ECLI:NL:RBOVE:2014:1645

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2014
Publicatiedatum
1 april 2014
Zaaknummer
08.760296-13 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroof met geweld in Deventer

Op 1 april 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van straatroof met geweld. De verdachte, geboren in 1994 in Iran, werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van een straatroof op 30 november 2013 in Deventer. Tijdens de terechtzitting op 18 maart 2014 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. E. Gürcan, terwijl de officier van justitie, mr. E.D.I. Martens, de vervolging voerde. De tenlastelegging omvatte onder andere het dwingen van slachtoffers tot afgifte van goederen door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet betrokken was bij het eerste feit van straatroof, maar wel bij het tweede feit, waarbij hij samen met een medeverdachte een portemonnee en telefoon van een slachtoffer heeft weggenomen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het eerste feit, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. Echter, voor het tweede feit werd de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld, waarbij de rechtbank concludeerde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychiatrische aandoening en een blanco strafblad. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de impact op de slachtoffers, en besloot dat een deels onvoorwaardelijke straf noodzakelijk was om recidive te voorkomen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. F. van der Maden als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Kamer te Zwolle
Parketnummer: 08.760296-13 (P)
Uitspraak: 1 april 2014

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] (Iran),
thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Doetinchem,
Hogenslagweg 8.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Gürcan, advocaat te Deventer.
Als officier van justitie was aanwezig mr. E.D.I. Martens.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 november 2013 te Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een pakje sigaretten, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of zijn mededader(s) op (onder andere) die [slachtoffer 1] toegelopen en/of
meermalen, althans eenmaal (op dwingende toon) die [slachtoffer 1] om sigaretten gevraagd en/of (toen deze weigerde) die [slachtoffer 1] tegen diens hoofd geslagen en/of geschopt en/of die [slachtoffer 1] achtervolgd en/of die [slachtoffer 1] in een portiek gedrukt en/of aldaar meermalen, althans eenmaal geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of tegen die [slachtoffer 1] geroepen dat deze alles wat deze bij zich had moest afgeven en/of (toen deze weigerde) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal tegen diens hoofd en/of elders op /tegen diens lichaam geslagen en/of gestompt en/of geschopt;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 30 november 2013 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld en/of (een) (andere) goed(eren), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met voormeld oogmerk als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) op (onder andere) die [slachtoffer 1] toegelopen en/of meermalen, althans eenmaal (op dwingende toon) die [slachtoffer 1] om sigaretten gevraagd en/of (toen deze weigerde) die [slachtoffer 1] tegen diens hoofd geslagen en/of geschopt en/of die [slachtoffer 1] achtervolgd en/of die [slachtoffer 1] in een portiek gedrukt en/of aldaar meermalen, althans eenmaal geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of tegen die [slachtoffer 1] geroepen dat deze alles wat deze bij zich had moest afgeven en/of (toen deze weigerde) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal tegen diens hoofd en/of elders op /tegen diens lichaam geslagen en/of gestompt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 november 2013 te Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (oa inhoudende een ID kaart en/of zorgpas en/of bankpas(sen)) en/of een sleutelbos en/of een telefoon (Samsung Galaxy Advance), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (onder meer) die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte en/of zijn mededader(s) op (onder andere) die [slachtoffer 2] is/zijn toegelopen en/of meermalen, althans eenmaal (op dwingende toon) die [slachtoffer 2] om sigaretten
heeft/hebben gevraagd en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben achtervolgd en/of in een portiek gedrukt en/of tegen deze heeft/hebben gezegd: "Alles geven " en/of vervolgens de kleding van
die [slachtoffer 2] heeft/hebben nagevoeld/doorzocht en/of die [slachtoffer 2] op/tegen diens schouder heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of deze op de grond heeft/hebben gedrukt/getrokken en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgehouden;
EN/OF
hij op of omstreeks 30 november 2013 te Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (oa inhoudende een ID kaart en/of zorgpas en/of bankpas(sen) )
en/of een sleutelbos en/of een telefoon (Samsung Galaxy Advance, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) op (onder andere) die [slachtoffer 2] is/zijn toegelopen en/of meermalen, althans eenmaal (op dwingende toon) die [slachtoffer 2] om sigaretten heeft/hebben gevraagd en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben achtervolgd en/of in een portiek gedrukt en/of tegen deze heeft/hebben gezegd: "Alles geven " en/of vervolgens de kleding van die [slachtoffer 2] heeft/hebben nagevoeld/doorzocht en/of die [slachtoffer 2] op/tegen diens schouder heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of deze op de grond heeft/hebben gedrukt/getrokken en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgehouden;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Inleiding

Op zaterdag 30 november 2013 omstreeks 04:00 uur heeft medeverdachte [medeverdachte 1] aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op straat, op de Brinkgreversweg te Deventer, om een sigaret gevraagd. Toen aangever [slachtoffer 1] dit weigerde heeft medeverdachte [medeverdachte 1] hem een trap gegeven.
