ECLI:NL:RBOVE:2014:1622

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 maart 2014
Publicatiedatum
31 maart 2014
Zaaknummer
07/996552-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegale overbrenging van afvalstoffen door verdachte BV naar Duitsland zonder toestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 31 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een BV die zonder toestemming van de bevoegde autoriteiten afvalstoffen van Nederland naar Duitsland heeft overgebracht. De verdachte, een bedrijf gevestigd in Raalte, werd beschuldigd van het illegaal vervoeren en opslaan van afvalstoffen, specifiek een substantie aangeduid als zuiveringsslib of bruine eimix. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 27 maart 2012 meermalen deze stoffen heeft overgebracht naar verschillende locaties in Duitsland zonder de vereiste kennisgeving aan de autoriteiten. De officier van justitie had een geldboete van €80.000 geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een boete op van €40.000, rekening houdend met de aard van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelingen heeft verricht die in strijd zijn met de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De verdachte had geen omgevingsvergunning voor de opslag van de stoffen en heeft geen kennisgeving gedaan aan de bevoegde autoriteiten, wat noodzakelijk was voor de overbrenging van de afvalstoffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan illegale overbrenging van afvalstoffen en het in werking hebben van een inrichting zonder vergunning. De rechtbank benadrukte het belang van overheidscontrole op de afvoer van afvalstoffen om de kwaliteit van het milieu en de volksgezondheid te waarborgen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van €40.000.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 07/996552-12
Datum vonnis: 31 maart 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige economische kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] B.V.,
gevestigd te [plaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 maart 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.H. [naam] en van hetgeen namens de verdachte door haar directeur en haar raadsman mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 27 maart 2012:
Feiten 1, 2 en 3:al dan niet samen met een ander en al dan niet opzettelijk afvalstoffen naar een drietal plaatsen in Duitsland heeft overgebracht zonder kennisgeving aan en toestemming van de betrokken autoriteit;
feit 4:al dan niet samen met een ander en al dan niet opzettelijk zonder omgevingsvergunning een inrichting in werking heeft gehad voor het opslaan en overslaan van afvalstoffen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks
de periode van 1 januari 2010 t/m 27 maart 2012,
althans op of omstreeks 29 november 2011 en/of 13 december 2011
in/vanuit de gemeente Raalte, in elk geval in Nederland,
samen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
(een) handeling(en) heeft verricht ("illegale overbrenging") als bedoeld in
artikel 2 onder 35 van de EG-Verordening overbrenging van afvalstoffen,
immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s) afvalstoffen,
te weten een hoeveelheid zuiveringsslib/bruine eimix,
overgebracht van Nederland naar [bestemming 1] te [plaats] in Duitsland
-zonder kennisgeving aan alle betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig
voornoemde verordening,
en/of
-zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig
voornoemde verordening;
2.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks
de periode van 1 januari 2010 t/m 27 maart 2012,
althans op of omstreeks 23 juli 2010
in/vanuit de gemeente Raalte, in elk geval in Nederland,
samen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
(een) handeling(en) heeft verricht ("illegale overbrenging") als bedoeld in
artikel 2 onder 35 van de EG-Verordening overbrenging van afvalstoffen,
immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s) afvalstoffen,
te weten een hoeveelheid zuiveringsslib/bruine eimix,
overgebracht van Nederland naar [bestemming 2] te [plaats] in Duitsland
-zonder kennisgeving aan alle betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig
voornoemde verordening,
en/of
-zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig
voornoemde verordening;
3.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks
de periode van 1 januari 2010 t/m 27 maart 2012,
althans op of omstreeks 9 december 2011
in/vanuit de gemeente Raalte, in elk geval in Nederland,
samen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
(een) handeling(en) heeft verricht ("illegale overbrenging") als bedoeld in
artikel 2 onder 35 van de EG-Verordening overbrenging van afvalstoffen,
immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s) afvalstoffen,
te weten een hoeveelheid zuiveringsslib/bruine eimix,
overgebracht van Nederland naar [bestemming 3] te [plaats] in Duitsland
-zonder kennisgeving aan alle betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig
voornoemde verordening,
en/of
-zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig
voornoemde verordening;
4.
