ECLI:NL:RBOVE:2014:1621

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 maart 2014
Publicatiedatum
31 maart 2014
Zaaknummer
08/955754-13(P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door roekeloos rijgedrag

Op 26 april 2013 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de Van Roijensweg (N343) te Bergentheim, waarbij de verdachte, als bestuurder van een BMW, door roekeloos rijgedrag een frontale aanrijding veroorzaakte met twee tegemoetkomende voertuigen, een Opel Corsa en een Peugeot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de inzittenden van beide voertuigen. De verdachte reed met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur en heeft daarbij een dubbele doorgetrokken streep overschreden, waardoor hij op de verkeerde weghelft terechtkwam. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor negen maanden. De rechtbank overwoog dat het gedrag van de verdachte, waaronder slingerend rijgedrag, bijdroeg aan de ernst van de situatie. De slachtoffers hebben als gevolg van het ongeval diverse verwondingen opgelopen, waaronder een gebroken halswervel en andere ernstige letsels. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen, maar oordeelde dat de ernst van het feit een hogere straf rechtvaardigde. De uitspraak werd gedaan op 31 maart 2014.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 08/955754-13(P)
Uitspraak: 31 maart 2014

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden te Zwolle op 30 december 2013 en 17 maart 2014. De verdachte is op 17 maart 2014 verschenen, bijgestaan door mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle. Als officier van justitie was aanwezig mr. S. Leusink.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 april 2013 te Bergentheim, gemeente Hardenberg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, BMW, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, de Van Roijensweg (N 343), roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Van Roijensweg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten en/of (daarbij) niet, althans onvoldoende heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of (daarbij) naar links heeft gestuurd en (vervolgens) in strijd met het bepaalde in artikel 76 lid 1 van voornoemd Reglement de doorgetrokken streep heeft overschreden en/of (daarbij) geheel of gedeeltelijk is terecht gekomen op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomend verkeer en/of (vervolgens) op dat weggedeelte (bestemd voor tegemoetkomend verkeer) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een hem tegemoetkomende personenauto (Opel Corsa) en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een hem tegemoetkomende personenauto (Peugeot) en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor (een) ander(en), te weten [slachtoffer 1] (bestuurder Opel Corsa) en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (allen inzittenden van de Peugeot) zwaar lichamelijk letsel en/of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 26 april 2013 te Bergentheim, gemeente Hardenberg, als bestuurder van een voertuig (personenauto, BMW, kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, van Roijensweg (N343), terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd
niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Van Roijensweg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten en/of (daarbij) niet, althans onvoldoende heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of (daarbij) naar links heeft gestuurd en (vervolgens) in strijd met het bepaalde in artikel 76 lid 1 van voornoemd Reglement de doorgetrokken streep heeft overschreden en/of (daarbij) geheel of gedeeltelijk is terecht gekomen op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomend verkeer en/of (vervolgens) op dat weggedeelte (bestemd voor tegemoetkomend verkeer) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een hem tegemoetkomende personenauto (Opel Corsa) en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in
aanrijding is gekomen met een hem tegemoetkomende personenauto (Peugeot) door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen primair ten laste is gelegd. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat diverse getuigen hebben verklaard over het verkeersgedrag van verdachte, bestaande uit het kort op andere auto’s rijden, het van links naar rechts sturen en het passeren van een doorgetrokken streep wat uiteindelijk heeft geresulteerd in een frontale botsing met twee auto’s. Verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig gereden, waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat het ongeval is ontstaan. Als gevolg van de botsing hebben de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel opgelopen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot het primair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft daarbij opgemerkt dat er sprake was van aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag, echter kan verdachte zich er niets van herinneren.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen [1] , het navolgende.
Op 3 mei 2013 heeft [slachtoffer 1] bij de politie onder meer het volgende verklaard:
“Op vrijdag 26 april 2013, (…), reed ik met de door mij bestuurde personenauto, merk Opel, type Corsa, kleur wit (…), op de weg die, zoals u zegt heet de N343, (…), komende uit de richting van Hardenberg en rijdende in de richting van Kloosterhaar. Ik reed met een snelheid van 80 kilometer per uur rechts op de rijbaan van genoemde weg. Op dat moment naderden mij over deze weg, vanuit de richting Kloosterhaar, meerdere personenauto’s. Toen ik deze personenauto’s reeds zeer dicht genaderd was, (…), kwam er plotseling een donker kleurige/zwarte personenauto, merk BMW uit deze rij zetten. De bestuurder hiervan week, gezien zijn rijrichting, plotseling uit naar links en kwam hierbij op de door mij bereden rijstrook te rijden. Ik probeerde door naar rechts te sturen nog een aanrijding met deze auto te voorkomen. Ik botste echter met de linker voorzijde van het door mij bestuurde voertuig tegen de linker voorzijde van die BMW.(…)” [2]