Vervolgens werden aangevers ieder afzonderlijk in een portiek geduwd en met geweld respectievelijk van een pakje sigaretten en van een portemonnee, sleutelbos en een telefoon beroofd. Verdachte was bij dit voorval aanwezig.

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1 primair en 2 primair ten laste is gelegd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van de hem ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Daartoe heeft de raadsman ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat geen sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering tussen verdachte en zijn medeverdachten.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte aanvankelijk weliswaar van plan is geweest om iets te gaan stelen en dat hij aangever [slachtoffer 2] ook bij de arm heeft gepakt maar dat hij zich uiteindelijk vrijwillig heeft teruggetrokken en zich van de diefstal heeft gedistantieerd. Verdachte heeft niet in de (jas)zakken van aangever [slachtoffer 2] gezeten. Verder zijn de door medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] afgelegde verklaringen dat verdachte een telefoon zou hebben gepakt onjuist.

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde:
Met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde integraal dient te worden vrijgesproken. Uit de bewijsmiddelen is niet gebleken dat verdachte bij dit feit betrokken is geweest. Weliswaar heeft het onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde gelijktijdig plaatsgevonden, maar deze gebeurtenissen dienen gezien de verklaringen en de overige inhoud van het strafdossier, ook naar hun uiterlijke verschijningsvorm, te worden beschouwd als op zichzelf staande incidenten. Wat er kort voor de twee incidenten gebeurde – de schop van medeverdachte [medeverdachte 1] tegen [slachtoffer 1] – maakt vorenstaande niet anders, nu niet is bewezen dat op dat moment reeds een voornemen tot een beroving bestond.
Welke rol verdachte ook heeft gespeeld bij het onder 2 ten laste gelegde, deze kan niet worden aangemerkt als een significante bijdrage aan het onder 1 ten laste gelegde. Er is geen sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de daders van feit 1 en verdachte. Dit rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit daarom niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde:
De rechtbank overweegt dat op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen [1] ,
-waarvan de onderdelen die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten hieronder zijn weergegeven- een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde kan volgen.
1.
een proces verbaal van aangifte, inhoudende de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Omstreeks 04:00 uur waren [slachtoffer 1] en ik ter hoogte van de Beestenmarkt. Wij liepen over de Brinkgreverweg. Ik werd door een Marokkaanse jongen in een portiek gedreven. Ik zag dat er bij mij nog een tweede jongen stond.
Ik voelde dat de Marokkaanse jongen en de andere jongen in mijn zakken begonnen te voelen. Ik voelde dat ik een klap op mijn rechterschouder kreeg. Ik voelde pijn op dat moment. Dit gebeurde kennelijk opzettelijk. Ik voelde dat ik op de grond werd getrokken.
Ik voelde dat ik vast werd gehouden. Ik voelde dat al mijn zakken werden leeggehaald. Ik zag dat één van de jongens mijn sleutels in zijn hand hield.