verdachte in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010 t/m 8 mei 2012,
althans op 8 mei 2012 in de gemeente Mill en St. Hubert,
samen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
zonder omgevingsvergunning aan of nabij de [adres] te [plaats]
een project heeft uitgevoerd, geheel of gedeeltelijk bestaande uit
het in werking hebben van een inrichting voor het opslaan en/of overslaan van
(bedrijfs)afvalstoffen, te weten zuiveringsslib/bruine eimix,
zijnde een inrichting als bedoeld in Categorie 28 van Bijlage I onderdeel C
van het Besluit omgevingsrecht;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder de feiten 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen wordt verklaard en dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van
€ 80.000,00.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De feiten die niet ter discussie staan
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode meermalen een hoeveelheid van een substantie, door verdachte bruine eimix genoemd, afkomstig van [betrokkene 1] B.V. te [plaats] afgevoerd naar biogas-installaties in verschillende plaatsen in Duitsland, waaronder [plaats], [plaats] en [plaats]. Verdachte heeft hiervan geen kennis gegeven aan de betrokken bevoegde autoriteit en beschikte evenmin over toestemming van die autoriteit.
Ten aanzien van feit 4
Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode een hoeveelheid van een substantie, door verdachte bruine eimix genoemd, opgeslagen in opslagbunkers van een (voormalige) varkenshouderij gelegen aan de [adres] te [plaats].
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 op het standpunt gesteld dat het zuiveringsslib / de bruine eimix aangemerkt moet worden als een afvalstof en derhalve valt onder de regeling zoals vermeld in artikel 2 onder 35 van de EG-verordening Overbrenging van Afvalstoffen (1013/2006). Verdachte had voor de overbrenging van deze stoffen vooraf kennis moeten geven aan en/of toestemming moeten hebben van de bevoegde autoriteit, te weten de Inspectie Leefomgeving en Transport, een onderdeel van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Wat betreft het onder feit 4 tenlastegelegde heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte degene was die een inrichting in werking had en dat deze inrichting vergunningplichtig was en uit dien hoofde had moeten beschikken over een omgevingsvergunning.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld, dat geenszins is komen vast te staan dat het zuiveringsslib / de bruine eimix aangemerkt moet worden als een afvalstof. Het is volgens de verdediging zo dat het zuiveringsslib / de bruine eimix aangemerkt moet worden als een dierlijk bijproduct en derhalve niet valt onder de EG-verordening Overbrenging van Afvalstoffen (EVOA). De verdediging heeft er in dit verband op gewezen dat de stof niet onderzocht is, zodat de samenstelling ervan niet vaststaat. De verdediging heeft in dit verband ook gewezen op artikel 10 onder e van de EG-verordening tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat de bruine eimix tot 2008 is verwerkt in diervoeder hetgeen er volgens de verdediging te meer op duidt dat de bruine eimix geen afvalstof is. Dat de bruine eimix sedert 2008 niet meer gecertificeerd is, maakt dat volgens de verdediging niet anders, omdat de samenstelling niet is veranderd. Tot slot heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat [betrokkene 2] eigenaar van het zuiveringsslib / de bruine eimix was en dat deze firma de plicht had om kennisgeving te doen van en toestemming te vragen voor de overbrengingen. Verdachte is enkel transporteur geweest, die in opdracht van [betrokkene 2] de stoffen feitelijk overbracht.
Ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde heeft de verdediging aangevoerd dat niet zij maar [betrokkene 3], de voormalige varkenshouder en eigenaar van het perceel en de zich daarop bevindende inrichting was. Verdachte ging ervan uit en mocht er in redelijkheid vanuit gaan dat [betrokkene 3] beschikte over een omgevingsvergunning, te meer nu het ging om de opslag van het dierlijk bijproduct bruine eimix.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De vraag die in deze strafzaak centraal staat is of de substantie, aangeduid als zuiveringsslib of bruine eimix, die verdachte van het bedrijf [betrokkene 1] B.V. naar biogas-installaties op diverse plaatsen Duitsland heeft afgevoerd, aangemerkt moet worden als een afvalstof in de zin van de EVOA.
De rechtbank heeft bij de beantwoording van deze vraag als uitgangspunt genomen de definitie van het begrip afvalstoffen zoals deze is op genomen in artikel 1.1. van de Wet milieubeheer. Ingevolge dit artikel wordt onder afvalstoffen verstaan: “
alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moest ontdoen”.Deze definitie is tot stand gekomen na implementatie van de Kaderrichtlijn afvalstoffen (Richtlijn 2008/98/EG). De vraag of er sprake is van een afvalstof moet worden beoordeeld met in achtneming van alle omstandigheden van het concrete geval. In de Kaderrichtlijn afvalstoffen zijn, over de vraag wanneer (niet langer) sprake is van een afvalstof, enkele criteria opgenomen. Een voorwerp of stof is een productresidu of een bijproduct en derhalve geen afvalstof, als aan de volgende minimale voorwaarden is voldaan:
het is zeker dat de stof of het voorwerp zal worden gebruikt;
de stof of het voorwerp kan onmiddellijk worden gebruikt zonder verdere andere behandeling dan die welke bij de normale productie gangbaar is;
de stof of het voorwerp wordt geproduceerd als een integraal onderdeel van een productieproces; en
verder gebruik is rechtmatig (de stof of het voorwerp voldoet aan alle voorschriften inzake producten, milieu en gezondheidsbescherming voor het specifieke gebruik en leidt niet tot over het geheel genomen ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid).
De stof die verdachte bij [betrokkene 1] BV ophaalde en overbracht naar biogasinstallaties in Duitsland kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangeduid als afvalstof die voldoet aan voorwaarde 2. De door verdachte overgebrachte substantie (door verdachte bruine eimix genoemd) is immers een product dat vrijkomt door een bewerking (te weten door toevoeging van zwavelzuur, ijzerchloride en polymeer) van het bedrijfsafvalwater van [betrokkene 1] B.V. en is door deze bewerking aan te merken als zuiveringsslib . Het is daardoor ook geen stof die of voorwerp dat wordt geproduceerd als een integraal onderdeel van een productieproces, zodat evenmin wordt voldaan aan het hiervoor onder punt 3 genoemde criterium.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt ook niet voldaan aan het onder punt 4 genoemde criterium, omdat uit de resultaten van het onderzoek in Duitsland blijkt dat het zuiveringsslib / de bruine eimix werd vergist in biogasinstallaties waarin uitsluitend plantaardige stoffen mochten worden verwerkt. Buiten discussie staat dat het zuiveringsslib / de bruine eimix echter stoffen bevatte (eiwitten en vetten) met een dierlijke herkomst (eieren), waardoor het verdere gebruik van het zuiveringslib / de bruine eimix niet rechtmatig was.
Voor zover verdachte heeft gesteld dat er eveneens geen sprake is van een afvalstof nu er sprake is van een nuttige toepassing, is de rechtbank van oordeel dat uit de regelgeving volgt dat wanneer er sprake is van een afvalstof met en nuttige toepassing, deze afvalstof pas dan geen afvalstof meer is als het volledig is (her)gebruikt. Daarvan was op het moment van vervoer over de grens door verdachte uiteraard nog geen sprake.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle omstandigheden van dit concrete geval het zuiveringsslib / de bruine eimix dient te worden aangemerkt als afvalstof in de zin van het EVOA, waarvoor op het moment dat het over de grens met Duitsland wordt gebracht een kennisgeving aan en/of toestemming van de bevoegde autoriteit noodzakelijk is. Nu hiervan geen sprake is heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank in de tenlastegelegde periode meermalen schuldig gemaakt aan “illegale overbrenging” als bedoeld in artikel 2 sub 35 van de EVOA. Verdachte zelf was degene de afvalstof over de grens vervoerde en is dus zelf degene die voor deze kennisgeving dan wel toestemming diende te zorgen.
