ECLI:NL:RBOVE:2014:146

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 januari 2014
Publicatiedatum
13 januari 2014
Zaaknummer
07.730740-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vader en zoon wegens geweld tegen politiemensen in Steenwijk

Op 13 januari 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader en zoon, die beschuldigd werden van geweld tegen politiemensen in Steenwijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten op 25 augustus 2013, tijdens een caféruzie, openlijk geweld hebben gepleegd tegen agenten van de regiopolitie IJsselland. De verdachten hebben zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van hoofdagent [slachtoffer 1], die daarbij letsel heeft opgelopen, waaronder een gebroken neus. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn de verdachten veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachten. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding is vastgesteld op € 1.500 voor [slachtoffer 1], € 600 voor [slachtoffer 2], € 700 voor [slachtoffer 4] en € 600 voor [slachtoffer 3]. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling aan de Staat ter waarborging van de schadevergoeding aan de slachtoffers. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van politieagenten in de uitoefening van hun functie en de gevolgen van geweld tegen hen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Strafkamer te Zwolle
Parketnummer: 07.730740-13
Uitspraak: 13 januari 2014

Vonnis in de strafzaak van:

het openbaar ministerie

tegen

[verdachte 2],

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2013. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.H. Broeksema, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. S. Leusink, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd. Daarnaast dient verdachte zich te houden aan de algemene voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd de toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1],[slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met daarbij oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 augustus 2013, te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, en/althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] (hoofd)agent(en) van/bij de regiopolitie Ijsselland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- (met (zeer) veel kracht) meermalen die [slachtoffer 1] in/op/tegen het gezicht/hoofd

heeft geslagen en/of gestompt en/of

- (met (zeer) veel kracht) (meermalen) die [slachtoffer 1] bij de keel/hals heeft gegrepen en/of de keel/hals heeft dichtgeknepen (gehouden) en/of
- (met (zeer) veel kracht) die [slachtoffer 1] (van achteren) bij/om de nek/keel heeft (vast)gegrepen en/of (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] werd omstrengeld) (met (zeer) veel kracht) (op) die [slachtoffer 1] heeft (in)geslagen en/of gestompt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 25 augustus 2013, te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de "Woldpromenade", in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit
- (met (zeer) veel kracht) meermalen die [slachtoffer 1] in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (met (zeer) veel kracht) (meermalen) die [slachtoffer 1] bij de keel/hals heeft gegrepen en/of de keel/hals heeft dichtgeknepen (gehouden) en/of
- (met (zeer) veel kracht) die [slachtoffer 1] (van achteren) bij/om de nek/keel heeft (vast)gegrepen en/of (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] werd omstrengeld) (met (zeer) veel kracht) (op) die [slachtoffer 1] heeft (in)geslagen en/of gestompt waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 1] een (of meermalen) in/op/tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (gebroken neus en/of gescheurde wenkbrauw en/of diverse blauwe plekken en/of zwellingen) voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 25 augustus 2013, te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de "Woldpromenade", in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] en/of[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] tijdens zijn/haar/hun functie van de regiopolitie IJsselland, welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
- aanvallen van en/of indringen op die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 4]

en/of die [slachtoffer 1] en/of

- aannemen van een gevechtshouding tegenover die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 1] en/of
- kapot trekken/scheuren van de kleding van die [slachtoffer 3] en/of
- duwen/gooien van die [slachtoffer 3] tegen/op de ingang van het café ([café])

en/of

- (telkens) inlopen op die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 1] (zulks terwijl die politieambtena(a)r(en) geen mogelijkheid had(den) om weg te komen) en/of daarbij luid schreeuwden/scandeerden "vieze kankerlijkers laat ons naar binnen dan schop ik ze dood" en/of "wat wil jij nou doen dan, ook jou sla ik dood" en/of
- gooien met/van een fiets op/tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 4] en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen in/op/tegen het (gehele) lichaam van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2]