Ik zag dat de Marokkaanse jongen er als volgt uitzag: slank postuur, 1.70 - 1.75 lang, veel gouden tanden, ingevallen gezicht. Ik zag dat hij een lichtgekleurde muts droeg en een lichtgekleurde jas.
De volgende spullen zijn van mij afgenomen:
Mijn portemonnee. Hierin zaten mijn ID-kaart, zorgpas, 2 bankpassen van de Rabobank, 1 bankpas van de ABN-AMRO bank. Mijn sleutelbos. Mijn telefoon van het merk Samsung, type Galaxy Advance, kleur zwart. [2]
2.
een proces verbaal van aangifte, inhoudende de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [slachtoffer 1] door [medeverdachte 1] en die donkere jongen het portiek in werd geduwd. Op dat moment kwamen er ook twee jongens op mij af. Ze stonden vlak voor mijn neus, althans die Marokkaanse jongen met zijn gouden tanden. Ik voelde dat iemand probeerde in mijn zak te voelen. Toen voelde ik dat ik een tik op mijn schouder kreeg. Ik struikelde of ik werd getrapt, in ieder geval viel ik hierdoor. Iemand hield me vast op de grond. Op dat moment lag ik op mijn buik, want zo was ik gevallen. Ik voelde druk op mijn schouder zodat ik niet overeind kon komen. Op dat moment voelde ik twee handen in twee zakken. Dat was van hup erin en eruit.
V: Uit ons onderzoek is gebleken dat de jongen met de gouden tanden een Molukse
jongen is. Zou dat ook kunnen?
A: Zou zeker kunnen. [3]
3.
een proces verbaal van aangifte, inhoudende de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Bij de viskraam op de hoek Beestenmarkt met de Brinkgreverweg zag ik enkele personen staan. [slachtoffer 2] en ik werden achterna gezeten door het groepje jongens. Ik zag dat [slachtoffer 2] door de 2 andere personen werd belaagd. [4]
3.
een proces verbaal van verhoor aangever, inhoudende de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Wat er met [slachtoffer 2] is gebeurd. Een duw- en trekpartij op de grond, ongeveer een meter of 10 van mij verwijderd, richting Veenweg/Brinkgreverweg. Die duw- en trekpartij was met die twee Marokkaanse jongens. [5]
4.
de door verdachte ter terechtzitting van 18 maart 2014 afgelegde verklaring – zakelijk weergegeven- inhoudende:
Op 30 november 2013 was ik aanwezig op de Brinkgreversweg te Deventer.
Nadat [medeverdachte 1] aangever [slachtoffer 1] had getrapt ben ik samen met medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] achter aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangerend.
Ik, medeverdachte [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] renden naar aangever [slachtoffer 2] toe.
Ik was op dat moment van plan om iets te gaan stelen. Zij voelden aan de zakken van aangever [slachtoffer 2]. Op enig moment heb ik aangever [slachtoffer 2] ook kort bij zijn arm gepakt. Ik heb me uiteindelijk echter teruggetrokken.
5.
een proces verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] pakten die andere jongen. Ik zag dat zij deze jongen aan zijn kleding en in de zakken voelden. [medeverdachte 3] heeft deze jongen ook geslagen. Ik stond bij die jongen waar [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] mee bezig waren.
Ik had geen geld en het kwam in mijn hoofd dat ik ook geld wilde pakken. Ik hoorde dat [medeverdachte 3] steeds riep: capuchon op of niet. Dit betekent gaan we wat doen of niet. Ze deden hun capuchon op en renden naar die jongens toe.
(Wat is jouw aandeel in deze diefstal met geweld?)Ik was erbij. Ik had in mijn hoofd om mee te doen maar ik trok mij terug. Ik heb vlakbij die jongen gestaan waar [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] ook mee bezig waren. Ik heb deze jongen ook kort aangeraakt. Ik heb hem kort bij de arm gepakt omdat ik in zijn zak wilde gaan zoeken.