De rechtbank heeft in het strafdossier geen, althans onvoldoende, bewijsmiddelen aangetroffen om bewezen te kunnen achten dat verdachte de feiten samen met een ander of anderen heeft gepleegd. Uiteraard waren er wel andere (rechts)personen bij betrokken, zoals [betrokkene 1] BV, de firma [betrokkene 2], de chauffeurs en de Duitse afnemers, maar er zijn geen bewijsmiddelen waaruit blijkt dat deze anderen op de hoogte waren van de illegale overbrenging van afvalstoffen door verdachte, zodat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewust samenwerking met (een) ander(en) niet kan worden vastgesteld.
De volgende vraag is of verdachte het feit al dan niet opzettelijk heeft gepleegd. In dat kader acht de rechtbank van belang dat verdachte een onderneming drijft die zich al jarenlang op een bedrijfsmatige wijze bezighoudt met handel in en transport van agrarische (afval)stoffen, waaronder de door haar genoemde bruine eimix. Het had, naar het oordeel van de rechtbank, op de weg van verdachte gelegen, om op het moment dat werd besloten de bruine eimix niet meer aan de veevoederindustrie aan te bieden maar af te voeren naar biogasinstallaties in het buitenland, navraag te doen bij de bevoegde autoriteiten of de bruine eimix een afvalstof betrof waarvoor een kennisgeving vereist was. Weliswaar is de regelgeving niet eenvoudig opgezet, maar desondanks redelijk toegankelijk gemaakt, bijvoorbeeld op de website van de Inspectie Leefomgeving en Transport. Het intoetsen van de afkorting “evoa” levert direct een link op naar genoemde website. Een website waarmee de rechtbank verdachte, gelet op haar werkterrein, bekend veronderstelt. De informatie op deze website, gecombineerd met de kennis van verdachte over de herkomst en de bestemming van de bruine eimix, had bij verdachte twijfel moeten doen rijzen over het door hem veronderstelde legale karakter van de overbrenging. Die twijfel zou hebben genoopt tot het doen van navraag bij de bevoegde autoriteit. Door geen navraag te doen, ondanks het vervallen van de certificering van de bruine eimix en de veranderde bestemming ervan over de landsgrens, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de door haar vervoerde bruine eimix een afvalstof betrof in de zin van het EVOA, waarvoor kennisgeving en/of toestemming vereist was van de bevoegde autoriteit.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat hetgeen aan verdachte, onder de feiten 1, 2 en 3, is ten laste gelegd wettig overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat bestaat uit het in werking hebben van een inrichting. In het derde lid van artikel 1.1 van de Wet milieubeheer (Wm) is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur categorieën van inrichtingen worden aangewezen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken. In het op dit artikellid gebaseerde Besluit omgevingsrecht (Bor) is in hoofdstuk 2, paragraaf 2.1, artikel 2.1 bepaald dat als categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 1.1. derde lid, van de Wet milieubeheer worden aangewezen de categorieën inrichtingen in de bijlage 1, in onderdeel B en onderdeel C. In onderdeel C onder categorie 28.1, onder a ten 2e, is bepaald dat als een vergunningplichtige inrichting wordt aangewezen een inrichting voor het opslaan van bedrijfsafvalstoffen, die een opslagcapaciteit van 5 kubieke meter of meer hebben. In 28.2 van het Bor is bepaald voor de toepassing van onderdeel 28.1 onder bedrijfsafvalstoffen niet worden begrepen dierlijke of overigens organische meststoffen, niet zijnde zuiveringsslib.
