ECLI:NL:RBOVE:2014:1522

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 februari 2014
Publicatiedatum
25 maart 2014
Zaaknummer
C/08/136229 / FA RK 13-376
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wijziging van gezagsvoorziening en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 24 februari 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de gezagsvoorziening en vaststelling van een omgangsregeling tussen de ouders van twee minderjarige kinderen. De vader, verzoeker, had verzocht om toekenning van eenhoofdig gezag over de kinderen, terwijl de moeder, belanghebbende, een omgangsregeling wilde vaststellen. De vader heeft al geruime tijd zelfstandig beslissingen genomen over de kinderen, zonder dat de moeder daarin een rol speelt. De moeder heeft zich afzijdig gehouden in het belang van de kinderen en accepteert haar rol als moeder op afstand.

De kinderrechter heeft de standpunten van beide partijen gehoord en de inhoud van eerdere tussenbeschikkingen in aanmerking genomen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapportage aangegeven dat de kinderen, met name de oudste, geen contact meer willen met hun moeder. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek van de vader om eenhoofdig gezag niet in het belang van de kinderen is, omdat er geen communicatie tussen de ouders plaatsvindt en de vader al zelfstandig beslissingen neemt. De moeder heeft geen actieve rol in de opvoeding van de kinderen en de kinderrechter achtte het niet in het belang van de kinderen om het gezag te wijzigen.

Daarnaast heeft de kinderrechter het verzoek van de moeder om een omgangsregeling afgewogen. Gezien de leeftijd van de kinderen en hun duidelijke wensen om geen contact met de moeder te hebben, heeft de kinderrechter ook dit verzoek afgewezen. De kinderrechter heeft de informatieverplichting van de vader gehandhaafd, zodat de moeder toegang heeft tot noodzakelijke informatie over de kinderen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en kan door de betrokken partijen worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Team jeugdrecht
zaaknummer: C/08/136229 / FA RK 13-376 (hjw)
beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel d.d. 24 februari 2014
inzake

[verzoeker],

verder de vader te noemen,
wonende te [woonplaats],[adres],
verzoeker,
advocaat: mr. M. Kieft,
en

[belanghebbende],

verder de moeder te noemen,
wonende te [woonplaats], [adres],
belanghebbende,
advocaat: mr. M.A. Kanning.

Het procesverloop

Bij op 19 maart 2013 ter griffie ingekomen verzoekschrift met bijlagen heeft de vader verzocht om toekenning van het eenhoofdig gezag.
Bij op 13 mei 2013 ingekomen verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek, heeft moeder verzocht om vaststelling van een omgangsregeling met de minderjarige kinderen van partijen.
Op 24 juli 2013 heeft de kinderrechter in deze zaak een tussenbeschikking gegeven.
Op 13 december 2013 is een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming ter griffie ingekomen.
Op 15 januari 2014 heeft mr. Kieft aanvullende stukken in het geding gebracht.
De zaak is voortgezet behandeld ter zitting van 3 februari 2014.
om 10.30 uur zijn verschenen:
- de vader, vergezeld van mr. Kieft;
- de heer [G], namens de Raad voor de Kinderbescherming.
om 12.00 uur zijn verschenen:
  • de moeder, vergezeld van mr. Kanning;
  • de heer [G], namens de Raad voor de Kinderbescherming.
De standpunten zijn toegelicht. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De beschikking is bepaald op heden.