[medeverdachte 3] heeft misschien wel drie of vier gouden tanden. Hij is een Molukse jongen. Hij heeft een grote tatoeage op zijn hals. Dit is een grote adelaar. Hij heeft ook tatoeages op zijn arm. Op zijn knokkels staat 1994 getatoeëerd. [6]
6.
een proces verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Er werd door [medeverdachte 3] of een klap of een duw gegeven m.b.t. die jongen. [medeverdachte 3] keek vervolgens in de zakken van die jongen of die wat had en [medeverdachte 3] pakte ook die portemonnee uit de achterzak van de broek of een jaszak. Ik zag dat hij er in keek en zag dat hij die portemonnee weer terug deed in een van de zakken. [7]
7.
een proces verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de door [medeverdachte 2] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Toen ik met [verdachte] op de Beestenmarkt stond te praten kwam [medeverdachte 1] naar ons toe. Er kwamen twee jongens aanlopen. We zijn er naar toegelopen. Ik heb gezien dat [verdachte] een telefoon van deze jongens afpakte. Ik heb gehoord van [verdachte] dat hij die telefoon heeft opgeraapt. [8]
8.
een proces verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de door [medeverdachte 1] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik zag twee jongens lopen. Ik heb gezien dat ze in een portiek gedrukt werden en klappen kregen. Dit gebeurde allemaal op de Brinkgreverweg tussen de coffeeshop en de Beestenmark. Toen zij bij mij wegliepen hoorde ik dat die drie jongens er aan kwamen rennen. Zij liepen mij voorbij en gingen achter [slachtoffer 1] en zijn vriend aan. [9]
9.
een proces verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de door [medeverdachte 1] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven
De jongens die het gedaan hebben zijn:
-[medeverdachte 2]. Dit is de grootste donkere jongen.(…)
-[verdachte]. Hij is licht getint. Hij volgens mij 18 of 19 jaar.
-De derde jongen is de jongen met gouden tanden.
Ik heb alleen gezien dat zij door drie jongens belaagd werden. Ik heb wel gezien dat [slachtoffer 1] het portiek in werd gedreven. [slachtoffer 2] werd iets verderop een portiek ingedreven. [10]
10.
een proces verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de door [medeverdachte 1] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Er waren drie anderen betrokken bij de beroving. De verdachte wiens naam ik tot nu toe nog niet heb genoemd heeft gouden tanden. Ik heb ze pas getroffen op de Beestenmarkt. Ik weet dat [verdachte] en die andere jongen ([medeverdachte 3]?) de andere jongen (niet [slachtoffer 1]) hebben aangepakt. De plek waar [verdachte] en [medeverdachte 3] (?) dit deden was wat verder weg. Volgens mij pakte [verdachte] die andere aangever bij de jas. Ik zag dat. Die [verdachte] had een telefoon in zijn hand. [11]

Bewijsoverweging:

De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte zich op 30 november 2013 samen met medeverdachte [medeverdachte 3] schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweldpleging gepleegd tegen aangever [slachtoffer 2]. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de dossierstukken is gebleken dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op de Beestenmarkt te Deventer aanwezig waren, dat medeverdachte [medeverdachte 1] aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daar een sigaret heeft gevraagd en dat hij, toen aangevers dit weigerden, aangever [slachtoffer 1] een trap heeft gegeven.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat na het schopincident ongeveer gelijktijdig de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden. Hierbij hebben medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich op aangever [slachtoffer 1] gericht (feit 1) en hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] zich op aangever [slachtoffer 2] gericht (feit 2).