Op 26 april 2013 heeft [slachtoffer 2] onder meer het volgende bij de politie verklaard:
“Op vrijdag 26 april 2013, (…), reed ik met de door mij bestuurde personenauto, merk Peugeot, kleur grijs (…), op de N343, komende uit de richting van Hardenberg en rijdende in de richting van Kloosterhaar. Ik reed met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur rechts op de rijbaan van genoemde weg. (…) Plotseling zie ik dat de voor mij rijdende Opel Corsa, gezien onze rijrichting een ‘slinger’ maakte naar rechts. Bijna gelijkertijd zie ik een donker kleurige personenauto, merk BMW, rechts op mij afkomen. De bestuurder van deze BMW reed op dat moment links op de rijbaan van de N343 gezien in de rijrichting van Hardenberg/ gezien zijn rijrichting. (…) Ik botste (…) met de voorzijde van de door mij bestuurde auto vol in de rechter zijkant van deze BMW. (…)” [3]
Verdachte heeft op 15 mei 2013 onder meer het volgende bij de politie verklaard:
“Op vrijdag 26 april 2013, (…) reed ik als bestuurder van een personenauto, merk BMW, (…), kleur blauw en voorzien van het kenteken [kenteken], over de provinciale weg de N343 te Bergentheim. (…)” [4]
In het proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse d.d. 10 augustus 2013 is onder meer te lezen dat het ongeval heeft plaatsgevonden op een recht gedeelte van de Van Roijensweg (N343). De hoofdrijbaan had een totaal gemeten breedte van 7 meter en was door middel van twee doorgetrokken as-strepen verdeeld in twee rijstroken. Over de toedracht concluderen de verbalisanten dat de BMW op enig moment op de linker weghelft raakte. Daar botste dit voertuig met de linker voorzijde frontaal tegen de linker voorzijde van de Opel. De BMW roteerde door de stopkracht linksvoor met de Opel linksom en gleed, na de botsing met de Opel, over de linker weghelft in de richting van Hardenberg door. Op deze linker weghelft kwam deze BMW met de rechterzijde in botsing met de voorzijde van de Peugeot. De linker voorzijde van de BMW bevond zich op het moment van de botsing 2,25 meter over de gezien de rijrichting van de bestuurder van de BMW linker as-streep. Dit is 2,55 meter over de weg-as en 2,7 meter over de rechter as-streep. [5]
In de letselrapportages van GGD IJsselland is te lezen dat de betrokkenen als gevolg van het ongeval letsel hebben opgelopen, namelijk:
“Betreft [slachtoffer 1] (…) gebroken halswervel, longkneuzing en kleine klaplong links. (…) Naar verwachting volledig en restloos herstel binnen 6 weken (…)” [6]
“Betreft [slachtoffer 2], (…) Kneuzing van de nek, 2 gebroken ribben (…) kneuzing van de borstkas. (…) Naar verwachting volledig (functioneel) restloos herstel binnen 6 tot 8 weken.(…)” [7]
“Betreft [slachtoffer 3], (…) Gebroken borstbeen en kneuzing van de borstkas (…) kneuzing/verzwikking van de linker enkel. (…) Naar verwachting volledig (functioneel) restloos herstel binnen 6 tot 8 weken. (…)” [8]
“Betreft [slachtoffer 4], (…) (middelzware) hersenschudding. (…) Naar verwachting volledig en restloos herstel binnen 4 weken. (…)” [9]
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen staat omtrent de feiten het volgende vast:
Op 26 april 2013 reed verdachte als bestuurder van een personenauto, te weten BMW met kenteken [kenteken], op de Van Roijensweg N343 te Bergentheim gemeente Hardenberg. De rijbaan was door middel van een dubbele doorgetrokken streep verdeeld in 2 rijstroken. Verdachte heeft naar links gestuurd, heeft met zijn auto de dubbele doorgetrokken streep overschreden en is geheel of gedeeltelijk terecht gekomen op het weggedeelte bestemd voor tegemoetkomend verkeer. Verdachte is vervolgens op dat weggedeelte met zijn auto tegen de hem tegemoetkomende auto, een Opel Corsa, gebotst en vervolgens tegen een hem tegemoetkomende auto, een Peugeot, gebotst. De inzittenden van de Opel Corsa en de Peugeot hebben ten gevolge van de aanrijding letsel opgelopen.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Om tot het oordeel te kunnen komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, bevond verdachte zich direct voorafgaand aan het ongeval met zijn auto geheel of gedeeltelijk op de weghelft bestemd voor het hem tegemoetkomend verkeer en heeft hij daarbij een dubbele doorgetrokken streep overschreden. Vervolgens is hij frontaal op twee auto’s gebotst. Indien een bestuurder van een personenauto, rijdend met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur op een tweebaansweg, niet zoveel mogelijk rechts houdt, maar zonder enige aanleiding zo ver naar links komt dat hij daardoor op de verkeerde weghelft terechtkomt en daar in botsing komt met een tegenligger, is, mede gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, in beginsel sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijden en derhalve van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Dit zou slechts anders kunnen zijn indien er zich een uitzonderlijke omstandigheid heeft voorgedaan, bijvoorbeeld dat verdachte in verontschuldigbare onmacht verkeerde ten tijde van het ongeval. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat zich niets van de toedracht van het ongeval kan herinneren. Hij is - in zijn bewoordingen - een groot deel van de film kwijt en weet niet wat de oorzaak is van het feit dat hij op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer is terecht gekomen. Uit het technisch onderzoek aan de auto van verdachte is naar voren gekomen dat de auto in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud verkeerde en geen gebreken vertoonde die de oorzaak van het ongeval of van invloed op het ontstaan dan wel het verloop ervan zouden kunnen zijn geweest [10] . Gelet op deze uitkomst acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de toestand van de auto van verdachte ten tijde van het ongeval dusdanig was, dat er mogelijk sprake zou kunnen zijn van verontschuldigbare onmacht. Het dossier biedt ook overigens geen aanknopingspunten om verontschuldigbare onmacht aan te nemen.