In het onderhavige geval heeft verdachte in de ten laste gelegde periode een hoeveelheid van ruim 440.000 kg zuiveringsslib opgeslagen in opslagbunkers op het perceel [adres] te [plaats]. Deze bunkers hadden een opslagcapaciteit van 600 kubieke meter en zijn naar het oordeel van de rechtbank aan te merken aan een inrichting waarvoor, ingevolge de Bor een omgevingsvergunning verplicht was. Vast staat dat verdachte niet beschikte over een dergelijke vergunning, zodat naar het oordeel van de rechtbank ook het onder feit 4 tenlastegelegde wettig en overtuigen bewezen kan worden. Dat de eigenaar van de opslagbunker mogelijk (nog) over een omgevingsvergunning beschikte vanwege de door hem gedreven varkenshouderij, doet daar niet aan af. Het was immers de verdachte die de activiteit, het project van opslag en overslag van het zuiveringsslib / de bruine eimix, op die plaats uitoefende, gedurende een periode van circa 18 maanden.
De rechtbank is ook te aanzien van dit feit van oordeel dat verdachte navraag had moeten doen bij de gemeente over een eventuele vergunningplicht voor de opslag van deze forse hoeveelheid bedrijfsafval. Bij de opslag van zo’n hoeveelheid, circa 440 ton, kan een professionele vervoerder op zijn vingers natellen dat vergunningplicht wel eens aan de orde zou kunnen zijn. Door in het geheel geen navraag te doen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het een vergunningplichtige activiteit betrof.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder de feiten 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
verdachte in de periode van 1 januari 2010 t/m 27 maart 2012,
in/vanuit de gemeente Raalte, opzettelijk handelingen heeft verricht heeft immers heeft verdachte afvalstoffen, te weten een hoeveelheid zuiveringsslib/bruine eimix,
overgebracht van Nederland naar [bestemming 1] te [plaats] in Duitsland
-zonder kennisgeving aan alle betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig
voornoemde verordening,
en
-zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig
voornoemde verordening;
2.
verdachte in de periode van 1 januari 2010 t/m 27 maart 2012,
in/vanuit de gemeente Raalte opzettelijk handelingen heeft verricht
immers heeft verdachte afvalstoffen, te weten een hoeveelheid zuiveringsslib/bruine eimix, overgebracht van Nederland naar [bestemming 2] te [plaats] in Duitsland
-zonder kennisgeving aan alle betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig
voornoemde verordening,
en
-zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig
voornoemde verordening;
3.
verdachte in de periode van 1 januari 2010 t/m 27 maart 2012,
in/vanuit de gemeente Raalte opzettelijk handelingen heeft verricht immers heeft verdachte afvalstoffen, te weten een hoeveelheid zuiveringsslib/bruine eimix,
overgebracht van Nederland naar [bestemming 3] te [plaats] in Duitsland
-zonder kennisgeving aan alle betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig
voornoemde verordening,
en
-zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig
voornoemde verordening;
4.