De rechtbank gaat voorbij aan de door verdachte afgelegde verklaring dat medeverdachte [medeverdachte 1] ook bij feit 2 betrokken is geweest. Hiertoe overweegt de rechtbank dat verdachte dit als enige verklaart, deze verklaring niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen en dat bovendien behoedzaam met de door verdachte afgelegde verklaring dient te worden omgegaan gelet op de rol die hij zelf bij het onder 2 ten laste gelegde feit heeft gespeeld.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen is gebleken dat de portemonnee met inhoud, sleutelbos en telefoon van aangever [slachtoffer 2] met geweld zijn gestolen. Ook is gebleken dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3]. Als is vastgesteld dat sprake is van bewuste en nauwe samenwerking is niet van belang wie welke uitvoeringshandelingen daadwerkelijk heeft begaan. De handelingen van de één kunnen in dat geval ook worden toegerekend aan de ander.
Dat sprake is geweest van medeplegen blijkt uit de volgende omstandigheden.
Op het moment dat verdachte aangever [slachtoffer 2] achterna rende, wist hij dat er iets stond te gebeuren. Hij had medeverdachte [medeverdachte 3] immers horen roepen: capuchon op of niet. Verdachte heeft vervolgens met deze medeverdachte aangever [slachtoffer 2] belaagd en hij heeft bekend dat hij aangever [slachtoffer 2] kort bij zijn arm heeft gepakt. Ook is op basis van de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de telefoon van [slachtoffer 2] heeft weggepakt. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan deze verklaringen, nu is vastgesteld dat beide medeverdachten niet bij het onder 2 ten laste gelegde betrokken zijn geweest en derhalve niet aannemelijk is geworden dat zij verdachte als zondebok hebben willen gebruiken.
Van de cumulatief/alternatief onder 2 ten laste gelegde afpersing zal verdachte worden vrijgesproken, nu niet is bewezen dat aangever [slachtoffer 2] spullen heeft afgegeven aan verdachte of zijn mededader.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
2.
hij op 30 november 2013 te Deventer tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (oa inhoudende een ID kaart en zorgpas en bankpassen en een sleutelbos) en een telefoon (Samsung Galaxy Advance), toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 2] heeft/hebben achtervolgd en in een portiek gedrukt en vervolgens de kleding van die [slachtoffer 2] heeft/hebben nagevoeld/doorzocht en die [slachtoffer 2] tegen diens schouder heeftgeslagen en/of deze op de grond heeft/hebben gedrukt/getrokken en die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgehouden.
Van het onder 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:
2 primair:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

De raadsman van verdachte heeft zich in het kader van het onder 2 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat sprake is van vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat vrijwillig terugtreden slechts invloed op de strafbaarheid kan hebben indien het delict nog niet is voltooid. Nu in onderhavig geval sprake is van een voltooid delict, waarbij verdachte zelf uitvoeringshandelingen heeft verricht, kan het verweer niet slagen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd om verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden op te leggen.
De officier van justitie heeft daarbij opgemerkt dat verdachte weliswaar hulp nodig heeft voor zijn problematiek maar dat, nu er op dit moment geen aanvullend reclasseringsrapport ligt, deze hulp mogelijk in het kader van vervroegde invrijheidstelling zou kunnen worden gerealiseerd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van de verdachte heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf te hoog is.
De raadsman heeft bepleit om een voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan eventueel gekoppeld een proeftijd en bijzondere voorwaarden. Verdachte dient volgens de raadsman van verdachte ambulant te worden geholpen en is bereid om alle voorwaarden te accepteren.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich ’s nachts op de openbare weg in de binnenstad van Deventer samen met
een medeverdachte schuldig gemaakt aan een straatroof. Het toevallig passerende slachtoffer
werd door verdachte en zijn medeverdachte belaagd en beroofd.
Bij het slachtoffer heeft deze uiting van zinloos geweld, waarbij zijn persoonlijke vrijheid
werd aangetast, gevoelens van onrust teweeggebracht.
Ook voor de samenleving in het algemeen geldt dat dergelijke misdrijven gevoelens van
onrust en onveiligheid veroorzaken. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat de oriëntatiepunten van het Landelijk
Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. In deze oriëntatiepunten
voor straftoemeting wordt voor een straatroof met licht geweld een gevangenisstraf van 6
maanden als uitgangspunt gehanteerd.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging echter ook rekening gehouden met de
persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van
de overgelegde rapportages.
