitting op 18 maart 2014 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. E. Gürcan, terwijl de officier van justitie, mr. E.D.I. Martens, de vervolging voerde. De tenlastelegging omvatte onder andere het dwingen van slachtoffers tot afgifte van goederen door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet betrokken was bij het eerste feit van straatroof, maar wel bij het tweede feit, waarbij hij samen met een medeverdachte een portemonnee en telefoon van een slachtoffer heeft weggenomen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het eerste feit, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. Echter, voor het tweede feit werd de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld, waarbij de rechtbank concludeerde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte.
De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychiatrische aandoening en een blanco strafblad. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de impact op de slachtoffers, en besloot dat een deels onvoorwaardelijke straf noodzakelijk was om recidive te voorkomen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. F. van der Maden als voorzitter.