verdachte in de periode van 1 oktober 2010 t/m 8 mei 2012, opzettelijk zonder omgevingsvergunning aan de [adres] te Mill een project heeft uitgevoerd, bestaande uit het in werking hebben van een inrichting voor het opslaan en overslaan van bedrijfsafvalstoffen, te weten zuiveringsslib/bruine eimix, zijnde een inrichting als bedoeld in Categorie 28 van Bijlage I onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht;
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder de feiten 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet Economische Delicten (WED). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1, 2 en 3
telkens het misdrijf: opzettelijk overtreden van een voorschrift gesteld krachtens artikel 10.60 van de Wet milieubeheer, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2.1 lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gesteld verbod.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de rechtspersoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking. Verdachte heeft een grote hoeveelheid afvalstoffen naar Duitsland gebracht zonder daarvan vooraf kennis te geven aan de bevoegde autoriteit en zonder toestemming van de bevoegde autoriteit. Deze autoriteiten waren daardoor niet in staat enige controle uit oefenen op de door verdachte vervoerde afvalstoffen. Deze controle is noodzakelijk teneinde de kwaliteit van het milieu en de gezondheidsrisico’s van afvalstoffen voor de mens te bewaken. Verdachte heeft door zijn handelswijze deze controle gefrustreerd. Verder heeft verdachte een vergunningplichtige inrichting in werking gehad, zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning was afgegeven. Dat is kwalijk nu de wetgever heeft gemeend dat voor deze activiteit, het opslaan en overslaan van afvalstoffen, vergunning vereist is. Het betreft de op- en overslag van potentieel milieubelastende stoffen, waarop de overheid in het algemeen belang zicht wil hebben. Een professioneel bedrijf als dat van verdachte moet zich realiseren dat bij de opslag van een dergelijke hoeveelheid afvalstof bemoeienis van de overheid voor de hand ligt. Ter zitting is namens verdachte aangevoerd dat bij haar de gedachte was dat de opslag van de stof in de opslagbunkers geen kwaad kon. Waar verdachte aan voorbij gaat is dat de wetgever heeft gemeend dat deze afweging niet enkel bij de uitvoerder van een project moet liggen, maar dat overheidscontrole daarbij op zijn plaats is. Verdachte stelt zich als het ware boven de wet en maakt controle en handhaving van eventuele milieuvoorschriften onmogelijk. Vanuit het oogpunt van de bescherming van het milieu en de volksgezondheid is dat niet aanvaardbaar. De rechtbank is dan ook van oordeel dan de handelswijze van verdachte niet onbestraft mag blijven. De rechtbank acht een geldboete van na te noemen hoogte een passende straf. Nu de door verdachte begane feiten voornamelijk administratieve tekortkomingen betreft en niet vast is komen staan dat door verdachtes handelwijze het milieu of de gezondheid van de mens daadwerkelijk is geschaad zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank heeft daarbij ten nadele van verdachte nog wel rekening gehouden met het feit dat verdachte reeds eerder voor economische delicten is veroordeeld.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24, 51, 91 Sr, artikel 2.1.Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 10.60 van de Wet milieubeheer

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder de feiten 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder de feiten 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder de feiten 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 40.000,00 (zegge: veertigduizend euro).
Dit vonnis is gewezen door mr. Melaard, voorzitter, mr. Huisman en mr. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2014.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Oost-Nederland, District IJsselland, met nummer 04MIL11005. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Een geschrift zijnde een overzicht van het door verdachte van [betrokkene 1] B.V afgenomen en naar [bestemming 1], [adres] te [plaats], overgebrachte voorzuiveringsslib in de periode 5 januari 2010 t/m 27 maart 2013 (blz. 325 t/m 328);
2
Een geschrift zijnde een overzicht van het door verdachte van [betrokkene 1] B.V afgenomen en naar [bestemming 2], te [plaats], overgebrachte voorzuiveringsslib in de periode 26 februari 2010 t/m 20 maart 2013 (blz. 769 t/m 771);
3.
Een geschrift zijnde een overzicht van het door verdachte van [betrokkene 1] B.V afgenomen en naar [bestemming 3], te [plaats], overgebrachte voorzuiveringsslib in de periode 12 februari 2010 t/m 9 december 2011 (blz. 1177);
4.