Daar komt bij dat meerdere getuigen van het ongeval hebben verklaard dat verdachte voorafgaande aan het ongeval slingerend rijgedrag vertoonde. Volgens de getuigen leek het alsof hij de vóór hem rijdende auto’s wilde inhalen. Hoewel verdachte blijkens de bewoordingen van de tenlastelegging slingerend rijgedrag als zodanig niet wordt verweten, overtuigt dit gedrag in samenhang met het vorenstaande de rechtbank er te meer van dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden en is zij dan ook van oordeel dat dit wettig en overtuigend is bewezen, hetgeen schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 oplevert.
Het letsel dat door [slachtoffer 1] is opgelopen, is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW 1994. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het zwaar lichamelijk letsel voldoende blijkt uit het letselrapport, waaruit blijkt dat bij [slachtoffer 1] een klaplong, longkneuzing en gebroken halswervel is geconstateerd. Het door [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] opgelopen letsel is aan te merken als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 26 april 2013 te Bergentheim, gemeente Hardenberg, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, BMW, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de Van Roijensweg (N 343), aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte niet heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en naar links heeft gestuurd en vervolgens in strijd met het bepaalde in artikel 76 lid 1 van voornoemd Reglement de doorgetrokken streep heeft overschreden en daarbij geheel of gedeeltelijk is terecht gekomen op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomend verkeer en vervolgens op dat weggedeelte is gebotst tegen een hem tegemoetkomende personenauto (Opel Corsa) en vervolgens is gebotst tegen een hem tegemoetkomende personenauto (Peugeot) en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel en/of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:
Primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994,
terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel is toegebracht, strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd om verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde een gevangenisstraf voor de duur van zes weken op te leggen en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van negen maanden.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is niet gebaat bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hij heeft zijn rijbewijs nodig voor het zoeken naar een baan. Verdachte is zelf ook bijzonder geschrokken. Een werkstraf en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor een kortere duur dan geëist, is volgens de raadsvrouw passend.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van artikel 6 WVW 1994, waarbij sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, zonder dat sprake was van alcoholgebruik, een taakstraf van 90 uur en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden. In onderhavige zaak zijn twee andere personenauto’s betrokken geraakt waarbij alle inzittenden (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen door het rijgedrag van verdachte. Nadien heeft verdachte nauwelijks de moeite genomen om te informeren naar de toestand van de slachtoffers. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf geen passende sanctie is. Een werkstraf voor de duur van 120 uren – hoewel per saldo een hogere straf dan zoals is geëist door de officier van justitie – acht de rechtbank meer passend. Zoals hiervoor overwogen zijn er meerdere slachtoffers gevallen waarbij van geluk gesproken mag worden dat het bij lichamelijk letsel is gebleven. Ten nadele van de verdachte zal de rechtbank rekening houden met het feit dat verdachte ten tijde van het plegen van het delict in een proeftijd liep van een veroordeling voor een overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank zal daarnaast, gezien de aard en de ernst van het feit, een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 9 december 2013 waaruit de rechtbank is gebleken dat verdachte eerder meermalen met politie en justitie in aanraking is gekomen wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden passend en geboden.

Toegepaste wetsartikelen

De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Beslissing

Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van
120 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De rechtbank ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
negen maanden.
Aldus gewezen door mr. J. de Ruiter-Kok, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onder dossiernummer PL04HB 2013033913, opgemaakt en gesloten op 21 augustus 2013.
2.Proces-verbaal verhoor benadeelde [slachtoffer 1] d.d. 3 mei 2013, pagina 20.
3.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 18 mei 2013, pagina 22, 23.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 15 mei 2013, pagina 11.
5.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, p. 7 en 30
6.Letselrapportage opgemaakt door S.J.Th. Kuijk, forensisch arts, pagina 34, 35, 36.
7.Letselrapportage opgemaakt door S.J.Th. Kuijk, forensisch arts, pagina 40, 41.
8.Letselrapportage opgemaakt door S.J.Th. Kuijk, forensisch arts, pagina 45, 46.
9.Letselrapportage opgemaakt door S.J.Th. Kuijk, forensisch arts, pagina 50, 51.
10.Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, p. 15