art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

BEWIJS

De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de politieambtenaren [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] tijdens de inzet bij een caféruzie buiten door een groep personen zijn belaagd en daarbij zijn geconfronteerd met ernstige en langdurige agressieve uitingen waaraan zij zich niet konden onttrekken omdat zij door de groep waren ingesloten en met hun rug tegen de voorgevel van [café] stonden.
De rechtbank stelt voorts vast dat hoofdagent [slachtoffer 1] op enig moment in de groep is getrokken en daar vervolgens door een viertal personen op ernstige wijze is mishandeld waarbij zijn neus is gebroken en waarbij hij ook ander letsel heeft opgelopen, waaronder striemen in de nek.
De raadsman van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van de tegen de politieambtenaren [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] gepleegde openlijke geweldpleging alsmede van het medeplegen van de poging tot zware mishandeling van hoofdagent [slachtoffer 1] dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat er sprake is van een persoonsverwisseling. Verbalisanten hebben immers verklaard over een persoon met veel zichtbare verwondingen terwijl op de foto’s van verdachte die kort na zijn aanhouding zijn gemaakt (dossierpagina‘s 110 en 111) geen verwondingen zijn te zien, zo stelt de raadsman. Bovendien was zijn cliënt niet de enige persoon die toen een roze blouse aan had.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweeg hiertoe als volgt.
Het geheel aan bewijsmiddelen overziend, waaronder enerzijds de belastende verklaringen van de verbalisanten [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 2] en [verbalisant] en anderzijds de verklaring van verdachte zelf, is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat het wel degelijk verdachte was die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde gewelddadige gedragingen.
De verdachte maakte deel uit van de groep die de agenten belaagde en verdachte heeft zelf ook op actieve wijze deelgenomen aan de gewelddadige gedragingen in de richting van hoofdagent [slachtoffer 1].
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de door de verbalisanten gedane herkenning van verdachte zoals deze is vastgelegd in de verschillende ambtsedig opgemaakte processen-verbaal. Bovendien is door de verbalisant [verbalisant] verklaard dat hij zag dat de man met de roze blouse die een tatoeage had op zijn borst en die geweld had gebruikt, waarvan later door de verbalisanten wordt gesteld dat dat [verdachte 2] is, richting de shoarmatent [shoarmatent] liep samen met een medeverdachte en dat hij zag dat zijn collega’s [slachtoffer 3], [verbalisant] en [slachtoffer 4] achter hen aangingen. [verbalisant] heeft verklaard dat hij kort hierna via de portofoon kreeg te horen dat zijn collega’s aanhoudingen hadden verricht in de shoarmatent. Hieruit volgt dat de verbalisanten de verdachte hebben gevolgd en een aanhouding hebben verricht. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij, als degene die op die bewuste avond een roze blouse aanhad, een tatoeage op zijn borst heeft, hetgeen overeenkomt met de verklaring van [verbalisant]. Dat sprake is geweest van een persoonsverwisseling is niet aannemelijk geworden.
De omstandigheid dat op de kort na zijn aanhouding gemaakte foto’s van verdachte geen duidelijk zichtbare verwondingen zijn te zien maakt niet dat in een eerder stadium geen verwondingen bij verdachte te zien zijn geweest. Hierbij neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat de kwaliteit van de foto’s en de zichtbaarheid van verdachte daarop niet goed is.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde subsidiair op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een poging maar van een voltooid delict. De rechtbank volgt dit verweer evenmin nu uit de letselverklaring met betrekking tot het bij hoofdagent [slachtoffer 1] geconstateerde letsel niet is gebleken dat zicht op volkomen genezing niet aanwezig is en het letsel ook niet van dien aard is dat het naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangeduid.
Voorts heeft de raadsman gesteld dat verdachte niet kan worden veroordeeld voor feit 2 voor openlijk geweld plegen tegen [slachtoffer 1], indien er ook een veroordeling zou volgen voor feit 1, hetgeen ook betrekking heeft op geweld tegen [slachtoffer 1]. De rechtbank verwerpt dit verweer, aangezien het geweld zoals onder 1 ten laste is gelegd op ander moment ziet dan het geweld zoals onder 2 is ten laste gelegd.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1
primair.
hij op 25 augustus 2013, te Steenwijk, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd[slachtoffer 1] hoofdagent bij de regiopolitie IJsselland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- met zeer veel kracht meermalen die [slachtoffer 1] tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en gestompt en
- met (zeer) veel kracht (meermalen) die [slachtoffer 1] bij de keel heeft gegrepen en/of de keel heeft dichtgeknepen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 25 augustus 2013, te Steenwijk, met anderen, op of aan de openbare weg, de "Woldpromenade", openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] en[slachtoffer 2]en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] tijdens hun functie van de regiopolitie IJsselland, welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
- aanvallen van en indringen op die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 1] en
- aannemen van een gevechtshouding tegenover die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 1] en
- kapot trekken/scheuren van de kleding van die [slachtoffer 3] en
- duwen/gooien van die [slachtoffer 3] tegen de ingang van het café ([café]) en
- (telkens) inlopen op die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 1] (zulks terwijl die politieambtenaren geen mogelijkheid hadden om weg te komen) en daarbij luid schreeuwden/scandeerden "vieze kankerlijers laat ons naar binnen dan schop ik ze dood" en/of "wat wil jij nou doen dan, ook jou sla ik dood" en
- gooien met een fiets tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] en
- slaan en stompen tegen het (gehele) lichaam van die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2].
Van het 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