Een geschrift zijnde een overzicht van de door verdachte van [betrokkene 1] B.V afgenomen en naar [plaats], overgebracht voorzuiveringsslib, in totaal 443.800 kg, in de periode 6 januari 2010 t/m 9 maart 2012 (blz. 1593);
5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 17 maart 2014, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de directeur van verdachte:
De klanten wilden de bruine eimix niet meer kopen als voer voor de varkens. Daarna is de bruine eimix naar Duitsland vervoerd. Gemiddeld 2 tot 3 vrachten per week. Ik heb daar geen kennisgeving van gedaan aan de autoriteiten. Wat betreft de opslag van de eimix bij [betrokkene 3] in [plaats] moet ik u zeggen dat ik niet weet of er een vergunning op zat. [betrokkene 3] heeft volgens mij wel altijd een vergunning gehad. Ik ging er vanuit dat het geen kwaad kon.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 27 maart 2013, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige (blz. 2063, 2064:
V. Welke afvalstromen komen er vrij bij [betrokkene 1]?
A. Het slingerwit komt in ons bedrijf vrij als een bijproduct dat wordt afgezet in de diervoedingsindustrie. Verder hebben we papier en ander restafval. Daarnaast komt er afvalwater en zuiveringsslib vrij. Tevens hebben we nog gebroken en gedroogde eierschalen.
V. Hoe voert [betrokkene 1] de afvalstoffen af?
A. Het slingerwit wordt in tankwagens afgevoerd door de afnemers [verdachte] en [afnemer] in [plaats]. [afnemer] heeft een oude melktankwagen hiervoor. Het zuiveringsslib wordt met tankwagens door [verdachte] uit [plaats] afgevoerd.
V. Wie regelt wanneer er afvalstoffen worden afgevoerd?
A. Onze planner [planner] regelt de planning hiervoor. Voor het voorzuiveringsslib komt iedere dinsdag en vrijdag een tankwagen van [verdachte].
V. Hoe wordt deze stof door het bedrijf [verdachte] genoemd?
A. Door [verdachte] worden andere namen gehanteerd. Wat wij voorzuiveringsslib noemen, wordt door [verdachte] bruine eimix genoemd. lk kan u niet zeggen of dit ook zo op de transportdocumenten staat van [verdachte].
V. Uit welke proces komt het voorzuiveringsslib?
A. Het voorzuiveringsslib komt uit de afvalwaterzuivering. Al ons bedrijfsafvalwater, wat uit onze processen komt, verzamelt zich eerst in een buffer. Vervolgens wordt het afvalwater vanuit de buffer naar de zuiveringsinstallatie gedoseerd. In deze installatie wordt het afvalwater behandeld met ijzer(III)chloride en een flocculant voor de flocculatie van vuildeeltjes. Wij doen dit om de organische fractie uit het afvalwater te scheiden cq. te verminderen. De ontstane drijflaag wordt van de unit afgeschraapt en in 2 tanks van 25 m3 opgeslagen.
V. Wat is de aard van het voorzuiveringsslib? (afvalstof evt. dierlijk bijproduct)
A. [betrokkene 1] beschouwt het voorzuiveringsslib als een afvalstof.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant], d.d. 26 februari 2013, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de verbalisant (blz. 357 en 358):
Deze administratie is door mij, verbalisant, nader onderzocht. Hieruit bleek mij het volgende: De verschillende documenten/ facturen betreffen levering van/ handelingen met eimix uitgevoerd op een bepaalde datum, tussen de bedrijven [verdachte] [adres]
(moet officieel zijn [adres]) [plaats], [betrokkene 2] BV (voornoemd) en [betrokkene 4] BV, [adres], [plaats].
Per jaar volgt uit de documenten/facturen de onderstaande gegevens.
2012:
In het jaar 2012 is door [betrokkene 2] BV aan [verdachte], [adres], [plaats] gefactureerd voor
€ 5,--/ ton (excl BTW) eimix.
De laatste datum van levering is 23 maart 2012.
De locaties van levering eimix zijn [plaats] en [plaats] (in Duitsland)
Totaal zijn er
24 vrachtenmet een totaalgewicht van
716,92 tongefactureerd. Gemiddeld is 29,87 ton eimix per vracht vervoerd.
2011:
in het jaar 2011 is door [betrokkene 2] BV aan [verdachte], [adres], [plaats] gefactureerd voor
5,--/ton (excl BTW) eimix.
