Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[verzoeker],
[belanghebbende],
Het procesverloop
om 10.30 uur zijn verschenen:
- de vader, vergezeld van mr. Kieft;
- de moeder, vergezeld van mr. Kanning;
- de heer [G], namens de Raad voor de Kinderbescherming.
De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing
Volgens de Raad is het voor [Naam2] erg moeilijk dat zijn moeder zijn problematiek in zijn ogen niet voldoende serieus neemt en dat zij de opvoeders op wie hij vertrouwt volstrekt afwijst. Hij is dagelijks afhankelijk van hen en voelt zich hier goed bij. Juist voor een jongen als [Naam2], die gezien zijn problematiek extra gebaat is bij goed overleg en een goede samenwerking tussen zijn ouders, is het funest wanneer zij niet op één lijn staan waar het hem en de voor hem uit te stippelen levensweg aangaat. Tot op heden heeft de Raad geen reden om aan te nemen dat vader [Naam2] belangen niet goed behartigt. Moeder is een heel andere mening toegedaan. Mogelijk heeft zij, juist doordat zij al zo lang op afstand functioneert, nog het oude, minder problematische beeld van [Naam2] voor ogen. Op basis daarvan valt het haar niet aan te rekenen dat zij niet goed kan begrijpen wat er allemaal gaande was en is rond [Naam2]. Het is echter spijtig dat zij er niet op kan of wil vertrouwen dat vader niet alleen maar handelt op eigen initiatieven. Hij vaart ook op de adviezen van professionals die nauw betrokken zijn en zijn geweest bij [Naam2], zoals de professionals die werkzaam zijn bij Karakter en bij zijn huidige school.
De Raad adviseert om het verzoek van moeder tot vaststelling van een zorg- en contactregeling tussen haar en [Naam2] af te wijzen. Hoewel het niet expliciet is verzocht, adviseert de Raad om de aan vader opgelegde informatieverplichting te handhaven.
Wat betreft de gezagsvoorziening adviseert de Raad om het verzoek van vader om hem met het eenhoofdig gezag over de minderjarige kinderen van partijen te belasten, toe te wijzen.
Moeder wil continuering van de huidige gezagsvoorziening. Als vader moeder niet informeert, dan is er alleen nog het gezamenlijk gezag. Moeder stelt zelf contact te hebben opgenomen met behandelaars van [Naam2] en met school. Zonder gezamenlijk gezag kan zij niet zelfstandig informatie inwinnen bij artsen of school.
Moeder wil graag op afstand betrokken blijven. Er wordt veel beweerd door vader, maar het wordt niet onderbouwd.
[Naam1] (16) en [Naam2] (13) ervaren hun moeder als een ouder op grote afstand, zowel in praktische als emotionele zin. Zij groeien al geruime tijd op bij hun vader. Sinds 2010 is er geen structureel contact meer met hun moeder. Beide jongens hebben uitdrukkelijk te kennen gegeven hierin geen verandering aan te willen brengen. [Naam1] wil niets meer met zijn moeder, hij is er “klaar mee”. Bij [Naam2] is er op dit moment en ook in de nabije toekomst, geen ruimte voor contact met zijn moeder.
Wanneer contact wel opgelegd zou worden, leidt dit tot veel onrust, angst en spanning bij [Naam2], nog meer dan bij kinderen die niet te kampen hebben met een stoornis. Dit kan zijn functioneren en zijn verdere ontwikkeling ernstig verstoren op verschillende terreinen.
Gelet op de leeftijd van [Naam1], bijna 17, en zijn weerstand tegen contact met moeder, alsmede de te verwachten negatieve gevolgen voor [Naam2] bij contact bij moeder, is de kinderrechter van oordeel dat vaststelling van een omgangsregeling tussen moeder en de kinderen, niet in hun belang is te achten. Moeders verzoek daartoe dient derhalve te worden afgewezen.
H.-J. van der Woude als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2014.