Strafbaarheid VAN HET FEIT

Het bewezen verklaarde levert op:
1
primair:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen,
strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

motivering van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging gericht tegen een viertal politieagenten en dat hij heeft deelgenomen aan de poging tot zware mishandeling van één van deze politieagenten.
Deze feiten zijn tegen de politieagenten gepleegd gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
Verdachte heeft door zijn handelwijze niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de politieagenten door hen pijn en letsel toe te brengen, maar heeft ook blijk gegeven van minachting voor deze functionarissen, waardoor tevens het openbaar gezag werd aangetast.
Functionarissen werkzaam in het publieke domein ten dienste van de burger, hoeven zich een dergelijke handelwijze niet te laten welgevallen en verdienen naar het oordeel van de rechtbank extra bescherming tegen agressieve of gewelddadige bejegening. Gelet hierop ligt een verhoging van de straf in de rede.
Blijkens de door de verbalisanten ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen heeft het voorval zeer ingrijpende gevolgen voor hen gehad. Daarnaast heeft het handelen van verdachte ook de gevoelens van onveiligheid in uitgaansgebieden bevorderd. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank heeft in het kader van de strafoplegging echter ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van een reclasseringsrapport over de persoon van verdachte d.d. 9 december 213 waarin geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, de gedragsinterventie alcohol en geweld en als algemene voorwaarde reclasseringstoezicht.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de inhoud van het uittreksel justitiële documentatie d.d. 4 november 2013 waaruit blijkt dat verdachte geen relevante strafrechtelijke documentatie heeft.
De rechtbank acht alles afwegende termen aanwezig om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan een deel in voorwaardelijke vorm met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd.
De beslissing van de rechtbank berust, naast de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Vorderingen benadeelde partijen

Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 primair)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 1.500,-- gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.500,--.
De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de benadeelde partij[slachtoffer 2] (feit 2)
De benadeelde partij[slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 600,-- gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij[slachtoffer 2] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 600,-.
De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 700,-- gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 700,--. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 600,-- gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 600,--.
De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

Beslissing

Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 maanden.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot
5 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren:
- aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast wanneer de verdachte gedurende een proeftijd van twee jaren de volgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat:
- de verdachte zich op eerste uitnodiging van de reclassering aldaar zal melden en zich vervolgens zal blijven melden zo frequent als reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- de verdachte gedurende de proeftijd zal deelnemen aan de gedragsinterventie GI-GGZ Alcohol en geweld aangeboden door Tactus verslavingszorg, of soortgelijke instelling waarbij de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan de verdachte zullen worden gegeven.
Waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 primair):
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], domicilie kiezend te Zwolle, van een bedrag van € 1.500,-- (zegge: vijftienhonderd euro).
Verdachte is naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover verdachte en/of een van zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan deze verplichting dan komt de andere daarmee te vervallen.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.500,--, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij[slachtoffer 2] (feit 2):
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij[slachtoffer 2], domicilie kiezend te Zwolle, van een bedrag van € 600,-- (zegge: zeshonderd euro).
Verdachte is naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover verdachte en/of een van zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan deze verplichting dan komt de andere daarmee te vervallen.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 600,--, ten behoeve van het slachtoffer[slachtoffer 2], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij[slachtoffer 2] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij[slachtoffer 2], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 2):
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], domicilie kiezend te Zwolle, van een bedrag van € 700,-- (zegge: zevenhonderd euro).
Verdachte is naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover verdachte en/of een van zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan deze verplichting dan komt de andere daarmee te vervallen.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 700,--, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2):
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], domicilie kiezend te Zwolle, van een bedrag van € 600,-- (zegge: zeshonderd euro).
Verdachte is naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover verdachte en/of een van zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan deze verplichting dan komt de andere daarmee te vervallen.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 600,--, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mrs. M. Ferschtman en Y. Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 januari 2014.
Mr. M. Ferschtman voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.