Uit een Pro Justitia rapportage, betreffende een psychiatrisch onderzoek, van 10 maart 2014, opgemaakt door dr. F.M.J. Bruggeman, psychiater, volgt dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Bij verdachte is sprake een gedragsstoornis, cannabismisbruik en een ouder-kind relatieprobleem.
De psychiater is niet in staat geweest om een conclusie aangaande de toerekeningsvatbaarheid te trekken omdat verdachte maar deels aan het onderzoek heeft meegewerkt. Gezien de penibele sociale situatie acht de psychiater het risico op herhaling aanzienlijk.
De psychiater adviseert een straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden reclasseringscontact en een behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek zoals de Waag.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies d.d. 3 maart 2014 waarin staat vermeld dat verdachte sinds medio 2013 aan het afglijden is in de maatschappij, dat hulpverlening geen doorgang heeft gevonden omdat verdachte vermoedelijk zwervend is geraakt en dat er aanwijzingen zijn voor psychosociale problemen naar aanleiding van jeugdervaringen.
Omdat verdachte verdere medewerking aan de NIFP-rapportage heeft geweigerd is er geen compleet beeld van verdachtes problematiek ontstaan en heeft de reclassering geen indicatiestelling voor behandeling kunnen aanvragen.
De recidivekans wordt bij een onveranderde situatie echter als meer dan gemiddeld ingeschat en op grond van het recidiverisico, de criminogene factoren en de eventuele interventies in het verleden, is een toezicht op bijzondere voorwaarden met (gedrags-) interventie(s) en/of behandeling(en) volgens de reclassering wel geïndiceerd.
Omdat de reclassering onvoldoende informatie over de mogelijkheden hiertoe had, heeft de reclassering aangekondigd om te komen met een aanvullend rapport waarin zou worden vermeld wanneer en hoe zij vorm kan geven aan in te zetten interventies en bijzondere voorwaarden.
De rechtbank stelt vast dat de aangekondigde aanvullende rapportage van de reclassering niet is overgelegd en dat de verdediging ter terechtzitting heeft aangegeven dat het onderzoek ter terechtzitting niet hoeft te worden geschorst teneinde dit rapport af te wachten. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid getoond om eventuele hulpverlening te aanvaarden.
Nu er geen afgerond advies van de reclassering ligt, en de rechtbank voorts twijfelt aan de motivatie van verdachte voor een eventuele behandeling, ziet de rechtbank geen ruimte voor het opleggen van bijzondere voorwaarden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 3 februari 2014, waaruit volgt dat aan verdachte
niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
De rechtbank acht alles overziende, met name gelet op het blanco strafblad in combinatie met de persoonlijke omstandigheden en negatieve spiraal waarin verdachte zich bevindt, termen aanwezig om de aan verdachte toekomende gevangenisstraf, als stok achter de deur om recidive te voorkomen, deels in voorwaardelijke vorm op te leggen met daaraan gekoppeld een proeftijd van 2 jaar.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf
noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een
lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere
omstandigheden, die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet
aanwezig.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het onder 2 primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 2 primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 maanden.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 2 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Het bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mrs. L.J.C. Hangx en V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 april 2014.
Mr. L.J.C. Hangx voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onder dossiernummer PL04DD-2014012359 Z, opgemaakt op 11 februari 2014.
2.Dossierpagina’s 124 tot en met 126.
3.Dossierpagina’s 130 tot en met 134.
4.Dossierpagina’s 135 tot en met 137.
5.Dossierpagina’s 141 tot en met 144.
6.Dossierpagina’s 95 tot en met 99.
7.Dossierpagina’s 100 tot en met 102.
8.Dossierpagina’s 63 tot en met 67.
9.Dossierpagina’s 28 tot en met 31.
10.Dossierpagina’s 32 tot en met 34.
11.Dossierpagina’s 40 tot en met 43.