De locaties van leveringen zijn: [plaats], [plaats], [plaats], [plaats], [plaats], Totaal zijn er
94 vrachtenmet een totaal gewicht van
2706,70 tongefactureerd. Gemiddeld is 28,8 ton eimix per vracht vervoerd.
2010:
In het jaar 2010 zijn door [betrokkene 2] BV aan [verdachte], [adres], [plaats] gefactureerd voor
€ 8,-- / ton(tot 11 aug 2010) of
€ 5,--/ ton (excl BTW) eimix.
De locaties van leveringen zijn: [plaats], [plaats], [plaats], [plaats], [plaats], [plaats], [plaats], [plaats] en [plaats] ( in Duitsland)
Totaal zijn er
132 vrachtenmet een totaal gewicht van
3602,44 tongefactureerd. Gemiddeld is 27,3 ton eimix per vracht vervoerd.
8.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [betrokkene 3] d.d. 8 mei 2012, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige (blz.1722 en 1723) :
Ik ben degene die aan de [adres] te [plaats] een agrarisch bedrijf heeft. Momenteel worden er nog maar weinig activiteiten uitgevoerd omdat er plannen zijn de boel te slopen. Tot ongeveer twee en een half jaar geleden had ik hier nog varkens zitten. Voor het houden van de varkens had ik ook een brijvoederkeuken in werking op het bedrijf. Bij die brijvoederkeuken zitten opslagbunkers waarin bijproducten werden opgeslagen ten behoeve van de bereiding van varkensvoer.
Op enig moment heeft [directeur verdachte] uit [plaats] mij gevraagd of hij die ruimte kon gebruiken voor de opslag van bijproducten. Dit betrof eimix dat te zuur was geraakt, waardoor boeren dit niet meer konden verwerken in hun varkensvoer.
Er zijn enkele vrachten van dat materiaal naar mijn inrichting en opslagbunkers gebracht door vrachtwagens van [directeur verdachte].
9.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2], zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige (blz. 436):
V. Hoe zijn de verantwoordelijkheden geregeld binnen het bedrijf?
A. Directeur is [directeur verdachte], hij heeft de algemene leiding. [naam] doet de planning en stuurt de chauffeurs aan. Nog wat dames op het kantoor en ik doe de administratie. Er zijn ook wat jongens in de werkplaats en op het terrein. De verantwoordelijkheid op het terrein heeft [directeur verdachte] met [naam]. De beslissingen nemen doet [directeur verdachte] als het grote beslissingen zijn.
V. Wie is er bij [verdachte] B.V verantwoordelijk voor de naleving van deze regels?
A. De directie is daarvoor verantwoordelijk. Dit is [directeur verdachte]. Er zit verder niemand in de directie.
10.
Het proces-verbaal d.d.17 juni 2013, zakelijk weergeven inhoudende als verklaring van de verbalisanten:
Rechtmatigheid ontvangst zuiveringsslib Duitse bedrijven
Naar aanleiding van het rechtshulpverzoek is door de Duitse autoriteiten een onderzoek ingesteld naar Duitse ontvangers van het zuiveringsslib afkomstig van [betrokkene 1] B.V. , dat door [verdachte] B.V. is overgebracht. Er werd een onderzoek ingesteld naar 10 biogasbedrijven, waaronder de Duitse ontvangers van zaaksdossier 1,2 en 3. Uit de verstrekte antwoorden blijkt dat deze Duitse ontvangers geen van allen zuiveringsslib in hun bedrijf mogen ontvangen en verwerken.
11.
Een geschrift, zijnde een stroomschema bruine eimix (blz. 1798).
12.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [betrokkene 3], d.d. 8 mei 2012, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige (blz. 1722 en 1723):
lk heb 8 opslagbunkers van circa 50 m3 en 2 opslagbunkers van circa 100 m3.