De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

1.
De inhoud van voormelde tussenbeschikking geldt als hier herhaald en ingelast.
2.
In zijn rapport van 12 december 2013, ingekomen ter griffie op 13 december 2013, schrijft de Raad voor de Kinderbescherming (verder ook: de Raad), onder meer het navolgende. [Naam1] heeft de Raad te kennen gegeven niets meer met zijn moeder te willen. Hij heeft niet expliciet te kennen gegeven wat hij vindt van de kwestie gezamenlijk gezag versus eenhoofdig gezag door vader. Uit zijn nadrukkelijke uiteenzetting bij de kinderrechter en uit het feit dat hij beslist niet wil dat de Raad met hem spreekt, omdat volgens hem alles gezegd is, valt op te maken dat hij niet wil dat zijn moeder nog een rol van betekenis speelt in zijn leven. Gezamenlijk gezag past daar volgens hem waarschijnlijk niet (meer) bij. Hij geeft ook geen toestemming aan zijn huisarts om medische informatie aan zijn moeder te verstrekken. [Naam1] is ruim 16 jaar oud en de Raad ziet geen aanleiding om tegen zijn standpunt met betrekking tot het gezag in te gaan.
Volgens de Raad is het voor [Naam2] erg moeilijk dat zijn moeder zijn problematiek in zijn ogen niet voldoende serieus neemt en dat zij de opvoeders op wie hij vertrouwt volstrekt afwijst. Hij is dagelijks afhankelijk van hen en voelt zich hier goed bij. Juist voor een jongen als [Naam2], die gezien zijn problematiek extra gebaat is bij goed overleg en een goede samenwerking tussen zijn ouders, is het funest wanneer zij niet op één lijn staan waar het hem en de voor hem uit te stippelen levensweg aangaat. Tot op heden heeft de Raad geen reden om aan te nemen dat vader [Naam2] belangen niet goed behartigt. Moeder is een heel andere mening toegedaan. Mogelijk heeft zij, juist doordat zij al zo lang op afstand functioneert, nog het oude, minder problematische beeld van [Naam2] voor ogen. Op basis daarvan valt het haar niet aan te rekenen dat zij niet goed kan begrijpen wat er allemaal gaande was en is rond [Naam2]. Het is echter spijtig dat zij er niet op kan of wil vertrouwen dat vader niet alleen maar handelt op eigen initiatieven. Hij vaart ook op de adviezen van professionals die nauw betrokken zijn en zijn geweest bij [Naam2], zoals de professionals die werkzaam zijn bij Karakter en bij zijn huidige school.
De Raad adviseert om het verzoek van moeder tot vaststelling van een zorg- en contactregeling tussen haar en [Naam2] af te wijzen. Hoewel het niet expliciet is verzocht, adviseert de Raad om de aan vader opgelegde informatieverplichting te handhaven.
Wat betreft de gezagsvoorziening adviseert de Raad om het verzoek van vader om hem met het eenhoofdig gezag over de minderjarige kinderen van partijen te belasten, toe te wijzen.
3.
Tijdens de afzonderlijke behandelingen op 3 februari 2014 hebben partijen hun reeds eerder ingenomen standpunten, gehandhaafd. Vader heeft nog verzocht om de informatieplicht voor [Naam1] te laten vervallen en die van [Naam2] te beperken, in die zin dat er geen foto’s van hem naar moeder worden gestuurd.
Moeder wil continuering van de huidige gezagsvoorziening. Als vader moeder niet informeert, dan is er alleen nog het gezamenlijk gezag. Moeder stelt zelf contact te hebben opgenomen met behandelaars van [Naam2] en met school. Zonder gezamenlijk gezag kan zij niet zelfstandig informatie inwinnen bij artsen of school.
Moeder wil graag op afstand betrokken blijven. Er wordt veel beweerd door vader, maar het wordt niet onderbouwd.
4.
De kinderrechter is, anders dan de Raad, van oordeel dat vaders verzoek om hem met het eenhoofdig gezag over de minderjarige kinderen van partijen te belasten, dient te worden afgewezen. Van een klem of verloren raken van de minderjarige kinderen tussen ouders is geen sprake. Partijen communiceren niet met elkaar over zaken betreffende hun minderjarige kinderen. Vader neemt al langere tijd zelfstandig de beslissingen over de minderjarige kinderen van partijen, zonder dat hij daarin door moeder wordt belemmerd. Niet of onvoldoende is aannemelijk gemaakt dat bij voortzetting van de huidige gezagsvoorziening daar opeens verandering in zal komen. Te meer, daar moeder tijdens de behandeling ter zitting te kennen heeft gegeven dat zij vader in zijn rol laat. Wijziging van het gezag is ook anderszins niet in het belang van de minderjarige kinderen te achten. Moeder houdt zich al geruime tijd afzijdig in het belang van de kinderen en zij accepteert haar rol als moeder op afstand. Van een voortgezet gezamenlijk gezag behoeven de kinderen dan ook geen nadelige gevolgen te ondervinden. Voor moeder betekent dat, dat zij dan niet alleen afhankelijk is van de informatie die vader haar verstrekt. Zij kan van rechtswege als gezaghebbende ouder zelfstandig informatie over de minderjarige kinderen opvragen bij personen en instanties (arts, school etc.) die op professionele wijze bij hen zijn betrokken en deze personen en instanties dienen haar die informatie dan ook te verstrekken. De kinderen hebben te kennen gegeven dat zij niet willen dat vader informatie over hen aan moeder verstrekt. Echter, de kinderrechter is van oordeel dat moeders belang bij -periodieke- informatie over hen dient te prevaleren boven hun belang bij geen informatieverstrekking aan haar. Het is zinvol dat op de momenten dat vader informatie aan moeder dient te verstrekken, conform de bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 23 juli 2013 aan hem opgelegde informatieverplichting, hij dat buiten de kinderen om doet en hen daarmee niet onnodig belast.
5.
Wat betreft moeders verzoek om vaststelling van een zorg- en contactregeling met [Naam1] en [Naam2], overweegt de kinderrechter het navolgende.
[Naam1] (16) en [Naam2] (13) ervaren hun moeder als een ouder op grote afstand, zowel in praktische als emotionele zin. Zij groeien al geruime tijd op bij hun vader. Sinds 2010 is er geen structureel contact meer met hun moeder. Beide jongens hebben uitdrukkelijk te kennen gegeven hierin geen verandering aan te willen brengen. [Naam1] wil niets meer met zijn moeder, hij is er “klaar mee”. Bij [Naam2] is er op dit moment en ook in de nabije toekomst, geen ruimte voor contact met zijn moeder.
Wanneer contact wel opgelegd zou worden, leidt dit tot veel onrust, angst en spanning bij [Naam2], nog meer dan bij kinderen die niet te kampen hebben met een stoornis. Dit kan zijn functioneren en zijn verdere ontwikkeling ernstig verstoren op verschillende terreinen.
Gelet op de leeftijd van [Naam1], bijna 17, en zijn weerstand tegen contact met moeder, alsmede de te verwachten negatieve gevolgen voor [Naam2] bij contact bij moeder, is de kinderrechter van oordeel dat vaststelling van een omgangsregeling tussen moeder en de kinderen, niet in hun belang is te achten. Moeders verzoek daartoe dient derhalve te worden afgewezen.
6.
De kinderrechter ziet geen aanleiding voor een veroordeling van vader in de proceskosten, zoals door moeder is verzocht. Hij zal de proceskosten compenseren nu partijen een affectieve relatie hebben gehad en de procedure de gezagsvoorziening en de omgang van de hieruit geboren minderjarige kinderen betreft.
De beslissing
De kinderrechter:
Wijst af het verzoek van vader tot wijziging van de gezagsvoorziening.
Wijst af het verzoek van moeder tot vaststelling van een omgangsregeling.
Handhaaft de bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 24 juli 2013 aan vader opgelegde informatieverplichting.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.M.B. Elferink, in tegenwoordigheid van
H.-J. van der Woude als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2014.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de Raad voor de Kinderbescherming te Almelo en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door die raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden.